3QI=KI=PWI=!=H
"Doeken oon bonden'
Door
Henk J. Meier
en Johannes
van der Woude
(dl®
vd^ffifSKSiy©
M@(dl®ffD(aiinldIg®
seMjjwtf
Theunis Uilke de Vries (26-4-1907, Veen» ouden) debuteert in 1925 met de
bundel „Friesche Sagen". Zijn poëzie wordt in 1931 bekroond met de
Domprijs van de gemeente Utrecht, in 1932 krijgt hij de Meilprijs van
de Maatschappij voor Letterkunde. In 1936 wordt Theun de Vries lid
van de Communistische Partij en een jaar later geeft hij zijn baan als
bibliotheekambtenaar op en gaat als journalist werken voor „De Tri
bune" en „Het Volksdagblad".
In de oorlog zit hij in de illegaliteit, wordt redacteur van het onder
grondse blad „De Vrije Katheder" en belandt in het kamp Amersfoort.
Na de bevrijding, in 1945. krijgt hijde Staatsprijs verzetsliteratuur. In
1952 volgt de Vijverbergprijs en tien jaar later de hoogste literaire lof.
de P. C. Hooftprijs. Voor zijn hoorspelen ontvangt hij in 1969 en in 1972
de Visser-Neerlandiaprijs en de gemeente Leeuwarden kent hem in
1976 de Piter Jelles-prijs toe.
Theun de Vries is een van de laatste grote, epische vertellers. Ook hi jzelf
kent het juiste aantal van zijn publikaties niet: „Alles met elkaar een
stuk of tachtig", schat hij. Daarbij zijn minstens dertig romans, vijf
tien verzamelingen novellen en korte verhalen, twaalf gedichtenbun
dels, tien essays en historische studies, negen hoorspelen en een groot
aantal artikelen.
Hij is waarschijnlijk de meest vertaalde Nederlandse schrijver en de
erkenning die hij in eigen land vaak miste, kwam veelvuldig uit den
vreemde.
Zijn meest recente werk: de romans „Het zondagsbed" (1975) en „De
vrouw enhater" 11976), een vijftiendelige hoorspelbewerking van zijn
roman „Stiefmoeder aarde" (1936) die in 1975 werd uitgezonden en het
derde deel van zijn autobiografische verhalenbundel met Wilt Tjaar-
da in de hoofdroi: „De vogels om het erf' (1978).
WOENSDAG 28 MAART 1979
„Boek en vrijheid", toege
spitst op het thema „Boe
ken aan banden" is het
motto van deze Boeken
week. Daarbij zal het ac
tuele probleem van de
censuur en de vervolging
van schrijvers centraal
staan. In Nederland mer
ken we daar weinig van.
Een kwart eeuw geleden
was dat anders: toen zaten
we midden in de Koude
Oorlog. Een aantal linkse
schrijvers werd toen actief
gediscrimineerd en ver
volgd. Een van de meest
prominente van hen was
Theun de Vries. Hij wei
gerde in 1956 de Russische
interventie in Hongarije te
veroordelen. En dat heeft
hij geweten. In onder
staand interview blikt hij
terug op meer dan een hal
ve eeuw schrijverschap.
AMSTERDAM - „Als je het over „Boek en vrijheid"
hebt, is voor mij natuurlijk het belangrijkste hoofd
stuk getiteld „De koude oorlog". Die is in de jaren
vijftig in alle hevigheid ingezet, maar gaat nog steeds
door. Er zijn nog altijd schoolbibliotheken waar geen
boeken van mij staan. En er zijn bepaalde kranten en
bladen die het nog steeds „onfatsoenlijk" vinden om
mijn naam te noemen. Het is een heel bepaalde groep,
een kongsie eigenlijk, die dat nog doet. Je zou die
groep kunnen definiëren als rechtse sociaal-demo
craten. Zelfs toen ik een eredoctoraat in Groningen
kreeg, negeerden ze het. Dat wordt zo langzamer
hand wel komisch hoor, het krijgt iets lachwek
kends".
kondigd zeer onwelkom wa
ren. Die uitspraak had een
politieke en diplomatieke
dubbele bodem, want het was
tegelijkertijd een uitnodiging
aan de uitgevers om mijn
werk te weigeren".
