Bob den Uyl in de
pas van onze dijen
kletserstraditie...
Aart van
der Leeuw
Een Brabantse streekroman
Duitse Staande: vriendelijke jachthond
DONDERDAG 3 MEI 1979
EXTRA
PAGINA 15
Rutger Kopland: Al die mooie
beloften, Van Oorschot, Am
sterdam, tweede druk 1979,
Fl. 12.50.
Rutger Kopland is een dichter,
ook nog psychiater; schreef
een boekje over de psychia
trie. Is een zielkundige van de
alternatieve soort dus zal hij
inmiddels ook wel in schei
ding liggen. Dat is het hele
verhaal over Kopland. Maar
dat kent iedereen al.
Nog een stukje verhaal uit de
Kopland-story: Kopland is
een van de best verkopende
dichters van Nederland.
Dit laatste is niet helemaal
waar. Huub Oosterhuis' ge
kweel verkoopt véél en véél
beter. Nel Benschop wordt
per container aangevoerd.
Tenminste: ik heb de vijfde
druk van haar bundel Een
open hand naar de hemel,
70.000 exemplaren.
Onmiskenbaar, echter, is het:
Kopland is een zeer bekend
dichter. Nu ben ik erg bang
voor verkoopcijfers: een wil
lekeurige damesroman wordt
opgelegd in 250.000 exempla
ren. Ondanks die grote aan
tallen reken ik een damesro
man niet tot de literatuur
Oosterhuis reken ik ook niet
tot 'de' literatuur. Benschop
evenmin. Het lijkt wel of hoge
verkoopcijfers juist bewijzen
dat een boek niks heeft te
maken met literatuur. En
Shakespeare dan? En James
Joyce dan? Ja hoor. die ver
kopen, het is ook nog litera
tuur. Maar wordt dat sieraad
van de boekenkast - die Ver
zamelde Shakespeare - even
redig gelezen naar het aantal
verkochte exemplaren? Wel
nee!
Verhevends
Literatuur is iets verhevends,
iets moois, vaak iets moei
lijks. Dat mag, een beetje
moeite doen voor iets moois
mag best. Per slot van reke
ning moet je ook sparen voor
een antieke olielamp. Moois,
dat krijg je nu eenmaal niet
cadeau.
Rutger Kopland's zoveelste
bundel heet Al die mooie be
loften. De dichter is teleurge
steld. En zo hoort het. Geluk
kige dichters bestaan niet.
Kopland was met zijn vroegere
bundels de meester van de
ontroering. Hij wist op een
voudige wijze te zeggen wat
we allemaal wel eens voelden:
hoe het is om ergens weg te
gaan, hoe het voelt om een
glas bier op een dijk te drin
ken, hoe langzaam je je voort
beweegt op een fiets. Kop-
lands boeken (ik noem maar
wat: Alles op de fiets, Het or
geltje van Yesterday - 1968,
Onder het vee - 1966) die
hadden wel wat: je kon je zelf
er in herkennen, de ontroe
ring van alledag. Kopland
was de vertegenwoordiger
van de vertedering.
Uitgewoed
De vertedering van deze dich
ter, lijkt mij, is uitgewoed
Maar ook dichters moeten
voort. Dus opent Kopland
zijn laatste bundel met een
soort 'open brief aan een ze
kere G. Negen gedichten van
zo 14, 15 regels. Afschuwelij
ke poëzie. Wat mij betreft dan
G, ik schreef een vers over jou w
gezicht,/ dat het zo afwezig
was, ik vergeleek het/met wa
ter waarin ik het gezicht zag
van een paard,'
Ik wil iedere dichter begrijpen
en zeker geen leed aandoen
Maar ik kan hier niets anders
lezen dan dat de bewuste G
een paardekop bezit. Op blz.
9: 'ik houd er niet van om/te
worden gekend door iemand
die ik niet'.
Ik ben de eerste die begrijpt dat
dichters grapjes uithalen met-
taal, maar wat is nu 'die ik
niet? Bedoelt Kopland die ik
niet ken? Dan moet hij dat
opschrijven of anderszins
duidelijk maken. Helaas kan
ik op deze manier gezegd niet
anders lezen dan dat Kopland
zijn geliefde onder een niet
machine heeft gelegd.
