Wijziging van koers ataie misgreep van schipper Jan Stevns Raadsels en rampspoed onder de Prinsenvlag per E I ft Model van een VOC-koopvaarder als de Zeewyk Historisch ogenblik in het Amsterdamse Scheepvaartmu seum. Mr. Peter Jo nes, minister van cul tuur van West-Au- stralië, overhandigt op 12 juni 1979 de Ne derlandse regering vier voorwerpen, die na ruim 300 jaar zijn opgehaald uit wrak ken van vaderlandse koopvaarders die op hun gevaarvolle tocht tussen het moederland en Bata via vergingen voor de verraderlijke kust van Zuytlandt, zoals het toen nog nauwe lijks ontdekte Au stralië werd aange duid. De voorwerpen zijn af komstig uit de door muiterij geteisterde koopvaarder Bata via, die in 1629 ver ging, en De Vergulde Draeck (1656). Andere namen van hier ten onder gegane VOC- schepen: de Zeewyk en de Zuytdorp. Pas in de jaren zestig werden de wrakken ontdekt. Veel kost baarheden en ge bruiksvoorwerpen kwamen de afgelo pen jaren boven wa ter. Een klein deel komt terug in Neder land. Terug in enkele uren vliegen, na een heenreis van vele maanden zeilen en een eeuwenlang ver blijf op de zeebodem. Terug nu als cultu reel waardevolle voorwerpen. De Australische jour nalist Edwards, fer vent duiker en speurder naar oude scheepswrakken, vond het wrak van de Zeewyk en schreef er een boek over, dat enkele jaren geleden ook in een Neder landse vertaling ver scheen onder de titel „Het wrak op het Halve-Maan's Rif'. Aan de hand van ou de journaals be schrijft Edwards de fatale reis van de Zeewyk en de onder gang van zijn schip per Jan Steyns. Journalist-duiker Edwards met een olifantstand. 1 Z ZZZZZT UV HILVERSUM - Eigen lijk had de Australiër ns eeijjugh Edwards het zoe- ken al min of meer óp- i d f>eSeven en besloten ielin.tijdelijk tot andere acti viteiten over te gaan, toen op een woelige dag Wij in 1966 de opwinding an compleet toesloeg. Hij haalde een sterk door de tand des tijds aange vreten olifantstand bo ven water en wist toen zeker in de buurt te zijn van het gezochte scheepswrak. Het wrak van de Zeewyk, 239 jaar eerder weerloos ten on- J der gegaan voor de Au stralische west kust. II ||fïet was niet de eerste keer dat 15 de Zeewyk voor iemand een J 15 sensationele verrassing in petto had. Opwinding had in 1726 ook stuurman Jan Steyns uit Middelburg ge- kend. De machtige bewind voerders van de Verenigde Oostindische Compagnie, kortweg VOC, hadden terug moeten komen op de benoe ming van d'e zieke Jan Bo gaard tot schipper van de Zeewyk. In zijn plaats werd tot aller verrassing Jan Steyns benoemd. Hij zal de afgunst om hem heen bijna hebben kunnen snijden. Ve- len voelden zich in die dagen geroepen, maar slechts wei nigen werden uitverkoren tot het bevel over een trotse koopvaarder van de compag nie. De verrassing was des te groter omdat Steyns zijn eerste reis als schipper mocht maken op de Zeewyk, het mooiste en nieuwste schip van de mach tige Zeeuwse vloot. Zo nieuw, dat „luizen, wandluizen en de zwarté ratten" er nog geen be zit van hadden genomen. En dat 45 meter lange schip met zijn schitterend in groen en goud uitgevoerde achterste ven, met het boegbeeld van de Rode Leeuw van Zeeland en zijn 38 kanonnen werd aan het commando van Steyns toevertrouwd. Hoe was de man te benijden! Niet veel ja ren later had de arme Steyns alle reden om het moment van zijn eervolle benoeming te vervloeken... Goud en zilver Eind september 1726 gingen 208 zeelieden en soldaten scheep op de Zeewyk. Tot de lading behoorden vaten en kruiken met allerlei dranken, vlees en vis, zakken Edam mers, ijzerwerk voor de hek ken van Indische legerplaat sen, speelgoed en snuisterijen voor de ruilhandel met de in- 1 heemse bevolking, schroot en kruit voor de kanonnen en een arsenaal musketten en vuursteenpistolen. Dan wa ren er onder gewapende ge leide nog tien zware houten kisten in de kajuit van Steyns gebracht. De schipper