ZATERDAG 17 MAART 1979
EXTRA
PAGINA 31
De plakkende, stinkende lijven in de trein. Het hoertje
dat driehonderd kilometer reist om je terug te vinden.
De Algerijnse militaire politie die de mensen in de
stationshal met leren broekriemen op de ruggen en
hoofden slaat. Een vrachtautochauffeur die zijn land
wil ontvluchten omdat hij niet mag zeggen wat hij wil.
Wekenlang nergens last van, maar vlak voor de boot
naar Sicilië je broek vol diarree.
--Vh'
Frénk van der Linden reisde deze zomer samen met
drie vrienden per trein door het zuiden van Europa en
Noord-Afrika.
"Vol" had de beambte achter
het loket al laten weten. En
vol zat de exprestrein van
Barcelona naar Granada. Uit
de raampjes hingen toeristen,
op weg naar één van de disco-
theekcosta's. Sangria, haring
met uitjes, patat-pindasaus.
Ze verkopen er zelfs het ver
trouwde merk condoom. De
hoofden met de zonnebrillen
waren al aardig gestoofd in de
sauna die een treincoupé in
deze streken na enige uren
wordt. Het was knokken
geblazen by de wagondeuren.
Voordat mijn drie vrienden
en ik hijgend en vloekend het
gangpad hadden bereikt,
hadden snelle Spanjaarden
de weinige vrije plaatsen al
verdeeld. Met een rugzak ben
je de vlotste niet.
Driftig gebarend maakte de
conducteur, een wat gezette
man met van dat pikzwarte
haar, ons duidelijk dat we
maar beter uit konden stap
pen met al die bagage. Dat ge
sodemieter ook met die jon
gelui. Wat gerinkel met pese
ta's deed echter wonderen.
"Wacht u maar even, ik ben zo
terug". Drie minuten later
trok de kaartenknipper ons
een lege coupé binnen, die hij
had vrijgemaakt door koffers
het andere eind van de wagon
over te hevelen. "En ik roep u
morgenochtend wel als de
koffie klaar is".
Voor het station in Granada
ontmoeten we Sandro en Cla
ra. Een verliefd stelletje van
een jaar of zestien dat op
vakantie is. Dat is voor een
land als Spanje, waar de kerk
nog aardig wat in de melk te
brokkelen heeft en waakt
over het zedelijk peil, een
Tanger, Marokko. De aankomst
hal waar alle passagiers na
het verlaten van de boot sa
mendrommen. Dagjestoeris
ten die even overwippen van
uit Spanje, globetrotters met
rugzakken, hasjrokers die
veertien dagen goedkoop
stoned willen zijn, kolossen
van fototoestellen met daar
achter Amerikanen met een
cowboyhoed. Er hangt een
groot portret van Hassan II.
Hij glimlacht innemend, deze
pro-Amerikaanse vorst, die
volgens vele van zijn onder
danen met straffe, maar
rechtvaardige hand regeert.
De vele tientallen politieke
gevangenen die op de lijst van
Amnesty International staan
zullen er ongetwijfeld anders
over denken. Niettemin
wordt Hassan door menigeen
op handen gedragen. Zo ver
telde een jonge student me:
"Ik vind het niet erg dat onze
vorst vele vrouwen heeft en
zich in goud kan baden, ter
wijl velen arm zyn. Het rege
ren van een land als Marokko
is een zwaar karwei. Dat mag
best beloond worden".
Rotzooi
In de stad is het een onbeschrij
felijke rotzooi. Het stinkt er
naar verse wol, rottende vis
en koeiehuiden. Mensen
krioelen door de nauwe
straatjes van de Medina, het
oude stadscentrum. Je moet
je tegen een muur drukken
om een zwaarbepakte ezel er
door te laten. Verkopers trek
ken je hun winkel binnen en
wijzen op de Made-in-Ger-
many tabaksdoosjes, "hasj-
pijpen en koperen schalen.
Gesluierde vrouwen draaien
zich om als je ze wilt fotogra
feren.
Geen auto's, wel volgeladen
kinderwagens, trek- en duw-
karren, ezels en mensen met
enorme balen hooi op de rug.
