Roken mag in tabaks museum van Parijs Er leven nog 20.000 olifanten in het r 7.50 de erven loosjes haarlei WOENSDAG 28 MAART 1979 Door Rüdolph Bakker BANGKOK-Bosgeesten letten slecht op in 't verkeer. Waar zij zich verzamelen, moet je als automobilist je tijdig laten horen. Het beste is lang en luid te claxonneren, zodat ze niet in aanvaring komen met het voertuig. De chauffeur van de bus die ons een kleine vier uur over de Thaise wegen sleurde, bereikte er in ieder geval mee dat zijn passagiers opschrokken uit hun haze- slaap. Wij hadden om drie uur m het noordelijke stadje Chiangrai het bed verlaten om op tijd - zeven uur - op school te zijn: de opleidings school voor jonge olifanten. Een zeldzaam oosters gege ven in één van de laatste stukjes onvervalst tropisch regenwoud van Thailand, niet zo ver van het driehoekje waar dit land met Birma en Laos te zamen komt. Aan weerskanten van de weg waar wij de oversteekplaats van de bosgeesten kruisten, waren honderden „spirithou- ses" geplaatst. Geesthuisjes, wel wat op vogelhuisjes lij kende bouwsels. Vaak komt er een afbeelding of een beel tenis van Boeddha in voor. De „spirithouses" zijn met bloe men, kralen, linten, vlag getjes en andere decoratie achtige frutseltjes versierd. Bovendien wordt er veelal voedsel in gedeponeerd om de eventuele hongerige, on zichtbare medebewoners van het land, mild te stern- Geen oponthoud dus ten gevol ge van de bosgeesten en wij arriveerden vroeg in het woud. Het dagelijks lesuurtje van de olifantenklas was nog niet begonnen. De kornaks, de begeleiders, die de vrij in het bos lopende dieren had den opgehaald, druppelden met de aan hun zorgen toever trouwde jonge jumbo's bin nen. In het kamp zetten de kornaks zich terstond rond een knappend vuur, want het was een vriezend koude och tend in het tropische land. Vrees Onze vrees in een sfeer van cir custent ep oppasser met knallende zweep terecht te komen, was ongegrond. Hier vormde het oerwoud het groene dak van een stilte theater waarin de olifanten boys en hun dieren stijlvol ac teerden. Eigenlijk vonden we hier waarnaar we al een dag of tien op zoek waren: een le vende natuur. Geen leegge roofde wouden of neerge haalde bossen. Toch doolden ook hier ruige figuren door de wildernis. Meestal 'met een geweer. Er bevonden zich jo chies onder, die het wapen amper konden" torsen. Uit zelfbehoud, leerde Surapong, de gids. Het kinderspelletje „Er zijn geen rovers in het bos, bos, bos", gaat hier he lemaal niet op. Er zijn wel rovers in het bos, al moeten zij tot een zeldzaam soort worden gerekend, de tijgers, die echter als zij er zijn, weinig belangstelling tonen voor mensenvlees. Ze zijn pas echt gevaarlijk als ze oud worden, een slecht gebit krijgen en minder snel ter been zijn. Dan zoeken zij in de omgeving van een dorp een gemakkelijke prooi, zoals kippen en als het zo uitkomt ook mensen. Het vorige jaar doodde een tijger in deze om geving nog twee dorpelin gen. Een woud vol kwetterende vo gels, wegflitsende zoogdieren als eekhoorns, fel gekleurde vlinders die op de vochtige oever van de beek lagen als de weggeworpen wikkels van zoete snoepjes. De beek vormde het pad door het bos: meestal sprong je van steen op steen. Oogsten In die entourage had „The Nor thern Timber Work Depart ment" de olifantenschool ge vestigd. Deze overheids- houtexploitatiedienst neemt nog geheel passend in deze ongerepte wereld bij stukjes en beetjes hout we£ uit het regenbos. Hierwordt geoogst, de natuur nog geen schade berokkend. Hier da veren geen machinerieën die op één dag honderdén vier kante meters woud platgooi end door het bos. Hier werken de olifanten, die goedaardig de stammen