„Als ik een krant uit die groep
zou moeten noemen, is Het
Parool de eerste - en alles wat
daarmee een beetje annex is.
Daarmee bedoel ik dan ook
bepaalde journalisten die zijn
voortgekomen uit het Am
sterdamse studentenblad
Propria Cures. Toen ze nog
student waren, hebben ze me
in hun blad aan stukken ge
scheurd en dat is gewoon zo
doorgegaan. Ze vonden dat ik
de vrijheid bedreigde en
daarom probeerden ze mij
preventief monddood te ma
ken. Als een slachtoffer dan
niet voor dat soort aanvallen
wil wijken, proberen ze zijn
bestaan te ontkennen".
„Dat merkte ik al in de jaren
vijftig als ito oude vrienden
tegenkwam, mensen die in de
oorlog heel goed waren ge
weest - dat blijft een crite
rium. Maar als ze me in die
periode van de koude oorlog
tegenkwamen, deden ze net
alsof ze me niet zagen, draai
den hun hoofd af. Dat was ook
de hele bedoeling: mensen
uitschakelen".
Afschuwelijk
„W. F. Hermans heeft mij in die
periode aangevallen in zijn
„Mandarijnen op zwavel
zuur"; hij noemde me „de
huursoldaat van de vrede". Ik
vond dat afschuwelijk. Zijn
aanval kwam er op neer dat ik
in het Westen grote honoraria
opstreek en dan in Oost-Eu
ropa van de tweede wal at.
Hermans stelde dat het een
goed doordachte en uitge
kiende politiek van mij was.
Maar als je zou weten hoe
weinig ik in die tijd verdien
de..."
„Toen kwam. in 1956, die Hon
gaarse crisis. Alle schrijvers
verenigingen organiseerden
wat ik noem 'tribunalen' Het
begon met de PEN, enkele
dagen later kwam de Vereni
ging voor Letterkundigen en
daarna de Maatschappij voor
Letterkunde. Het ging niet
alleen om mij; ook Sonja
Prins en de oude Henri Wies-
sing kwamen voor die .tribu
nalen'. Het was de bedoeling
dat we in het vervolg onze
mond zouden houden. Uitge
ver-schrijver Geert van Oor
schot stelde op een van die
vergaderingen dat hij mij het
schrijven en zelfs het publice
ren niet wilde verbieden,
maar dat#ik wel moest weten
dat we in een democratie
leefden waarin opvattingen
zoals ik die zou hebben ver-
Effect
„Ik heb die hele koude oorlog in
mijn bestaan gerelativeerd en
ken er slechts historische be
tekenis aan toe. Ik heb er na
tuurlijk wel veel verdrietig
heid van gehad. Natuurlijk
heeft het wel effect gehad, het
is een van de aspecten van de
facetten van mijn bestaan
geworden. Het hoort erbij, net
als de oorlog, in het leven van
ons, oudere mensen".
„Misschien zou ik in mijn eigen
boeken eens na moeten gaan
waar ik bewust of onbewust
in de afweer ben gegaan, waar
ik in mijn boeken mensen iets
laat zeggen dat op de koude
oorlog slaat".
„Een boek als „Februari" is na
tuurlijk een heel bewuste po
ging van mij geweest om het
beeld van het recente com
munistisch verleden eens
duidelijk te maken. Ik heb dat
gedaan aan de hand van zeer
concrete interviews en fei
tenonderzoek, heel uitvoerig
en gedocumenteerd. Ik heb
een maand of acht aan de
voorbereiding gewerkt en er
een jaar aan geschreven. Al
mijn notites, een heel pakket
documentatie, zijn helaas
verloren gegaan. Dat is een
van de verdrietigste dingen,
want ik had unieke gesprek
ken gevoerd met veel mensen
die nu al dood zijn. De ge
schiedschrijving van de Fe
bruaristaking is een hele be
roerde geschiedenis. Men
probeerde de toonaangeven
de rol van de communisten te
kleineren".
