„Ik stond voor mijn rechter als Luther voor de Rijksdag" Prima gids bomenland Sex, een vierdaagse werkweek en een Nieuw Testament Flonkerend boek over Toetanchamon VRIJDAG 30 MAART 1979 DEN HAAG - „Er wordt nu veel drukte gemaakt over de vervolging van dissidente Russische schrijvers en te recht. Maar wat zich in de Sowjet-Unie afspeelt, gebeurde hier destijds ook. Alleen werd ik niet naar een kamp ge transporteerd, maar in een cel gestopt en vond ik weinig solidariteit bij uitgevers en auteurs". Johan van Keulen, die als Han B. Aalberse in zijn geruchtmakende Bob en Daphne-boeken de sek suele terreinverkenningen van pubers en tieners uit de jaren veertig met een aanvankelijk vooral in roze inkt gedoopte pen beschreef, maakt zich niet meer kwaad. Na er eerst nog goed door van de kaart te zijn geweest, kon hij langzamerhand afstand ne men van zijn jarenlang catch-as- catch-can-geworstel met Vrouwe Justitia. Maar de man achter de „meest vervolgde Nederlandse roman sinds Karei en de Elegast" blijft zichzelf zien als het slacht offer van grove rechtsverkrach ting, die na vrijspraak op vrij spraak toch nog een veroordeling tot f25 boete op zijn blanco strafblad bracht. „Ik ben ook nooit gerehabiliteerd en het ver bod van „Liesbeth en de wereld van Bob en Daphne" is formeel nooit ongedaan gemaakt". Dat was het verketterde derde deel van de nu weinig shockerende reeks en volgens een advertentie van uitgeverij Oisterwijk (óók Van Keulen) „zo geloofwaardig geschreven, dat onze justitie vijf jaar lang alles op alles zette om de schrijver en zijn levenswerk ver nietigd te krijgen". Slepende zaak De dagvaarding vond het kloeke boek een „aaneenschakeling van beschrijvingen van seksuele handelingen", waarop de heer Van Keulen de beffen en toga's voqjrekende, dat maar 16 procent van de inhoud aan vrijerijen van allerlei soort was besteed. „Toen was het wel even heel stil in de rechtszaal". Een alternatief ar gument, dat hij een vervormd beeld van de jeugd in de jaren veertig had gegeven, kwam ook al niet sterk over omdat de bevol kingsgroep, die verondersteld werd gekwetst te zijn, inmiddels natuurlijk al lang niet meer als zodanig bestond. De zaak - verdeeld over twee pro cessen - sleepte zich toen al jaren voort. Op 10 december 1959 was de schrijver-uitgever - net ver reisd terug van een persconferen tie over de Deense vertaling van deel 1 in Kopenhagen - aange houden om tweemaal 24 uur hechtenis te ondergaan. Wie de aanklacht tegen „Liesbeth en de wereld van Bob en Daphne" had ingediend is zelfs voor zijn raadsman een mysterie gebleven. „Het had iets spookachtigs, zoals trouwens de hele affaire aan Kaf ka doet denken". Zelf houdt hij het erop, dat invloedrijke figuren in het namaak-gotische ministe rie-bolwerk aan het Plein zijn bloed zochten. Hoe dan ook, de toenmalige com missie voor de de pornografiebe- strijding las en oordeelde: aan stootgevend. Daar kon de verde diging geleidelijk steeds meer positieve verklaringen tegenover stellen, van literatoren als dr. Vic tor van Vriesland, die een „aan geboren talent voor het vertellen van een verhaal", signaleerde, van psychiaters, juristen, een predikant. „Eigenlijk was het bewijs, dat het tenlastegelegde (verspreiding van porno) onmo gelijk waar kon zijn, al geleverd", aldus Johan van Keulen. „Maar op 4 april 1962, een datum die ik nooit zal vergeten, deelde officier van justitie mr. Maris - een heel schilderachtige naam - mee, dat hij ging vervolgen". Indirecte aanstoot Dat werd het startschot voor een ware uitputtingsslag te midden van wetboeken en verbalen, met het merkwaardige gegeven, dat de verdachte na te zijn vrijge sproken opnieuw in staat van be schuldiging werd gesteld toen bij boekhandelaren enkele exem plaren van de gewraakte roman aren genomen. Er zijn i de Kamer nog vragen beslag daarover gesteld. Zo begon ir "Een man is zijn vrijheid waard". Willi