Artsen steeds openlijker tegenover kankerpatiënt ubliek Leidse VVV-wegwijzers wijzen vaak verkeerde kant uit Leidenaar Wesseling: „Gewoon krankzinnig. Dat is nu al meer dan een jaar zo" VVV-directeur Dekker: ,Je kunt ze elke dag goed zetten, 's Avonds is het toch weer mis" Behoefte aan voorlichting is groot PAGINA 4 VARIA VRIJDAG 24 AUGUSTUS l^jj door Sjak Jansen Elke ochtend, steevast om tien uur, ga ik de stad en regio in, op zoek naar mensen en dingen voor deze rubriek. Tips en wensen voor "Publiek", kunt u tot klok slag tien aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 215. Schriftelijke reacties zijn ook zeer welkom. utL Leidenaar C.J. Wesseling, Burggravenlaan 85 belde deze week. Hij wilde het eens hebben over de voor voetgangers bestemde wegwijzers van de VW. Die witte palen met latjes er aan, die in de richting van de Leidse toeristische attracties dienen te wijzen. Je treft die wijzers onder meer aan op de Blauwpoortsbrug en de Beestenmarkt, op de hoeken Lange Mare-Haarlemmerstraat en Rapenburg-Noordeinde en op de Breestraat ter hoogte van het stadhuis. Wijzers waaraan de heer Wesseling (78) zich naar zijn zeggen groen en geel ergert. „Veel van die latjes wijzen de verkeerde kant uit. Belachelijk. Dat in een grote stad als Leiden. Gewoon krankzinnig! Dat is nu al meer dan een jaar zo. Twee keer ben ik bij de VW wezen vragen die wijzers goed te zetten. Maar zonder resultaat." Verwarring op de Blauwpoortsbrug: een toerist probeert wijs te worden uit e Kerkepad Ter verduidelijking: Wesseling is iemand die zich nogal be kommert om Leiden. Een man die zijn hart aan de sleu telstad heeft verpand. Niet zo verwonderlijk dus dat Wes seling afgelopen zaterdag present was op de Kerkepad- dag. Een in Leiden georgani seerd evenement, dat vele belangstellenden van heinde en verre naar de Leidse bin nenstad lokte en morgen we derom zal worden gehouden. Ofschoon hij Leiden als zijn broekzak kent, werd hij za terdag als nog nooit tevoren met die wijzers geconfron teerd. Hij stond bij het stad huis, toevallig bij de wijzers en bemerkte dat de wijzer naar het museum voor geolo gie (dat ook op de Kerkepad- route lag) verkeerd stond. „Ik heb daar een tijdje gestaan om mensen die zich door die wijzer lieten leiden -en dat waren er nogal wat- op ande re gedachten te brengen. Maar ja, ik had er de hele dag wel kunnen staan. Er zullen er dan ook wel heel wat ver keerd zijn gelopen. Een groot schandaal!" Machteloos WV-directeur R. Dekker geeft desgevraagd toe ook tegen de wijzers voor voetgangers aan te hikken. „Je kunt ze wel el ke dag goed zetten, maar het helpt geen zier 's avonds staan ze weer verkeerd. Wij staan machteloos wat dat be treft. Momenteel bezinnen we ons op andere wegwijzers. Verrekte stevige, die niet zo gemakkelijk aan vandalisme ten prooi zullen vallen." „Er zal echter nog wel een tijdje overheen gaan, eer we het juiste materiaal hebben ge vonden. Ik geef toe dat we de wijzers zoals ze er nu bij staan, liever kwijt zijn. Ze stammen van ver voor mijn tijd. Dan praten we over 1960, die kan ten uit." „Ja, voor mij mag de gemeente die wijzers vandaag nog uit de grond trekken. Het is een ho peloze ellende. Maar aan de andere kant zeg ik: de VW is makkelijk te vinden. Laten de mensen, in plaats van op die wegwijzers af te gaan, zich dus tot ons wenden." Schande De heer Wesseling toont zich bepaald niet tevreden met dit antwoord. „Die wijzers had den al een jaar weg kunnen wezen. Ik vind het geen stijl Leiden zo te schande te zet ten. Laten ze die wijzers met de kraakwagen meegeven. Een wijzer, die de verkeerde kant uitwijst, heeft geen en kele waarde. Je hebt er net zo veel aan als aan een klok zon der wijzers: niks dus." Terloops verklaart Wesseling dat men hem wel eens vraagt waarom hij zo veel kankert. „Maar dat doe ik helemaal niet. Ik maak opmerkingen, geen aanmerkingen. Tussen die twee woorden zit een groot verschil. Ze zeggen wel eens van 'Oh daar heb je die Wesseling weer', maar dat is ten onrechte. Ik maak uitslui tend propaganda voor Lei den, niet voor mezelf." Om dat laatste kracht bij te zet ten past Wesseling er voor op de foto te gaan. Hij zegt er stellig van