Leidende rol
„In mijn boek wilde ik laten
zien dat de communisten in
het hele anti-fascisme een lei
dende rol hadden gespeeld.
Na „Hongarije" is dat hele
idee steeds positiever gewor
den; tonen hoe de communis
ten zich werkelijk hadden ge
dragen. Dat was nodig in die
tijd, toen hen een zogenaam
de „onvaderlandse" houding
werd verweten. Het woord
„vijfde colonne" is toen zelfs
vaak gebruikt. We stonden
toen alleen. Niemand durfde
opstaan en zeggen: wat jullie
met die tribunalen doen, is
dwaasheid. De intimidatie
was groot, maar er was geluk
kig een aantal dat daaraan
niet meedeed. En enkelen
waren erg goed: Jan El burg
heeft toen meen ik uit protest
voor de PEN bedankt. Je
stond wel alleen, maar was
niet helemaal weerloos aan de
wolven overgeleverd".
„Maar als de CPNB het thema
„boek en vrijheid" voor de
Boekenweek hanteert, doe
len ze natuurlijk niet op het
verleden, maar op de actuele
situatie - in de lijn van Am
nesty International, zo stel ik
me dat tenminste voor. Het
gaat niet om de zelfbeperking
die vrijwel iedere schrijver
zich moet opleggen en die te
maken heeft met tact en goe
de smaak; het gaat om de poli
tieke achtergrond van de
schrijver. Bij dat politieke as
pect denk je natuurlijk aan de
Latijnsamerikaanse landen
en Afrika. En aan de dissiden
te Russische schrijvers. Ik
heb het eerste boek van Solz-
jenitsin, Een Dag uit het Le
ven van Ivan Denisovitsj, ver
taald. Ik vond het geweldig,
net als zijn „De Eerste Cirkel"
en „Het Kankerpaviljoen".
Maar toen hij naar het Westen
kwam, merkte ik dat hij al
lerlei vreemde Dostojews-
kiaanse en religieuze senti
menten begon te luchten;
daarom kan ik hem niet meer
pruimen".
Belangrijk
„In zijn totaliteit vind ik het
verschijnsel van de dissiden
ten-literatuur hoogst belang
rijk; daar moetje met sympa
thie tegenover staan. Maar ik
heb wel geleerd dat je ze niet
allemaal kritiekloos aan je
boezem moet sluiten. Wat ze
in het Westen te vertellen
hebben, is vaak heel dun
netjes. Dan verzeilen ze in
verkeerde kringen en vallen
in handen van de Van 't Reves
en consorten. Ik heb me dik
wijls afgevraagd
leiding in de Sowjet-Unie hen
niet gewoon laat publiceren.
Zo'n grote olifant moet toch
de prikken van zo'n kleine vlo
kunnen verdragen".
„Ik ben grootgebracht in eer
bied voor geld, goed en privé-
bezit Mijn voorvaderen waren
praktisch allemaal boeren. In
de generatie van mijn groot
ouders zat één koopman en in
die van mijn ouders al een
paar directeuren van zuivel
fabrieken en zelfs een onder
wijzer, de eerste intellectueel
dus. Nu is het helemaal een
burgerlijke familie gewor
den; het zijn geen boeren
„Ik heb een bijzonder gelukki
ge jeugd gehad in dat kleine
Friese dorp, Veenwouden,
waar ik ben geboren. Het was
een afgeschermd doopsge
zind milieu, de „clan" van
mijn jeugd. De doopsgezin
den vormden een sekte die
zichzelf stilletjes voor supe
rieur hield, maar het nooit zei:
christelijke bescheidenheid.
Dus de gereformeerden en de
hervormden in dat dorp wa
ren altijd „iets minder". En
katholieken heb ik pas leren
kennen toen we in 1915 naar
Leeuwarden verhuisden.
Maar dié doopsgezinden, die
waren toch wel het zout der
aarde. Je moest je daar ook
naar gedragen. Je moest tole
rant zijn tot en met het uiter
ste; dat zit er bij mij nog
steeds een beetje in. Als je
,ja" zei, moest het ook ,ja"
zijn. Ja-is-ja en nee-is-nee.