Op bladzijde 15: 'Die dagen met
jou G, ze smaakten heel he
vig/naar weinig,' Dagen die
smaken niet. Maar dat is het
ergste nog niet. Hevig naar
weinig smaken' dat lijkt
beeldspraak. Het is echter
niks, volstrekt niks. Het is
gewoon de poëziekoper be
donderen.
Het tweede deel van de bundel
'Omdat we van ons zelf geen
huis zijn' (Hoe lang zal nog
Rilke's regel: 'Wer jetzt kein
Haus hat...' verdraaid, gepa
rafraseerd en bewerkt mee
moeten?) geeft nog veel ver
schrikkelijkere dingen.
'Omdat je rug/nog zo jong is, zie
ik hoe krom/die is,' Een ge
liefde met ruggemergtering,
denk ik dan.
Bladzijde 25: 'als kabouters in
zachte pyamas gaan de ge
luiden door het huis,' Wat een
onzin! Literatuur mag toch
nog wel een beetje de schok
der herkenning hebben?
Welnu: ik moet de eerste te
genkomen die mij vertelt hoe
het klinkt als kabouters in
zachte pyamas door het huis
gaan. Kabouters bestaan niet.
(Behalve voor Rien
Poortvliet) Kabouters in har
de kleren - die bestaan in ie
der geval niet. Stel je voor.
een kabouter in maliënkol
der!
Mode
Het is 'zacht', 'rug', 'gras' enzo
voorts in het tweede deel van
Koplands bundel. Ik kan daar
heel slecht tegen. Kopland
wordt geregeerd door zijn
voelen. Inderdaad, het is mo
de. Op de sociale academie, in
progressieve relaties en bij
Jan Foudraine. In een oranje
pak pure kitsch opschrijven.
Als Kopland nog even door gaat
de r
Jammer is het wel. Een dichter
die meer dan tien jaar geleden
een heel origineel geluid liet
horen en nu afzakt naar con
fidenties die ongetwijfeld
echt gemeend zijn maar he
lemaal niet waard zijn ge
drukt te worden.
Als alles wat mensen elkaar in
bed beloven gedrukt zou
worden waar zou zijn, tja, dan
zou de wereld er mooi uit zien.
De \yereld ziet er helemaal
niet mooi uit. Dus moet bed-
taal maar geheimtaal blijven.
Monsterlijk
Het derde deel van Koplands
bundel 'Over het maken van
een gedicht' had ik al gelezen
in het literaire tijdschrift De
Revisor. Toen vond ik het al
een monsterlijk geschrift.
Kopland volgt zichzelf in de
ontstaansgeschiedenis van
het gedicht Geen gezicht,
geen handen, geen haar, en
altijd.
Eindelijk heeft hij het gedicht
overeind op bladzijde 54. Het
staat er in ai zijn glorie. Helaas
stond het bewuste gedicht
ook al op pagina 27. De poë
ziekoper wordt dus alweer
bedonderd. Eén gedicht voor
twee geld. En wat bedoel ik
met dat helaas? Daar bedoel
ik mee dat ik kotsmisselijk
wordt van een regel als: 'Ik
kijk naar de hei/naar de mis
tige. eenzame berkjes'
Berkjes zijn niet eenzaam en
ook niet mistig. Jammer hoor,
van die Kopland. Een veel
belovend, soms groot, dichter
die zich zó te buiten gaat aan
volstrekte onzin. Meneer
Kopland moet bij R.H. van
den Hoofdakker want zo heet
Kopland in het echte leven -
in therapie. Als Kopland van
alle ruggen, zachtheden en
grassen genezen is moet hij
weer terugkomen. En dat
mag best met gras en tranen.
Als het maar zo is als in een
vers uit Onder het vee:
'Het grasveld is nat van limona
de
en kindertranen en ik vader
zie toe hoe alles gaat
zoals het gaat onder de zon'
Wat schreef Kopland mooi in
1966! Wat jammer dat hij ook
nog schrijft in 1979!
