"IK ZIE OOK TEGEN ELK INTERVIEW OP"
Onderzoek naar Moerman-kankergeneeswijze
ELSEV1ERS
deTijd
Dr.G. Puchinger
hoofd van het
Historisch
Documentatie
Centrum voor
het Nederlands
Protestantisme
aan de VU
DONDERDAG 5 APRIL 1979
PAGINA 11
"Zes mensen stellen in de Anti-Re
volutionaire Partij werkelijk wat
voor - ook buiten en zonder de
partij en dat zijn: De Gaay
Fortman, de beide Donners,
Ruppcrt, Albeda en Jelle Zijlstra.
De rest is min of meer toevallig
Kamerlid of minister geworden."
Pertinente uitspraken van ie
mand, die daartoe het volste
rechtheeft: dr.George Puchinger
(58), hoofd van het Historisch
Documentatie Centrum voor het
Nederlands Protestantisme aan
de Vrije Universiteit van Am
sterdam, biograaf van staatslie
den als Kuyper en Colijn, kenner
van het werk van vermaarde
theologen als Barth, Schilder en
Noordmans en bekend door zijn
specifieke interviews met voor
aanstaande persoonlijkheden uit
het politieke- en kerkelijke leven.
Als historicus kent en publiceert hij
over het protestantisme zowel op
politiek als op godsdienstig ge
bied. Als interviewer kent hij
talloze persoonlijkheden. Prof.
dr. Jelle Zijlstra is een van hen.
Bij zijn promotie tien jaar gele
den (op 27 juni a.s.) was Zijlstra
een van zijn belangrijkste oppo
nenten. Jaren tevoren had Pu
chinger al een boekje over de
toenmalige minister Zijlstrd in
relatie tot de A.R. Partij geschre
ven. En nog niet zo lang geleden
kwam dan hét (interview-) boek
over Zijlstra. Dat diverse publici
teitsmedia stelden dat "Zijlstra
een boek had geschreven" be
schouwt Puchinger als een com
pliment en als een bevestiging
van de degelijke inhoud en van
de harmonieuze eenheid tussen
interviewer en geïnterviewde.
Puchinger waardeert Zijlstra in
hoge mate. De opmerking over
"de niet zo boeiende man Zijl
stra" maakt hij dan ook bepaald
niet tot de zijne. "Zijlstra kwam
binnen in de politiek en kon het.
Net als Colijn en Donner was hij
een natuurtalent in de politiek.
Met Donner, die minister van
Justitie én president van de Hoge
Raad was, heeft hij tevens ge
meen dat hij dé twee topfuncties
in zijn vakgebied behaalde: mi
nistervan Financiën én president
van de Nederlandsche Bank," al
dus Puchinger. En dat is niet zo
verwonderlijk want "hij is een
snelle geest, geeft heldere sa
menvattingen, is zakelijk en
knap, kritisch en zich van zijn
grenzen bewust".
Het is bepaald ongebruikelijk om
een interviewer te interviewen.
Een geldige uitzondering op deze
regel is wanneer een interviewer
zelf nieuws is geworden. Nieuws
in de zin van dat de interviewer
zich door middel van zijn werk
een bijzondere plaats in de jour
nalistiek heeft verworven. Dit
geldt een Bibeb met haar wei zeer
bijzondere interviews in Vrij Ne
derland. Maar dit is ook van toe
passing op Puchinger, wiens vol
strekt unieke interviews - 150 in
getal - enerzijds terecht in tien
boeken zijn gebundeld en vol
gens bisschop Simonis "een
vindplaats voor de contemporai
ne kerkgeschiedenis" zijn, en an
derzijds van een omvang zijn, dat
het interview of in haar geheel of
gedeeltelijk een boek is gewor
den. Dit laatste betreft zijn inter
views met Drees, Schermerhorn
en Zijlstra.
ning over interviewen aanmati
gen. En die is voor sommige
"collega's" niet mis. "Er zijn in-
rijp denken openheid
te bereiken door iü sho?ken en
denigrerend op te treden jegens
hun geïnterviewde. Ik zie dat als
een uiting van een vaak verbor
gen minderwaardigheidscom
plex of van innerlijke onzeker
heid. Je behóórt niet te shocken.
