Brussel heeft een museum van de geuze PALET LEERBOEK VOOR DE WAS Choeseis met geuze Ontwikkelingshulp niet altijd gunstig voor Afrikaanse vrouw In een land van bierdrinkers zo als Belgie worden ook tal van gerechten met bier bereid. Een typisch Brusselse lek kernij is „choeseis" alvleesklier - uiteraard met geuze bereid. Onderstaand recept is afkomstig van het Brusselse Museum van de Geuze. Voor een maal choeseis voor vier personen zijn de volgen de ingrediënten nodig: een halve kg schapeborst, kwart kg kalfsborst, vijf kalfspan- creas, zes schapepootjes, een halve rundernier, twee kalfs zwezerikken, één ossestaart, gehakballetjes (de helft kalfs-, de helft varkensgehakt), hal ve kg champignons, halve kg uien, aardappelmeel, bloem, boter, tijm, laurier, kruidna gels, nootmuskaat, zout, pe per, Madeira en anderhalve li ter geuze. Bereiding: bak een halve kg ge snipperde uien op in wat bo ter. Voeg de in stukjes gesne den ossestaart, tijm, laurier, kruidnagels, nootmuskaat, peper en zout toe. Overgieten met water, laat een uur lang zachtjes koken, voeg de in dobbelsteenjes gesneden schapeborst toe en laat een half uur zachtjes koken. Leg de vijf kalfspancreas (verwij der vet en zenen) in de pan en voeg de 250 gram in kleine, gelijke stukjes gesneden kalfsborst, de zes schape pootjes (die heeft u eerst in vieren gesneden en driekwart gaar gekookt), de in dunne plakjes gesneden rundemier en de twee in flinke dobbel stenen gesneden kalfszweze rikken toe. Overgieten met anderhalve liter geuze, en sluit de pan. Laat stoven tot alles goed gaar is. Een kwartier voor het opdie nen, de gehaktballetjes en de 500 gram schoongemaakte, gewassen en in plakjes ge sneden champignons toevoe gen. Om de saus te binden, een volle eetlepel met Madei ra aangelengde bloem of aardappelmeel toevoegen. Opdienen. Bereiding van Geuze is de kunst om Lambiek van een, twee en driejaar oud oordeelkundig te versnijden en dit mengsel in flessen af te tappen BRUSSEL - Brussel is onlangs verrijkt met een smakelijk museum: dat van de geuze. Dit bier is met aanverwante produkten zoals lambiek, faro en kriek typisch voor de Belgi sche hoofdstad. Alleen in Brussel en naaste omgeving wordt geuze gebrouwen, elders is Na tenminste een jaar krijgt het eenvoudig niet mogelijk. De laatste Brusselse geuze-brouwerij, waar nog ambachte lijk wordt gewerkt, is omgevormd tot het Brusselse „Museum van de geuze". Zestig jaar geleden telden de ne gentien gemeenten die de Brus selse agglomeratie vormen, nog zon vijftig lambiekbrouwerijen. Lambiek is de „grondstof' om geuze te maken. Nu zijn er nog slechts twee bedrijven waar geu ze wordt vervaardigd. Er is een industriële onderneming, eigen dom van Constant Vandenstock, de „grote baas" van de voet balclub Anderlecht. De enig am bachtelijke brouwerij die er nog is, (Cantillon) mag zich nu mu- Het gaat om een „levend" museum: er wordt nog gewerkt volgens de beproefde ouderwetse methode, met uit de vorige en begin deze eeuw daterende apparatuur. Het geuze-museum, in de Ander- lechtse Gheudestraat, is tevens een monument van industriële archeologie. Uiteraard kunnen bezoekers en andere liefhebbers er ook de proef op de som nemen, of een voorraadje „Brusselse champagne" - zoals men in Bel gië wel zegt - inslaan. Lambiek onderscheidt zich van andere bieren omdat het alcoho- lisatieproces, de gisting, spon taan tot stand komt. De lambiek komt tot gisting door blootstel ling aan de lucht, hetgeen bij de bereiding van andere normale bieren juist moet worden voor komen. De belangrijkste factor bij de produktie van de Brusselse bieren is dan ook de Brusselse lucht. Daarom is men er nooit in geslaagd elders dan in de nabije omgeving van de hoofdstad de ware geuze te bereiden. In de vallei van de Zenne - het ri viertje dat (onderaards) door Brussel stroomt - leven micro- organismen (brettanomyces „lambicus" en „brusselensis") die op de gisting inwerken. De lambiek, die wordt bereid van gemoute gerst, tarwe en overjari ge hop, wordt direct onder de dakpannen van het museum blootgesteld aan de lucht. Na een dag wordt