EEN DAG MEE DE WADI IN c Een vooruitgeschoven Nederlandse verkennerspost HARIS - De vreemde omge ving en de noodzaak om on der moeilijke omstandighe den met elkaar samen te moeten werken, heeft kenne lijk een goede invloed op de Nederlandse soldaat. De eenheid van de Nederlandse Koninklijke Marechaussee, de militaire politie, heeft met de soldaten in Libanon aanmerkelijk minder problemen dan in Nederland het geval is. In Haris vertelt marechaussee Hanno Schaap uit Maarn dat zich sinds 10 maart pas 60 gevallen hebben voorgedaan op 800 man en dat waren dan nog voor het overgrote deel verkeersongelukjes. „Aan rijdingen door de onbekend heid met het verkeer, de smalle wegen", zegt hij. 'Vechtpartijen zijn nauwe lijks voorgekomen. Een en kele keer heeft een soldaat iets te veel gedronken en mag hij de nacht op de mare- chausseepost in Haris door brengen. Een cel is er niet eens voor, weglopen doet zo'n vent toch niet. Wel een soort keldertje, maar dat is nu een opslagplaats voor rommel", zegt Schaap. „Maar we hebben het ook niet nodig gehad. De sfeer is hier gewoon veel te goed". moet al heel gek lopen wil een infiltrant in het aardedonker ze allemaal missen. Dan heeft de groep nog andere middelen. Sylvester vuurt een lichtkogel af. Het dal is in de inmiddels invallende duis ternis aardig verlicht. Ook de elektronica komt te hulp: in- fraroodkijkers en helder heidsversterkers. In het stik- ke donker door een verrekij ker kijken en beelden zien alsof het 12 uur 's middags Nee, dit is toch geen padvinde rij. De zware wapens bewij zen dat al. Het kampvuur is er ook niet elke avond. De gas ten krijgen een voorkeursbe handeling. „Er heerst hier een zekere geluids- en lichtdisci- pline", zegt Sylvester. Zwaar De acht jongens van deze Delta- groep draaien een zwaar pro gramma. Hier in de Wadi Al Nafkhah is het twee uur op twee uur af. Er zijn drie pos ten: het kamp, de uitkijkpost van drie man, hoog op de uit stekende rotswand en twee man die de kleine post, een paar honderd meter achter het kamp, bewaken. Als ze hier een aantal dagen gezeten hebben, gaan ze zes dagen „boven de grond" patrouille lopen. De verveling is groot. Stam, een begin twintiger, die politie man wil worden: „Vrije tijd hebben we nauwelijks, ja be halve dan het slapen. Wat we verder doen: een boek lezen, wassen, brief schrijven en dan weer hetzelfde. Maar je bent zo intensief bezig dat je er nauwelijks tijd voor hebt". Pas als hun wacht hier en hun patrouille boven er op zitten kunnen de acht (officieel be staat de groep uit tien man, maar twee zitten met verlof in Israël) zich wat ontspan- De groep is met tien man eigen lijk onderbezet. Doordat tel kens twee verlofgangers weg zijn, moet te veel werk met acht man gedaan worden. Drie posten bewaken, de klok rond met acht man. Libanezen Gelukkig is de nachtpatrouille, mede door het inrichten van vaste posten als hier in de Wadi, verdwenen. Ook de komst van soldaten van het geregelde Libanese leger, die officieel de taak van de VN- militairen in het zuiden van Libanon moeten overnemen, heeft die taak niet verlicht. De Libanezen worden - voor zichtig gezegd - „niet hele maal vertrouwd" en worden steeds door Nederlanders in de gaten gehouden. „Ik vertrouw nog niet eens me zelf als ik op wacht zit en slaap heb. Moet ik dan een Liba nees vertrouwen die hier in het gebied misschien vriendjes heeft zitten?", vraagt Sylvester zich af. En Herman Stam voegt eraan toe: „Een Libanees krijgt bij mij hier geen voet aan de grond". „Waarom denk je dat ze in Haris een extra wacht hebben inge steld? Omdat ze bang zijn dat de spullen onder hun achter ste weggeklauwd worden. Kijk maar eens naar hun schoenen. De een loopt op laarzen, de ander op hoge hakken. Die jongens kunnen een goede militaire laars best gebruiken. Daarom is er nu bij „bevoorrading" een dub bele wacht". Bij het kampvuur komen - zoals altijd - de verhalen aardig los. Er blijkt dat deze jongens, rond de twintig allemaal, nu niet direct beantwoorden aan Door Hans de Bruijn het beeld dat