Je bent nl. gast, en als zodanig
dien je je dan ook te gedragen.
Vervelende vragen dienen door
gaans achterwege te blijven, en
hoogstens in overleg gesteld te
worden. Dat soort vragen stellen
is overigens helemaal niet zo
moeilijk; prettige vragen stellen
is heel wat moeilijker, waardoor
het slachtoffer werkelijk op gang
komt".
Controle zal naar zijn mening altijd
nodig blijven. Twee keer werd
een interview- ontwerp van Pu
chinger niet van te voren door de
geïnterviewde gelezen: het Ka
merlid Koekoek vond het trou
wens niet nodig en de Duitse
theoloog Gollwitzer had vol
doende vertrouwen in Puchin
ger, "maar ik vond het eigenlijk
vervelend, dat zij mijn tekst niet
eerst controleerden".
Met interviewen heeft men volgens
Puchinger te maken met het
"overkomen" van publiciteits-
vormen. Het interview moet een
welgelijkend portret vormen
waarin ook de geïnterviewde
zichzelf herkent. "Sommige in
terviewers bereiden zich niet
voldoende voor, lezen het boek
niet nauwkeurig waarover het
gaat of wel eens helemaal niet, en
vullen dat aan door slimmighe
den en onhebbelijkheden". En
dat vindt hij uit den boze. „Je
moet er nl. op uit zijn de geïnter
viewde zo goed mogelijk naar vo
ren te doen komen, en dat niet
voor of tegen een bepaalde groep,
maar voor het breedst mogelijke!
publiek dat hem of haar moet le
ren kennen of herkennen. Ie
mand afkraken is o zo eenvoudig
en onchristelijk. "Verder is zijn
mening dat het allermoeilijkst is
om iemand te interviewen die je
nog nooit hebt gezien of een heel
goede vriend of vijand; "Vele in
terviewers willen bij voorbaat
iets bepaalds horen of ook niet
horen".
Puchinger wil zijn interview en zijn
tirade over zijn "collega's" echter
niet negatief beëindigen, want
dat zou weer onrechtvaardig zijn
jegens vele bekwame journalis
ten. Hun taak is immers geen ge
makkelijke opgave. Hij wil daar
om positief afsluiten: "Hulde aan
alle interviewers, want uiteinde
lijk staan ze allemaal voor dezelf
de problemen'. Ik wil ze echt niet
negatief de les lezen. Zelf denk ik
met de ene hand steeds: hoe krijg
ik iemand op papier, en met de
andére hand: het zal wel weer
lukken. Ik zie tegen elk interview
op". Zijn grootste voorbeeld is -
en hij acht hem de grootste inter
viewer aller tijden - Plato. "Men
noemt zijn werken heel plechtig
"dialogen", maar het zijn natuur
lijk heel gewoon verzonnen in
terviews met mensen die hij ge
kend had. Zo heeft hij zijn wijs
begeerte vastgelegd. Je kunt hem
op iedere pagina opslaan en hij
boeit in zijn gesprekken overal".