had ze hoogstpersoonlijk onder zijn hoede moeten nemen en er gewichtige papieren voor ge tekend. Geen wonder, in de kisten zaten gouden en zilveren munten, Mexicaanse dollars, dukaten en kleine zilveren en koperen munten. Dat alles ter waarde van het voor die dagen astro nomische bedrag van 315.838 gulden. Hoe gigantisch veel dat was, laat zich afmeten aan de gage doe de brave Steyns verdiende: 48 gulden per maand. Niemand van de be manning die dan ook op de hoogte was van de waarde die de kisten vertegenwoordig den. Zulke zaken kon je ook maar beter geheim houden aan boord. Er waren heel wat pikbroeken die niet voor een misdaad terugdeinsden. Dat alles had te maken met het I uiterst risicovolle bestaan als I zeeman. De sterfte aan boord j was tijdens zo'n reis naar het andere einde van de wereld groot, de ontberingen niet minder talrijk. Wie aanmon sterde kon, zo niet alle, dan toch wel heel veel hoop laten varen. De hoop op een mild arbeidsklimaat zeker. De of ficieren handhaafden een harde discipline en kenden een beproefde methode om de gemoederen rustig te hou den. Dat was hard werken. Wie afgebeuld ter kooi ging, had als regel weinig fut meer om boze plannen uit te broe den. Al die barre omstandigheden hadden gemaakt dat de aan beveling van de VOC om bij voorkeur Nederlandse zee lieden aan te monsteren, min of meer tot een dode letter was geworden. Van de Zee wyk was, zo is uit de monster rol gebleken, 41 procent van de bemanning buitenlander. Dertien nationaliteiten waren op het schip vertegenwoor digd toen het zee koos met bestemming Batavia. Stampend en slingerend zocht het schip zich een weg door Het Kanaal. Ongunstige wind en najaarsregens deden de mannen rillen in hun scha mele kledij. Zeeziekte en heimwee droegen evenzeer bij tot een weinig montere stemming. Al spoedig moest Steyns op de rede van Duins voor anker gaan, wachtend op gunstige wind. Tien dagen duurde het oponthoud. Op 23 november ruimde de wind naar het noorden en kon de reis voortgezet worden. Wie meent dat schipper Steyns het voor de rest van de tocht over de oceanen vrijelijk mocht laten aankomen op een gunstig gesternte en eigen nautische inzichten, vergist zich. Zo makkelijk waren de heren van de VOC niet. Karrespoor Op de Mercatorkaarten die de schipper had meegekregen, stond met dikke lijnen de te volgen koers aangegeven. Twee lijnen, spottend het kar respoor genoemd, gaven een 300 mijl brede corridor aan, waarbuiten zonder noodzaak niet mocht worden gevaren. Bovendien had ook Steyns een overvloed aan gedetail leerde instructies meegekre gen. Wee degenen die ervan afweken en brokken maak ten. De machthebbers van de VOC lieten niet met zich spot ten. Ook dat zou Steyns erva ren! Zwaar weer begeleidde de Zeewyk. Maar op 21 decem ber werd de Kreeftskeerkring gepasseerd en liet de zon zich zien. Eindelijk konden de stinkende ruimen beneden- deks worden gelucht. Op 3 ja nuari 1727 volop bedrijvig heid: een onbekend schip liet zich zien. De Zeewyk hees de Prinsenvlag en alles werd in gereedheid gebracht voor een gevecht. Op de met zand be strooide dekken, voorzorgs maatregel om niet op het bloed uit te glijden, werd met spanning het onbekende schip gevolgd. Na twee dagen verdween de vreemdeling. Teleurstelling alom, de kans op „prijsgeld" was verkeken. Maar er meldde zich wel een andere vijand: de scheur buik. Op 25 maart gaat de Zeewyk in de Tafelbaai voor anker. Er liggen op dat moment nog achttien VOC-schepen. Veel fantasie is niet nodig om te gissen wat twintig dagen vas te wal vooral moeten bieden: drank en vrouwen. Die spelen bij elk oponthoud een over heersende rol. Maar voor 36 man zijn er andere proble men; zij worden ziek aan land gebracht en zullen de reis niet kunnen voortzetten. Een om standigheid, die het aanne melijk maakt dat ze meer dood dan levend zullen zijn geweest. Overigens zijn er tot dan toe