Bedelaars klampen je aan. kin
deren wijzen op hun blinde
moeder en vragen om geld.
Direct komt er een levens
groot gewetensconflict op je
af: wat doe ik hier eigenlijk,
wat loop ik rijk en bevoor
deeld te zijn temidden van
mensen die voortkruipen op
de stompjes van hun benen,
van uitgemergelde kinderen
en smekende moeders. En
dan te bedenken dat Hassan
II onlangs verklaarde dat de
Marokkanen moeten verso
beren wil het land niet vol
komen bankroet raken. De
import van luxe goederen zou
ook moeten afnemen, die zijn
immers niet zó hard nodig?
De tachtig straaljagers die Ma
rokko onlangs van Frankrijk
kocht om "het land tegen
kwaadwilligen te bescher
men" natuurlijk wél. Maar
zelfs Marokkanen met een
opleiding op universitair ni
veau doorzien het geschuifel
met tinnen soldaatjes en
vliegtuigjes niet. Dat kan ook
moeilijk als je van jongs af aan
te horen hebt gekregen dat
het leger voorop moet gaan.
En de man in de straat? Die
weet eigenlijk alleen maar dat
er geen brood meer in huis is,
meer niet. En van wat er in de
krant staat dringt niets tot
hem door. De meeste inwo
ners van een stad als Marra-
kech kunnen niet lezen.
Prima treinen in Marokko. De
nieuwste Franse types, com
pleet met airconditioning.
Jammer alleen dat ze zo vol
zitten. En dat er geen gordijn
tjes zijn, zodat de zon on
barmhartig haar veertig gra
den de coupé in kan sturen.
Het zweet gutst in stralen van
je kop, je drijft in je broek
over de namaak-leren bank.
Vlak voor Casablanca stap
pen een paar herders in. Ze
moeten zich wekenlang niet
gewassen hebben, want de
stank die ze verspreiden is
ondragelijk. Met hun stokken
duwen ze wat jongens opzij
en ploffen tussen hen neer in
het gangpad.Jeans en jackets
met daarnaast lompen en tul
banden.
Tegenover me zit een trekke
bekkende Marokkaanse.
Voor het eerst in je leven
menthol-kauwgum eten
schijnt een beproeving te zijn.
Ze is ongesluierd, dus niet ge
trouwd. We vertellen dat we
op weg zijn naar Marrakech,
in het zuiden van Marokko.
Ze gaat overeind zitten, trekt
haar truitje strak en giechelt.
Samen met een vriend verlaat
ze de coupé als we in Ca
sablanca aankomen.
Twee dagen later loop ik op de
markt in Marrakech. Slan
genbezweerders, schoen
poetsers, waterverkopers (het
is 45 gr. C!) en muzikanten.
Alle blinden en lammen, ge-
brekkigen en zieken schijnen
hier samengestroomd. De
marktkoopmannen vragen
direct waar je vandaan komt
als je hun spullen bekijkt.
Holland is nog altijd Cruijff.
Ze lachen sarcastisch als je
niets koopt. "Kijke, kijke, nie
kope!" Meloenen als strand
ballen, perziken waar je je
maal mee kunt doen. Hier
kost een rol pleepapier een
riks, is bier vanwege de Islam
haast onbetaalbaar en krijg je
de rest zowat gratis. Plotse
ling voel ik een kneep in mijn
nek. Het is het meisje uit de
trein, goh wat toevallig.
"As-tu envie de jouer", heb je
zin om te spelen, vraagt de
jongedame me met een veel
belovende blik in de ogen, als
we op een terrasje zitten. Ik
voel het bloed naar mijn wan
gen stijgen, beseffende wat ze
me voorstelt. Voor ik goed en
wel van de verbazing beko
men ben heeft de restaurant
houder mijn vriendinnetje al
te kennen gegeven dat ze van
zijn terras moet verdwijnen.
Iedere Marokkaan herkent in
één oogopslag de straatma
delief. Ze wordt snel verwij
derd. De jeugdherbergvader
vertelt me later op de dag dat
er een meisje uit Casablanca
langsgekomen was. Of hier
soms vier Nederlandse jon
gens sliepen?