Heinrich. Uitg. Else vier Boekerij. Prijs 29,50. Wanneer is een man zijn vrijheid waard Dat is een vraag 1 Duitse bestsellers-schrijver Willi Heinrich zijn lezers lelijk laat zitten. In zijn jongste pennevrucht. „Een man is zijn vrijheid waard" plegen de mannelijke hoofdpersonen weliswaar overspel met de frequentie van een spoorweg-dienstregeling, maar of deze 'vrijheid' waardevol mag worden genoemd is op zijn minst twijfelachtig, in elk geval zeer ver moeiend. De fraaie kapstok waaraan Willi Heinrich zijn erotisch gekruide verhaal heeft opgehangen, heet ditmaal 'de dubbele moraal' van sommige in dustriële topfunctionarissen die sexuele avonturen tot statussymbool verheffen en in 'Een man is zijn vrijheid waard', 'genadeloos worden ontmaskerd'. In dit verband betreft het de directie en staf van een wc-papier, damesver- band en wegwerpzakdoekjes producerende industrie, die een paar dui zend mensen werk verschaft. De ruim 70-jarige, schatrijke directeur-ei genaar van het bedrijf geeft onmiddellijk het slechte voorbeeld. Na een vechtpartij met de voorzitter van zijn ondernemingsraad wordt hij 'ter afkoeling' afgevoerd naar een ziekenhuis met een psychiatrische afde ling. De opgewonden grijsaard is nog maar nauwelijks onder de wol gestopt of hij ontwaart al een langbenige verpleegster, vraagt het 20-jarige meisje ten huwelijk en trekt, na het ja-woord, de warmbloedige zieken verzorg ster meteen tussen de lakens. En dat alles binnen een paar uur. Het is duidelijk dat Willi Heinrich van opschieten houdt. Vervolgens bestelt de grijze pleepapier-fabrikant voor zichzelf en de op staande voet ontslagen verpleegster gerieflijke vertrekken in een luxe particuliere kliniek, van waaruit hij verordoneert dat met onmiddeUijke ingang in zijn bedrijven de vierdaagse werkweek dient te worden inge voerd. Deze arbeidsverkorting valt echter niet in goede aarde bij de werknemers, die hun patroon niet vertrouwen en bij invoering van een "vierdaagse" bovendien beducht voor een sterk teruglopende concurrentiepositie van het bedrijf met als uiteindelijk resultaat sluiten. Zij gaan over tot bezetting. Maar het blijken toch allemaal beste, brave Duitse arbeiders, want als de grijsaard zich ook nog eens (gefingeerd) laat ontvoeren, tasten zij spon taan in de beurs om een deel van het losgeld bijeen te brengen. Onze eigen Arie Groenevelt zou er een nachtmerrie van krijgen Prietpraat •Met het produceren van hetzelfde soort lectuur houdt ook de Amerikaan Irving Wallace zich bezig. Ook hij schrijft romans die grote oplagen halen en ook hij hangt gepeperde bedscènes bij voorkeur op aan een met kwasie wetenschappelijke prietpraat gegarneerd probleem. In 'Het Woord', dat eerder verscheen onder de titel 'Ik, Jacobus wordt bij opgravingen in Italië een papyrusrol gevonden, geschreven door Jaco bus, een jongere broer van Jezus. Daarin wordt zo'n geheel nieuw licht geworpen op de figuur van Jezus en de Opstanding dat een syndicaat van bijbeluitgevers, die groot geld ruiken, besluit een geheel vernieuwd Nieuw Testament op de markt te brengen. Hun hoofdkwartier vestigen de uitgevers in het Amsterdamse Krasna- polsky Hotel; de nieuwe bijbel zal op grootscheepse wijze worden ge presenteerd in het Paleis op de Dam. voor deze grote internationale gebeurtenis gaarne en gratis ter beschikking gesteld door de Nederland se regering. Bij de reclameman van het syndicaat, een gisse Newyorker die overigens stoute dingen doet met een ex-non en de dochter van de archeoloog, begint echter het vermoeden te rijzen, dat het met de papyrusrol niet geheel koscher is. Hij gaat op onderzoek uit. waardoor Wallace's lang dradige kwasie theologische geleuter zich tenslotte omturnt tot een vrij spannende en acceptabele speurdersroman. RENE VOS "Het Woord". Irving Wallace. Uitg. Elsevier Boekerij. Prijs 32.50. 