WAAROM HET KNMI ER
ZO VAAK NAAST ZIT
Len kijkje in a
e k
ken van n<
et circus
Sjak
Jansen
TP 1 "1 1
WOENSDAG 15 AUGUSTUS:
door
Elke ochtend, steevast om tien uur, ga ik de stad en
regio in, op zoek naar mensen en dingen voor deze
rubriek. Tips en wensen voor "Publiek", kunt u tot klok
slag tien aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 215.
Schriftelijke reacties zijn ook zeer welkom.
Het hobbelige Schut
tersveld gisterochtend
10 uur. Op het terrein
van circus Busch-Ro-
land volop bedrijvig
heid. In de piste pro
beert mevrouw Kaiser
van de Golgojew-trou-
pe (het nummer van de
kozakken-ruiterij en de
Russische windhon
den) haar jongste zoon
tje Joeri de beginselen
bij te brengen van het
op- en afstijgen van een
galopperend paard.
In de manege is één van haar
dochters in de weer de ande
re paarden te borstelen. De
windhonden doen zich te
goed aan de vele kilo's vlees
die zij dagelijks krijgen
voorgeschoteld.
Daarna gaan zij even de ren uit
om voor de fotograaf te pose
ren. Op afroep van mevrouw
Kaiser verlaten zij één voor
één de ren. Geen der honden
zal voordringen; zij weten
precies wanneer hun beurt
komt.
Het zijn drukke weken voor
het gezin Kaiser, 's Ochtends
trainen, de dieren verzorgen
en de huishoudelijke werk
zaamheden doen en 's mid
dags en 's avonds optreden.
Vlo
Voor dompteur Ruppert Bem-
merl is het al niet anders. Hij
verzorgt twee nummers: de
tijgers en de olifanten.'In de
provisorische olifantenstal
ziet hij er op toe dat de olifan
ten goed worden geschrobd.
Dagelijks krijgen deze dieren
zo'n beurt. „Een vlo kan voor
zo'n dier funest zijn", verze
kert perschef Marks mij later.
Bemmerl vertelt dat de oli
fanten voorts wekelijks met
een loeigrote vijl worden ge
pedicuurd.
De verzorging van de dieren
kost veel tijd en geld. De die
ren moeten te allen tijde in
een opperbeste conditie ver
keren en daartoe wordt kos
ten noch moeite gespaard.
Elke olifant drinkt dagelijks
150 liter water en eet hele
groenten- en knollenbergen
op. Een tijger kan elke dag op
een stuk vlees van zo'n tien
kilo rekenen.
Gewoon
Halfvol bewondering stel ik
Bemmerl een paar vragen
over zijn nummer. Die be
wondering is hij uiteraard
gewend - elke dag stelt hij per
slot zijn leven in de waag
schaal - maar voor hem hoeft
het niet zo. „Ik ben net zo ge
woon als ieder ander. En als ik
ook maar een heel klein
beetje onzeker of bang ben,
zal ik het heus niet in mijn
hoofd halen die kooi in te
gaan."
Broodnuchter verklaart hij: „Je
moet laten zien dat jij de baas
bent. De dieren hoeven geen
angst voor je te hebben, maar
wel respect. Je moet natuur
lijk altijd oppassen. Tijgers
zijn vaak onberekenbaar."
„Met olifanten is dat weer an
ders. Die kun je aanraken. En
zijn minder gevaarlijk." Pers
chef Marks wijzend: „Dat dier
is gevaarlijker. Die kan je
zonder meer plat drukken."
Marks^ bedoelt Juka, het nijl
paard. Goed voor ruim 2000
kilo.
In de watten
In de stralende zon werkt het
logge dier een baal hooi naar
binnen. Mocht Juka enige
behoefte aan verkoeling heb
ben, dat heeft het een water
bassin op wielen bij de hand.
Het briesende gevaarte wordt
een beetje in de watten ge
legd. Veel in te spannen hoeft
het zich niet: zijn nummer
duurt slechts zeer kort. Met
een meisje op zijn rug draaft
hij de piste binnen om ver
volgens niet te lang erna
weer zijn bassin op te zoe
ken.
„Verder kun je het dier niks le
ren", zegt Marks. „Op zich is
het al uniek dat een nijlpaard
het toestaat dat er iemand op
'm gaat zitten".
Slangemeisje
Dan komt Maty, het Spaanse
slangemeisje haastig voorbij
lopen. Ze is ongelooflijk
lenig. Legt zonder enige
DE BILT - 's Lands hoogste heeft het pas zelf nog gezegd, toen hij het volk uit de doeken
deed hoe het nu komt dat ons land zo weinig gezien is bij de toeristen. In zijn fameus
geworden drieledige analyse repte premier Van Agt van narrige obers, van slecht weer,
en van „het KNMI dat er ook nogal eens naast zit".