overtuigd te zijn dat men niet meer bij de tijd is. „Men kankert maar over wat er allemaal niet is, maar er wordt met geen woord gerept over wat er allemaal wél is." Organiseren Terugkomend op de Kerkepad- dag doet Wesseling zijn be klag over het feit dat „men in Leiden niet organiseren kan." Ter illustratie doet hij kond van een andere belevenis op de afgelopen Kerkepad-dag. „Ik was op het Rapenburg en wilde naar de Pieterskerk. Om bij de ingang tegenover de Herensteeg te komen nam ik dus de Kloksteeg. Kom ik voor die ingang: staat er een bordje met de tekst: 'Ingang aan de voorzijde'. Moest ik weer helemaal terug. Had men daar nou niet voor kun nen waarschuwen?" Waar men zich al niet druk over kan maken. Wesseling: „Goed, dat zeggen er wel meer. Maar er moet toch ie mand zijn, die zijn mond open doet. De meerderheid houdt altijd zijn mond. Daar wens ik me niet bij aan te sluiten!" Dekker: "Zoals de wijzers er nu bij staan, zijn we ze liever kwijt". In 1977 werd aan 699 Amerikaanse me- disch-specialisten gevraagd wat zij de juiste houding tegenover kankerpa tiënten vonden: de feiten vertellen of verzwijgen. Van de 264 artsen die de vragenlijst invulden en opstuurden vond 97 procent dat openheid dé beste opstelling is. Bij een vergelijkbaar on derzoek in 1961 vond 90 procent van een groep artsen dat geslotenheid de juiste houding is. In beide gevallen beroepen de artsen zich op hun klinische erva ring en het merendeel geloofde niet dat enig onderzoek hun mening nog kon veranderen. De groep artsen van '77 blijkt nog stelli ger overtuigd te zijn van de juistheid van hun opstelling dan de groep van '61. In 1977 vonden alle artsen (betrok ken bij het onderzoek) dat de patiënt het recht heeft om te weten wat hij mankeert. De gemiddelde leeftijd van de artsen bij het laatste onderzoek was 37 jaar (1961: 50 jaar). Ze waren onderverdeeld in de specialisaties: interne geneeskunde, kindergeneeskunde, vrouwenziekten, chirurgie, huisartsgeneeskunde, radio logie (bestraling) en oncologie (kanker specialisme). De groep artsen die reageerde, was vol gens de onderzoekers een tamelijk goe de doorsnee van de artsen die in een ziekenhuis te vinden zijn. Tussen de specialisaties bleken weinig verschillen te bestaan over de houding. Alleen de kinderartsen zijn eerder ge neigd de diagnose kanker te verzwij gen. De leeftijd blijkt voor artsen ook één van de belangrijkste factoren te zijn bij de beoordeling van het wel of niet vertel len. Andere factoren zijn: de uitgespro ken wil van de patiënt om te horen wat hij mankeert, emotionele stabiliteit en intelligentie. De onderzoekers wijzen op enige leemten in hun onderzoek. Zo weten ze bijvoor beeld niet met welke woorden artsen hun patiënten vertellen dat ze kanker hebben. Het is niet uitgesloten dat vaak verhullende termen gebruikt worden, zoals tumor en wildgroei. Het onder zoek onthult niet hoe artsen met hun patiënten omgaan. De onderzoekers pleiten voor precieze richtlijnen, want ze vragen zich af of iemand uit de losse hand kan bepalen wat hij moet vertellen, wanneer en op welke wijze. Om deze richtlijnen te kunnen opstellen is meer psycholo gisch onderzoek noodzakelijk. De Leidse hoogleraar Zwaveling gelooft niet dat precieze richtlijnen gegeven kunnen worden, ook niet wanneer er veel onderzoek gedaan zal zijn. Volgens hem is de benadering toch steeds zeer individueel. (Van onze redactie volksgezondheid) DEN HAAG - Tegenwoordig verdwijnen er veel taboes, ook in de gezondheidszorg. Zo gaat het ook met het taboe dat in sterke mate rustte op „kanker". Langzaam maar zeker, zo concludeerde de Stichting Bio-Wetenschappen en Maatschappij uit diverse bronnen, worden de aandui dingen „K" en „een ontsteking" vervangen door de be grippen „kanker" en „kwaadaardig gezwel". Een onderzoek in de Verenigde Staten maakte duidelijk hoe groot de veranderingen zijn, die zich de laatste 20 jaar voltrokken rond deze aandoening. Aan een groep artsen, allen werkzaam bij universiteitsklinieken, werd ge vraagd of ze vonden dat patiënten moet worden verteld dat ze kan ker hebben. Liefst 97 procent meende dat men open moet zijn tegenover kankerpatiënten. Een vergelijkbaar onderzoek in 