omver trekken en op een hoop sjokken. Zo hebben zij dat geleerd. Daar voor zijn zij naar school ge gaan: negen jaar lang. Een olifantenjong wordt pas na drie jaar uit de omgeving van de moeder, eveneens een werkdier, weggehaald en op de school geplaatst. Daar blijft het tot het twaalfde jaar, voor een cursus die gebaseerd is op herhaling en het ont wikkelen van kracht. De training, die jaarlijks negen maanden duurt, bestaat uit tien onderdelen: het baden van de dieren, het verzamelen van de dieren in de piste, het wandelen in paren of met de gehele groep van tien, het op verschillende manieren met poten, kop of slurf optillen van boomstammetjes, het verslepen van de stammetjes alleen of met meer dieren en tenslotte het knielen, liggen en staan zoals de kornak het wenst. Olifanten zijn intelligente die ren en verrichten schijnbaar moeiteloos alle gevraagde handelingen. Zij komen uit' een tam geworden groep, maar stammen af van de ook in Thailand nog in het wild le vende Indische olifant. Het is prettig dat de overheid van Thailand zich tenminste niet meer inlaat met het roven van deze dieren uit de natuur. De Indische olifant behoort tot een van de zorgenkinde ren van het natuurbehoud. Er leven in het wild waarschijn lijk niet meer dan 20.000 stuks. De soort is opgenomen op de lijst van bedreigde die ren. Vooral de ondersoorten van de Indische olifant, de zogenaamde eilandensoorten van Sri Lanka, Borneo en Sumatra, lopen gevaar uit te sterven. Het Wereld Natuur Fonds steunt een „overlevingspro- ject" waarin onder andere het stichten van „elephant ran ges" is opgenomen. Het ves tigen van beschermde gebie den waarbinnen de dieren zich vrij kunnen bewegen. Er is in geheel Zuidoost-Azië een onderzoek gaande naar de migratiegewoonte van de die ren, het voedselgedrag, de stroperij en de oogstschade. Twintigduizend overleven den en vermoedelijk tenge volge van de recente oorlogen een nog aanzienlijk lager aan tal, moet als een kritiek mi nimum worden be-- schouwd. Vangsten Vrijwel alle olifanten in circus sen en lange tijd ook in die rentuinen, bestonden uit In dische olifanten, omdat de grotere Afrikaanse de naam had een onhandelbaar dier te zijn. De Indische liet zich na een vangst snel domestice ren. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden nog wel drijfjachten gehouden, waar bij de dieren uiteindelijk in een valkuil moesten tuime len. De vangers hanteerden trom mels en andere veel lawaai makende instrumenten waar de dieren een hekel aan had den. De olifanten verwijder den zich langzaam van het rumoer, behoedzaam achter volgd door de mannen. De opzet was één van de logge beesten van de groep af te zonderen en in de richting van een valkuil te drijven. Als de kolos in de kuÜ was ge tuimeld, werd hij enige tijd alleen gelaten om de schok te boven te komen en hem af hankelijk te maken van de mens, die voor voedsel en drinken zorgde. Gedurende twee weken werd het dier in de kuil gehouden, in welke periode kettingen aan de poten werden gebon den, voorzien van houtblok ken, ook al weer om te wen nen aan die obstakels die, als hij uit de kuil zou wórden ge laten, het weglopen moesten voorkomen. De verzorger krabbelde het dier steeds op de rug, wreef het achter de oren en verwende het af en toe met wat fruit. Als na veertien dagen het dier de kuil mocht verlaten, had het zich meestal bij de situatie neergelegd. Toch werd af en toe opzettelijk de zweep er over gelegd om de olifant via een gevoel van pijn te ver staan te geven, dat de mens zijn absolute meester was. Eenmaal gewend, werden de gedomesticeerde olifanten hard werkende en toegewijde vrienden van de mens. Zij vertoonden nooit de