Jasje
Meteen stalen gezicht verzekert
de marktkoopman in Marra
kech me ervan dat 250 deram
(ongeveer 125 piek) beslist
niet teveel is voor het wollen
jasje dat ik wil kopen. "Stu
dent price, cheap, cheap!"
Maar als ik weg dreig te lopen
halveert hij in één klap zijn
prijs. Ik lach schamper, blik
naar de kraam van de concur
rent en... opnieuw daalt het
bedrag. Nu komen we op een
niveau waarop gehandeld
kan worden. Na drie kwartier
afkeurend mompelen, wat
toegeven en afdingen blijven
we steken op een verschil van
vijf deram (f 2,50). Ik besluit
de plaat te poetsen. Dan ko
men de boze woorden. "You
stupid Jew, you fuck your fa
ther, mother, brother and sis
ter!" Na nog een half uur on-
perrons zijn gesloten. Pas vijf
minuten voordat de trein naar
Algiers vertrekt, zal er één
klein deurtje opengaan. Ik
praat wat met de man in de
stofjas die de kaartjes van de
meute moet controleren. Hij
vertelt: „Sinds 1962, toen ons
land alle banden met Frank
rijk verbrak en onafhankelijk
werd, is alles beter geworden.
De grootgrondbezitters zijn
eruit getrapt omdat ze het
geld in hun zak staken dat de
arbeider van de rug werd ge-
krabt. De industrie is voor het
grootste gedeelte genationa
liseerd en breidt zich enorm
uit. Sinds de vrijheidsstrijd
krijg ik steeds meer in mijn
portemonnee. Het socialisme
is goed voor ons".
Ik merk op dat er in Algerije al
leen op socialisten gestemd
mag worden. Er is dus sprake
van een dictatuur. „Dat is
goed voor ons land. Om resul
taten te bereiken moet de re
gering vrijuit beslissingen
kunnen nemen. De democra
tie is alleen maar een truc van
de kapitalisten". Als ik het
daar niet helemaal eens blijk
te zijn, mengen enkele om
standers zich in het gesprek.
Een jonge knaap maakt me
uit voor fascist. Anderen ver
tellen me dat ik maar beter zo
gauw mogelijk het land kan
verlaten. Een paar oudere
mensen manen de schreeu
wers tot kalmte. Wat later zal
ik begrijpen waarom. De
stofjas waarmee ik stond te
praten blijft de vriendelijk
heid zelve.. „Ik reis straks ook
naar Algiers. Dan praten we
wel verder".
Druk
Naar mate het vertrek van de
trein dichterbij komt, wordt
het drukker in de hal. Vrou
wen met kinderen op de rug
klimmen over hekjes (dat
gaat niet makkelijk met zo'n
lange japon)en duwen ruw de
mannen opzij. Binnen enkele
minuten staan er twintig
moeders vooraan. Hier en
daar krijgen mannen het met
elkaar aan de stok. Kinderen
dreigen platgedrukt te wor
den. Geblèr, gekrijs. Zonder
een spier te vertrekken walst
een zwaargewicht een paar
man plat om vervolgens
plaats te nemen in de buurt
van de deur die toegang geeft
op het perron. Het is een on
beschrijfelijke wanboel.
Dan staat plotseling, vier man
sterk, de militaire politie in de
stationshal. Op de heupen een
kleine mitrailleur en een
gummiknuppel, op het hoofd
een witte helm met de letters
MP.
Ze overzien de puinhoop een
moment en beginnen daarna
te schreeuwen dat „iedereen
als de donder in de rij moet
gaan staan". Niemand luis
tert. De agenten trekken hun
riem uit de broek en lopen op
de massa toe. Nogmaals
schalmt het commando uit de
strakke monden. De ogen lij
ken vuur te schieten. Dan
zwiepen de riemen door de
lucht. Mensen proberen ach
teruit te deinzen, maar kun
nen dat niet omdat iedereen
blijft duwen.