Harde waarheden waren dat, en
voorzover het het Koninklijk Me
teorologisch Instituut in De Bilt
betrof, zelfs een keiharde waar
heid. Dat werd vorige week don
derdag maar weer eens duidelijk.
De weersvoorspellers zaten er
toen naast, en we geven hier een
understatement.
Want donderdag j.l. ging de waar
schuwing uit voor de nacht: zwa
re storm en springtij. Het is nau
welijks te geloven wat deze tij
ding teweeg bracht. Iedereen had
het erover, die donderdagmid
dag. In de bus, in dg winkels, op
straat, je hoorde niet anders.
„Ze zeggen dat de strandhuisjes
moeten opbreken." „D'r schijnen
al ik weet niet hoeveel kampeer
ders naar huis te zijn gegaan." En
menigeen ging in gedachten al
maar vast terug naar die donkere
dagen van februari 1953 Was het
toen niet hetzelfde liedje: zware
storm en springtij?
Nederland, het Weer en het Water.
Welk drama stond ons nu weer te
wachten? Op de stranden was het
's middags in ieder geval een
drukte van belang. Nijvere mid
denstanders raapten hun boeltje
bij elkaar. De zonen van een volk
dat Hansje Brinkers en Klaas
Toxopeus voortbracht, legden nu
vuilniszakken met zand op hun
strandhuisjes van plezier.
Dat stond natuurlijk niet echt in
drukwekkend, als je dat zo zag,
„De Zeester" en „De Baak" en
„De Camelclub" met van die
zakjes zand op het dak. In Sche-
veningen namen de strandpavil
joenhouders dan ook krassere
maatregelen. Daar lieten ze een
bulldozer aanrukken om een
zandwal op te werpen.
's Avonds was het aan het strand
zeg maar gerust gezellig. Het cy
nisme waarin dit volk in tijden
van nood zo uitblinkt, vierde
hoogtij. „Joh, neem nou een
pilsje van me, straks komt er toch
alleen nog maar zeewater uit de
pomp."
En terwijl grappen als deze de erg
ste angst moesten verdrijven - je
liep als strandtenthouder toch
maar mooi het risico datje handel
eraan ging - zal men in menig vis
sershuis rond de tafel geschaard
hebben gezeten. Wachtend, op de
dingen die komen gingen. Zou de
Scheveningen 135...
Rond tien uur die avond werd het
wel duidelijk dat er iets mis liep.
Dat wil zeggen: dat er niets mis
zou lopen. Want waar een brul
lende noorderstorm het ziedende
water op de duinen had moeten
laten beuken, bracht een zoel
windje de vlaggen van de strand
tentjes maar nauwelijks in bewe
ging. En wat verderop kabbelde
vriendelijk de Noordzee...
Maar het liep dus wel mis voor het
KNMI, en niet voor de eerste keer
dit jaar. En ook deze keer kwa
men de verklaringen van de he
ren weerkundigen. De storm was
ons land net voorbijgegaan. We
konden toch geen risico nemen.
De televisie heeft het veel te veel
aangedikt.
Words, words, words. Het grauw
joelt om dit soort achterafge-
praat, en terecht. Zoals een mo
dale landgenoot ons zei: „Dat het
KNMI ernaast zit als ze mooi
weer voorspellen, ok, daar ben ik
aan gewend geraakt. Maar nu
blijkt dat ze ook al het slechte
weer niet kunnen voorspel
len.
Hoe zit dat nu met dat KNMI?
Wordt dit instituut, volgepropt
met peperdure computers, blin
kende instrumenten en dikbe
taalde wetenschappers, nu te
recht zo aangevallen? Zitten daar
een stelletje slaapkoppen, die
slechts het weer van gisteren
kunnen voorspellen? Wat u en
wij dus even goed doen?
Min of meer officiële cijfers laten
zien, dat het KNMI met ongeveer
70 procent van zijn voorspellin
gen raak scoort. En „voor die
eendaagse voorspellingen is geen
verbetering te verwachten. Dat
zit al jaren en jaren vast."
Dit zegt dr. A. Baede, die bij het
KNMI hoofd is van de afdeling
dynamische meteorologie. Hij is
als weinig anderen in staat uit te
leggen wat de grenzen van de
mogelijkheden bij weersvoor
spelling zijn.
Allereerst - en dat klinkt al schok
kend genoeg - het is niet eens zo
onwaarschijnlijk dat de weers-
voorspelling-op-korte-ter mijn in
de toekomst nog wat minder
goed wordt. Dat is een kwestie
van personeelsverloop.