THEO KROON
De politiek on de politici blijven
hem boeien. Kwamen er onder de
persoonlijkheden in zijn gebun
delde interviews vele politici on
der wie ministers voor, momen
teel interviewt hij voor het
maandblad "A.R.Staatkunde"
alleen nog ministers. In die poli
tiek is het universitair onderwijs
een van de onderwerpen, waar
mee hij door zijn functie nauw
gelieerd is en dat hem in hoge ma
te blijft intrigeren. De vraag of het
onderwijs moet worden ver
nieuwd - de titel van een van zijn
gebundelde interviewboeken -
wordt door hem volmondig met
"ja" beantwoord. Aan de hand
van de geschiedenis toont hij aan
dat iedere generatie zich met on
derwijsvernieuwing heeft bezig
gehouden: Thorbecke, Kuyper,
De Visser, Cals en Van Kemena-
de. "We kunnen overigens wel
het aantal studenten vermeerde
ren, maar niet het intellect." Deze
kriptische opmerking gaat vooraf
aan zijn niet malse kritiek op het
universitair onderwijs. "We ma
ken momenteel de universiteiten
tot een massale HBS van Thor
becke. Als in de vorige eeuw na
het doorlopen van de HBS zoe
ken de studenten als zij zijn afge
studeerd zo vlug mogelijk een
goed betaald baantje. Mede door
de massificatie dreigt de univer
siteit het begrip leermeester
kwijt te raken. Wat we in de uni
versiteit - en dat geldt ook voor
kerk - nodig hebben zijn geen
oncreatieve vergaderingen, maar
stilte, bezinning, en gesprek."
In de protestantse politieke historie
zijn het vooral de figuren van de
grote voormannen Groen van
Pnnsterer, Kuyper, Lohman en
Colijn, die hem boeien. Over de
grondlegger van do A.R., Kuyper,
hoopt hij volgend jaar een biogra
fie te publiceren. Op Colijn pro
moveerde hij met een door
wrochte dissertatie. Volgend jaar
verschijnt deel II van dit driede
lig standaardwerk. Hij vindt de
interesse voor- en studie over de
laatste staatsman niet zo bijzon
der. "Je kunt overigens de gere
formeerde wereld tussen de bei
de wereldoorlogen niet begrij
pen, als je de staatsman Colijn en
de gereformeerde theoloog
Schilder niet grondig hebt be
studeerd. Wie zonder zich op hen
grondig bezonnen te hebben een
oordeel uitspreekt over de gere
formeerden en het interbellum,
dreigt slachtoffer van de waan
van de dag te worden."
In zijn radiolezingen in 1972 over
het anti-revolutionaire dagblad
"De Standaard", dat toen hon
derd jaar geleden was opgericht,
laat Puchinger zijn beroemde
leermeester Gerretson diens be
wondering voor Groen uiten in
zijn gezegde: "Snij mij open en ge
vindt Groen in mij". Dit zegt Pu
chinger hem niet na en hij zal het
nooit doen. Want met alle waar
dering, die hij Groen, Kuyper en
Colijn toedraagt, gaat het hem
vóór alles om de "spirituele ont
moetingen in het leven op papier
en in de realiteit". Een bepaalde
voorkeur spreekt hij dan ook niet
uit. En dit geldt ook voor de
theologie, hoewel hij zijn bijzon
dere belangstelling voor Barth,
Schilder, Bavinck en Noordmans
niet onder stoelen of banken
steekt.
Bij de beoordeling van de Neder
landse literatuur ligt de situatie
iets anders. Over de allermodern
ste literatuur is zijn oordeel bij
zonder negatief. "Ik vind de Ne
derlandse literatuur niet zoveel,
en vandaag al heel weinig van
belang. Eigenlijk vind ik dat deze
nauwelijks bestaat." Naar zijn
mening zijn er drie grote hoogte
punten in de Nederlandse letter
kunde, t.w.; de Middeleeuwen,
met bijvoorbeeld de Beatrijs, de
Renaissance met Vondel, Hooft
en Bredero en de lange rij "Tach
tigers" en die direct na hen kwa
men. Kloos heeft hij nog per
soonlijk ontmoet en Gerretson
heeft hij bijzonder goed gekend.
Maar rondom hen zijn er zoveel:
Gorter, Boutens, Leopold, Wil
lem de Mérode en De Haan met
als uitlopers naar deze tijd toe
Achterberg en A. Roland Holst.
Tot die rijkdom behoort ook het
werk van Arthur van Schendel.