1961 wees uit dat 90 procent van de toen ondervraagde artsen vond dat men niéts moest vertellen over die aandoening. Een zeer opmerkelijke ommekeer. Des te opmerkelijker is dat de meeste artsen bij het onderzoek in '61 zeer overtuigd waren van de juistheid van hun houding. Het zelfde geldt voor de artsen die onlangs werden onder vraagd. Zowel de artsen die in '61 bij het onderzoek betrokken waren, als die in '77 meededen, baseren hun houding op hun eigen medische (klinische) ervaring en niet op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Dit komt omdat er nauwelijks onderzoek gedaan is op dit gebied, maar ook omdat artsen hun klinische ervaring in 't algemeen hoog aanslaan. Vreeswekkend waas Ook in Nederland - zo is de indruk - zijn artsen steeds openlijker te genover kankerpatiënten. De Leidse hoogleraar prof. dr. A. Zwaveling (chirurg, gespeciali seerd in de behandeling van kan kerpatiënten) gaat ervan uit dat elke volwassene die een bepaalde ziekte heeft, het recht heeft om te weten om welke aandoening het gaat. Kanker dient volgens Zwaveling hierop geen uitzondering te ma ken. Alleen wanneer er openlijk over gesproken wordt zal het tot iedereen kunnen doordringen dat ook bij kanker in een groot aantal gevallen genezing moge lijk is. Vroeger werd angstvallig verzwe gen dat de patiënt kanker had. Genas de patiënt, dan was hij ge nezen van een ontsteking. Stierf hij daarentegen dan dachten alle mensen uit de omgeving van de patiënt meteen aan kanker. Op die manier werden genezingen van kanker niet bekend en werd de ziekte gehuld in een zeer vreeswekkend waas. Soms is de ziekte inderdaad vreeswekkend, soms echter betrekkelijk gemak- keljk te genezen. Gelegenheid - Hoe vertelt Zwaveling zelf zijn pa tiënten dat ze kanker heb ben? „Het allerbelangrijkste is dat je de patiënt de gelegenheid geeft om te vragen. Ik las tijdens een ge sprek met opzet zwijgperioden in en nodig de patiënt als het ware uit om vragen te stellen. „Je ziet wel vaak als je de patiënt inge licht hebt, dat lang niet alles doorgedrongen is. Logisch, want hij voelt zich geweldig bedreigd... in het ziekenhuis... vaak op het punt staande om geopereerd te worden. Je moet meerdere ge sprekken voeren. Merkje dat de patiënt, nadat je va ker met hem hebt gesproken en gezwegen, er niet over wil praten, dan moet je daar m.i. over zwij gen. De patiënt dient in het mid delpunt te staan. Wanneer hij denkt zichzelf het beste te kun nen verdedigen door alles te ont kennen en te verdringen, is het erg wreed om door dat psychisch verdedigingsmechanisme heen te willen breken. „Je licht de patiënt op een voor zichtige manier in, de last t.o.v. de psychische draagkracht aftas tend. Het zonder meer meedelen dat het kanker is, is een onver geeflijke fout. Op vragen als hoe lang nog en hoeveel kans heb ik, moet je zeer voorzichtig ant woorden. Alleen in slechte dok tersromans kan het tijdstip van de dood op het uur nauwkeurig voorspeld worden. Aan een zieke is niets met zekerheid te voor spellen. Over het verloop van het ziekteproces kunnen alleen al gemene verwachtingen worden uitgesproken". Moeilijk contact - Hoe verloopt het contact met een patiënt aan wie u geen hoop op genezing meer kunt bieden? „Dat contact kan heel moeilijk zijn. Onvermijdelijk komt de vraag van de patiënt of er nog wat aan te doen is. En dan moetje antwoor den: nee. Er is geen kans dat u beter wordt, maar we kunnen u wel helpen het leven nog zo aan genaam mogelijk te maken, de pijn en de misselijkheid te be strijden... Daar zijn tegenwoordig steeds meer mogelijkheden voor... Wij zullen u niet in de steek laten... U kunt altijd weer hier te rug komen. Maar dat is het sta dium waarin je geen hoop meer mag geven op een stilstand van het proces, hoe tijdelijk dat ook mag zijn. Als je ziet dat het op korte termijn niet goed gaat, dan vind ik dat iemand het recht heeft om zich voor te bereiden op het einde". - Heeft u de indruk dat patiënten openheid op prijs stellen? „Ja, het is me herhaaldelijk verteld door patiënten... Het is in het be gin vaak een klap geweest, maar men is toch dankbaar dat men het gehoord heeft. Hierdoor werd veel wantrouwen en ongerust heid