Zorgen verzekeraars steeds meer inbraken 'Waakhonden zonder tanden - ZATERDAG 5 MEI 1979 PAGINA 33 Door Elly van Hoeven De Duitse consumentenorganisa tie Stiftung Warentest heeft? de leden een aantal adviezen gege ven voor een betere beveiliging van hun woning. In Duitsland is het aantal inbraken in wonin gen de afgelopen tien jaar met 250 procent toegenomen. Er wa ren weinig inbrekers die zich bedienden van de methoden volgens de teeveeverhaaltjes, met breekijzers en maskers van dameskousen. Velen kwamen binnen als zogenaamde werk lieden of als onschuldige bezoe kers. De meesten gingen dan ook gewoon door de deur, omdat de bewoners het hen erg gemakke lijk hadden gemaakt. Wie veilig wil leven moet volgens de organisatie breken met oude tradities. De sleutel onder de deurmat vinden niet alleen de familieleden. Open ramen en terrasdeuren of niet afgesloten kelderdeuren staan gelijk met een „Welkom" aan alle inbre kers. Een ladder in een achter tuin staat gelijk aan een officiële uitnodiging. Elektronische alarminstallaties noemt Warentest „waakhonden zonder tanden". Zij zijn niet voldoende-om inbrekers buiten de deur te houden. Beveiliging van huis en hof begint bij een stevig hang- en sluitwerk. Wa rentest heeft overigens vastge steld dat veel handelaren willen profiteren van het verlangen naar een goede beveiliging. Voor men overgaat tot de aanschaf van bijvoorbeeld een elektroni sche installatie zal men zich eerst terdege moeten oriënteren welke apparatuur het beste past. Warentest adviseert de leden in formaties in te winnen bij de plaatselijke politie. Bedoeld wordt uiteraard in Duitsland. Maar aangenomen mag worden dat ook de Nederlandse wakers over recht en orde bereid zijn in lichtingen te geven. V@ff2©ih lfiMllfD B@§ff ©if. Gerard Dogger. DEN HAAG - Per jaar wordt uit woningen gemiddeld voor ruim 2500 gulden gestolen. De schade door inbraken wordt volgens het ministerie van justitie per jaar geschat op ruim 500 miljoen. In 1976 lukte het de politie om iets meer dan 20 procent van de ge pleegde inbraken op te helderen tegen 48 procent in 1950. De schadeverzekeraars maken zich zor gen over de stijging van het aantal inbra ken. In 1977 bijvoorbeeld was het aantal dat volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek bij de politie werd gemeld 120.763 en een jaar later 125.747. In 1970 werden nog maar 43.373 inbraken bij de politie aangegeven. Voor de verzekeraars blijven twee mo gelijkheden om de jaarlijks stijgende uitkeringen op te vangen: door middel van een premieverhoging of door meer informatie aan klanten over een betere beveiliging. Een premieverhoging is al tijd meegenomen mits de overheid er mee akkoord gaat. Maar daarmee wordt het aantal inbraken niet voorkomen. Dus kozen de assuradeuren voor preventieve voorlichting. Middengroep Uit een onderzoek van het ministerie van justitie is gebleken dat tweederde van de mensen bij wie in 1977 thuis werd inge broken (in bijna 45.000 woningen) verze kerd was. Kans op inbraak bij de hoogste welstandsgroep (directeuren, vrije be roepen, academici) is drie keer zo groot als het gemiddelde. Toch wordt 68 pro cent van de inbraken in woningen ge pleegd bij de middengroep van ge schoold personeel en lager technisch of administratief personeel. Ofschoon de verzekeraars officieel zeg gen alleen vrijblijvende adviezen aan de klanten te verstrekken zit er toch wel een zekere mate van dwang in hun preven tiecampagne. „Verzekeraars kunnen niet doorgaan met het verlenen van verzeke ringsdekking voor niet of onvoldoende- beveiligde huizen en bedrijfsgebou wen", schrijft de vereniging van brand assuradeuren: „De verzekeraar zal pas in het allerlaatste stadium zeggen: dit risico verzeker ik niet langer. Wel zal spoedig het ogenblik zijn aangebroken, waarop de verzekeraar zegt: ik verzeker dit risico slechts