BOUDEWIJN BÜCH
Ons land zit stampvol lolbroeken. Dit moet een uitspraak
zijn die aan menige buitenlander en nog meer landgeno
ten een meewarige glimlach zou ontlokken, ware het niet
dat de bewijzen in aantal toenemen. Alvorens dieper in te
gaan op deze treurige constatering, kan ik u misschien
een heel klein beetje troosten met de belofte me te beper
ken tot onze literatuur
Hoewel grauw- en somberheid ten
aanzien van geloof, opvoeding en
eerzaam huisgezin in onze ge
schriften welzeker hun beslag
krijgen, mag toch ook met trots
gewezen worden op een typisch
Hollandse oubollige traditie. Een
traditie die terug te voeren valt op
bv. 17e eeuwers als Bredere, op
Focqenbroch en Langendijk in
de 18e, om definitief door te bre
ken in de 19e eeuw met types als
Hildebrand en zijn navolgers.
Kwaliteit en uitingswijzen van die
humor lopen uiteen: er is zeker
niveau te ontdekken in de zelf
spot en zwarte ironie van Piet
Paaltjens, in de scabreuze brie
ven van De Schoolmeester of in
de vlijmende hoon en het sar
casme van Multatuli, terwijl ook
betere kritici als Busken Huet
een dodelijk gebruik maken van
de humor als wapen.
Wat niet wegneemt dat de meesten
onzer 19e-eeuwers ondanks
wanhopige inzet niet verder ko
men dan flauwiteiten en stieke
me platvloersheden - wèl met
gretigheid door het doffe Neder
landse lezerspubliek ontvangen
overigens.
Die rage van leutigheid neemt wat
af in de eerste helft van deze
eeuw, al weet eèn narrig schou
wer als Du Perron zijn afkeer van
alles en nog wat soms met snij
dend sarcasme onder woorden te
brengen.
Heropleving
Hutspot
Gelukkig brengt ons de tweede
helft dezer eeuw een uitgespro
ken heropleving. Met wie het be
gonnen is, valt moeilijk te bepa
len, en waarom zouden we trou
wens meteen weer de wijsvinger
beschuldigend strekken? Zeker
is dat de hernieuwde neiging om
de dingen met spot, ironie, sar
casme en een "leuke" woordkeus
te ridiculiseren al evident aan
wijsbaar is bij zwartgallige n als
Reve, Hermans en - iets later -
Kousbroek. Om er maar enkelen
te noemen.
Ongetwijfeld onder invloed van de
"ludieke" zestiger jaren neemt
het gebruik of misbruik van sne
digheid in de literaire kritiek de
laatste jaren hand over hand toe;
een stroomversnelling die sedert
Gerrit Komrij en Jan Blokker
zich ermee zijn gaan bemoeien,
vooralsnog onstuitbaar lijkt.
Grappigheid is troef, een afzichte
lijke ontwikkeling waaraan ook
coryfeeën als Bomans en Car-
miggelt schuldig zijn, en waaraan
slechts een enkeling (die dan dus
nauwelijks gelezen wordt) zich
kan onttrekken. Kortom, wie niet
schalks is, moet wel saai zijn.
(of Appelscha, of allebei, daar wil
ik af wezen) en het bedrijven van
een "lectuur"-verhaaltje Een
hutspot van onderwerpjes, maar
overgoten met een dikke, plakke
rige jus van kwinkslagen.
Een leuk boek, en toch leesbaar7
Soms wel, ja.
Weemoed
Een beslist aardig verhaal is dat
waarmee de bundel opent.
"Jeugdige experimenten",
waarin de auteur smartelijk en
toch met vrolijke weemoed ver
telt van zijn vroegrijpe erotische
neigingen ten overstaan van een
mollige schooljuffrouw, bij wie
ieder kind zo graag op schoot zat
Eindelijk dan ook de kleine Bob
"Ik begon met quasi-nonchalant
wat tegen haar aan te leunen. Niet
te heftig natuurlijk, maar toch
wel zo dat ik de zachtheid van
haar borsten tegen mijn arm
voelde. Dit wond me erg op en
hierdoor verloor ik de voorge
nomen voorzichtigheid uit het
oog, ook al omdat de tijd snel ver
streek en die schootséances
meestal niet langer dan tien mi
nuten duurden.
