Schilder moet zich beperken Doden of slaan niet toegestaan Verplante Naald van Cleopatra" verbaast kenners Engel des doods Gustav Wagner: WOENSDAG 20 JUNI 1979 al 2,76 meter hoge "Naald van Cleopatra" in de tuin v Opdam uit Rijpwetering „Wanneer het weer niet al te rauw wordt en het niet uitzonderlijk gaat waaien, zie ik 'm nog wel drieëneenhalve meter worden". Met veel verve praat mevrouw H. Opdam uit Rijpwetering over haar 'Naald van Cleopatra' die thans, 2.76 meter lang, in de ach tertuin van haar huis aan de Binnenweg, in volle bloei, staat te pronken. Vooral de kleurrijke bloemtros-gisteren mat hij 1.25 meter, jazeker - heeft de afgelopen weken menig belangstellend oog gelokt. Bloemkwekers uit de omgeving spreken van een unicum. Dat wellicht niet zozeer vanwege zijn onstuimige bloei. Het unicum moet veeleer in verband worden gebracht met, zeg maar, de wilskracht van de plant. Twee jaar geleden namelijk verpootte de Ripse de plant, zonder er ook maar het flauwste besef van te hebben in welk een gevaar zij de 'Naald' daarmee bracht. Niet verstekken Voor bloemkenners is het immers een ongeschreven wet een 'Naald van Cleopatra' in geen geval te verstekken, laat staan te verpoten. Die lering trekt men althans uit eerdere gevallen van verpoting, waarin de 'Naald' in 99 van de 100 gevallen de geest gaf. Mevrouw Opdam: „Eén van die kwekers zei dat ik z'n nek wel had kunnen omdraaien. Maar wist ik veel. Voordat ik dit plantenboek had, wist ik zelfs niet dat hij een 'Naald van Cleopatra' was". „Ik had van mijn kinderen een handjevol bloembollen gekregen en die heb ik maar in de voortuin geplant. Toen die na een poosje gingen bloeien, dacht ik: 'Wat een vreemde hyacint'. Dus heb ik maar dat boek gekocht en zodoende weet ik nu dat het zo'n Cleopatraplant is". Tegels „Hij deed het anders goed in de voortuin. Maar ja, mijn man wilde daar tegels neerleggen. Daar had-ie nou eenmaal zijn zinnen op gezet. Daarom heb ik de plant maar naar de achtertuin verpoot". Mevrouw Opdam begrijpt nu ook waarom de 'Naald' het, waar het de bloei betreft, vorig jaar helemaal heeft laten afweten. Ze beseft ook dat ze van geluk mag spreken dat de plant voor een algehele afsterving toch nog gespaard is gebleven. „Als ik dat tevoren allemaal zou hebben geweten, had ik 'm heus niet verpoot. Voor geen prijs. Hij is nu ook zo geweldig mooi". Niet alledaags „En hij is nog lang niet waar die wezen moet hè. Nog geen drie meter notabene. Toch groeit-ie nou al boven het huis uit. En dat is jammer. Hoe verder hij er boven uitsteekt, des te kwetsbaarder hij wordt". Volgens bloemkenners schijnt een dusdanig uitbundig bloeiende 'Naald van Cleopatra', zoals die in de achtertuin van mevrouw Opdam de bewonderen valt, bepaald geen alledaagse aangele genheid te zijn. Maar wie dan mocht denken dat de Ripse de handen vol heeft aan de verzorging van deze van pracht en praal overlopende plant, komt toch ietwat bedrogen uit. „Ik doe d'r niks aan. Helemaal niks", luidt immers haar simpele formule. En daarmee is, wat de verzorging betreft, alles gezegd. Elke ochtend, steevast om tien uur, ga ik de stad en regio in, op zoek naar mensen en dingen voor deze rubriek. Tips en wensen voor "Publiek", kunt u tot klok slag tien aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 215. Schriftelijke reacties zijn ook zeer welkom. i uit de kom geschoten arm. "Grote" doeken kan hij Arm uit kóm: alleen nog „klein" werk Het is alweer een poosje geleden dat de linkerarm van Willem Pasman uit de kom schoot. Vandaag de dag tobt de Leid- se kunstschilder er nog steeds De 74-jarige Leidenaar heeft weinig hoop dat z'n arm ooit weer helemaal de oude zal worden. En dat houdt in dat hij, waar het zijn werk aan gaat, zich zal moeten beper ken tot het vervaardigen van kleine schilderijtjes. Dat is evenwel niet het enige waarover hij klaagt. Jk krijg steeds meer kalk in mijn kop. Ik geloof dat