Louis Ferron: eerst striplectuur goed onder de knie krijgen Geloofwaardigheid ebt weg in Garfields verhaal over maffia Toetanchamon weer uitvoerig belicht Een waterval van bizarre records WOENSDAG 16 MEI 1979 Een debutantfë heeft het moei lijk, vrees ik. Al terstond is zij of hij het voorwerp van hoon en spot, en schroomt de han denwrijvende kriticus niet zijn slachtoffer, die het recht van wederwoord niet heeft, met de grond gelijk te maken. Om vervolgens de aarde nog eens flink aan te stampen. Een meedogenloze en niet van leedvermaak ontblote handelwijze. De zeldzame gelukkigen, als destijds Oek de Jong of Frans Kellendonk, wier naam toe vallig niet in die mate door het slijk gehaald wordt, hebben 't ogenblikkelijk gemaakt en zijn opgenomen in het Le gioen der Groten. Moet de recensent, die niets meer of minder is dan een doorsneelezer, mildheid be trachten ten aanzien van een debuut? Nee, vind ik. Wie zijn of haar geesteskind blootstelt (wil lens en wetens!) aan de spot lust van het volk, moet het zelf maar weten. Eigen schuld dikke bult. Een debuterend schrijver als Anton Brand komt er dan met zijn verhalenbundel "Het aardse gebeuren" (Meulen- hoff, Amsterdam 1978, f21,5Q met wat kleerscheuren nóg goed af. Het is niet alles doffe ellende wat zijn literaire kwa liteiten betreft: spelling en zinsbouw steken wel degelijk uit boven wat de gemiddelde scholier op eindexamenni veau weet op te tekenen, en ook inhoudelijk vindt men soms iets vermakelijks, iets van spanning, iets boeiends. Iéts, niet meer. Onzekerheid Ook de uitgever voelt zich niet helemaal op z'n gemak, en er klinkt een toon van onzeker heid en bang vermoeden door in de (als zo vaak onthullend^ flaptekst "De hoofdpersonen van de verhalen zijn geen hel den en geen hemelbestor mers maar twijfelende en on zekere mensen die moeite moeten doen om een passend antwoord te vinden op de veranderingen die zich in hun omgeving voltrekken. Hun te hoog gestemde verwachtin gen en maatschappelijke conventies zijn daarbij een belangrijk obstakel. Het soms wanhopige, soms lachwek kende streven van de perso nages naar enige zelfverwer kelijking wordt met de ironie beschreven". Met ironie, jawel, het tover woord. de Grote Truc voor de Zeventiger Jaren-literatuur. Als je niet kunt schrijven, als je verstrikt zit in je plot en met je literaire machteloosheid geen raad weet dan tapje een mop, verzin je een anecdote en schrijf je iets kluchtigs. Verstoppen! je kop zo snel en zo diep mogelijk in de grond steken en voorzichtig met de rug van je hand voelen of het buiten al minder nat wordt. Koddigheid Het pleit zonder meer voor au teur Brand dat het met zijn "ironie" wel meevalt. De koddigheid in zijn verhalen, voor zover aanwezig, is onbe doeld, argeloos en naïef. Zo bijvoorbeeld in het openings verhaal "Het huis^, waarin de ik-figuur als alleenstaande jongeheer een huis zoekt. Hij vindt dat tenslotte met me dewerking van de zeldzaam geduldige en hulpvaardige makelaar Hartlief, "een jo viale man, die driedelige maatkostuums draagt en er ook verder als een waarachtig aristocraat uitziet." De ik-figuur is een zijkerd, dat staat vanaf het begin vast. Hij zeurt over meubeltjes in em pire- of classicistische stijl, benadrukt zijn voorkeur voor de schone kunsten en er gaat geen pagina voorbij of hij laat wel de naam van een geves tigd schrijver vallen. Enfin, de ik houdt zich roeze moezig bezig met de aanschaf van gordijntjes en andere huiselijke tierelantijntjes, bijgestaan door mooie en ge trouwde