al dertig lichamen van gestorven opvarenden aan de zee prijs gegeven. In Kaap stad zullen dus nieuwe krach ten aangemonsterd moeten worden; het worden er twaalf. Verstarrend Jarenlang had de vaderlandse scheepsbouw als vooruitstre vend gegolden. Prefabricate en standaardisatie waren hier al bekende begrippen. Stan- daardmaten voor onderdelen, uniforme lengtematen, ge prefabriceerde spanten zorg den voor een methode van bouwen, die uitermate gun stig was voor de kostenbere kening. Dat sprak de VOC- heren vanzelfsprekend bij zonder aan. Maar op den duur werkte het wel verstarrend, want nieuwe initiatieven vonden nauwelijks gehoor. Zo werd de driehoekige klui ver, die een snelle koersve randering mogelijk maakte, niet op de Nederlandse vloot toegepast. Daar hield men het nog bij het oude stuurzeil, niet voor niets het blinde zeil genoemd, omdat het het zicht vooruit danig belemmerde. Heeft ook dat Steyns parten gespeeld? Angst volop op de gevelde Zeewyk. Terwijl de beman ning het grootste gevaar nog niet kende: het stormseizoen dat voor de deur stond. Een deel van de manschappen be gon met het openbreken van alles wat er aan boord be vond; velen lagen door drank bedwelm op het schip. Niet temin werden pogingen on dernomen door de kolkende branding naar een eiland te komen. Na dagenlang probe ren lukte dat eindelijk met enkele haastig gebouwde vlotten. Eind juni bevonden zich 96 man op het strand van Gun Island, een van de vele koraaleilan den, zo'n veertig mijl van het vasteland. Een deel van de bemanning weigerde aan vankelijk aan land te gaan. Geluk bij een ongeluk: Gun Island was geen ongunstig oord, er werd water gevonden en argeloze robben leverden voldoende vlees. Trouwens uit het wrak van de Zeewyk konden heel wat voedsel en drank, navigatiemiddelen en een sloep overgebracht wor den. Maar plezierig was de si tuatie niet. De stemming werd slecht. Het scheepsvolk morde, nam zelfs de feitelijke macht over, waarbij met na me de officieren het moesten ontgelden. Ook in die situatie moesten ze heel wat stuur manskunst aan de dag leggen om muiterij te voorkomen en hun bestaan te rekken. Het volk besliste ook dat stuur man Pieter Langeweg en ne gen lotgenoten met de in vei ligheid gestelde sloep een po ging moesten ondernemen Batavia te bereiken. Op 7 juli zeilden ze uit. Er is nimmer meer iets van hen verno men. Smokkel Tot de werkzaamheden aan boord behoort het lossen van een deel van de lading, vooral platte, grijze bakstenen, be stemd voor straten en ge bouwen in Kaapstad. Want de Kaapkolonie is een nederzet ting van de VOC. Steunpunt van een machtig, commer cieel imperium. Wie vandaag de dag met onverholen wan trouwen spreekt over de wijdvertakte invloeden der multinationals, praat over bolwerken wier macht pover tjes afsteekt tegen de machtspositie van de VOC. In een zeer groot deel van de toen bekende wereld maakte ze de dienst uit; niet alleen op commercieel terrein en als het moet met straffe, meedo genloze hand. Kaapstad was officieel niet meer dan een proviandhaven van de VOC, maar had zich niettemin ontwikkeld tot een centrum van smokkelhandel. Dat had te maken met de be paling dat geen enkel goed buiten de VOC verhandeld mocht worden. Maar ondanks de dreiging van fikse straffen, namen zeelieden goederen van elders mee aan boord om die in Kaapstad illegaal van de hand te doen. Klerken van de VOC moesten deze prak tijken weliswaar de kop in drukken, maar die werden, evenals de bemanningen, schamel betaald en lieten als regel de mogelijkheid niet onbenut hun karig loon te verruimen. Corruptie vierde dus hoogtij. Kaapstad was evenzeer een centrum van slavenhandel. Met deze onterende commer cie ging vaak de handel in oli fantstanden hand in hand. Menig gevangen genomen Afrikaan, die de vernederen de tocht naar de slavenmarkt van de Kaapkolonie moest maken, kreeg als eerste „vracht" olifantstanden