indien er voldoende beveili gingsmaatregelen zijn getroffen. Blijven deze maatregelen achterwege dan zal verzekering niet langer mogelijk zijn. Naar deze situatie groeien we nu snel toe". Het betekent in feite dat de verzekerde gedwongen wordt vrijwillig aan een be tere beveiliging van zijn woning of be drijfsgebouw te gaan werken. Maatregelen Om de verzekerde in staat te stellen, in samenspraak met zijn assurantie-tus senpersoon en een beveiligingsbedrijf de voor het verzekerde object noodzakelij ke beveiligingsmaatregelen te treffen heeft de vereniging van brandassuradeu ren een risico klasse-indeling inbraak ontworpen. Aan de indeling in een van de risicoklassen zijn maatregelen op het ge bied van inbraakbeveiliging verbonden. Alles dus volgens de verzekeraars (nog) op vrijwillige basis. Dat de Nederlandse gemeenschap niet machteloos hoeft te staan tegenover de „golf van inbraken" is in het onderzoek van justitie wel gebleken. In 95 procent van alle inbraken is met eenvoudige middelen gewerkt. De meest voorko mende inbraakmethoden waren: force ren van hang- en sluitwerk; forceren van ruiten en deurbladen; forceren van ko zijnen, lichtkoepels, luiken en ventilatie openingen; het gebruik van valse sleu tels en het manipuleren van het slot via het sleutelgat. In 62 procent van de gevallen kon de in breker binnen via de achterkant, 28 pro cent door de voorkant, 7 procent door de zijkant en 3 procent door het dak. Verdergaand „Wanneer iedere Nederlander zou be ginnen, het hang- en sluitwerk aan de achterkant van het huis te verbeteren, dan zouden aan het inbrekersgilde al de nodige belemmeringen in de weg wor den gelegd", zeggen de assuradeuren. Ook voor degenen die niet zoveel mede lijden hebben met de betalende verzeke raars lijken de gegevens van belang. De assuradeuren vinden trouwens dat er verdergaande maatregelen nodig zijn om een eind te maken aan de toenemende inbraken. Genoemd worden: organisatorische maatregelen (bijvoorbeeld een goed sleutelbeheer en het merken en registre ren van waardevolle voorwerpen). Bouwkundige maatregelen (waaronder verbetering van hang- en sluitwerk en verdergaande maatregelen voor deuren en ramen). Elektronische maatregelen zoals de aanleg van elektronische in braaksignaleringssystemen. „Oorlogen zijn afschuwelijk om mee te maken, maar aangenaam om over te lezen. Het is puur drama, een tweekamp, een menselijk schaakspel. Dat fascineert het publiek nu eenmaal. Op dezelfde manier als Cup voetbal dé mensen opwindt. Men ziet de Tweede We reldoorlog nu bijna als een soort super-wereldkam pioenschap voetbal". Sebastian Haffner probeert een antwoord te vinden op de vraag waarom de Tweede We reldoorlog nog steeds zoveel pennen en drukpersen in be weging zet. Tot zijn eigen verbazing staat zijn boek „Kanttekeningen bij Hitier" al maanden aan de top van de Duitse bestsellerlijsten. Toch is het niet de zoveelste dikke oorlogspil. In nauwelijks 200 bladzijden analyseert Haffner afstandelijk en met een mi nimum aan emotie het feno meen Hitier, zijn prestaties, successen, vergissingen, fou ten, misdaden en tot slot zijn verraad. Tot nu toe overschaduwden de beestachtige misdaden van het nazi-regime elke vorm van afstandelijke analyse van Hitiers methoden. Haffner ontkent de emotionele lading van zijn onderwerp niet, maar heeft zich daarvan bewust losgemaakt. Haffner: „Aan het eind van de jaren dertig dacht vrijwel ie dere Duitser - ook ik - Wel eens: Donnerwetter! Tegen Hitier kun je niets onderne men, hem lukt alles. Zou ik het dan toch fout hebben, zou hij dan toch gelijk hebben? Het overgrote deel van de Duitsers heeft met Hitier meegedaan. En de jongeren begrijpen dat niet. Die zeg gen: jullie waren gek. Maar die ouderen waren niet gek; dat moet men proberen te be grijpen. Dat betekent abso luut niet: verontschuldigen of rechtvaardigen. Ik