buurvrouw Figi (die naam! De uitgever had hier moeten toepassen), e de ik wel degelijk (wie had dat kunnen raden) ver liefd wordt. Bladzijden lang tobt de ik-fi- guur voort met zijn huisje tot eindelijk de langverwachte intimiteit aanbreekt. En weer voorbij is voor de beluste ogen van de lezer het schitter- stadium bereikten: "Behen dig ritst ze de gulp van mijn broek open. Ze schuift een hand naar binnen. Ik voel mijn pik onder haar vingers stijf worden. Het koude zweet breekt me uit. Opeens kus ik haar op haar mond, ik hoop onstuimig. Ze fluistert 'lieve ling' in mijn oor. Kamerdeur Op dat moment zwaait de ka merdeur open. In de deuro pening staat tante Beatrijs met op haar arm de jongste van Figi's kinderen. De oud ste komt in de gang aange rend." (p.2£& En dat was het weer. Hoopvol speurt en bladert de lezer verder, maar er komt niets meer. Alsof de auteur ge schrokken is van zijn eigen vrijmoedigheid, stoute ge dachten krachtig verdringt, een slok sterke koffie neemt, een washandje over het ver hitte voorhoofd haalt en be sluit er een net jongensboek van te maken. En de andere verhalen? Het zelfde laken en pak, toehoor ders. De gebeurens blijven aards, vaardig van spelling en keurig in 't pak zittend. Een zekere homofiele tendens geeft dan soms toch wat kleu ring, zoals in "Hoe het heet" waarin de ik-figuur ander maal zijn machteloosheid om fatsoenlijk kattekwaad uit te halen demonstreert "De grootste teleurstelling die ik mijn ouders bezorgde, was mijn weigering om een schooltuintje te gaan onder houden.' (p.97) Vader en moe der zouden nog meer in hun jongen teleurgesteld zijn ge weest, als ze geweten hadden van zijn verliefdheid op het Indische vriendje Berti. Jammer dat ze er niet achter kwamen, en de zedeloze Veelbelovend Verrassenderwijs besluit dit Jongensboek met een, nog immer onbeholpen, maar toch wel veelbelovend ver haak "Afscheid van Olt- man", dat de (door de tijd ont stane verwijdering beschrijft tussen twee intieme vrien den. De énige aardse gebeur tenis in deze bundel die ik ge boeid en zonder plaatsver vangende schaamte ineens heb uitgelezen. Biijven proberen, Anton. Met vermijding van homofiele in sinuaties en verwijdering van al te beluste en opwindende passages steekt er beslist een deugdelijk jongensboek schrijver in je. Oppassend de pen hanteren, en geen recht schapen ouder die dergelijke lectuur zijn onschuldige zoon zal onthouden. Maar hou 't wél fijn!. ROB VOOREN. Als ik ergens de pest aan heb is 't wel een boek gekocht te hebben en pas thuis bemerken dat zet- en bindwerk een rotzooi is. U kent dat wel. Ademloos lezen, rooie oren en konen, bladzijde 30 omslaan om terstond te vervolgen met bladzijde 53. Meestal duurt het dan ook nog enige tijd voor men de omissie in de gaten heeft, maar dan is de verwildering ook compleet. Waar zitten de ontbrekende 23 pagina's. Wie geluk heeft treft de weglopers tussen pag. 136 en 159, maar het kan erger, hier en daar een flard of zelfs geheel en al afwezig. En dan dat driftig heen en weer bla deren om de juiste volgorde op te sporen, hardnekkig gekweld door het wantrouwen dat je hoe dan ook de draad bent kwijtge raakt. De gelukkigste lezer in dergelijke gevallen is hij die ge heel onkundig blijft van het te loor gegane en volstrekt tevreden doorleest. Zo iemand mist niets, kennelijk, wat anderzijds weer geen compliment voor de auteur mag heten Goed, zo'n boek kun je ruilen (door weer en wind terug naar de win kel) én niet ieder exemplaar ver toont dergelijke mankemen