mee. Want ivoor was de lucratieve handelswaar op de interna tionale markt. Aan de behoefte aan vrouwen en drank viel moeiteloos te voldoen in Kaapstad; vrou welijke warmte viel desge wenst op de slavenmarkt te kopen. Wat meer omzichtig heid vergde de aankoop van smokkelwaar. Misschien verklaart dit het besluit van Steyns om het oponthoud in Kaapstad uit te breiden. Ze ker is wel dat de schipper van de Zeewyk en de onder koopman Jan Nebbens erin slaagden olifantstanden machtig te worden en die aan boord te krijgen. Ook voor of ficieren was smokkelhandel in die dagen geen ongebrui kelijke bezigheid. Daarom ook had Hugh Edwards in 1966, bij zijn vondst in Wes- taustralische wateren, de ze kerheid in de buurt van een gezonken koopvaarder te zit ten. Op 21 mei stak de Zeewyk weer in zee. Met 158 man aan boord. En dan de datum van 31 mei in het scheepsjournaal met de hoogst opmerkelijke vermelding dat Steyns en de scheepsraad met eenparig heid van stemmen hebben besloten de koers te verleg gen, om het land Eendracht aan te doen. Geen enkele ver klaring, niet één motief over het waarom van deze vreem de beslissing, die naar de on dergang van het schip zou leiden. Merkwaardig, omdat het besluit regelrecht inging tegen de instructies van de VOC. De heren van de VOC plachten op dit punt bijzon der duidelijk te zijn; ze lieten weinig aan het toeval over als het om het wel en wee van hun bezittingen ging. Steyns moet dit hebben geweten en zeker op de hoogte zijn ge weest van de aanwijzin gen. Het Landt Eendracht - ofwel Zuytlandt - het latere Austra lië, was nog onontdekt ge bied. In 1616 had De Een dracht de kust ervan voor het eerst in zicht gekregen. Berucht waren de Abrolhosei- landen, waarop zich menig schip te pletter had gevaren. Ook J. P. Coen leed hier in 1627 bijna schipbreuk. Dat had vooral geleid tot de scherp omlijnde instructie aan alle schippers om ten ui- den van de 27e breedtegraad uit de buurt van het Landt Eendracht te blijven. Noch tans besloot Steyns dit land aan te doen. Waarom? Ner gens in het journaal wordt van averij gesproken, er was voldoende water en voedsel aan boord, er viel geen handel te drijven en landontdekking loonde de moeite niet. En zo koerst Steyns regelrecht op de Abrolhoseiland en, op de ondergang aan. Op 9 juni voltrekt zich de ramp: de Zeewyk slaat in een donde rende branding te pletter op het uit diep water oprijzende rif en is in korte tijd een ge velde reus. Achteraf kan men vaststellen dat het de arme schipper ook niet heeft meegezeten. Was hij na 6000 mijl zeilen vanaf de Kaap de Goede Hoop, een uurtje eerder op de ramp plaats geweest, dan was er waarschijnlijk nog goede hoop geweest. Dan had de uitkijk de verraderlijke klip pen nog kunnen opmerken. Nu arriveerde de Zeewyk er op een moment dat striemen de regenbuien uit een laag hangend wolkendek het uit zicht in de vroegvallende duisternis belemmerden. En misschien had een ramp voorkomen kunnen worden als ook de Nederlandse sche pen over driehoekige kluivers hadden beschikt, zoals de Fransen en Engelsen al had den. Problemen ook doordat gelei delijk aan meer achterblijvers op de Zeewyk naar land wilden. Dat strookte niet altijd met de belangen van de morrende ei landbewoners. Toch kwam Godvind Stroomeijer op 27 ok tober als laatste man van boord. Het drinkwater begon toen al schaars te worden; de mannen bestalen elkaar bij het leven. Muiterij lag door angst voor ge brek op de loer. Maar er werd wel eendrachtig besloten een sloep te bouwen om te proberen hiermee de resterende 2000 mijl naar Batavia te overbruggen. Op 7 november werd de kiel gelegd. De stemming klaarde op; er was weer uitzicht. Dage lijks trokken mannen naar het wrak en naar de mangrovebos- sen om hout te halen voor het vaartuig in aanbouw, dat al spoedig de koosnaam „Sloepie" kreeg. Overigens het eerste op Australische bodem gebouwde