Met deze heeft Puchinger een
speciale band. Hij noemt hem de
Nederlandse Shakespeare en
zegt van hem "dat er geen schrij
ver in Nederland is, die zo'n diep
te heeft. Bij hem is alles bezin
ning: hij heeft oog voor het mys
terie van de mens!"
Wat daarna gekomen is, is "ape
kool", een woord dat hij regelma
tig gebruikt, wanneer zijn ach
ting voor persoon of werk niet z.1
te groot is. Hij noemt veel van wat
vandaag voor literatuur door gaat
"gemoraliseer en burgerlijk ge
leuter", dat met literatuur al heel
weinig van doen heeft. Al praten
de over de moderne literatoren
maakt hij nadrukkelijk onder
scheid tussen de man als literator
en de man in andere hoedanig
heid, al gaan die soms treffend
samen, zoals bij Gerretson, An
ton van Duinkerken en Rijns
dorp. In Anton van Duinkerken
bv. was hij zeer geboeid, maar
niet uitsluitend in de dichter en
literator maar ook in de persoon,
vanwege zijn levenskunst, zijn
cultureel besef en zijn gaaf karak
ter. "Zijn persoonlijkheid was af
te lezen uit zijn werk. Hij vormde
met zijn werk een eenheid." Min
der te spreken is hij over God
fried Bomans, die hij in zijn tele
visie-optreden "altijd gemaakt
vond spelen, al vond ik zijn
publicaties "Erik" en "Pieter
Bas" heel knap. Maar meer
knappe journalistiek dan litera
tuur." En dan Simon Carmiggelt:
"Nee, dat wrange gepraat ligt mij
niet," aldus Puchinger.
Zoals hij in de historie en de Ne
derlandse letterkunde is geïnte
resseerd zo is dat ook het geval
met de theologie. En daarbij gaat
het hem om diverse takken van
het christendom, het protestan
tisme voorop. Maar wat in zijn
werk opvalt is zijn bijzondere in
teresse voor het katholicisme. In
zijn interviews komen nogal wat
katholieken naar voren. In de
portrettering van theologische
persoonlijkheden ontbreken zij
ook niet: Schaepman zowel als
kardinaal De Jong en Poels figu
reren hier, maar boven allen
Newman. Verder is hij een be
wonderaar van het werk van
vooraanstaande katholieke his
torici als Brom, Verberne en Ro
gier. (Tussen haakjes: een van
zijn wensen is dat de opstellen die
hij in de loop der tijden aan diver
se historici heeft gewijd nog eens
gebundeld worden). Zijn belang
stelling voor de katholieke
schrijver Anton van Duinkerken
is al gememoreerd. Hij maakte
destijds het Tweede Vaticaans
Concilie mee en schreef er een
boekje over.
Degene, die hieruit méér zou willen
concluderen dan bijzondere inte
resse, krijgt onmiddellijk de pin
op de neus. "Ik heb nooit ook
maar de neiging gehad om rooms
katholiek te worden." Hij zegt het
heel nadrukkelijk, om geen mis
verstand te laten bestaan. Het
gaat hem om de vijf takken van
het christendom, die men in on
derlinge relatie moet bezien, t.w.
alle opwekkingsbewegingen -
want het Christendom is met het
Pinksterfeest begonnen!-, "Ro
me," de grieks-orthodoxen, de
continentale reformatie van Lu
ther en Calvijn, en de Anglika-
nen. "Men dient zich van alle vijf
grote hoofdstromingen reken
schap te geven. Wie dat niet doet,
ontneemt zichzelf een blik op de
religieuze totaliteit van het chris
tendom."
Inzake "Rome" wijst hij dan ver
volgens op, zoals hij het uitdrukt,
de twee wonderen in de Neder
landse geschiedenis: "De totaal
nieuwe spiritualiteit van de Re
formatie; we leerden in de Re
formatie bijvoorbeeld zelf vrij
bidden; en dat de rooms katho
lieken ondanks alle hinder van
protestanten hun geloof behiel
den." Verder is Rome de oudste
kerk. Het protestantisme kan
men alleen goed leren kennen,
wanneer men het doorlicht met
het katholicisme, maar ook an
dersom! En als laatste, maar
daarom niet minst belangrijke
opmerking zegt hij: "Wij protes
tanten hebben in Nederland de
rooms katholieken in vroeger
eeuwen onrecht aangedaan, al
hadden dezen het voor en in het
begin van de Tachtigjarige Oor
log er wel naar gemaakt."