ten die grap is misschien spe ciaal bestemd voor (toch niet be talende) recensenten? Hoe dan ook, mijn aflevering van Louis Ferron's "De Hemelvaart van Wammes Waggel" (De Bezige Bij, Amsterdam 1978, 29,50!) verspringt van blz. 32 naar blz. 37. nèt toen hét spannend werd. Het ontbrekende deel vond ik geluk kig terug tussen de pagina's 40 en 45, maar na pagina 48 kregen we weer een gatenopvulling m.i.v. blz. 41. Enzovoorts. Ik stel voor dat nu eerst allen tegelijk uw exemplaar uit de boekenkast haalt en het boek eindelijk begint te lezen; een vervelende opdracht wellicht, maar anderzijds een leuk karweitje voor de puzzelaars onder ons. Nederland spelletjes- land, tot in de letterkunde toe. Speurwerk Genoeg over mijn gram en serieus aan de slag nu. Mijn geërgerde speurwerk betrof vooral de eerste twee artikelen in Ferron's verza melde opstellen die alle voorna melijk over fascisme en nazidom handelen. Dat de schrijver sterk gepreoccupeerd is t.a.v. deze on derwerpen mocht al eerder blij ken uit (voortreffelijke) romans, maar op den duur wordt het wel doorzagen op hetzelfde thema. Dat is mogelijk de oorzaak dat men de bundel aanvankelijk, pakweg tot de helft, geboeid uit spelt, om vervolgens allengs in een. diepe verveling weg te zak ken. Het openingsstuk 'Hoe klein was Louis Davids" is interessant om dat wij Davids te eenzijdig als kleinkunstenaar kennen, en niet beseffen hoe weinig geëngageerd deze joodse artiest wel was. Fer ron maakt dat op nogal agressie ve wijze duidelijk, waarbij hij o.m. zus Heintje en tekstschrijver (en NSB-lid) Jacques van Tol de gelijk door de mangel haalt, en wel terecht. Al deelt de auteur zijn meppen soms wel erg blin delings uit: "Er zijn er nu nog die beweren dat Van Tol alleen maar binnenkomende teksten bewerk te voor zijn oorlogscabaret. Dat bedoelen ze dan als excuus. Ik ben er dan inmiddels ook wel achter dat er in de kleinkunst (waaronder dus zowel cabaret als amusement begrepen moet wor den) velen zijn die ieder excuus een geldig excuus vinden. Het gaat er om dat je je conformeert aan de klasse waaraan je je boter ham kunt verdienen. De door mij niet hoog gewaardeerde Alex de Haas had het over Gerard Cox als Gerard Kots en hij had voor één keer gelijk." (p.34, als u die vin den kunt). Dualistisch Andere min of meer uitstekende ar- tikelen zij die waarin Ferron aan opmerkelijke eenlingen een vaak met lichte bewondering ver mengde beschouwing wijdt: Cé- line. Hitler, Mussolini, d'Annun- zio vooral, Edgar Rice Burroughs e.a. Er zits iets dualistisch in de opvattingen van de auteur; ener zijds laat hij niet af met boze woordjes en vermanende wijs vinger te ageren tegen de "kleine burgerman" die het fascisme- schraagt, anderzijds verheerlijkt hij - ongewild en onbedoeld? - het privé-intellect, de aristocra tie. Een zeer elitaire houding, vele vooraanstaande fascisten zich aantoonbaar schuldig maakten en maken. "Het romantisch conservatisme is gebonden aan de burgerlij ke klasse" (p.l 19) stelt Ferron, daarmee een duidelijk klasse- onderscheid propagerend, ook al door zijn voorkeur en haast voor liefde voor hierboven genoemde romantische grootheden die (te) ver boven hun milieu en mede mensen zijn uitgegroeid. Nee, de auteur mag dan geobsedeerd zijn door zijn onderwerp, dat bete kent niet dat hij anti is, vrees ik. Maar nogmaals, het zijn niet de slechtste stukken waarin Ferron zijn ontzag uitspreekt voor de Grote Romantische (en zo haast vanzelf fascistisch geaarde) Per soonlijkheid. Opgeblazen