de Nederlanders pro-Israël zouden zijn. De be schietingen door de rechtse milities van majoor Haddad - die door Israël wordt ge steund - op Nederlandse pos ten, heeft die stemming aan getast. Haddad krijgt er flink van langs en de Israëli's zouden in hun ogen hun handen van Haddad moeten aftrekken. Sommige jongens laten blijken dat ze vinden dat de VN-troepen die Haddad maar eens moeten aanpakken. Maar nog geen van deze soldaten heeft ooit gevochten. Het schieten door VN-soldaten is hier ook aan strenge regels gebonden. Er mag alleen geschoten worden uit zelfverdediging of wan neer een andere VN-militair in levensgevaar verkeert. Sylvester, de meest ervarene van het stel: „Ik heb nog nooit onder vuur gelegen. Eigenlijk vind ik dat wel jammer. Voor de ervaring". Tegenzin Om tien uur krijgen we goulash te eten, uit het noodrantsoen, en vanuit een omgekeerde pandeksel. Een kwartier later volgt een spiegelei. De jon gens hebben genoeg eten, kookgelegenheid en de al ge noemde koelkast, waar heel wat frisdrank en pils in staat. En dat op de bodem van een wadi, driehonderd meter diep. De koelkast en aggre gaat zijn daar door een heli copter gedropt. Om half elf gaan we mee met de aflossing van post Bravo, op een smalle richel, een stuk achter het kamp. Daar zit sol daat Wibo Wierenga uit Veendam te waken. Met te genzin. „Ik, vrijwilliger? Oh nee", komt er hartgrondig uit. „Ik zit hier niet naar mijn zin. Maar ik kon in Nederland ook niet genoeg redenen vinden om er onderuit te ko- Zijn ervaringen hier zijn niet best. „Het beantwoordt totaal niet aan de voorstellingen. De voorlichting die we in Ne derland gehad hebben, die kun je hier volledig uit je hoofd zetten. Die is hier he lemaal niet van toepas sing". „Het is zulk saai werk, vind ik", zegt hij vanuit het duister, want zien doen we elkaar nauwelijks. „In de nacht draai je je wacht. En overdag, tja, dan doe je eigenlijk weer niks. Je gaat een brief schrijven of een boek lezen. Dat is alles. En dan duren de dagen dub bel zo lang". Zijn er dan geen positieve pun ten? Wierenga moet lang na denken. Er komt geen ant woord. Hij kan zich ook niet voorstellen dat er mensen zijn die het wel naar hun zin heb ben, zoals Sylvester. En over de natuur hoef je hem hele maal niet te spreken. „Het is alleen maar berg. En als je één berg hebt gezien, heb je ze al lemaal gehad. Het is voor mij allemaal hetzelfde". Sylvester „Het verschil met de Noordduitse Laagvlakte is natuurlijk datje daar nog wel eens een meid ziet waar je mee kletst, of een vent die je aanschiét. Hier kijk je om je heen en je ziet zeven dagen bergen". Sommigen kunnen daar niet tegen. In het peloton waar de Delta-groep toe behoort, zit één man met een ontzettende heimwee. Die mag misschien naar huis. In Haris was het ons al verteld door de maat schappelijk werker van het bataljon, kapitein Schutte: „Er zijn nu zo'n man of acht die hier zulke grote proble men hebben, dat we ze waar schijnlijk naar huis zullen la ten gaan. Enkelen sturen we zelfs, die mógen gewoon niet eens blijven". Maar over het algemeen is de stemming onder de soldaten goed. De Delta-groep kent in elk geval geen echte „moppe raars". Het leven is hier zwaar, maar de soldaten zijn op elkaar aangewezen. „Steeds sta je weer versteld van wat je kunt", zeggen ze. „Dan denk je, potverdorie, ik kan niet meer. En dan blijkt dat je toch nog tweemaal zo veel kunt". Patrouille En dat is ook wel nodig, want de weekprogramma's liegen er niet om. De week die de Del ta-groep in de wadi door brengt, valt misschien nog wel mee. maar de patrouille- week betekent zes dagen op stap voor je weer op je uit- gangspost terug bent. Bela den met een zware bepakking en bewapening. Klimmend en dalend over de bergen. Een schetsje van zo'n week: lo pen, een kamp zoeken, de omgeving verkennen, waar nemingsposten uitzetten, ko ken. Het kamp camoufleren, struikeldraden uitzetten, twee machinegeweerposten inrichten, een paar uur sla pen. 