heb mijn boek geschreven om de kloof tussen die twee generaties te verkleinen. Over dat thema hangt in de Bondsrepubliek nog een groot zwijgen" Vergoddelijkt Hitier werd enorm bewonderd; vergoddelijkt zelfs. Maar hij was nooit populair, zoals bij voorbeeld Goering, over wie grappen gemaakt werden. Hitler had geen typisch men selijke trekken. Hij was een man zonder privé-leven, zon der familie, zonder vriend schap, zonder liefde, eigenlijk zonder alles wat bij een men senleven hoort. Hitler had succes zolang hij rekening moest houden met anderen, met de Duitse conservatie ven, met de Engelsen. Maar na 1938 kreeg hij het gevoel dat hij zich alles kon permj^- teren en toen werd hij de zui vere misdadiger die hij in aanleg altijd al was". Veertig jaar geleden stond Hit- Ier op het toppunt van zijn macht. In zijn boek pakt Haffner de eerder gestelde vraag op: hoe zou Hitier histo risch beoordeeld zijn als hij toen het slachtoffer was ge worden van een aanslag? Aanvankelijk zouden de Duitsers gedacht hebben een groot staatsman verloren te hebben, maar dat beeld - al dus Haffner - zou van korte duur zijn geweest. „De geschiedenis", schrijft Haffner, „is een oerwoud, en een bospad dat men 'inslaat ontsluit niet het hele bos". Zijn weg door de jungle van het nazi-Duitsland van Hitier geeft niet het hele beeld. Maar het is wel een nieuw en ont hullend spoor. Sebastian Haffner werd in 1907 in Berlijn geboren, studeerde rechten en poogde in '34 voor Hitier uit te wijken naar Parijs. In Frankrijk kon hij geen werk vinden. Terug in Duitsland werkte hij als journalist voor een aantal damesbladen. In 1938 vluchtte hij met zijn (vol gens de nazi-wetten jood se) verlooide naar Enge land. Daar publiceerde hij artikelen en een boek als waarschuwing tegen Hitier en werd medewer ker van The Observer. In '48 werd hij Brits staats burger, maar keerde in '54 terug naar de Bondsre publiek waar hij naam en faam maakte als kritisch columnist bij het weekblad „Stern". In '65 verscheen zijn biografie van Churchill, in '69 „De „In de vele Hitler-biografieën die tot nu toe zijn geschre ven", zegt hij, „verdrinkt de lezer in een vloed van details. Mijn boek is in één dag uit te lezen. Ik vind het eigenlijk nogal onhoffelijk om van een lezer te verlangen dat hij een week van zijn leven inlevert voor een boek; dan moet je wel ontzettend veel te zeggen hebben". Haffner komt in zijn boek niet met nieuwe feiten, maar met een nieuwe visie. Die is zo lo gisch opgebouwd, aai de le zer het nauwelijks als ont hullend ervaart. De conclu sies op elke pagina schijnen voor de hand te liggen. Na le zing blijft de vraag: waarom hebben we meer dan dertig jaar moeten wachten op zo'n compacte en verhelderende studie? oorlog nadden David Astor Van The Observer en ik al het idee dat we moesten streven naar een Verenigd Europa. Maar dan niet op basis van de bestaande grote staten, maar ^.wÊ °P grond van de daaronder begraven kleine gemeen- M m U mm schappen". „Maar ja, in de jaren '40 en '50 Hi wist ik duidelijk hoe de zaken moesten worden aangepakt. WBÊBBXSKËLê' Tegenwoordig zie ik het niet zo duidelijk meer. Veel van de WMfi Im hedendaagse problematiek is - me te ingewikkeld. Ik heb te Wmmfmmiy H llllll vaak het gevoel: 'Ik weet het eigenLijk: niet... Zoals het vraagstuk van de atoom- li;! kracht en de kernenergie. Ik hoor de argumenten van bei de zijden en ze lijken me bei de gefundeerd. Of het probleem van de verhouding tot de Arabische staten. Ik heb geen grote sympathie voor het fanatisme van de Palestijnen. De Duitsers uit het Oosten (Oost-Pruisen, Pommeren) ondergingen hetzelfde lot als de Palestij nen. Maar de Duitsers hebben a ^at fatsoenlijk en rustig ver- li werkt, geen aanslagen ge- éA llfL pleegd in Polen. De PLO pleegt niet alleen aanslagen in ^*5? Jft Israël maar ook elders in de wereld. Dat