neiging te willen ontsnappen; konden zelfs worden ingeschakeld bij het op dezelfde wijze vangen van soortgenoten. De aanwe zigheid van zo'n tam dier had een kalmerende werking op bestaan zou wennen, werd het gedood, omdat het ook door de kudde niet meer zou worden geaccepteerd. Stroperij Die tijd is gelukkig voorbij. Met nog maar 20.000 Indische oli fanten in het wild is het on verantwoord er nog jacht op te maken. Helaas gaat in sommige landen de stroperij door. Er wordt in bepaalde Aziatische landen ook te wei nig controle uitgeoefend. Goede, met wapens en mo derne zendapparatuur uitge ruste patrouilles, zoals in Afrikaanse landen, komen nog niet in alle streken waar de stropers huishouden, De afgerichte exemplaren kun nen nog bij het totaal aantal wilde dieren worden opge teld. Maar ook zij zullen steeds meer door machines worden vervangen. In dieren tuinen over de gehele wereld leven enige honderden Indi sche olifanten. Voorlopig spelen deze nog geen rol bij een eventuele terugkeer in de natuur. Het zijn voornamelijk wijfjes die worden gehouden, omdat mannetjes lastig en in de bronsttijd zelfs gevaarlijk kunnen zijn. We moeten dus wachten op fi nanciële acties die in de westelijke wereld worden ondernomen om de olifanten te redden. Het geld wordt be steed aan de uitrusting van de „vliegende brigades" en aan de aankoop en uitbreiding van de reservaten. En dan nog is de medewerking nodig van de autoriteiten. Dat karwei kan omvangrijker zijn dan het inzamelen van enige tonnen voor het behoud van de die- Het getij mag wel spoedig ke ren. Twintigduizend Indische olifanten verspreid over zo'n groot gebied waar zoveel ge varen dreigen, is een even angstig bezit als tweehonderd zeehonden in de Waddenzee. Dan behoeft er ook helemaal niets meer te gebeuren! PARIJS - Het pas geopende Museum voor de Tabak is een van de weinige musea in Parijs waar roken is toegestaan. Hoewel de directeur van het museum, de heer Edelmann, zelf niet rookt en vindt dat zijn kin deren het al te veel doen, heeft hij overal op de ten toonstelling asbakken neergezet. Tenslotte maakt de permanente expositie deel uit van de Seita, de Franse staats-tabakshandel, die officieel luistert naar de naam „Dienst voor de industriële verwerking van tabakken en luci fers". Edelmann verzamelt zelf al jaren curiosa uit de wereld van de tabak en ook heel gewoon lucifersmerken. In dit verband luidt zijn goede raad: „Laat nooit iemand merken waar je mee bezig bent, want voor je het weet vliegen de prijzen omhoog". Nadat Edel mann in 1962 een kleine lucifersmerkententoonstelling had ge zien en er daarop zelf ook een organiseerde, stegen de prijzen van die dingen op de Parijse vlooienmarkt meteen. Het nieuwe tabaksmuseum is te vinden in de Rue Surcouf nummer 12, dat is niet ver van de Seine rechts voor het „Hotel des Invali des". De Rue Surcouf wordt geheel beheerst door de tabaksex ploitatie en het grote kantoorgebouw waarin het museum en het hoofdkwartier van de Seita gevestigd zijn, staat op de plaats van een 17e-eeuwse tabaksfabriek. De tabaksplant komt, net als de tomaten, de mais en de aardappe len, uit Amerika. Alleen de tabak vond meteen een enorme ver spreiding. Toch zag André Thévet die de tabak in Frankrijk bin nenhaalde, er nog niet anders in dan een fraaie sierplant en hij begoot hem even trouw als onze grootmoeders hun clivia, zonder het in zijn hoofd te halen er shag van te rollen. Grote mode Het was de Franse diplomaat Jean Nicot die inzag dat er meer in de tabak zat. Hij introduceerde de plant als snuif, die de grote mode werd aan het hof. Hoewel niet de uitvinder van de nicotine, heeft de diplomaat zijn naam gegeven aan het