Ze begon trouwens tekenen van
onrust te vertonen, misschien
was mijn gespeelde nonchalance
iets te doorzichtig. Wilde ik mijn
droom vervuld zien, dan zou ik
zonder acht te slaan op de gevol
gen moeten doorzetten. Ik ver
zamelde al mijn moed, slikte en
greep voor het front van de klas
met mijn twee handjes in de
warme volheid van de angora
wol". (p.13).
Een prachtige historie waarvan de
afloop zich laat raden. Ook ver
derop weet Den Uyl zijn be
vreemdingen fraai over te bren
gen, zoals in kleine passages als
over het meisje dat de verbijste
rende uitdrukking: "Nasi, daar
eet ik me het schompus aan
(p.29) hanteert. Maar het artikel
tjes "Bestaat Nederland?" is sa
mengesteld uit zeldzame flauwi
teiten, die qua minderwaardige
jolijt niet onder doen voor de
misselijke negentiende-eeuwers
Irritant
Een ander uitermate irritante trek
is zijn eeuwige relativeren, na
tuurlijk is het wel 's aardig met
jezelf te spotten, je opinies, ze
kerheden, twijfels en gevoelens
in twijfel te trekken of voor schut
te zetten - maar een heel boek
lang, dat wordt wel veel.
Zo onderbreekt de auteur een korte
maar aardige natuurbeschrijving
van de Veluwe als volgt: "Hier wil
ik het wat de natuur betreft bij
laten. Met natuurbeschrijvingen
moet je ontzettend oppassen,
want vóór je het weet produceer
je een radeloos geleuter waarbij
de lezers in een diepe, maar ge
zonde slaap vallen; zelf onder
vind ik bij het lezen van natuur
beschrijvingen altijd een hevige
jeuk op moeilijk bereikbare
plaatsen" (p.95).
Schrijversleuk- en lafheid is dat, al
komt die relativering op andere
plaatsen (je moet wel zoeken) be
ter tot zijn recht: "in het buiten
land in de verte een Nederlander
zien lopen vind ik nog steeds een
ervaring, in de zin datje landge
noten al op kilometers afstand
herkent aan houding en uiterlijk
Je zou je echt tranen lachen, als je
niet wist dat je er zelf ook zo uit
zag" (p. 144).
Al met al loopt Bob den Uyl geheel
in de pas van de Nederlandse dij
enkletserstraditie: spotten met
alles wat hem voor de voeten
komt, waarbij hij vooral struikelt
over zichzelf. Gein en natte voe
ten. 't Is komisch, hoor, maar lite
ratuur? Daar geeft de schrijver
persoonlijk antwoord op: "litera
tuur is een select gezelschap da
mes en heren in het koninklijke
paleis te Brussel" (p.177).
Paaltjes moet het destijds goed ge
zien hebben: wij Nederlanders,
en onze auteurs gaan ons vóór,
zijn zelfmoordenaars. Een
schertsvolk.
ROB VOOREN
Geheim commando "life-line" van John Brason. Uitgeverij
en drukkerij Hollandia bv in Baarn. Prijs gebonden
f. 24,50.
Het ongelooflijke verhaal van de 3500 geallieerde vliegers (bondgenoten
van Engeland tijdens de Tweede Wereldoorlog) die uit bezet Europa
wisten te ontsnappen, moetje eigenlijk in één adem uitlezen. Wanneer je
om de paar dagen enkele bladzijden leest, raak je de draad kwijt en zul je
steeds terug moeten slaan om even te kijken wie nu wie ook al weer was.
Vooral het eerste gedeelte van het boek is geen fijne leesstof. Het is een
opsomming van allerlei zaken waarmee de Engelse vliegers die waren
gestrand te maken kregen. Er worden zoveel verschillende namen in
genoemd dat je je wel eens afvraagt wie is hij of zij nu weer. Pas in het
laatste stuk van het boek, waarin de ontsnapping van enige vliegers
wordt beschreven, wordt "Geheim commando" ook prettig om te lezen.
Want juist daar bewijst de schrijver dat hij wel degelijk in staat is om een
sfeertje te scheppen.
Heb je in het begin wel eens de neiging het boek dicht te slaan en het maar
op te bergen, tegen het einde kost het moeite om met lezen te stoppen, 't
Is jammer dat je dit niet kunt zeggen van het hele boek.