is toch eigenlijk erg onsympathiek. En toch heb ik dan weer het gevoel: ik weet het niet... Destijds toen het om Hitler en Stalin ging, verraden revolutie" en '70 &S: wist ik waar ik stond: daar „De zelfmoord van het :&>S was de vijand en hier stond ik. Duitse rijk". In '78 volgde Vandaag heb ik niet zo'n ste- „Anmerkungen zu Hitier" vig standpunt meer", waarvan nu de Neder- landse vertaling is ver- Bergopwaarts schenen bij uitgeverij H. :¥:jx J. W. Becht (f 19,50). ..Ik ben in 1954 teruggekeerd naar Duitsland. Toen zaten M nog veel mensen op dezelfde x:y.:;.v -.vv plaats die ze tijdens Hitier ïn- i namen. En in het begin van de zestiger jaren had ik de in druk dat het bergafwaarts ging met de Bondsrepubliek. Maar dat is niet gebeurd: het is bergopwaarts gegaan. Sinds een jaar of tien ben ik verzoend met de Bondsre publiek. Het is een fatsoenlij ke staat, veel fatsoenlijker dan ze vaak wordt afgeschil derd. Ik weet dat met name in Nederland nogal kritisch over de Berufsverbote wordt ge sproken. Dat vind ik eerlijk een beetje overdreven. In alle westerse landen is het nu eenmaal zo dat men commu nisten niet graag op hoge pos ten ziet. In Duitsland heeft men geprobeerd dat met typi sche Duitse pedanterie pre cies te regelen en in wetten te vangen en juist daardoor, omdat het openbaar en for meel is gebeurd, heeft dat de Duitsers weer een slechte naam bezorgd". Haffners beeld van de oorlog, van het verleden, is heel dui delijk. Hoe ziet hij het he den? Slechter „De wereld is er na de Tweede Wereldoorlog niet veel beter op geworden. In sommige op zichten zelfs slechter. Die gro te utopische wereldverbete ring is er niet gekomen. Bo vendien: vóór de oorlog was Europa het middelpunt van de wereld, nu is het een soort wereldDrovincie. Maar er is toch vooruitgang ge maakt: de Europese Gemeen schap heeft zijn zwakheden en onvolkomenheden, maar het is veel beter dan de ver houding tussen de Europese staten van voor 1939. In de AMSTERDAM - „Ach, wat waren we nou nóg in die tijd? Jonge broekies van 21-22 jaar, die daar in Lon den wel eens even met veel bravour aan oude wijze heren kwamen vertellen hoe je het verzet in Neder land moest aanpakken. Vol dadendrang, dat wel, maar zonder enig benul van politiek. Is het een won der dat we wat sceptisch werden bekeken?". Tijd heelt alle wonden en zo kan Gerard Dogger, drager van de Militaire Willemsorde (voor zijn verdienstelijk werk in de oorlog) dan toch weer enige badinerende woorden over de moeilijkste periode in zijn leven zeggen: de tijd, dat hy de officiële afgezant was van zijn verzetsgroep, de O.D. Gerard Dogger was twintig jaar toen Nederland door de Duitsers bezet werd. Hij was adelborst en gelegerd in Den Helder. Ander- halfjaar later was hij de feitelijke leider van de grootste verzetsor ganisatie in Nederland. De bezetters zochten hem, hadden zelfs een voor die tijd onvoorstelbaar groot bedrag van f5000 op zijn hoofd gezet. In de strenge winter van '41-'42 trachtte hij samen met Peter Tazelaar contact te maken met Erik Hazelhoff Roelfzema en Chris Krediet, op het donkere Scheveningse strand. Tazelaar en Dogger bereik ten, na onvoorstelbare omzwervingen door bijkans heel West-Eu ropa, Engeland. Doggers ervaringen met de Nederlandse regering in ballinschap kregen echter een dramatisch en nauwelijks voorstelbaar verloop. Hij wanhoopte vanwege het feit dat „het bureau" steeds weer de deur voor zijn neus dichtsmeet; het antwoord op zijn steeds weer gestelde „waarom" kwam pas tegen het eind van de oorlog. De tragische achtergrond van het Englandspiel en het verraad van een van de oude kameraden was daar debet aan: Dogger was zonder dat hij het wist, door de Duitsers buiten spel gezet. De Vierkante Maan Al deze oorlogservaringen heeft Gerard Dogger vastgelegd in een lijvig boek, dat de titel heeft meegekregen van De