Helaas bevat het boek veel te veel opgeblazen, soms werkelijk (en letterlijk) onleesbare stukken om de gemiddelde lezer een geluk zalig letterkundig avondje te be zorgen. Nodeloze prots en pronk, kwikjes en strikjes verschaffen dan een al te doorzichte opmaak, zoals, willekeurig voorbeeld, de aanhef van het titelstuk "De he melvaart van Wammes Wag gel": "Op zoek naar niemand minder dan Dr. Faustus ontdekte ik onlangs het figuur van Wam mes Waggel. Een hoogst bizarre vondst, ik geef het toe. Van Goe- thiaanse sferen naar Marten Toonders getekende poppenkast lijkt geen geringe stap. Mijn door Goethe geëiste 'immer streben- den Bemühen' heeft me de be loofde 'Erlösung' gebracht. Ik ga u daarin laten delen", (p.160). "De vergeten farao - Toetancha mondoor Philip Vandenberg Uitgave van Elsevier, Amster dam. Prijs f 37.50 "Achter het masker van Toetan chamon" door Barry Wynne. Uit gave van De Kern, Bussum. Prijs f 18.50. Eind november van dit jaar is het precies 57 jaar geleden dat de En gelse archeoloog Howard Carter het graf blootlegde van een jonge, onbetekenende (en daardoor vergeten) farao: Toetanchamon. Het bijzondere er aan was dat het graf niet, zoals de andere farao graven, in de oudheid al door die ven was geplunderd, maar vrij wel ongeschonden werd aange troffen. Sindsdien is een onafge broken stroom publikaties over het graf, de schatten, de vinder(s) op gang gekomen. Het eind is nog niet in zicht, want de belangstel ling er voor neemt de laatste jaren nog verder toe omdat in tal van landen grote Toetanchamon-ten- toonstellingen worden gehou den. Ook in Nederland is de laatste tijd het nodige (vertaalde) werk over dit onderwerp op de markt ver schenen. Al eerder werd in deze kolommen het werk "Toetan chamon, zijn graf en zijn schat ten" (Fibula-Van Dishoeck, Haarlem) besproken, dat via schitterende foto's een indruk wekkend overzicht geeft van de meest opvallende kostbaarheden die bij de 3263 jaar geleden over leden farao werden gevonden. die twe Compleet Louis Ferron ...romaMische puzzels.. Nu zijn er opnieuw twee boeken over gepubliceerd. Het meest compleet is ongetwijfeld het Van iemand die in druk zulke af grijselijke wartaal uitslaat, mag men - en met recht - daarna het ergste verwachten. Ferron lijkt me toch nog een kwajongen die eerst zijn striplectuur maar goed onder de knie moet krijgen. ROB VOOREN "De getuige" door Brian Garfield. Verschenen bij uitgeverij Luitingh in La ren. (f. 19.90). Wellicht is de maffia niet de meest beschreven organisatie ter we reld, maar veel kan het niet sche len. Ontelbare auteurs hebben gretig gebruik gemaakt van de mysterieuze waas waarin dit meedogenloze onderwereldcon cern zichzelf altijd gehuld heeft weten te houden. De machtigen die aan de touwtjes van dit misdadige marionetten theater trekken laten niet meer naar buiten sijpelen dan goed is voor hun faam van genadeloos heid, zodat de slachtoffers wat weker in hun handen zijn. Deze maffia staat ook weer centraal in het nieuwste boek van Brian Gar field. Hoe onmachtig is het indi vidu tegen deze wijdvertakte gangsterbende? Het probleem is aardig gesteld. Een jong jurist ziet toevallig hoe een maffia-kopman een rechter om koopt. De jeugdige idealist trekt zich van alle goedbedoelde ad viezen niets aan maar getuigt te gen beiden. De rechter wordt vermoord, de misdadiger gaat voor acht jaar achter de tralies. In ruil voor zijn getuigenis krijgt de jurist bescherming van de rege ring. Volledige veiligheid wordt gezocht in een nieuwe identiteit