ik beter stuca- door kan worden". Op zijn oude dag is Willem Pasman nog even actief als voorheen. Grootgebracht in de verf ontdekte hij reeds op jon ge leeftijd dat er voor hem in het leven niets mooiers zou zijn weggelegd dan schilde ren en boetseren. Na ruim vijftig jaren als be roepsschilder te hebben door gebracht, vindt Pasman dat nog steeds. Hij heeft in die ja ren zo veel geschilderd en zo veel verkocht dat Pasman zijn schaapjes onderhand wel op het droge moet hebben. Polder Dat ontkent de kunstschilder niet. Jk zou bij wijze van spreken morgen al kunnen vertrekken voor het maken van een wereldreis van een jaar. Maar mij niet gezien. Ik zal daar een beetje in die rot flatgebouwen, in die rot hotels gaan zitten. Ik ben d'r bela zerd. Nee, laat mij maar de polder ingaan". Jk' zal dan wel niet meer tot de normale mensen behoren, laat mij m'n gang maar gaan. Ik trek er wel op uit. De schep ping is nu nog mooi. Nu krijg ik er nog een oplazer van. Maar straks met die atoom bom en al dat beton Zwart geld Pasman laat merken de vlucht in zijn werk te zoeken. Hij zegt een lopend ontvangtoestel te zijn. „Wanneer ik zo'n oplazer krijg, wanneer ik in trance ben, dan is zo'n schilderijtje ook zo gepiept", aldus Pas man. Ondanks zijn ietwat gehandi capte arm en het feit dat het schilderen van grote, onhan delbare doeken voor hem ver leden tijd lijkt, ziet hij zijn toekomst rooskleurig tege moet. ,£eg nou zelf: wat moe ten de mensen met al dat zwarte geld. Dan gaan ze toch naar Pasman....?" (Door onze correspondent) LONDEN - Gustav Wagner, een van de leiders van het vernietigingskamp Sobibor, waar in vijftien maanden 250.000 mannen, vrouwen en kinderen binnen 24 uur na aankomst werden vergast, ontkende in een BBC-televisievraaggesprek ooit ie mand geslagen of gedood te hebben. „Het was ons niet toegestaan dat te doen", zei hij. Het vraaggesprek werd afge nomen in een Braziliaanse gevangenis, waar Wagner wacht op een uitspraak over een door West-Duitsland en nog drie andere regeringen ingediend uitleveringsver zoek. Bovendien zal het Westduitse parlement in Bonn morgen een beslissing nemen of de strafvervolging tegen oorlogsmisdadigers moet worden voortgezet of verjaard moet worden ver klaard. Wagner, een grijze man met pluizig haar, maar met door dringende ogen, was gekleed in een gevangeniskostuum en zat op een bankje in zyn cel. Hy sprak in het Duits met een hese, soms nauwelijks ver staanbare stem. Hij maakte weinig gebaren en zijn ant woorden waren monotoon en emotieloos. Behalve Wagner werden 4 van de 34 overlevenden van Sobi bor aan het woord gelaten. Een van hen zei: „Hij was een engel des doods. Hij kon niet lunchen zonder minstens twee of drie mensen gedood te hebben". Een tweede: „Hij had bloed nodig. Hij moest doden, zoals een alcoholicus drank nodig heeft". Een der de: „Hij beet altijd op zijn na gels, rusteloos, totdat hij ie mand had gedood. Dan werd hij rustig en kon dan gewoon met mensen praten". Het interview met Wagner ver liep ongeveer als volgt - U was de kampcommandant van Sobibor? '„Dat was Stangl, niet ik. Ik was zijn afgevaardigde Ik had niet veel verantwoordelijk heid. Er waren velen die bo ven my stonden". - Wat vindt u van uzelf? „Ik ben een gewone man, net zoals ieder ander mens". - Wat wdren uw werkzaamhe den in kasteel Hartheim (waar ouden van dagen, geestelijk gestoorden en ern stig zieken om het leven wer den gebracht)? „Ik had daar een kantoorbaan. Ik besliste niet wie vergast zou worden; dat deden de art sen". - U wist dus wel wat er gebeur de: wat vond u daar dan „Het was niet aangenaam toen ik dat hoorde. Maar ik had ge tekend voor de SS en ik kon niet zo maar weglopen". - Waar spraken u en uw mede bewakers over? „Wjj praatten daar niet veel over. We speelden kaart. Het was onze taak niet om daar verder over na te den ken". In maart 1942 werd Wagner van kasteel Hartheim overge plaatst