Moeders houden de handen bo
ven het hoofdje van hun kind
en krijgen dan zelf een klap
van de riem. Eén van de agen
ten pikt de mensen met rug
zakken uit de groep. Toeris
ten moeten geen klappen
krijgen en worden daarom
apart gezet. Na vijf minuten
staat er een keurige rij voor
het deurtje. De stoomwals die
zoéven nog vooraan stond
bevindt zich nu achterin de
rij. Hij heeft een paar strie
men in zijn gezicht.
Algiers is een westerse stad.
Wolkenkrabbers, statige ho
tels, spijkerbroeken en mini
rokken. Niets herinnert hier
aan de armoede van de rest
van het land. De meeste Alge
rijnen willen eens in hun le
ven een bezoek brengen aan
dit Mekka van het Franse
kolonialisme.
Van Mussolini werd gezegd dat
hij weliswaar een dictator
was, maar er in ieder geval
voor zorgde dat de treinen op
tijd liepen. Dat gaat niet op
voor het dictatoriale bewind
van Algerije. Uren te laat arri
veert de trein naar Tunis, nog
stinkend smerig van de vori
ge rit. Als de w.c. bezet is doet
men het wel in de gang. De
ijsverkoper vloekt hardgron-
dig als hij uitglijdt over een
drol. Zijn handel is verpest.
De legerofficier in onze coupé
deelt zijn sigaretten uit en
biedt ons koffie aan. "Al die
verhalen over dieven en
moordenaars zijn overdre
ven", zegt hij. "In elk land le
ven goede en slechte mensen.
Dat is hier natuurlijk ook zo.
Maar ik zal jullie bewijzen dat
we van nature het meest gast
vrije volk in de wereld zijn.
Wanneer iemand vannacht
probeert jullie te storen, doe
je een beroep op mij."
Als hij even weg is om zijn kof-
fie-belofte waar te maken,
komt er.een jonge Algerijn bij
ons zitten. Hij is vrachtauto-
chauffeur en moet over een
tijdje iii dienst. "Maar ik wil
niet. Ik voel me ongelukkig in
Algerije. Als je een dagje naar
vrienden wilt moetje daartoe
een officieel verzoek bij de
autoriteiten indienen. Als je
geluk hebt, krijg je een "billet
de permission", een soort
reisvisum. Dat moetje overal
waar je komt tonen. Ze ver
tellen ons dat we vrij zijn,
maar dat is niet zo. Ik voel me
net een vogel in een kooi.
Kijk. ik verdien goed, je zou
kunnen zeggen dat die kooi
van goud is. Maar vogels moe
ten vliegen.
Vrienden van mij werken in
Duitsland, hun vrouwen zijn
daar ook. Ik ben ongetrouwd,
maar krijg geen toestemming
om het land te verlaten. Daar
om probeer ik binnenkort
naar Tunesiè te vluchten.
Daar neem ik de boot naar Si
cilië". De officier verschijnt in
de deuropening. Hij heeft
geen koffie: er was geen
doorkomen aan. "Ik moet nu
weg", zegt de chauffeur. "Het
is nu onmogelijk te zeggen
wat ik wil, dat zou te gevaar
lijk zijn". Hij geeft me een
zoen, een hand en verdwijnt.
Hij is niet de enige Algerijn die
zijn land wil verlaten: menig
bewoner van de bidon-villes,
de armoedige wijken rondom
elke grote stad, denkt er zo
over. Hij heeft er alles voor
over zijn golfplaten, olievaten
en leem opgetrokken "wo
ning" te ruilen voor een on
derkomen in West-Europa. In
de trotse brieven van die daar
werken, staat niets over klei
ne kamertjes die met zes man
gedeeld moeten worden.
Geen woord over discrimina
tie en onderbetaling, alles is
rozegeur en maneschijn.
Die nacht verdwijnen onze
treinkaartjes, shirts en sport
schoenen. Slapend in de ba
gagerekken en op de banken
van de coupé hebben we niets
van de diefstal gemerkt. Als
ik wakker word is de legerof
ficier nergens meer te vinden.
Ons verblijf in Algerije be
perken we tot het minimum.
Het Tunesische huisje staat er
gens op de kale landerijen. Er
ligt een kameel voor de deur.