het bier in vaten gego ten en drie dagen daarna begint het proces van spontane gis ting. Gebrouwen wordt er van oktober tot mei. Na de aansluitende zo mer is het gistingsproces goed deels voltooid en na de opvol gende zomer geheel tot stilstand gekomen. De lambiek die aldus is gemaakt, is een „plat" bjer dat als zodanig gedronken kan worden. Geuze wordt vervaardigd door lambiek van één, twee en driejaar oud te versnijden en dit mengsel op fles te zetten. De fles (inhoud een liter) wordt met een kurk af gesloten. Jonge lambiek (die dus nog niet is „uit-gegist") wordt toegevoegd omdat het brouwsel anders niet schuimt. Het versnijden met jon ge lambiek is het vakwerk van de brouwen een teveel van het jonge bier kan rampzalige gevolgen hebben na het aftappen op fles. Tijdens een arme zomer kan een te hevige gisting de kurken doen springen. Dit was het geval in de zeer hete zomer van 1949. Naar schatting twee a drie miljoen flessen zijn toen gesprongen. De flessen worden in kelders ge plaatst en pas na een jaar - het gistingsproces gaat voort - is geuze gereed voor consumptie. Faro verkrijgt men door kandij suiker aan lambiek toe te voegen. Kriek wordt gemaakt door zgn. Schaarbeekse kersen vier tot acht maanden op lambiek te zet ten. Deze twee produkten komen voor de ware bierkenners echter ver achter de geuze. Geuze wordt niet zo maar gedron ken, er is een ritueel, waaraan de ware liefhebbers zich stipt hou den. Geuze wordt twee a drie we ken op keldertemperatuur be waard alvorens een fles ontkurkt wordt. De flessen dienen liggend te worden bewaard en het in schenken dient horizontaal te gebeuren opdat het bezinksel niet losraakt. Om dezelfde reden wordt een fles nooit volledig uit geschonken. Wie de wekelijkse was op een veili ge afstand ervaart, kan nooit vermoeden dat er een leerboek over geschreven kan worden. Toch is het gebeurd, en wel in opdracht van de Vereniging Tex- tieletikettering voor Was- en Strijk Behandeling. Omdat ik mijn afschuw jegens de grote en kleine was niet helemaal kon overwinnen, heb ik het boek voorgelegd aan een aantal vak lieden op dit terrein. Voor de meestep bevat het Textiel ABC, zoals het boek heet, weinig nieuws. Maar voor een beginne ling staat er veel wetenswaardigs in. Nu de emancipatie schoorvoe tend het huishouden binnen komt en de man ook de was mag doen, is de kans groot dat het groepje wasamateurs toeneemt, aldus de mening van iemand die zelf geen beginneling wil worden. In verband met ruimtegebrek geven we hier alleen de tips die zelfs de vaklieden niet kenden. Dreigt de trommelwasmachine door een vergissing bij het dose ren of kiezen van het wasmiddel toch over te schuimen, dan kan het schuim met een handje keu kenzout de kop worden inge drukt. Het schuim de kop in drukken, kun je natuurlijk ook met een vinger. Bedoeld is uiter aard dat het schuim door het keukenzout gewoon oplost. Het wasmiddelenbakje moet daarna goed worden nagespoeld met wa ter. Bij het strijken moet men voorzich tig zijn met gemetalliseerde strijkdoeken. Terugstraling van de warmte en het niet-doorlaten van de stoom kunnen de gewen ste temperatuur beïnvloeden Ik vermoed dat hier bedoeld wordt: omdat de warmte terugstraalt van het doek en omdat de stoom er niet doorgaat, kan de tempera tuur hoger worden dan wenselijk Kauwgomvlekken moeten onmid dellijk met ijsblokjes worden weggewreven. Oude vlekken eventueel meerdere malen met vlekkenwater wassen. Het boekje beschrijft alle eigen schappen van textielvezels, van garens tot stoffen en hun verede ling, textieletikettering (die doet denken aan het boekje met ver keersborden, even talrijk als verwarrend) en textielonder- houd, zowel voor de zelfwassers als voor de klanten van de chemi sche reinigers. Ten slotte is er nog een advertentie van een afwasmiddel voor de vaatwasmachine, kennelijk met als enig doel de kosten van het boekwerkje mee te financieren. Belangrijke regels: grote stukken over de lijn hangen, opdat ze minder scheef trekken; was niet rechtstreeks aan zon en harde wind blootstellen; met witma kers behandelde witte was ver geelt