in een heel andere woonplaats. Maar hoe knap van opzet dit spelletje ook is, de tentakels van liet maffia-ondier reiken verder. Ze ontdekken het verstoppertje spelen en van dat moment af is het leven van de getuige nergens meer veilig. Tot zover vonden wij het een boeiend boekje. Maar dan gaat Garfield in zijn verhaal de rollen omdraaien. De opgejaagde wordt jager. Hij verlaat zijn verdedi gingsstellingen en trekt ten aan val. Als eenling tegen de geoliede misdadigersmachine. En dat die dan ineens bergen zand tussen de radertjes heeft wil er bij ons niet zo bijster goed in. Dat dan al hun ondernemingen ineens tot mis lukken zijn gedoemd vinden wij hoogst onlogisch. Natuurlijk. Garfield schrijft op zo'n moment niet minder. Hij blijft nog steeds de geroutineerde ver teller die de aandacht kan vast houden. Maar de geloofwaardig heid is uit zijn verhaal verdwenen en wij hebben er onszelf op be trapt dat toen ook onze belang stelling wegebde... KOOS POST Het Groot Guinness Record Boek, samengesteld door Norris Mac Whirter en Stan Greenberg (sport). Een uitgave van Luitingh, Laren (NH). Prijs: f36,50. Verschenen is dit voorjaar de tweede, volledig herziene, editie in onze taal van dit wonderlijke boek dat de meest bijzondere, bizarre en opmerke lijke informatie verschaft over de langste, dikste, grootste, kleinste en snelste op alle mogelijke terreinen. Ruim twintig jaar geleden is voor het eerst met een dergelijk boek begon nen. Dat om in een behoefte in de Britse pubs te voorzien, feitelijk als noodzakelijk naslagwerk om ruzies tussen de Guinness drinkende en verhalen vertellende cafébezoekers in de kiem te smoren. Verhalen waaraan menige opschepper een punt kon zuigen. De bierfabrikant zag hier een terrein braak liggen, waarbij tevens de autoriteit van dit record boek de gezellige sfeer kon helpen handhaven. Inmiddels is het boek uitgegroeid tot een soort encyclopedie van het bizarre wereldgebeuren. Naast de vermelding van de "normale" records op het gebied van de sport en dergelijke neemt het Guinness Record boek zaken onder de loep als het grootste aantal baby's, ooit in de baarmoeder van een vrouw aangetroffen: 15 (in Rome). Maar ook de hoogste begroting, ooit ingediend, namelijk de regeringsbegroting in de Verenigde Staten, vorig jaar met 447.100 miljoen dollar. De Afrikaanse staat Rwanda is in het bezit van een t wijfelachtig record: met een jaarin komen van 140 hele guldens per hoofd van de bevolking is het het armste land ter wereld. Hoogste losgeld Een paar staten aan de Perzische Golf gaan door voor paradijsjes: er worden de laagste belastingen ter wereld geheven. Het jongste kind, ooit ontvoerd; het hoogste losgeld bij een kaping, het grootste aantal molens in één land. het grootste aarden bouwsel, het duurste gemeentehuis, de hoogste fiatgebouwen, de langste rij showgirls, het best verkochte boek (ditzelfde record-boek, dus toch niet de Bijbel?), de langste roman, de helderste ster; het staat er allemaal in Er is in feite geen terrein te bedenken of er staat wel een langste, dikste, verste, snelste, zeldzaamste, zwaarste enz. van vermeld. Het moet een kolossaal karwei zijn geweest om het boek zo chronologisch samen te stellen, compleet met uitvoerige index. Bovendien is er volop illustratiemateriaal in te vinden, zoals van de man met de langste snor, de langste vingernagels, de sterkste vrouw, de langste man. de langste appelschil, de vrouw die 24,5 uur lang de hoelahoep ronddraaide en de mooie juf, die meer dan honderd