's Morgens om vier uur weer reveille, om kwart over vijf moet de groep weer aan de wandel zijn. Dat gaat zo zes dagen door, berg op, berg af. Bij dorpen moet eerst een zuivering worden uitgevoerd, dat wil zeggen: eventuele christelijke mili tia's verwijderen, terwijl an deren een verdedigende stel ling opzetten. Na zes dagen zit de patrouille er op. Dan wordt het een week lang om en om wegafzettingen uitvoeren of weer patrouilleren in de buurt van de commandopost. „In feite hebben wij, die actief bezig zijn, het mooier dan die mensen die op de compag niestaf zitten", zegt een van de soldaten. „Wij", voor wie dit leven vreemd is, beamen dat. De zon schijnt, het is vrij warm, je bent buiten en in een fraaie natuur. Je bent jong en je wilt wat, nietwaar? Alleen is het jammer dat het hier écht oorlog is. De volgende morgen nemen we vroeg afscheid. De klim naar boven is lang en - zo wordt ons beloofd - niet gemakke lijk. Sylvester, Stam en sol daat Jan Brouwer uit Vee- nendaal begeleiden ons, het geweer in de hand, naar bo ven. Ze gaan ook even mee om bier te kopen in het dorp. Daar zal ook de marechaussee op ons wachten met twee jeeps om ons naar Haris terug te brengen. We moeten de klim wel drie keer onderbre ken om uit te puffen. De laat ste keer stoppen we op een rotsplateau. We kijken om in de diepte. Ver onder ons ligt het kamp. Er wordt gezwaaid. Boven ons schijnt de zon al aardig warm. Het uitzicht is groots. Het padvindersgevoel komt toch weer boven. Het lijkt wel een jongesboek. Maar dan klinkt achter de bergen een diep gebrom. „Straaljagers", wordt er gezegd. Israëlische dus. Later, terug in Beiroet, horen we dat zij Palestijnse kampen hebben beschoten. Er zijn 12 doden gevallen. Het is oorlog, je was het haast ver geten. En die acht jongens daar in de wadi zitten er mid denin. Padvinderij..? PAGINA 27 HARIS (LIBANON) - Wadi al Nafkhah. Zo heet de kloof in het zuiden van Libanon. Op de kaart een paar dunne blauwe lijntjes vlak bij het onooglijke dorpje Zidqin. Het verzoek om eens met een aan tal Nederlandse soldaten van de VN-vredesmacht op stap te kunnen, was door de com mandopost in Haris gehono reerd. „Dan maar de Wadi in", zo werd ons gezegd. En ook dat het zwaar was, en koud. Een jeep van de marechaussee brengt ons naar de rand. Moe ten we daar in? Zeker 300 me ter onder ons is de bodem. Afdalen kan alleen maar langs de rotswand, en die is stijl. Daar heel in de diepte, nauwelijks zichtbaar, staan twee piepkleine groene ten ten. Daar moeten we naar De struikel- en valpartij duurt een half uur. Dat valt nog mee, minstens een uur was ons gezegd. Het uitzicht is overigens adembenemend. Beneden worden we opge wacht door sergeant 1 Sylves- tsr. Een joviale vent, achter in de twintig, beroeps, vindt het hier fantastisch. Er staan twee groene tenten. Voor acht man van de Delta- groep van het eerste peloton van de Alfa-compagnie. Zo heet het stel. Behalve Sylves ter zijn dat nog sergeant Her man Stam uit Enter en de sol daten Wibo Wierenga (Veen- dam), Henk Renting 'Om men), Jan Brouwer (Veenen- daal), Ad Bakker (Gronin gen), Didi Molet (Uithuizen) en Eddy Oosterbosch (Eind hoven). In één tent staat nota bene een grote koelkast die op een agregaat loopt. Hier, diep in een rotsachtig, smal dal, ver van de bewoonde wereld. Een koelkast... Er wordt koffie ge zet en soldaat Eddy „Pyro" Oosterbosch maakt vakkun dig een kampvuur aan. Tien minuten later slurpen we koffie uit tinnen kroezen. Het is hier warm door de vlam men van het vuur. Is dit nu oorlog? Zijn dit nu soldaten? Ik voel me net bij de padvin derij. Kletsen rond het kamp vuur, gezellig, alleen de gitaar ontbreekt nog. Anders De werkelijkheid is anders. De ze Wadi, een drooggevallen rivier, is zeer in trek bij Pale stijnse terroristen, die naar Is raël willen om daar terreurac ties uit te voeren. De Israë- lisch-Libanese grens is nog geen 10 km ver. Overdag valt vanaf een paar hoge uitkijk posten de zaak goed in de ga ten te houden. Maar in het donker is dat moeilijker. Daarom deze post in de diep te. Een Nederlandse vondst. Behalve twee verdwaalde