naar Sobibor, dat on der zijn toezicht werd ge bouwd door gevangenen. Toen de treinen met de ge- doemden arriveerden, maak te hij óp het perron de selec ties. - Had u nooit wroeging over het naar de gaskamer sturen van deze mensen? „Ik voelde me niet altijd hele maal op mijn gemak. Het de primeerde me. Er waren mensen bij die onschuldig waren, jonge mensen, maar ik kon niets zeggen, we konden Gustav Wagner: "Opdracht van niets doen. Het was een zeer geheim project. Na een tijdje voelde je niets meer. Het was toen een gewone baan". - Een gewone baan? „Ja, een gewone baan". - Dacht u nooit dat wat u deed wél eens strafbaar zou kun- nen zijn? „Alleen voorzover het de con sequenties betrof na de oor log". Eéh van de overlevenden ver telt dat hij had gezien hoe Wagner mensen in een diepe put liet springen en er vervol gens zware emmers in wierp. Wie door zo'n emmer getrof fen werd, ging dood. De ande ren ook, ze verdronken. Maar weliswaar iets later. „Zelfs vandaag", zei Wagner in zijn cel in Brazilië, „ben ik geen antisemiet. Ik voerde alleen maar opdrachten uit. Dat was alles. Ik dacht er niet bij na. We praatten er onder elkaar ook nooit over". - Hoe kan iemand een mens do den? „Ik wist dat het verkeerd was, maar het was de opdracht van de Fuhrer (Hitier). Het gaat tegen mijn diepste principes in om gebruik te maken van het ongeluk van ande- - Waarom stuurde u ze dan naar de gaskamers? „Ik had alleen maar de leiding van het kamp". Wagner lichtte zijn vrouw nooit in over zijn werkzaamheden, noch de Amerikanen, die hem na de oorlog korte tijd gevan gen hielden. Maar hij had zich de identiteitspapieren ver schaft van een gemotoriseer de legerkoener en werd op grond daarvan losgelaten. La ter dook zijn naam op op een lijst van oorlogsmisdadigers die door de Verenigde Naties was gepubliceerd. In 1948 vluchtte hij vanuit Oos tenrijk eerst naar Rome en vandaar met de hulp van een aan het Vaticaan verbonden Duitse bisschop naar het Midden-Oosten. Met een vi sum op zij neigen naam reisde hij in 1952 naar Brazilië, trouwde er met een Brazi liaanse en liet een buitenhuis aan de rand van de hoofdstad bouwen. De Westduitse am- bassad e was op de hoogte van zijn aanwezigheid in het land, maar ondernam geen stappen tegen hem. Pas toen door toedoen van Si mon Wiesenthal Wagners chef Stangl werd uitgeleverd, hoorde Wiesenthal van Stangl dat Wagner zich in Brazilië bevond. Wiesenthal besloot echter zijn kansen af te wach ten en liet jarenlang niet blij ken dat hij in Wagner geïnte resseerd was, of zelfs maar wist waar hy zich ophield. Toen er echter een foto van een huwelijksfeest m een Braziliaanse krant verscheen, maakte Wiesenthal de Brazi liaanse autoriteiten er op at tent dat Wagner zich tussen het gefotografeerde Duitse gezelschap bevond. Hoewel Wiesenthal nu zegt dat het Wagner zeer waarschijn lijk niet was, voelde de Brazi liaanse regering zich gecom promitteerd en arresteerde hem na een uitleveringsver zoek van Bonn. Wagner bracht dan ook begrip op voor „die arme kerel Eichmann", die ook in Zuid- Amerika gearresteerd werd. „Het was zijn noodlot. Hy ge hoorzaamde alleen maar de bevelen die hy kreeg". De enige die volgens Wagner echt schuldig was, was Hitier. Hij was het immers die de op drachten gaf en die de oorlog verloor. „Duitsland riep my op om oorlog te voeren en gaf mij werk. Dat heb ik gedaan. Nu krijg ik daar de schuld voor. Dat het zover is geko men, is omdat de oorlog ver loren werd. Aan het verleden denk ik niet meer. Het beste is om dat te vergeten". Maar een van de overlevenden, een vrouw, zei in een vraagge sprek: „Wagner laat me ook nu nog niet met rust. Ik zie hem steeds weer in myn dro men. Dan jaagt hij me op of ik word naar een gaskamer ge stuurd. Hij achtervolgt mij. Wat de oorlog heeft veroor zaakt, is dat ik nooit meer blij heb kunnen zijn, echt blij".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 4