na langere inwerking van de zonnestralen, bij wol zelfs zeer snel; bonte was altijd in de scha duw drogen; de droogruimte goed ventileren; los- of grofge- breide artikelen en grofmazige dikke textielprodukten in een baddoek wikkelen en liggend drogen; wollen goed en andere artikelen die snel vervormen, zo als zijde, op zachte ondergrond leggen (nooit in de zon of in de buurt van de verwarming) en daarbij in de gewenste vorm brengen en laten drogen; vitrages in enigszins vochtige toestand ophangen en licht in de vorm trekken. GER BOUTS Jacques Fath heeft een nieuwe parfum samengesteld. Een beetje traditioneel van geur maar wel erg fijn. Erin verwerkt zijn o.m. de geuren van jasmijn, peper, ro zen, passiebloemen, hyacint en ylang-ylang, anijs, basilicum en mandarijn. Voor mannen is er nu ook een hele serie produkten gekomen van Ted Lapidus "Ted pour homme" naast de after-shave, zeep en badschuim is er ook een snorreborsteltje, kleur borstel en een badset allemaal in bruin en met het vignetje van Lapidus. Lancóme komt met een nieuwe uitvoering van de Hydrix-crème, die nu ook in een mat-uitvoering te verkrijgen is. Prijs f24,75. OUAGADOUGOU (Opper-Vol- ta) - Negerinnen, die houden vast van mooie kleuren, moet een Franse emaille-fabrikant gedacht hebben. Hij maakte een grote collectie bont be schilderde pannen en stuurde ze naar Opper-Volta, een arm Afrikaans land vlak onder de Sahara. Op de markt in de hoofdstad Ouagadougou liggen die pannen nu in enorme stapels te koop. Waterpotten, drink bekers, grote schalen voor de meelpap: allemaal emaille. Ze zijn zeer in trek, want emaille, dat is de vooruitgang. In een dorp in Opper-Volta zette een blanke een emaille water bakje in zijn kippenhok en het hele dorp dacht dat het hem in het hoofd was gesla gen: emaille in het kippenhok is het zelfde als wanneer je in Nederland een karaf van kristal tussen de hoenders zet. Tony van der Méulen Maar wat is er geworden van alle stenen pannen die het vóór de komst van het Franse emaille in Opper-Volta toch zo uitstekend deden? Op die zelfde markt in Ouagadougou kun je stenen potten alleen nog als een soort souvenir krijgen, zoals in Nederland melkkrukjes alleen nog door stedelingen worden gekocht. De handel in stenen potten is ingestort. Dat is voor veel vrouwen in Opper-Volta een zorgelijke zaak. Want zij wa ren het die als bijverdienste de stenen pannen bakten. Door de komst van het kleu rige Franse emaille raken ze hun stenen pannen niet meer kwijt. Maar doordat deze bij verdienste is opgedroogd, hebben ze zelf ook geen geld om de moderne emaille pan te kopen. Dolo Bleef het alleen maar bij die pannen. Veel Oppervoltaanse vrouwen hadden een leuke handel in zelf gemaakt bier, de dolo. Maar die wordt steeds meer verdrongen door %de westerse pils die in een Co ca-cola-fabriek in Opper-Vol ta wordt gemaakt. Alle gerst daarvoor moet worden inge voerd, ook al bedenkelijk voor een land met nauwelijks deviezen. Maar door dat „nieuwe bier" raken de vrouwen hun dolo niet meer kwijt. Weven, dat konden veel Opper voltaanse vrouwen ook heel mooi. Ze maakten op een smal weefgetouw banden van katoen, die later aan elkaar worden genaaid tot een kleu rige lap. De meeste lappen op de markt komen nu uit wes terse fabrieken, met name uit Nederland. Mooie stof, daar aantrekkelijke bijverdienste voor de eigen vrouwen van Opper-Volta verloren. De antropologe Marilyn Hos- kins en de sociologe Josephi ne Guissou hebben in Opper- Volta honderd vrouwen geïn terviewd. In hun rapport ko men ze tot de sombere conclusie: „Als de vrouwen de nieuwe produkten willen kopen, komt deze behoefte aan meer geld op hetzelfde moment dat hun eigen in komsten snel teruglopen om dat ze, juist door die r produkten, hun eigen tradi tionele zaken niet meer kwij traken". Door het nieuwe kun je het ou de niet meer kwijt, en daar door heb je ook geen geld voor het nieuwe. Het is het soort vicieuze cirkels dat je in een arm ontwikke lingsland als Opper-Volta steeds weer tegenkomt. Je wordt er niet vrolijker van als je ziet hoe de westerse be schaving of wat daar voor