Positiever
Ik heb slechts een enkel deel van de gelijknamige televisieserie gezienDie
kwamen op mij heel wat positiever over dan het boek. Of je die vergelij
king mag trekken, ik weet het niet. Een feit is wel dat de mensen gauwer
bereid zijn de knop van hun televisietoestel in te drukken dan naar een
boek te grijpen. Misschien dat daarom de populariteit van de televisiese
rie zo groot is en dat er al aan een derde vervolgreeks wordt gewerkt.
Voor wie geïnteresseerd is in het wel en wee van de Engelse vliegers in de
Tweede Wereldoorlog kan ik het boek alleen maar aanprijzen. Hoewel
de bewerking fictief is, zijn alle voorvallen wel door de één of andere
ontsnapte meegemaakt. De meeste piloten die met hun vliegtuig
werden neergeschoten boven Europa, werden gevangen genomen. De
3500 vliegers die naar hun basis terugkeerden om weer deel te nemen
aan de oorlog kregen onderdak in België en werden door verzetsmensen
via Frankrijk en Spanje weer naar huis getransporteerd.
Yvette
Life-line is de schepping van een opmerkelijke, jonge Belgische vrouw
met de codenaam Yvette, een doodgewoon meisje dat door de afschu
welijke oorlogsbelevenissen én de bezetting een onverzoenlijke haat
opvatte tegen het Derde Rijk. In het begin werkt ze alleen, geleidelijk
laat ze medewerkers toe. Hun succes heeft zijn prijs, de Abwehr krijgt
assistentie van de SS.
John Brason, 37 jaar, begon pas in 1962 met schrijven, nadat-hij eerst een
schildersopleiding had yoltooid. Hij was het ook die de bekroonde afle
vering produceerde van de tv-serie Colditz.
Brason kwam aan de informatie voor het boek Geheim commando, door
dat hii heel veel van de verhalen en persoonlijke herinneringen van
RAF-ontsnapten kreeg te horen. Die vormen dan ook de achter
grond van het boek. De schrijver heeft er een punt van gemaakt om een
van de piloten succes te laten hebben. Uit betrouwbare bron weet hij
echter dat niemand erin is geslaagd gevangenneming te voorkomen en
zonder hulp van "life-line" naar Engeland terug te keren.
JAN WESTERLAKEN
Bob den Uyl moet dit verzonnen
hebben, toen hij zich zette aan de
uitgave van zijn meest recente
bundel "Vreemde verschijnse
len" (uitg. Querido, Amsterdam
1978, 22,50). Een bundel stukjes
over de meest uiteenlopende ac
tiviteiten en belevenissen als
daar o.a. zijn: de kroegen van
Willem Elsschot (ook al een "hu
morist"!), het zoeken van de uit
gang in een buitenlands waren
huis, sport (altijd goed voor een
jeugdige anecdote), een reisje
naar Zweden (wéér krijgt het bui
tenland de schuld), muzieknei-
gingen, reisjes naar Roodeschool
.Momenten van schoonheid en be
zinning,' door Aart van der
Leeuw. Opnieuw uitgegeven
door De Beuk, stichting voor lite
raire publicaties te Amsterdam.
Prijs 25
In de tweede uitgave van dit 84 pa
gina's tellend boekje heeft stich
ting De Beuk de oorspronkelijke
spelling aangehouden. 'Momen
ten van schoonheid en bezinning'
zijn nagelaten aantekeningen van
de in 1931 overleden bekende
neo-romanticus. Diens echtgeno
te heeft het boekje voorzien van
een woord vooraf.
Naast zijn veelgelezen neo-roman-
tische verhalen heeft Aart van der
Leeuw vooral naam gemaakt als
dichter van natuurlyriek. Hoog
tepunten in Van der Leeuws oeu
vre waren de in het 18-de eeuwse
Frankrijk spelende luchthartige
roman. 'Ik en mijn speelman'
(1927) en 'De kleine Rudolf
(1930).
Van der Leeuw leidde over het al
gemeen een teruggetrokken le
ven. Hij zocht met name zijn
vlucht in de verbeelding, die een
eigen realiteit werd. Hetgeen
men ook kan proeven in 'momen
ten van schoonheid en bezin
ning', een boekje voor de liefheb-
ber s JAK JANSEN
"De laatste Boer", door Arie van
der Lugt. Uitgever: Teleboek
Amsterdam. Prijs: f 18,90.