Mogen zijn boeken in een selecte
kring gelezen worden; zijn inter
views kregen een groter publiek
en daardoor ruimere bekend
heid. En niet ten onrechte. Pu
chinger is nl. een heel bekwaam
interviewer. Hij kent vrijwel al
zijn geïnterviewden en hun werk.
Hij bereidt zich terdege voor en
weet soms meer over de behan
delde materie dan de geïnter
viewde zelf. De harmonie tussen
interviewer en geïnterviewde
staat bij hem hoog in het vaandel
geschreven. En in die eenheid
handhaaft hij de spelregels vol
gens de normen van de pers-
etheik. Vandaar een stelling bij
zijn proefschrift: „Indien enigs
zins mogelijk dienen de vragen
voor een interview vooraf door de
geïnterviewde te worden gekend;
eveneens dient de tekst van het te
publiceren interview vóór de
publikatie ervan door de geïnter
viewde te worden gecontroleerd
en goedgekeurd." (Dat in dit ge
val conform is gehandeld, be
hoeft geen nader betoog. T.K.). In
nauw overleg wordt alleen ge
schrapt wat de geïnterviewde be
slist niet zo bedoeld heeft te zeg
gen. Een van de redenen is dat "ik
mij zou schamen wanneer een
deel van mijn inverview door de
geïnterviewde zou worden ont
kend."
Iemand die zoveel jaren al inter
viewt en zoveel mensen heeft ge
portretteerd mag zich een me
(Van onze redactie
volksgezondheid)
ZOETERWOUDE - De in januari
opgerichte Stichting Interdisci
plinaire Kanker-Onderzoek Ne
derland (SIKON) wil de kanker
geneeswijze-Moerman onder
zoeken. In het algemeen stelt de
stichting zich ten doel weten
schappelijk onderzoek te ver
richten naar de waarde van niet-
gangbare methoden voor het be
handelen van kanker. Deze niet-
gangbare methoden worden
momenteel niet onderzocht door
universitaire en andere institu
ten.
Bij de gangbare kankerbestrijding
wordt uitgegaan van de bestaan
de medische opvattingen en
worden methoden toegepast, die
verschijnselen bestrijden door
middel van chirurgie, bestraling,
chemische middelen en hormo
nen. Bij de meeste soorten kan
ker zijn de resultaten van deze
methoden teleurstellend. Op het
gebied van de preventie staat de
medische wetenschap nog in de
kinderschoenen, aldus de SI-
KON, die zich nu begint te pre
senteren.
Al geruime tijd zijn er zowel in als
buiten ons land aanwijzingen dat
andere methoden voor het be
strijden en voorkomen van kan
ker belangwekkende resultaten
opleveren. Volgens de SIKON
mag daaraan niet worden voor
bijgegaan.
Men heeft een onderzoekscommis
sie gevormd, waarin artsen sa
menwerken met onderzoekers
uit andere vakgebieden. Er ko
men steeds meer aanwijzingen,
aldus de SIKON, dat het leefge-
drag - daarbij vooral de voe
dingsgewoonten - invloed heeft
op het ziekteverloop bij kanker
patiënten. Ook voor de preventie
is de samenstelling van de voe
ding waarschijnlijk van groot
belang.