Dat zit zo. Binnen de weerkunde
bestaan twee belangrijke metho
des, de synoptische en de nume
rieke. De synoptische is de oud
ste. Die heeft zich in de loop van
deze eeuw ontwikkeld, en is een
echte ervaringswetenschap. Je
analyseert een weerkaart, en aan
de hand daarvan probeer je te
voorspellen hoe de systemen zich
gaan gedragen.
Ervaring, meetinstrumenten, intui-
tie soms, spelen bij deze synopti
sche methode een rol. Koeler is
dan de numerieke methode, die
steunt op de computer. Daarbij
ga je er als weerkundige van uit,
datje weet hoe de atmosfeer zich
gaat gedragen. Die kennis is dan
in formulevorm weer te ge-
Baede: „Op korte termijn verslaat
een goede meteoroloog de com
puter. Je kunt namelijk meer
meenemen dan de computer."
Nu is het ook weer niet zo dat de
beide scholen elkaar zouden be
concurreren. „De scholen zijn
niet strijdig. Je bereikt de beste
resultaten als je de twee metho
des combineert", aldus dr. Bae
de.
Als je twee vertegenwoordigers van
de numerieke richting met een
zelfde beeld van de atmosfeer laat
stoeien, krijg je twee gelijke
weersvoorspellingen. Bij de sy
noptici ligt dat niet zo.
Baede: „Intuitie, gezien als samen
vattend begrip voor een jaren
lange ervaring, speelt een belang
rijke rol. En de een heeft dat nu
eenmaal meer dan de ander, dat
niet-bewuste gevoel voor wat de
atmosfeer doet. Het succes datje
als meteoroloog hebt - zeker bij
voorspellingen op de korte ter
mijn - hangt af van de goede sy
noptici, van de mannen met het
gevoel voor het weer in hun vin
gers."
Dit soort mensen bestaat. Er zijn
echte fenomenen onder de me
teorologen. Maar het gaat daarbij
om een generatie die aan het ver
dwijnen is. Dat komt - mede -
omdat men aanvankelijk alles
van de numerieke richting ver
wachtte. Baede: „Het is zeker zo
dat de numerieke methode bij
voorspellinge n op langere ter
mijn het wat beter doet. Aan de
andere kant zijn we er nu pas ach
tergekomen waar de beperkin
gen bij deze methode liggen."
En dus: „We werken nu met een
combinatie. Er wordt meer dan
voorheen geworsteld met de
vraag: hoe passen we de twee me
thoden op elkaar aan? De synop
tici moeten aandacht krijgen. We
moeten ervoor zorgen dat we die
kennis niet verliezen. Er gaan
nogal wat ervaren meteorologen
met pensioen, en hoe vul je dan
die lacunes?"
Hoe komt het nu dat het KNMI, of
nu synoptisch dan wel numeriek
te werk wordt gegaan, er nogal
eens, en dramatisch, naast
kleunt? „Dat komt omdat er een
fundamentele onvoorspelbaarhe
id zit in het weersysteem. Dat is
iets dat je kan aantonen", aldus
Baede. Hij geeft als voorbeeld
een individuele bui met een om
trek van 1 kilometer. Die kan in
vloed hebben op het ontstaan van
depressies met een omvang van
1000 kilometer.
Baede: „Die bui van zeg maar een
kilometer kan een levensduur
hebben van niet meer dan enkele
uren. Dus zelfs al zouden wij zo'n
klein waarnemingsnet hebben
dat een kleine bui kan meespelen
in onze verwachtingen, dan nog
is de tijd voor ons te beperkt. Je
zou dan in een minutenschaal
uitkomen.'
Daar zit een van de oorzaken voor
de geringe voorspelbaarheid van
het weer. Je kan de computers
groter maken, je kan het waar
nemingsnet verdichten, het feit
dat atmosferisch gezien minus
cule feiten zulke enorme gevol
gen kunnen hebben dat ze bepa
lend worden voor de kwaliteit
van het weer, blijft niet te bevech
ten.
Een olifant wordt gepedicuurd. Dompteur Benne.rl en dochter kijken toe.
Dat neemt niet weg, dat wel wordt
gestreefd naar verdichting van
het waarnemingsnet, al was het
alleen maar om de weersvoor-
spell ing op langere termijn (voor
drie tot acht dagen) betrouw
baarder te maken. Want hoe groot
je de weersvoorspellende com
puter ook maakt, hij moet wel ge
voed worden, en bij voorkeur met
zo veel mogelijk gegevens.
En dan zien we dat op dit moment
op zee, op de Atlantische Oceaan
boven Ierland bijvoorbeeld, maar
heel weinig waarnemingspost en
zijn. Om maar niet te spreken van
het Zuidelijk Halfrond. Daar ko
men gebieden van tienduizenden
vierkante kilometers voor zonder
waarnemingsposten.