Het buitengebied... Die brede
strook niemandsland tussen het
Patserbos en de Belzegrens heeft
bij de dorpers altijd in een kwade
reuk gestaan. Nard van den
Donk, de biggenboer ("met zijn
vrouw die zo lelijk is als grote
vloeken") komt er soms omdat
hij biggen smokkelt over de Bel
zegrens en omdat hij zaken doet
met het stugge volk van de leste
hoef.
"De Duitse Staande is een sterke,
vriendelijke en intelligente
jachthond"
Dat hebben we niet van onszelf. Dat
schrijft de internationaal ver
maarde keurmeester G. L. Goes-
ten in een boekje dat zojuist is
verschenen in de serie "Populai
re rashonden" van Elsevier Fo
cus in Amsterdam.
In deze serie is echter niet alleen de
Duitse Staande aan de beurt
maar ook de Retriever. Die werd
beschreven door een andere ky-
nologische deskundige: me
vrouw C. H. R. van Crevel-van
Oss.
Elsevier hoeft van beide verhalen
leuk geïllustreerde boekjes ge
maakt die de liefhebbers voor
15.50 per stuk kunnen koper
De geschiedenis van de rassen,
het karakter en het gedrag van de
honden, de voeding en verzor
ging van de dieren en tips voor
het fokken vindt men in deze
werkjes. "Ken uwis de titel
van deze werkjes. Voor wie zijn
trouwe huisdier beter wil kennen
kunnen deze boekjes inderdaad
een nuttige handleiding vormen.
KOOS POST
Daar woont ook de heks Kruiden-
Mie in haar barre eenzaamheid.
Zij is vroedvrouw en kruiden
dokter voor al het arm volk dat de
echte dokter niet kan betalen.
Mie helpt voor een schappelijk
prijsje Brabantse koters de ar
moe in, al heeft meneer pastoor
verboden om met haar om te gaan
omdat zij "het boze oog" heeft en
bij het zoeken naar kruiden in de
maneschijn toverspreuken pre
velt die overenigbaar zijn met
Onze Moeder de Heilige Kerk.
Maar op zekere dag moet Willeke
Bax ("De gretige hupsakedee") in
zijn grote nood toch naar de heks
om haar te vragen zijn vrouwke
Sjanne van de veldw^hter) te
verlossen van haar tiende koter.
Het begin van een drama. De heks
weigert en Sjanne blijft in de be
valling van haar tiende koter en
neemt het poppetje tegelijk mee
naar de hemel. Voor Willeke
dreigt een complete ondergang,
te meer daar hij een daverende
ruzie krijgt met de dikke pastoor
die hem de hel belooft. Vrijwel
het hele dorp keert hem vervol
gens de rug toe. De koppige Wil
leke Bax laat weten dat hij al zijn
vijanden nog wel eens de eindaf
rekening zal presenteren.
Wanneer de nood het hoogst is, is
ook in dit verhaal de redding na
bij. Door een noodlottig ongeval
van de boer van ,,'t Leste" kan
Willeke op deze welvarende hoe
ve aan de slag als arbeider. Met
heel zijn hebben en houwen ver
huist hij onder hoongelach ("Is
dit nu de eindafrekening Wille
ke?") uit het dorp en trekt in op
,,'t Leste".
Het begin van de eindafrekening.
Willeke valt in de smaak bij de
fraaie boerin ("De boerin, dat is
me d'r ene, zo'n schoon mokkel,
zo lopen er niet veel in het wild
rond") en wanneer de boer is
overleden trouwt hij zelf met
haar. Zijn kapitaal en macht
groeit zienderogen en op geraffi
neerde wyze rekent de nieuwe
boer van ,,'t Leste" één voor één
af met zijn vroegere vijanden.
"De laatste Boer", een streekroman
van het kaliber datje in één adem
uitleest. Sinds Antoon Coolen
heeft geen andere auteur het
Brabantse volk met zoveel liefde
beschreven als waarmee Van der
Lugt (De Kempenkenner bij uit
stek) het tekent in hun geloof en
bijgeloof, met hun grote deugden
en evengrote gebreken.
JAAP VISSER