Vierkante Maan, een uitgave van Elsevier. Alles in Doggers boek berust op harde feiten; zijn relaas wordt ondersteund door foto's en gereprodu ceerde documenten, die hij pas na jaren in een kartonnen doos vond in zjjn ouderlijk huis. Vele prominente figuren passeren de revue: koningin Wilhelmina, bij wie zijn Londense periode zo hoopvol begon met een audiëntie, prins Bernhard, minister-president Gerbrandy, dr. Joseph Luns in zijn jonge jaren, mr. Wiardi Beekman, dr. L. de Jong en de legenda rische Koos Vorrink. Doggers verhaal voert de lezers langs Lissa bon, het spionage-paradijs uit die tijd, dwars door het Engelse Kanaal met de Motor Torpedo Boten van de Nederlandse Marine naar Zuid-Nederland, waar Dogger de bevrijding van uiterst dichtbij meemaakt. Wat hij meemaakt, is bij tijd en wijle adembenemend, maar vaak zijn de spannendste momenten doorspekt met die typische jongens- onder-elkaar"-verhalen van bijv. wishky uit bloemenvazen drin ken, omdat er nergens meer glaswerk was te krijgen. Flitsen filoso fisch inzicht worden weer afgewisseld met lyrische ontboezemin gen over mooie meisjes. Ook het geloof neemt een belangrijke plaats in: Dogger, afkomstig uit een zeer vroom en kerks gerefor meerd gezin, heeft zich daar al snel aan ontworsteld, in hemel en hel, zoals die ons worden opgediend, gelooft hij niet, maar wel in God. God, die hem één keer een duwtje heeft gegeven toen hij op zijn vlucht uit Nederland in Zwitserland niet meer verder kon. Of, zoals hij het in zijn boek zegt: „Maar God, die alle goedheid is en alle liefde en alle wijsheid, heeft de tijd aan zichzelf en denkt: „Eerst die oorlog, en dan zien we wel weer". Want ook Hitler is zijn kind. Samen met ons allen". Toen de oorlog voorbij was, hing hij zijn militaire lier aan de wilgen. Hij die in een korte tijd een bliksemcarrière had gemaakt - hij was inmiddels luitenant - wilde volstrekt opnieuw beginnen. Hij was inmiddels getrouwd en had een dochtertje. Prachtige aanbiedin gen kreeg hij uit Nederland, maar hij begon met nagenoeg geen financiële middelen, voor zichzelf te werken. Dogger, die in Enge land woont, heeft zich sinds kort uit het zakenleven teruggetrok ken. Hij schildert thans en zeker niet onverdienstelijk, zeggen de kenners. Heldendom Over zijn eigen heldendom zegt hij slechts dit: „Wat is een held? Iemand die angst heeft, maar tevens twee vijanden te overwinnen heeft: eerst zichzelf, dan de tegenpartij. Een kwestie van willen overleven. De eerste keer maakte ik dat als 16-jarig knulletje in Duitsland mee. We waren op trektocht en verdwaalden. We kwa men terecht op verboden gebied, waar de Duitsers zwaarbewa pend schietoefeningen aan het houden waren. Men wilde ons overhoop schieten, kregen we de indruk. Toen voor het eerst werd ik me bewust van een merkwaardige eigenschap, namelijk een laf gevoel van angst, dat geconfronteerd met toenemend gevaar, om slaat in ijskoude koelbloedigheid. Dat is dat ene facet. Het andere is: ik ben wat avontuurlijk van aard. Niet dat ik daarom voor de marine gekozen had: dat was alleen maar om niet voor dominee te hoeven studeren, zoals mijn vader graag wilde. Marine trok me overigens wel meer dan de land- of luchtmacht - dat heb je nu eenmaal als Amsterdamse jongen die is opgegroeid bij het water. Verveling heb ik nooit gekend en zal ik ook nooit kennen, en dat is wat ik tegenwoordig met verbijsterde ogen bij de anderen bekijk: de verveling die verdreven moet worden met doe-dingen, zoals sport en dergelijke De mensen zouden wat meer ontspanning moeten 2 >eken in hun eigen geest - een utopie wellicht, maar het proberer waard". Dogger he >ft overigens een nieuw boek op stapel staan, dat zal z(jn avontuu lijk leven na de Tweede Wereldoorlog behandelen: even spannend, maar bepaald minder dramatisch.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 33