Maar veel meer dan de uiter
lijke ethiek was voor mij de
solidariteit van de groep van
belang. De onderlinge ge
bondenheid, dat is heel wel
dadig voor een kind".
Trauma
„Dat complex van emoties, m'n
Friese jeugd, is eigenlijk mijn
blijmoedig trauma. Mijn
tweede, maar bittere, wond is
m'n oorlogstrauma. Dat heb
ben velen van mijn generatie.
Toen de oorlog uitbrak, werd
ik door de hele emotionaliteit
van het gebeuren plotseling
op een heel vreemde manier
in gedachten teruggevoerd
naar mijn jeugdherinnerin
gen. In die periode heb ik ook
de eerste van de drie verha
lenbundels geschreven
waarin ik autobiografisch
mijn Friese jeugd ver
werk".
„Elke keer als er in mijn leven
een soort politieke crisistoe
stand kwam, dan kwamen de
jeugdherinneringen in ver
hevigde mate opzetten. Dat
heb ik dus weer gehad toen ik
in de jaren zestig grote moei
lijkheden met de CPN begon
te krijgen. Na mijn uittreding
uit de CPN heb ik een periode
gehad waarin ik sterk op mij
zelf werd teruggeworpen.
Een pessimistische tijd met
een totaal ander soort erva
ringen. Het was zoeken naar
een nieuwe oriëntering en in
eerste instantie kwam er niet
veel uit. Noem het maar
„woest en leeg". En in die pe
riode is dan ook Het Zon
dagsbed geschreven en daar
na De Vrouweneter".
„Mijn doopsgezinde jeugd in
Friesland en mijn lidmaat
schap van de CPN waren
twee perioden van geborgen
heid. En naaf die geborgen
heid zoek ik nog steeds. Wan
neer de CPN de kant van het
Eurocommunisme op zou
gaan, zou ik onmiddellijk
weer lid worden. Maar de
CPN, waarmee ik nog steeds
geweldig veel gemeen heb,
spreekt zich niet duidelijk uit.
Ze komen wel met een grote
verklaring als China Vietnam
binnenvalt, maar toen Viet
nam Cambodja binnentrok -
misschien wel met reden,
maar dat is een andere zaak -
kwam er geen woord. De
grootste politieke fout is voor
mij het moment toen China
en de Sowjet-Unie in onmin
raakten. Toen Chroesjtsjov
probeerde China tegen de
muur te krijgen".
Tegen muur
„Ik was in 1960 in Moskou op de
conferentie van communisti
sche partijen en toen hebben
de Russen voor het eerst de
Chinezen in een hoek probe
ren te krijgen. Na de confe
rentie, die een maand duurde,
werd elke delegatie uitgeleide
gedaan door een groep onder
leiding van een lid van het
Centraal Comité. Bij het af
scheid zeiden ze trots: wat
hebben we de Chinezen tegen
de muur gekregen, hè. Toen
dacht ik: nee jongens... En ik
moet zeggen, Paul de Groot
was toen ook heel kwaad.
„Het zijn schobbejakken", zei
hij. We waren toen allemaal
heel erg kwaad".
„Want kijk, als China en de
Sowjet-Unie gemeenschap
pelijk front hadden gemaakt,
hadden ze de Vietnamese
oorlog in een vroeg stadium
kunnen kappen en dan had
den ze alle mogelijke narig
heid, zoals in Indonesië, kun
nen voorkomen. Dat vind ik
een verschrikkelijke verant
woordelijkheid". j
„Als schrijver heb ik seinen de
wereld in gestuurd. En de
weerklank daarvan heeft me
ontzettend goed gedaan, daar
ben ik erg blij mee. Ik wil de
wereld een beetje beter ach
terlaten, en daar zit dat
doopsgezinde weer in".
„Schrijven is eenzaam werk.
Dat moet wel. Ik zou het zo
willen zeggen: schrijven is ei
genlijk een dialectische
drieëenheid. Je begint in de
wereld, indrukken van bui
tenaf, de omgang met men
sen, de problemen die je ziet
en de antwoorden die je voor
jezelf denkt te vinden. Daar
mee trek je je in volledige
eenzaamheid terug. Daar
wordt het hele complex ver
werkt. Als dat proces afgelo
pen is, treed je weer in de
openbaarheid, dan ga je met
het bewerkte materiaal naar
de mensen toe. Dan is het
boek ook eigenlijk niet meer
van jou".