In de schaduw van de kleine
veranda slapen de gezinsle
den. Er staat weinig meer in
de huiskamer dan een bank,
een waterkan, een lage tafel
en wat schalen. In de verte te
kent zich het silhouet van een
enorm hotel af. Ook Ham-
mamet in Tunesië is ontdekt
door de moneymakers. Er is
airconditioning in het hotel,
hoogpolig tapijt, veel drank
en een zwembad. Het is twee
honderd meter lopen naar het
strand.
Als de bussen vroeg in de mor
gen vertrekken voor opnieuw
een dagtochtje naar de ka-
melenmarkt, de ruines van
Carthago of een andere be
zienswaardigheid, kunnen de
toeristen zien hoe de familie
die in het kleine huisje woont,
zich te pletter werkt op het
kurkdroge land.
Tunesië lijkt op het Spanje van
tien, vijftien jaar geleden.
Overal langs de kust verrijzen
de villa's, bungalows en ho
tels. Verschil met Spanje: het
is onmogelijk om langer dan
twee uur op het strand te lig
gen, dat komt de waaghals
zeker op een zonnesteek te
staan.
Feest
In de straten van Nabeul is een
groot feest gaande. Hier kun
nen de toeristen zich verga
pen aan mannen die - volko
men in trance - dansen op
meeslepende godsdienstige
melodieën, voortgebracht
door een orkestje. Scherpe
klanken van snaarinstrumen
ten en het droefgeestige ge
luid van hobo en klarinet. Dat
is een welkome afleiding,
want de toeristenindustrie is
hier nog niet zó volgroeid dat
er op elk moment van de dag
iets te doen is. En om nu con
stant aan zee te vertoeven
De inwoners van Nabeul verze
keren me dat we niet lang
meer hoeven te wachten op
het moment dat de stroom
vakantiegangers Spanje ach
ter zich laat en zijn toevlucht
neemt tot het goedkope Tu
nesië. De Tunesiërs lopen
zich het vuur uit de sloffen om
zo rap mogelijk een natuurge
trouwe kopie van de Spaanse
costa's te maken. En met het
aantrekkelijke Arabische tin
tje moet het niet moeilijk zijn
legers toeristen te verleiden.
Misschien dat de Tunesiërs in
de toekomst dus wat meer
gaan verdienen. Op dit mo
ment heeft moeder maar wei
nig in de huishoudpot. De
vakbonden staan op de barri
caden, maar kunnen presi-,
dent Bourguiba niet bewegen
loonsverhogingen af te kon
digen.
Het is nog maar een paar hon
derd meter lopen naar het
schip dat ons naar Sicilië zal
brengen. In de haven van La
Goulette, vlakbij Tunis, is het
druk. Armen van kranen
zwaaien door de lucht, trucks
trekken brullend op.
Het zweet gutst over mijn rug
De rugzak lijkt van lood. Je
went met in een paar weken
aan de zinderende hitte van
Noord-Afrika. Plotseling
blijft één van ons wat achter.
^'Verdomme", kermt hij.
"Drie weken in Afrika, ner
gens last van en vlak voor de
boot diarree in miin broek".
Bij de foto's:
■k Foto links: De kamelenmarkt
van het Tunesische badplaatsje
Nabeul: trekpleister voor toeris
ten.
Foto rechts: Een steeg in de
leerbewerkers-wijk van Fès.
Foto onder: Voor een appel en
een ei gaan de schoenpoetsers in
Marrakech aan de slag.
stemmen en kunnen ook niet
verkozen worden.
Een theologie-student: „Ze
hoort het gezin te verzorgen
en kinderen te baren, dat is
haar taak. Allah heeft haar
daartoe voorbeschikt. Zijn
profeet heeft verkondigd dat
ze zich niet met de politiek
moet inlaten omdat ze daar
van nature niet geschikt voor
Goederentreinen
Er rijden alleen enkele goede
rentreinen tussen Marokko
en Algerije. Ze vervoeren het
hoogstnodige. Zo gaat dat bij
politieke vijanden. (De twee
landen liggen al jaren met el
kaar overhoop. Strijdtoneel is
de West-Sahara. Dit fosfaat-
rijke gebied grenst aan het
zuiden van Marokko en het
oosten van Algerije).