gif waarmee ganse vol keren zich nu in een collectieve zelfmoord storten. Snuifdozen uit die tijd zijn in het Museum voor de Tabak in ruime mate voorradig. Na de snuif deed de pijp zijn intrede en in de 18e eeuw de sigaar. Sigaretten maakt de Seita pas sinds 1920. Dat zijn de Gauloises, die als symbool van Frankrijk onlosmakelijk verbonden zijn met de alpinopet en de pernod. Napoleon Bonaparte maakte van de tabak een staatsmonopolie nadat hij aan een diner een hem onbekende doch rijk geklede dame zag zitten en op zijn vraag wie dat dan wel mocht zijn ten antwoord kreeg: „De vrouw van een rijke tabakshandelaar". De volgende dag werd de tabak tot alleenrecht van de staat ver klaard. De totale omzet van de Seita bedroeg vorig jaar zo'n 13,1 biljoen francs. In datzelfde jaar werden 87 miljard sigaretten geprodu ceerd (in ons land 34 miljard). Toch gaat het de Seita niet zo erg voor de wind, onder andere omdat de sigarettenprijzen de afge lopen tien jaar met maar 52 procent omhoog mochten gaan, ter wijl de kosten van levensonderhoud in werkelijkheid in die pe riode met 120 procent gestegen zijn. Toch maken de 11.600 em ployés van dit staatsbedrijf zich geen zorgen. Nog nooit werd er iemand bij gebrek aan werk op straat gezet. Deze opgewekte stemming is op de tentoonstelling in de Rue Surcouf terug te vinden. Kleine problemen Kleine problemen zijn er voor de Seita wel. Omdat iedereen nu heeft gehoord dat roken met moord gelijk staat, heeft het Franse ministerie voor volksgezondheid na een jarenlange strijd voor elkaar gekregen dat er op de pakjes sigaretten, sigaren en tabak moet staan, dat overmaat schaadt. Tegelijkertijd mag aan de handel van de Seita - die enorm veel belastinggeld in het laatje brengt - geen geweld worden aangedaan. De staatsambtenaren in het museum merken dan ook enigszins knorrig op dat er al anti-rookcampagnes bestaan zo lang er gerookt wordt. Overigens wordt over de huidige anti-rookstrijd in het museum plichtsge trouw bericht. Het meest spectaculaire deel van de expositie bevindt zich op het ogenblik in een moderne zaal vol nikkel en spotlights, waar wis selende tentoonstellingen worden gehouden, nu van affiches over het roken. Hoewel ook heel wat Nederlandse prenten te zien zijn, krijgt men toch niet de indruk dat onze eigen Max Havelaars een minstens even belangrijke rol in de wereld-tabakshandel hebben gespeeld als de Fransen. Hier doet zich echter een ander klein probleem voor de Seita voor. In 1976 werd na veel aandringen van de andere lidstaten van de EG Frankrijk er van overtuigd dat het niet langer door kon gaan met het overtreden van artikel 37 van het EG-verdrag dat mono polies verbiedt. Sindsdien doen de Fransen alles om de import alsnog tegen te gaan, maar ze slagen daar steeds minder in. Bel gen en Nederlanders kregen recht op entrepot, van waaruit ze hun produkten aan de Franse afnemers kunnen verspreiden. De Amsterdamse tabaksmagnaat Orlov zag zijn kans en verhuisde naar Parijs. De Fransen hadden genoeg van bruine tabakken en wilden op de blonde overgaan. Orlov introduceerde Stuyvesant, Pall Mali, Rothman's en wat al niet. Honderdvijfentwintig siga rettenmerken en 237 sigarenmerken op de Franse markt komen nu al uit het buitenland. De volgende speciale expositie in de nikkel-zaal van de Seita gaat over Jules Verne. Waarom Jules Verne? „Omdat er in de boeken van Jules Verne zoveel gerookt wordt". Het museum is geopend iedere dag, behalve zondag van 11.00 tot 18.00 uur. De toegang is gratis. Het dichtstbijzijnde metrostation: Invalides. Een Hollandse affiche in het Parijse tabaksmust L'AFFICHE ET LE FUMEUR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 11