uur aan éen stuk zoet was met buikdan- prestaties worden vermeld. Topprestaties Ben vreemd boek derhalve, maar toch wel interessant. Want de ingeboren prestatiedrang van de mens is altijd op zoek geweest naar topprestaties in allerlei opzicht. Een geweldig naslagwerk van het bizarre, zo kan deze uitgave het best worden bestempeld. Extra aantrekkelijk in deze Ne derlandstalige uitgave is het feit, dat ook veel Nederlandseen Belgische SJAK JANSEN werk van Philip Vandenberg. Hij vertelt het hele verhaal van de opgraving en van de figuren die daarbij een rol speelden. In de eerste plaats natuurlijk Howard Carter (geen keurig opgeleide ar cheoloog, maar iemand die het werk ter plaatse had geleerd en er een ware hartstocht voor aan de dag legde), maar ook over de man die vijftien jaar lang Carters po gingen in het Dal der Koningen bij Luxor financierde: de excen trieke Britse edelman Lord Car- jDe verhouding tussen e, aldus Vandenberg. "was van meet af aan een soort haat-liefde relatie, de een had de ander nodig. Carter kreeg één Engelse pond per dag, afgerond op 400 pond per jaar; daarvoor had hij te graven en zijn mond te houden". Voor buitenstaanders onderhiel den ze een vriendschappelijke band. maar wat Carter, overigens een zeer terughoudend man, echt dacht van de lord liet hij door schemeren in een boek dat hij in 1923 schreef. Het ging toen om de betekenis van de amateur-en be- roepsarcheoloog. "Is de opgra ver rijk genoeg dan voert hij de opgravingen met zijn eigen geld of, als hij andere mensen er toe kan bewegen de kosten op zich te met hun geld geld uit. Alles wat hij te doen heeft, is van het leven te genieten in een aan genaam winterklimaat en een schare Egyptenaren te betalen, die ontdekkingen voor hem moet doen. Schuld aan die opvatting heeft voor een groot deel de ama teur-archeoloog. de man die zelden het werk met zijn eigen handen verricht en zelfs meestal afwezig is als er werkelijk een ontdekking wordt gedaan. Het leven van de serieuze archeo loog daarentegen is vaak eento nig en...even zwaar als dat van ie der ander menselijk individu". Winter Al wordt de naam van lord Carnar von hier niet gebruikt, het is dui delijk dat hij hier bedoeld wordt hij bracht de winterm het aange name klimaat van Luxor door, h ij was niet in Egypte toen Carter het graf van Toetanchamon ontdek te, hij was rijk genoeg om opgra vingen met zijn eigen geld te la ten uitvoeren. Toen het graf eenmaal geopend was, kregen Carter en Carnarvon het hooglopend met elkaar aan de stok. Zoals Vandenberg schrijft "Vijftien jaar afhankelijkheid en vernedering, vijftien jaar ja moe ten zeggen, ook als dat tegen de eigen overtuiging inging, vijftien jaar hopen, vrezen, wanhopen hadden bij Carter diepe sporen nagelaten". Lord Carnarvon stierf kort na de ontdekking van Toetancha- mons graf in 1923, de uitgeputte, vereenzaamde Carter (altijd wat misDriizend bekeken door de of ficiële Britse archeologie) in 1939,66 jaar oud, vrijwel vergeten Vandenberg heeft een fascinerend boek geschreven over tal van as pecten in en rond het graf van Toetanchamon. Hij gaat pnecies op die vragen in die je je als door snee-lezer stelt. "Achter het masker van Toetan- himon" van Barry Wynne graaft minder diep Het werkje is vlot en helder geschreven en geeft voornamelijk aan de hand van het relaas van een vroegere assis tent van Carter, Richard Adam- son. het verhaal van de ontdek king op nogal romantische wijze RUUD PAAUW

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 11