De grootste weercomputer die we
in de wereld kennen, staat in het
Engelse Reading. Het monster
draagt de futuristische naam
„Cray-1en is in staat om maar
liefst 50 miljoen elementaire in
structies per seconde te verrich
ten.
Die computer staat er ten dienste
van de Europese Gemeenschap.
Baede heeft in Reading gewerkt,
en er een van de twee hoofdpro-
gramm a's voor de Cray-1 ge
schreven. Hij zegt over de moge
lijkheden van dit masjien: „De
Cray staat vijf uur te pruttelen om
een tiendaagse weersvoorspel
ling te maken. Op zichzelf is dat
een ongelooflijk feit. Vijfjaar ge
leden deed je daar met de toen
snelste computer nog vijf dagen
Cray-1 maakt in beginsel weers
voorspellingen voor de komende
zes dagen. Wat merken wij daar in
ons land van? „Het KNMI gaat nu
twee tot drie dagen vooruit. Als
we, dankzij de gegevens van
Cray, dat tot vier dagen kunnen
uitbreiden, dan vind ik dat een
heel aardig resultaat."
Is het nu niet mogelijk toch op wat
langere termijn dan zes tot tien
dagen iets te zeggen over het
weer dat ons te wachten staat?
Baede: „Ja, er is wel de hoop dat
we iets op wat langere termijn
kunnen doen. Het gaat daarbij
niet om precieze weerkaarten,
maar om het aangeven hoe het
weer gemiddeld zal worden.
Daarbij speelt een aantal factoren
een rol. De verdeling van de tem
peratuur van het zeewater is er
daar een van, en de verdeling van
de sneeuw- en ijskappen ook
Een werkgroep van het KNMI
stoeit op het ogenblik met dit
idee. Baéde: „Ik ben er zelf niet zo
optimistisch over. Zeker voor de
eerste vijf tot tien jaar zie ik dat
niet zitten. Ik denk dat we dan
pas doorkrijgen hoe het allemaal
werkt."
En dan is er nog die hele merk
waardige methode om iets overt» *J
weten het weer op wat langer»
termijn. Een beetje weerkundig*
schaamt zich wel voor deze zoge
naamde analoge methode.
Die gaat zo: je kijkt hoe de maander
zich in het verleden tot elkaai
verhielden. Dan zie je bijvoor
beeld dat een koude maand ja
nuari statistisch gezien een dikkt
kans maakt te worden opgevolgd
door een koude maand februa
Neem dit jaar maar: januari was
koud. Het was toen, op grond van
die ervaringen uit het verleden,
een makkelijke bal om te zeggen:
het wordt koud in februari. En
dat was ook zo. Het was zelfs aan
zienlijk te koud.
Iets soortgelijks geldt voor juli en
augustus. Als juli slecht is, is de
kans dat augustus dat ook is, sta
tistisch nogal groot. Baede:
„Daar zijn geen echte verklarin
gen voor. Je kijkt gewoon naar
het verleden, en niets meer. Je
hoeft niets van luchtcirculatie te
weten, je hoeft niets te begrijpen,
alleen maar de gemiddelde tem
peraturen bij te houden."
En dat is het beste dat op hel
ogenblik kan worden gedaan bij
voorspelling op langere termijn.
Is dat nu niet verschrikkelijk fru
strerend? Dr. Baede lacht: „Nee
hoor, dat is het niet. Daar heb ik
me bij neergelegd."
HENK DAM
moeite haar knieën in haar
nek. Is dat wel gezond, vraag
ik Marks. „Tot op zekere
hoogte", zegt Marks. „Maty is
nu nog jong. Over enkele ja
ren zal ze ermee moeten stop
pen, anders gaat ze er aan ka
pot."
„Op de universiteit van Frei
burg zijn röntgenfoto's van
haar ruggewervels genomen.
Die zijn bij haar twee keer zo
groot als bij ons. Je begrijpt
wel dat dat op den duur niet
bevorderlijk is voor je ge
zondheid."
Wie haar schier elastieke body
wil aanschouwen, kan dat
vanavond nog. Morgen is het
Schuttersveld weer in zijn
oude doen.
Min of meer officiële cijfers laten zien. dat het KNMI met ongeveer 70 procent van zijn voorspellingen raai
scoort. Volgens dr.A. Baede van het KNMI is er voor de eendaagse voorspellingen geen verbetering te verwachten.
v.;;
wsamsm
Moeder Kaiser en dochter Scarlet, zoon Joeri e
familie de honden uit elkaar te halen.