Gebleken is bijvoorbeeld dat kan
ker minder voorkomt bij groepen
mensen wier voedingspatroon
zich onderscheidt door hoge con
sumptie van verse groenten, vers
fruit en volkoren graanproduk-
ten. Tevens blijkt dat deze men
sen minder vlees, suiker, wit-
meelprodukten en andere geraf
fineerde voedingsmiddelen ge
bruiken. Dit voedingspatroon is
onder meer terug te vinden in de
behandelingsmethoden van de
Vlaardingse arts Cornelis Moer-
Moerman behandelt sedert 1940
kankerpatiënten met zijn voe
dingstherapie, die wordt aange
vuld mét vitaminen, mineralen,
sporenelementen, enzymen en
dergelijke. Een oriënterend on
derzoek toont een aantal verras
sende genezingen, aldus de SI
KON. Tientallen artsen passen
inmiddels deze methode toe in
eigen praktijk, terwijl vele andere
artsen toenemende belangstel
ling tonen. Feit is dat enkele dui
zenden patiënten zijn en worden
behandeld volgens deze metho
de.
De vraag naar deze behandeling
stijgt voortdurend, onder meer
door individuele aanbeveling in
kringen van patiënten. Vele pa
tiënten bevinden zich er wel bij,
hebben minder pijn en zien er be
ter uit. Vaststaat, zegt de SIKON,
dat de methode geen schadelijke
bijwerking heeft. Dit alles is re
den om de methode-Moerman
aan een grondig onderzoek te on
derwerpen. De SIKON stelt dat
het rapport-Delprat, waarin werd
geconcludeerd (in 1958) dat de
methode als kankerbehandeling
geen resultaat opleverde, onjuist
is gebleken.
Jhervormd
nederland
Het omslagverhaal van Hervormd
Nederland gaat over kernenergie,
naar aanleiding van de ramp in
het Amerikaanse Harrisburg
("Harrisburg - doodsteek voor de
kernenergie"). Cynisch wordt
opgemerkt dat de demonstranten
tegen de vestiging van een kern
centrale in het Duitse Gorleben
geen beter tijdstip voor hun actie
hadden kunnen bedenken. Het
ongeluk in Harrisburg heeft veel
mensen doen beseffen dat de tijd
waarin iedereen dolblij was met
kernenergie voorgoed voorbij is.
Parapsycholoog Tenhaeff consta
teert dat we naar een nieuw tijd
perk toegaan en dat daarvan nu al
de voortekenen te zien zijn. Er
wordt naar zijn inzicht tegen
woordig vaak ergerlijk gelief
hebberd in de parapsychologie.
"De dilettanten zijn in de meer
derheid".
De arts Tine van Wennen, met elf
jaar tropenervaring, volgt sinds
enige tijd de uitvoer van baby
voeding en melKpoeder - ook
door Nederlandse bedrijven -
met argusogen. Dezelfde melk
die in het Westen gezonde blo
zende baby's oplevert blijkt na
melijk in tropische landen vaak
ziekten te veroorzaken. Niet om
dat het produkt niet goed zou
zijn, maar omdat de levensom
standigheden daar totaal anders
zijn.
Volgens de deskundigen is fles
voeding alleen verantwoord als
er goed drinkwater beschikbaar
is, als de moeders de ge
bruiksaanwijzing kunnen lezen
en als het gezin niet krom behoeft
te liggen voor een enkel blikje.
Verder in het HN een portret van
Van der Klaauw ("Ik ben liever
eerlijk met een zwakke presenta
tie dan andersom"), en kritiek
van werknemer Okkerse op het
beleid bij VDSM.
üp de voorpagina van de Haagse
Post prijkt Frans Andriessen
("politicus zonder passie") op een
knalgele stoel ("en ik heb zo'n
hekel aan geel"). Andriessen
moet heel lang nadenken over de
vraag welke politieke fouten hij
heeft gemaakt in zijn loopbaan.
Na vijftien maanden is er bijna
niemand te vinden die hem een
zwakke minister durft te noe
men. Als Andriessen aan het eind
van het interview wordt gecon
fronteerd met de voorspelling
van Frits van der Poel dat het
huidige kabinet eind volgend jaar
zal vallen, omdat dan de loyalis
ten in het CDA zeker zijn van hun
herverkiezing en het kabinet
kunnen breken uit angst vast te
blijven zitten aan de WD, ant
woordt hij bijna jolig: "Nou, wat
dan nog, dan hebben wij inmid
dels Bestek '81 toch uitgevoerd?"