weggenomen. Ze konden ook weer beter met hun partner praten. Bovendien is de patiënt vaak veel meer gemotiveerd om behandelingen te onder gaan". Mondigheid Onderzoek in de VS wijst uit dat patiënten tegenwoordig liever de waarheid omtrent hun ziekte willen horen. De artsen zijn ge neigd om daaraan gehoor te ge ven. Maar is dat de enige oorzaak voor de geweldige ommekeer in de laatste 20 jaar? Er zijn ver schillende redenen aan te voeren, ook al blijven dat min of meer gissingen. Er wordt gewezen op een verbete ring in de behandeling van kan ker. Dit leidde voor verschillende soorten kanker tot een grotere kans op genezing. De diagnose kanker staat niet meer gelijk met een doodvonnis. In de jaren vijf tig waren de meeste artsen en dus ook patiënten hierover veel pes simistischer. De kennis van de ziekte is sedertdien bij artsen aanzienlijk toegenomen. Men weet er nu meer vanaf, kan er gemakkeljker over spreken. Hetzelfde geldt voor het grote publiek. Regelmatig staan arti kelen over dit onderwerp in de krant. Een voorbeeld. De journa list Louis Sinner beschreef het eindigende leven van een kan kerpatiënt. Nadat de beschreven patiënt was gestorven, bleek Sinner zelf ook een fatale vorm van kanker onder de leden te hebben. Dat heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken. Op deze manier wordt aan het taboe getornd en neemt de kennis over de aandoening toe. Zwaveling: „Je maakt momenteel geen enkele vrouw nog wijs dat haar borst eraf moet, omdat het maar om een kleine goedaardige aandoening gaat". Maar de be langrijkste reden voor de omme keer in de houding van de artsen is waarschijnlijk gelegen in het mondiger worden van de patiën ten. Zwaveling: „De mensen zijn zich bewust geworden van de rechten die ze hebben als patiënt. De patiënt verwacht dat hij-zij geïnformeerd wordt". Klinische ervaring De mondigheid van de patiënten beinvloedt ongetwijfeld de klini sche ervaring van de specialisten. Openheid en oprechtheid bij ïn- termenseljk contact is natuurlijk altijd toe te juichen, maar het staat niet vast of openheid het genezingsproces bevordert. Ui teraard is dat niet de enige maat staf waaraan de houding van de arts getoetst dient te worden. Het is echter wel een belangrijke maatstaf. De klinische ervaring van artsen wijst steeds meer in de richting dat openheid de patiënt baat. (Zwaveling: „Om maximaal suc ces te hebben moetje van elkaar weten wat het doel is en langs welke, soms erg moeilijke, wegen dat te bereiken kan zijn".) Een wetenschappelijke basis bestaat hiervoor echter nog niet. DEN HAAG - De behoefte aan voorlichting over kanker blijkt steeds duidelijker, ook in ons land. Zij komt sterk naar voren uit het onlangs gepubliceerde eerste jaarver slag van het Integraal Kan kercentrum Rotterdam, een samenwerkingsorgaan van onderzoekers, specialisten, sociaal-geneeskundigen, ver pleegkundigen in allerlei zie kenhuizen en instituten van de Maasstad en daarbuiten. Dit is het eerste centrum van deze aard in ons land, meer dere zijn in ontwikkeling, met het doel behandeling van pa tiënten zo optimaal mogelijk te doen geschieden. In het verslag staat dat veel tijd werd besteed aan het organi seren van voorlichting voor patiënten in de aan het IKR deelnemende ziekenhuizen. Met sociale instanties werden afspraken gemaakt over de begeleiding van kankerpa tiënten na de behandeling. Een stand van het IKR, die op de beurs Eigenhandig" (doe- het-zelf-artikelen) in het Ahoy'-complex stond, trok veel belangstelling. Duizen den mensen stelden vragen door middel van opgestelde quizmachines, tienduizenden namen informatiemateriaal mee en honderden kregen mondeling antwoord op hun vragen. Grote interesse werd getoond voor het zogenaamde „tele foonbaken" van het IKR, een telefoonnummer waarachter een groep mensen zit die tracht alle mogelijke vragen over kanker te beantwoorden. Er zijn honderden telefoontjes gekomen in het eerste jaar (1978) en het IKR concludeert dat het baken in een grote be hoefte voorziet (010-634130, 634131). Verder is het IKR be zig speciale folders voor de diverse deelgebieden van kankerbestrijding te ma ken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 4