1963 de ellende van vo- met de procureur-ge neraal van de Hoge Raad, prof. dr. G. E. Langemeijer als de kwaaie pier voor de zogenaamde porno graaf. Van Keulen vatte de misère na 13 rechtszittingen in Den Haag als volgt samen: „Dat kinderen wel eens vrijen als ze de kans krijgen en hoe ze daar dan van genieten gaat het Nederlandse volk verdeurie geen fluit aan", volgens prof. Langemeijer. Hoho. gaat ouders, opvoeders en be langstellende lezers wel degelijk aan. luidde het nuchtere oordeel in de tweede vrijspraak door de rechtbank. Ach, helemaal niet, vond het gerechtshof, twee stra ten verder. Ba, indirecte aan stoot, vond, de derde keer, de Hoger Raad der Nederlan den. Na vier vrijspraken in totaal beves tigde dat hoogste college het vonnis van het gerechtshof. „Ik kan het niet bewijzen, maar die Langemeijer is waarschijnlijk mijn grootste tegenstander ge weest. Hij vond het begrip „indi recte aanstoot" uit om me ver oordeeld te krijgen, terwijl dat in de wet niet voorkomt. Je kunt een boek zelf wel mooi vinden maar intussen denken, dat je buurman er door zal worden ge kwetst als hij het onder ogen krijgt. Maar over zo'n autoriteit als de - zelf kinderloze - prof. Langemeijer mag je alleen met ontbloot hoofd spreken". Lolita Ironisch genoeg verscheen Van Keulens eerste boek, de meisjes roman „Angelina de Bloem" bij de onverdacht-christelijke uitge verij Kok in Kampen. Hij komt trouwens zelf uit een gerefor meerde gezin (vader was belas tingambtenaar in Bruinisse), werd later hervormd en heeft nooit de neiging en de aanleiding gehad om zich als een Wolkers vrolijk of boos over zijn jeugd-in- domineesland te maken. Van huis kreeg hij onder meer een grote, in zijn boeken doorklin kende en nog dagelijks in prak tijk gebrachte liefde voor muziek mee. Tweetalig opgegroeid („Op de christelijke school in Zierik- zee leerde ik lezen en schrijven in het Zeeuws en het Nederlands") maakte Johan als 17-jarige zijn entree in de boekhandel, maar net toen hij chef in een Rotter damse zaak was geworden, ste gen de Duitse bommenwerpers op en was het bekeken. Na de oorlog werd de heer Van Keulen eerst vertegenwoordiger, daarna mede-firmant van de toen nog Brabantse uitgeverij Oister wijk. Daar verschenen in de loop der jaren vertalingen van Faulk- ners „Sanctuary", Salingers „A Catcher in the Rue" en „De rode robijn" van de Noor Agnar Mylk- ner, die ook al een porno-proces aan zijn broek kreeg en de eis kreeg ingewilligd, dat het boek van begin tot eind in de rechts zaal werd voorgelezen. Verder van Soya's „Zeventien" en - na dat de auteursrechten met de hakken over de sloot waren ver overd - als grootste triomf „Loli ta" van Nabokov. Daar was in 1956 zijn eigen „Bob en Daphne" deel 1 aan voorafge gaan. Een nog heel voorzichtige beschrijving van de geromanti seerde, prille maar allesbehalve platonische liefde van een piep jong, in elk opzicht puntgaaf meisje en een vier jaar oudere knaap, op wie ook al niets viel aan te merken. Vooral de aanmoedi gingen van diens ruimdenkende papa vielen verkeerd bij de toenmalige puriteinen. Dat was andere kost dan Boefje en Bar- tje! Prompt kwam er een klacht en Jo han van Keulen herinnert zich Johan van Keulen nog levendig de laaiende veront waardiging van een hoofdinspec teur van de zedenpolitie. Maar meneer, riep die, dat is toch een schande, dat die vader het alle maal maar goed vindt! Nu staat er heus óók in, dat de vader van het meisje vanwege het geknuffel naar de politie wilde stappen, maar dat was hem niet opgeval len". Bestseller De ook door de critici niet jubelend begroete roman werd in beslag genomen, waarop Van Keulens geschrokken compagnon het verder wel voor gezien hield. Het kwam echter niet tot een rechts zaak en op advies van de eerder genoemde pornografiebewakers gaf de officier die aardige Bob en Daphne na negen maanden weer de vrijheid. Hun avonturen zijn nadien in het Engels, Duits, Deens, Zweeds, Noors,; Fins en