zeewaardige schip. Vier maanden bouwden scheepstimmerman Coenraed Snoeck en zijn helpers aan het schip, dat voorzien wordt van navigatiemiddelen van de Zee wyk. Zelfs de scheepsbel vindt een plaats en er komt licht ge schut op om eventuele onge wenste belangstelling onder weg op een afstand te houden. Op 27 februari is de tewaterla ting. Maar wie de boot zullen missen, zijn twee jonge schipbreukelin gen, Adriaen Spoor en Pieter Engels. De onfortuinlijken worden betrapt op de „dwaze zonde", het „gruwelijke spel van Sodom en Gomorra". Nu hoeft het niemand te verbazen dat homofilie op de schepen van die dagen een veel voorko mend verschijnsel is. Met salpe ter door het voedsel poogt men weliswaar de vleselijke lusten te temperen, maar een mens is zeker niet van ijzer als-ie ge doemd is tijdenlang tussen lucht en water vrouwelijke warmte en sex te ontberen. Alles goed en wel, wie op de „dwaze zonde" wordt betrapt, kan het wel vergeten. De ze denmeesters slaan hardvochtig toe. Adriaen en Pieter ervaren het. Hun verraders slapen ook op Gun Island niet. Ondanks hun ontkenningen, zelfs na martelingen met brandende lonten tussen hun vingers, spreekt de gevormde raad op basis van de „attestatie" van drie mannen het vonnis uit. Er wordt gekozen voor een gelief de straf: afzonderlijke verban ning naar twee koraaleilanden. Veel langer dan een paar dagen zullen de radeloze jongeman nen er niet geleefd hebben.s Op vrijdagmorgen 27 maart verlaten de overgebleven 88 bemanningsleden met „Sloe pie" eindelijk het eiland. Eind april 1728 wordt Batavia op de hoogte gesteld van hun komst Een schip heeft in Straat Soen- da de sloep gesignaleerd en vaart haastig naar Batavia met een aan boord gesmokkelde brief. Hoewel niet ondertekend, is de brief onmiskenbaar afkomstig van schipper Steyns. Hij meldt zijn machthebbers muiterij en plundering aan boord van de Zeewyk. In Batavia maakt de beul zich op voor een massa executie... Dat pakt toch anders uit. Want van die muiterij en plundering blijkt na aankomst weinig. De meest overtuigende ontkenning van Steyns" be schuldiging vormen de kisten met kostbaarheden, die een groot deel van de reis in de ka juit van de schipper hebben gemaakt, naar Gun Island zijn overgebracht en onaangetast zijn gebleven. Dat lijkt weinig op muiterij en plundering. Ar me Steyns, zijn brief is waar schijnlijk een laatste vertwij felde poging om zijn lot te ont komen. De bemanning kan hoogstens geldsmokkel ten laste worden gelegd, maar het bewijs ervoor is moeilijk te leveren. Dat be wijs is tegen Steyns en Nebbens makkelijker aan te voeren; ze raken hun gesmokkelde duka ten kwijt. Het ergst van alles is Steyns eraan toe. Zijn catastro fale koersverandering, het knoeien met scheepsjournalen als wanhoopsdaad en zijn brief met valse beschuldigingen van muiterij en plundering, worden hem genadeloos hard aangere kend. Geen verzachtende om standigheden wegens het ber gen van de geldschat en wegens zijn taaie volharding bij het lei ding geven aan de bouw van de sloep. Op 8 augustus 1729 doet het Hoge Gerechtshof definitief uitspraak nadat Steyns tegen zijn aanvankelijke vonnis in be roep was gegaan. Alle bezittin gen worden de schipper ont nomen, voor altijd wordt hem het recht ontzegd om in welke functie van ook bij de VOC in dienst te treden en hij wordt voor het leven verbannen uit alle steden, forten en andere plaatsen binnen het rechtsge bied van de VOC. De uitspraak in hoger beroep bespaart hem de vernedering door de beul aan de schandpaal te worden gesla gen, omhangen met het bord „falsaris". Met dit vonnis gaat schipper Steyns ten onder in de totale vergetelheid. Onteerd en ontta keld. Met de Zeewyk sloeg zijn carrière en menselijk aanzien op de klippen te pletter. Maat schappelijk wrakhout waarvan niemand meer weet waar het is aangespoeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 19