Palestijnen is hier al sinds de Nederlandse soldaten er zit ten geen infiltrant meer door heen gekomen. Tenminste, de soldaten hebben er geen gezien. De bodem van de Wadi is goed beveiligd. Sergeant Sylvester, toont ons een aantal struikel- draden. Vrijwel onzichtbaar aangebrachte, dunne draden. Als je daar tegenop loopt gaat onmiddellijk een pot vuur werk af. „En dan sta je mooi in je hemd", zegt hij. Sylvester geeft een voorstel ling. Eerst worden de andere posten één hoog boven ons op de rand van het ravijn, een andere halverwege de rots wand op een uitsteeksel - ge waarschuwd. Via de radio kondigt de overwegend in af kortingen pratende Sylvester een „demo" voor de mensen van de krant aan. We mogen het zelf proberen. Een lichte beweging tegen de draad is voldoende om het hele kamp fel te verlichten. De draden worden op ruim een meter hoogte gespannen, zodat dieren er ongehinderd onder door kunnen. „Anders vliegen we elk half uur op". Er zijn meerdere draden. Het HARIS - De veldtelefoon rin kelt. „Sergeant, sergeant, hier Brouwer", klinkt een fluisterende, hese stem. Sergeant Herman Stam uit Enter (O) grijpt de hoorn. „Sergeant, ik hoor iets. Er loopt iemand. Ik zie niets". Stam vraagt om meer ge gevens. „Nee, het zijn geen steentjes", klinkt de angsti ge siem van soldaat Brou wer weer. „Er loopt ie mand". Stam staat op. Hij is gespan nen. „Ik kom eraan. Ik maak Sylvester wakker en dat gaan we even op onder zoek. Sluiten maar". Dan richt hij zich tot ons. „We gaan even kijken, blijf maar rustig zitten. Ik laat één wapen hier. Weet je hoe het werkt?" De journalist schudt het hoofd. Hij werd ooit voor militaire dienst afgekeurd. Stam legt het even uit: gren del, veiligheidspal, vuren, magazijn verwisselen. Het is me duidelijk, maar ik had liever dat hij bleef. Dan pakt sergeant Stam een kamp, waar we op een veldbed in een slaapzak vergeefs trachten wat te slapen. Om half zeven, het is net licht, komt sergeant Sylvester uit Zuidlaren, de groepscommandant, de tent binnen lopen. „Ik heb ze gevangen", schreeuwt hij iedereen wakker. "Pa lestijnen, ik heb ze buiten aan een boom gebonden", ben soldaat draait zich in zijn slaapzak om en gromt ver stoord: „Palestijnen?" Syl vester triomfantelijk: „Ja, kom maar kijken". Toch wel nieuwsgierig en wat voorzichtig kruipen we uit onze slaapzak en steken on ze neus buiten de tent. En inderdaad, daar staan ze. Vastgebonden aan een ste vige struik. Ze kijken wat angstig om zich heen. Twee ezels.... zaklantaarn en is binnen tien seconden in de inkt zwarte duisternis van het dal verdwenen. Ons met knikkende knieën achter latend. Ik zit op een uitkijkpost, een uitstekend stukje rots, vijf meter boven de grond. Wat rotsblokken als bescher ming, een stuk tentzeil, twee slaapzakken, een au tomatisch geweer en twee handgranaten. Verder stil te en spanning. Het is verre van behaaglijk. Over de radio horen we Brouwer zich opnieuw melden, nu aan het kamp, de twee tenten een paar honderd meter naast en onder ons. „Ik hoor nog steeds wat. De radarpost boven kan zo diep niet ko men". Uit de conversatie wordt duidelijk dat ieder een in staat van paraatheid is gebracht. Deze kloof is een geliefde infiltratierou te van Palestijnse terroris ten. Tien minuten lang horen we niets meer. Dan opeens een Nederlandse pantservoertuigen in Libanon lichtkogel, die de 300 meter hoge rotswand langs de kloof in een fel, spookach tig schijnsel zet. Het ding dooft, dalend aan een klei ne parachute, langzaam uit. Dan weer tien minuten niets. Er klinkt geen schot, geen schreeuw. Dan staat sergeant Stam in eens weer naast ons. „Het was loos alarm". We halen opgelucht adem. „Denk ik", zegt hij er achteraan. Daar na wordt alles weer rustig. „We hebben er hier vorige week ook een paar gepakt. Die liepen zwaar bewapend rond. Maar ze waren wat verdwaasd. Ik denk dat ze verdwaald waren", zegt Stam. Een half uur later komt sol daat Henk Renting uit Ommen aflossen. We strui kelen terug naar het basis-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 27