Een reportage uit de joodse neder
zettingen in de Sinaï en een ver
haal over de Amsterdamse
Shoarmaffïa (alleen in Amster
dam zijn er nu al meer dan hon
derd snackbars waar je een
shoarma-broodje kunt kopen)
kunnen dienen als achtergrond
voor het vredesverdrag tussen Is
raël en Egypte.
Margaret Thatcher wordt geïnter
viewd door Tine van Houts, en
verder aandacht voor Harrisburg.
Ook aandacht voor Harrisburg in
Elseviers Magazine en wel in het
omslagartikel. Het blad laat een
Nederlandse deskundige aan het
woord, prof. Bogaardt, die ge
ruststellend verklaart dat een
dergelijke ramp zich bij ons bijna
niet kan voordoen. In Borssele is
gebruik gemaakt van een ander
veiligheidsontwerp en daardoor
zou de zaak beter in de hand te
houden zijn, mocht zich eenzelf
de situatie voordoen. Tevreden
constateert Bogaardt dat de ge
leerden in Harrisburg er toch in
zijn geslaagd de crisisbeheersing
toe te passen. "Men heeft de si
tuatie nu volledig onder de knie".
Volgens Bogaardt -mag het on
geluk in Harrisbuig de Neder
landse regering zeker niet doen
afzien van het gebruik van kern
energie.
)e "gedreven. Europeaan" Berk
houwer probeert aan de voor
avond van de Europese verkie
zingen de Nederlandse desinte
resse voor de Europese zaak te
doorbreken. Hij kan weinig
waardering opbrengen voor de
socialisten en vindt dat het einde
zoek is wanneer de democratie
wordt bepaald door "leipe maf-
kokers a la Van Houwelingen".
Vrij Nederland combineert in het
openingsverhaal het ongeluk in
Harrisburg, de nieuwe film "The
China syndrom" en de zaak Ka
ren Silkwood. The China syn
droom is geïnspireerd door de af
faire Silkwood en beschrijft een
ongeluk in een kernreactor
waarbij zich bijna een smelting
van de kern van de reactor voor
doet. Die kern zou zich door de
aarde boren en aan de andere
kant, in China dus, weer naar bo
ven komen. Karen Silkwood
werkte in een kerncentrale, raak-
té besmet met plutonium en
kwam onder verdachte omstan
digheden om het leven bij een
verkeersongeluk, zodat zij niet
als getuige kon fungeren.
Jan Schaefer vertelt Joop van Tijn
hoe het wethouderschap van
Amsterdam hem bevalt, Nina
Hagen vertelt Bibeb dat ze eigen
lijk een kind is en Hans Smits be
schrijft hoe liberalen en socialis
ten op zoek zijn naar eikaars re
delijkheid. De bijlage gaat over
de militaire dictatuur van 1950 op
Ambon, over vrouwenbesnijde
nis en over de sluiting van twee
Huizen van Bewaring in Amster
dam.
Honderd jaar Abraham Kuyper en
de Kleine Luyden heet het om
slagverhaal van De Tijd. Er wordt
uitgebreid aandacht, besteed aan
het eeuwfeest van de ARP, die op
drie april 1879 werd opgericht.
Verder ook hier Nina Hagen.
Aardig is verder het verhaal over de
sociale rechercheur, de geruislo
ze opkomst van een nieuwe poli
tieman die tot taak heeft sociale
verzekeringsfraude op te sporen.
Hij is het wel eens met de kritiek
op zijn werk: "Jij pakt altijd al
leen de kleine jongens, zeiden ze
dan. En ergens hadden ze na
tuurlijk gelijk. Maar ja, daar kan
ik toch niets aan veranderen?"