Er is dus geen personenvervoer
per trein. Je moet vanaf Ouja-
da (een grensplaats waar de
toerist zich te goed kan doen
aan exquise vleesgerechten)
per taxi naar de grens, een rit
van vijftien kilometer. Voor
dat je vertrekt eerst weer een
kwartiertje onderhandelen
over de prijs. Het afdingen is
een ware sport in Noord-Afri
ka.
De strenge controle aan de Al
gerijnse kant van de grens,
waarover de reisboeken
alarmerend reppen, blijft ach
terwege. Wel moeten welaten
zien hoeveel geld we bij ons
hebben. „Marocco is nasj,.
boys", grapt een douanier.
„Do you carry that stuff?" Ik
lach nerveus. Hij stempelt
hier en daar in het paspoort en
wijst naar de deur. „Good
bye". Aan de Algerijnse kant
van de grens opnieuw de taxi.
Het dichtstbijzijnde station
netje ligt een tiental kilome
ters verderop. Uren wachten
op de trein naar Oran, onder
een smal afdak waar militai
ren de meerderheid vormen.
Ook in Oran zie je overal solda
ten lopen. Gemilimeterd
haar, hoge laarzen, pet met
grote klep, donkergroene
kleding. De meesten roken
zware Franse sigaretten. Myn
vrienden en ik voelen een
merkwaardige spanning. We
besluiten snel verder te rei-
In de stationshal is het dringen
geblazen. Alle deuren naar de
,En als je hoort van die ver
krachtingen bij jullieDat
komt natuurlijk doordat de
vrouwen zo weinig aanheb
ben. En een man is snel ge
prikkeld en kan zich moeilijk
beheersen. Hier is die prikkel
er niet, want alles is bedekt".
De Islam heeft de vrouw (net als
de alcohol en het varkens
vlees) een stiefmoederlijke
plaats in de samenleving toe
bedacht. Ze moet allereerst
dienstbaar zijn: naast het
huishouden doet ze vaak nog
ander werk. Binnen de sfeer
van het gezin is ze onderwor
pen aan haar man. Die maakt
uit wat er gebeurt. De heer
des huizes mag meerdere
vrouwen trouwen als hij ze
kan onderhouden. Maar een
vrouw met twee minnaars is
een hoer en wordt veraf
schuwd. Mondig zijn de
vrouwen niet (behalve als ze
in de rij voor een loket of in de
winkel staan, dan vergaat ho
ren en zien je). Ze mogen niet
derhandelen krijg ik het jasje
voor éénvijfde van de vraag
prijs mee naar huis: 50 deram.
Oujda, aan de grens met Alge
rije. In het postkantoor is het
bloedheet. Ondanks de pro
peller, die koele lucht in het
gezicht van de dienstdoend
ambtenaar blaast, parelen er
zweetdruppels op zijn hoofd.
Er staat een lange rij vrouwen
te wachten voor de balie. De
meesten zijn gesluierd. Onder
de lange rokken schuilen
plastic sandaaltjes die je pas
ziet als ze lopen. In de tele
fooncellen schreeuwen Ara
bieren: de lijnen zijn slecht.
Ali Ben Joseph (30), postbe
ambte, kent Nederland wel,
zegt-ie. Er werken veel Ma
rokkanen. Ook vrienden van
hem. Ze verdienen veel voor
Afrikaanse begrippen. ("Eén
heeft er zelfs een auto!"). En
kelen hebben hun gezin op
gehaald en vestigden zich de
finitief in Nederland. Ze heb
ben Ali geschreven over de
topless-dames aan het strand.
"Ongelofelijk, niet? Vrouwen
blootdat is hier zo anders.
Er zijn wel vrouwen die geen
sluier dragen, maar die zijn
ongetrouwd of belijden de
Islam niet".
"Het is eigenlijk veel beter voor
de vrouw om gesluierd te zijn.
De mannen zullen haar niet
snel benaderen: ze zien na
melijk dat ze getrouwd is".