zelfs het Japans vertaald en be leefden in eigen land 15 drukken. Het tweede deel van die best steller, waarin de seksuele situa ties al meer waren aangescherpt, werd later ongemoeid gelaten. Maar de auteur, eerder succesvol met werken als „Meisjes vragen" en „In de wachtkamer van het huwelijk", had inmiddels iets geleerd: „Zodra je dergelijke voorlichting in een verhaal ver werkt, gelden ineens andere wet ten". Dat bleek ook toen hij voor de tweede keer voor het gerechtshof moest verschijnen, in een zitting met gesloten deuren nog wel. „Ik stond daar zoals eens Luther voor de Rijksdag in Worms. Hetzelfde verhaal. Daar lagen al mijn boe ken naast elkaar. De president zei: Meneer Van Keulen, tot zover kan ik met u meegaan (dat was dan „In de wachtkamer van het huwelijk"), maar nu moet u me toch eens vertellen, wat is er toen over u gekomen? Ik heb geant woord: Het herderlijk schrijven van de Generale Synode van de Hervormde Kerk. Want daar staat in, dat de kerken door de eeuwen, heen ten onrechte de seksualiteit hebben gezien als de invalspoort van het kwaad bij uitnemend heid. Als van iets dat altijd als le lijk is beschouwd officieel wordt verklaard, dat het niet lelijk is, dan mag je het ook als iets moois beschrijven. Dat is met pornogra fie verward. Pornografie is vuil schrijverij en ik ben een romanti cus, ik gebruikt nooit vieze Geen reacties Enige tijd nadat de boete was be taald, liet Johan van Keulen de officier weten, dat hij „Liesbeth en de wereld van Bob en Daph ne" ging herdrukken. „Daar hoor je dan niets op. Het boek werd ook niet meer in beslag genomen en er kwam evenmin een reactie op mijn advertentie in Vrije Ne derland met sarcastisch com mentaar op de rechtspleging. Dat is dan weer het verschil met de Sowjet-Unie". Opgroeiende jeugd was en bleef zijn inspiratiebron. Er verscheen onder meer nog een in samen werking met dochter Mar ge schreven vierde deel in de Bob en Daphne-serie („Ik was nog niet uitgepraat toen de officier van justitie me in de rede viel"). En op het ogenblik heeft de heer Van Keulen, die zijn fonds aan de uit geverij Nieuwe Wieken over deed, een roman over verslaving in zijn Olivetti. Hij staat nog vol komen achter zijn „levenswerk, maar erkent dat ook zijn leesge- meente wel zal zijn veranderd. „Vroeger was ik waarschijnlijk een uiterst linkse vent, nu ben ik misschien aan de rechterkant te rechtgekomen, dat weet je niet". In elk geval zullen de meeste lezers van vandaag eerder vertederd dan ontzet raken door het ero tisch gestoei van zijn geesteskin deren. Johan van Keulen, nooit verlegen om een vergelijking: „Toen destijds in Wenen de eer ste maat van Beethovens eerste symfonie voor het eerst klonk, stonden allerlei mensen op en liepen weg. Ze dachten: is die man gek geworden? Maar één ding: de componist hoefde niet voor een rechtbank te verschij nen. En hem werd niet gevraagd: „Meneer Van Beethoven, wat is er over u gekomen?" Toetanchamon - zijn graf en zijn schatten" door I.E.S. Edwards, vertaling mevr. C.A. Borghouts-Beuninck, foto's van Harry Bur ton en Lee Boltin. Uit gegeven door Fibula- Van Dishoeck, Haar lem. Prijs 85. Van alle vorsten die het oude Egypte heeft gekend, was Toetanchamon vermoedelijk de minst betekenende. Hij leefde van omstreeks 1343 tot 1325 voor Christus, werd maar 19 jaar oud en kan dus niet veel tot stand hebben ge bracht. Zijn roem berust dan ook alleen op het feit dat zijn graf het enige van de Egypti sche koningen uit de oudheid is dat (in 1922) vrijwel onge schonden werd aangetroffen. Bij de andere hadden dieven in de loop der tijden alles weggehaald wat van waarde was - en de gestorven Egypti sche vorsten werden altijd door vele kostbaarheden om ringd. Over Toetanchamon en zijn graf is sinds de ontdekking ervan zeer veel gepubliceerd. Maar naar mijn weten is er over dit onderwerp nog nimmer een werk van zo grote schoonheid