„Jarenlang heb ik het gevoel
gehad dat ik helemaal alleen
stond. Toen ik wat ouder
werd, had ik graag een aantal
jongeren van twintig of dertig
naast me gehad. Maurits
Dekker en Jef Last waren
weggevallen en ik voelde me
toen echt alleen staan, als
linkse auteur, als communist.
Daar heb ik toen wel een
beetje aan geleden. Er kwam
niemand. Niemand".
Bijgelovig
„Ze zeggen dat het ongeluk
brengt als een schrijver praat
over een boek waar hij aan
bezig is. En ik ben wel een
beetje bijgelovig - iedere
atheist is bijgelovig. Ik „ge
loof' alleen in speelkaarten.
Hoe meer zevens ik vind, hoe
gelukkiger ik ben. Ik ben ge
boren in 1907 en om de zeven
jaar was er in mijn leven
steeds iets belangrijks. Ten
minste, zo heb ik dat gerecon
strueerd. Dat begon op mijn
zevende, toen ik op school
leerde lezen; voor mij een re
volutionaire gebeurtenis. Met
14 naar het gymnasium, m'n
eerste prijs op mijn 21e voor
Westersche Nachten. Mijn
sterfjaar zou eigenlijk okok
een zeven moeten heb
ben".
„Ik ben al jaren bezig met een
groot project de geschiede
nis van de sociale bewegin
gen in de middeleeuwen, de
sociale ketterijen en het ver
band tussen religie en maat
schappij. Dat boek moet ein
digen met de wederdopers.
Het Ketterboek noemen we
het; dat zou ik nog graag af
maken".
„Daarna wou ik nog doorgaan
met de geschiedenis van de
geseculariseerde sekten en
stromingen en zo naar het so
cialisme. Maar daar kom ik
waarschijnlijk nooit meer aan
toe - dan móet ik 200 jaar
worden".
Griekenland
„En sinds m'n gymnasiumtijd
wil ik al een roman schrijven
die in Griekenland speelt.
Maar Vestdijk heeft me in
drie romans al het gras voor
de voeten weggemaaid. Dat
heeft me er overigens niet van
weerhouden in mijn boek
„De Vrijheid gaat in het Rood
Gekleed" mijn vorm van kri
tiek te leveren op Vestdijks
Rumeiland. Dé negers in zijn
boek dienen alleen om de wit
te bazen verfrissingen aan te
dragen. Mijn verhaal gaat
over de negers op Guadelou
pe tijdens dé Franse revolu
tie".
„En toen Vestdijk een roman
over Ierland wilde gaan
schrijven, heb ik heel lang
met hem gesproken over de
sociale achtergronden van de
Ierse geschiedenis in de 19e
eeuw, van de aardappelziekte
tot de Engelse landheren en
de emigratie. Drenthe in het
groot. Toen schreef hij Ierse
Nachten. Ik vlei me nog
steeds met de gedachte dat ik
de aanzet heb gegeven tot
Vestdijks enige sociale ro
man. Later heeft hij zijn oor
spronkelijke opzet toch uit
gewerkt in De Zeven Roeiers,
over de mystiek van Ierland,
de schemering, de wereld van
A. Roland Holst eigen
lijk".
„Het is moeilijk te zeggen op
welke van mijn boeken ik het
meest gesteld ben. Daar zijn
in de eerste plaats de Friese
dorpsverhalen. En ook in
„Pan onder de Mensen" zit
een heel stuk autobiografie.
„Stiefmoeder Aarde" toch
ook wel, vooral de tweede
helft. Met „Het motet voor de
Kardinaal" ben ik een hele
tijd bezig geweest: het vraag-
stuk van de kunstenaar in een
corrupte omgeving. „Februa
ri", het boek over de staking
in '41, was eigenlijk een do
cumentaire, bijna geen ro
man. Maar ook dat boek ligt
me na aan het hart".