gepresenteerd als dit van I.E.S. Edwards, de voormali ge conservator van de Egypti sche afdeling van het Britse Museum in Londen, met fo to's van Harry Burton (zwart wit, daterend uit de tijd van de opgravingen) en Lee Bol tin (moderne kleurenfoto's van de voorwerpen die in de grafkamers van Toetancha mon werden aangetroffen). Het boek is heel aardig van op zet. In ruwe trekken volgt men via de foto's het pad van Howard Carter, de Brit die onder auspiciën van zijn landgenoot Lord Carnavon de opgravingen in het Dal der Koningen bij Luxor sinds 1917 had geleid. Men beleeft op die manier ook iets van de geweldige sensatie die Carter (en de meteen naar hem toe gesnelde Lord Car navon) op 26 november 1922 moet hebben gevoeld toen, na eeuwen, de grafkamers wer den ontsloten. "De dag der dagen, de geweldigste dag uit mijn leven, groter dag kan ik nooit hopen te beleven", schreef hij later. Nadat zijn ogen gewend waren aan het getemperde licht, onder scheidde hij "vreemde beel den van dieren en goud, over al het geglinster van goud". Wat er precies allemaal werd gevonden, is in dit boek schit terend beschreven en vooral gefotografeerd, waarbij op valt hoe sfeervol en drama- tisch-geladen zwart-wit foto grafie (nog altijd) kan zijn. Hoe knap het boek ook is sa mengesteld, er ontbreekt toch wel wat aan. Er wordt niets verteld over de manier waarop Carter tussen 1917 en 19*22 in het Dal der Koningen te werk ging, wat men ook hevig mist is de biografie van de ontdekker. Weliswaar kan men daarvoor in andere boe ken terecht, maar in een werk als dit (en vooral voor deze prijs) mag je verwachten dat ook dit soort gegevens is op genomen. RUUD PAAUW "Zwerven door ons bo menland", Gait L. Berk. Uitg. Unieboek bv, Bus- sum. Prijs 19,50 tot 1 mei; daarna 27,50. In vele opzichten is dit rijk geïllu streerde boekwerk een vervolg op Berks voorlaatste penne vrucht 'Ons Bomenlana' (1976). Plaatsgebrek in dat boek noopte Berk een keuze te maken uit de talrijke aspecten van de boom in natuur en samenleving. Niet zo verwonderlijk dus dat de Gooise schrijver zijn karwei als niet af beschouwde. Derhalve werd 'Zwerven door ons bomenland' op stapel gezet. Met pen en camera in de hand struinde Berk wederom ons land af en ging dit keer zelfs af en toe over de grens. Het resultaat mag er zijn: een prima gids in ons rijk geschakeerde bomenland. In feite is het een aanvulling op diens vorige werkstuk, zij het vanuit een andere invalshoek be zien. Ging het in 'Ons Bomen land' hoofdzakelijk over de rol van de bomen in de landschaps historie en over 'gewone' in heemse soorten, dit tweede boek vestigt veeleer de aandacht op bomen waar iets bijzonders mee is. Bomen die wel inheems zijn maar minder bekend; die veelal verward worden; die voorkomen in een specifiek verband zoals in grienden of in polderbosjes; bo men die een afwijkend gedrag vertonen of een zonderlinge ge stalte hebben aangenomen. Ook wordt in ruime mate de kijker ge richt op naaldbomen. En dat alles in beeld gebracht door 350 foto's, waarvan 32 in kleurendruk, zij het op niet zulk stevig papier. Onderhoudend Berk laat de foto's vergezeld gaan van zijn luchtige en tamelijk on derhoudende pen. Aardig in diens schrijfstijl is voorts dat hij op een niet al te nadrukkelijke wijze laat blijken kennis van za ken te hebben. Duidelijk laat hij naar voren komen dat de plaats die bomen in ons landschap en onze steden innemen, niet onder schat mag worden. Ondanks dat de vele foto's telken male eenzelfde voorwerp in beeld brengen, wekt het boek geen moment enige verveling. Berk toont eens te meer aan welk een rijkdom ons bomenland heeft en welk een verscheidenheid. Wie belang stelt in het leven en de be tekenis van de boom kan zich na dit twee boek redelijk geïnfor meerd achten. SJAK JANSEN De bomen begeleiden c i de wieg tot het graf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 23