doorgaat, dwars door tradi tionele leefpatronen banjert. Je merkt dat ook op zich nut tige hulp vaak nog weer een schaduwkant heeft, omdat zelfs verbetering van land bouwmethoden (die zeer welkom zijn) toch weer ge heel nieuwe problemen ver oorzaken. Veldjes Vrouwen in Opper-Volta zijn zeer zelfstandig, en econo misch voor een groot deel on afhankelijk van de man. Ze hebben hun eigen veldjes waarop ze samen met de kin deren gewassen verbouwen die gebruikt worden voor de saus in de meelpap, het dage lijkse maal. Mannen zorgen voor 't meel, vrouwen gaan over die saus. Maar in vele nieuwe landbouwprojecten komen geen speciale „vrou wenveldjes" meer voor. Re sultaat: de vrouw verliest haar traditionele positie, kan niet meer voor haar aandeel in de voedselproduktie zorgen, en wordt financieel net zo af hankelijk van de man als veel vrouwen in het Westen. In de bovengenoemde inter views met honderd Oppervol taanse vrouwen staat het zo: „Overal ter wereld is de posi tie en de rol van de vrouw on derwerp van ontelbare arti kelen, studies en vergaderin gen. Maar in Afrika houdt dit onderwerp de vrouwen op een heel andere manier bezig dan in het Westen. In plaats van te streven naar meer arm slag voor de vrouw, zoals in het Westen gebeurt, vechten de Afrikaanse vrouwen er voor om hun oude onafhan kelijkheid en hun plaats in hpf zin te behouden en hun belangrijke economische en sociale werk binnen het gezin voort te zetten. Deze onaf hankelijkheid wordt steeds weer bedreigd door westerse ideeën die de rol van de vrouw beperkt zien tot het zorgen voor de leden van het gezin, en door moderniserin gen, die vooruitgang brengen voor de man en niet voor de „Het is van groot belang dat de Afrikaanse vrouw haar eigen positie behoudt in plaats van het westerse patroon te vol gen waarin zij gedegradeerd wordt tot de dienstmeid van het gezin". Mannen Je komt ook in Opper-Volta de klacht steeds weer tegen: de ntwikkelingshulp is hulp voor mannen. Er komen fabrieken, en daar kunnen vooral mannen in werken. De landbouw wordt verbeteiu, mannen leren met trek-ossen omgaan, en de vrouwen ver liezen hun plaats in de land bouw. Ze mogen gaan wieden ja, maar met hun financiële onafhankelijkheid is het dan wel gedaan. Voedselhulp, daar hebben veel vrouwen mee te maken. Maar als die voedselhulp beperkt blijft tot het uitdelen van de westerse overschotten, dan maakt dat de vrouw niet al leen afhankelijk van de eigen man, maar ook nog van de westerse hulpverlener. Niet dat het meel de magen van de kinderen niet vult, maar als de hulp ophoudt door trans portproblemen of door een verslechtering van de eco nomische situatie in het Wes ten is er in wezen niets veran derd. Daarom wordt al hier en daar aan vrouwen geleerd om bijvoorbeeld sojabonen te verbouwen. Een gewas dat in Opper-Volta niet voorkomt, maar dat er uitstekend wil groeien. Van die soja kan een voedzame pap voor de kinde ren worden gemaakt en via een vernuftig recept kunnen de vrouwen het sojameel ook omkneden fot een soort mag- giblokjes die de saus een lek ker pittige smaak geven. Niet alle hulp is bedreigend voor vrouwen. Door voorlich ting op het gebied van hygie ne en voeding wordt bijvoor beeld geprobeerd de enorme" kindersterfte (tot vier jaar vijftig procent) te drukken. En een dood kind is ook voor een Oppervoltaanse vrouw erg. Door de opleiding van eigen vroedvrouwen kan het aantal vrouwen verminderen dat er gens in een hut een afschu welijke dood sterft door een bevalling die niet wil vlotten. Alleen al het feit dat veel na velstrengen nu niet meer met een smerig stukje steen maar met een schoon scheermesje worden doorgesneden is al een hele ontwikkeling. „Je hart draait om in je lijf-als je ziet wat er soms in die hutten gebeurt", zei een Nederland se ontwikkelingswerkster Blaadjes Traditioneel hadden vrouwen in Opper-Volta een grote kennis op het gebied van me dicijnen. Ze zochten in het veld naar planten en speciale boom blaadjes waar ze poe ders en drankjes van brouw den tegen de meest uiteenlo pende kwalen. Door de komst van de westerse pillen en poeders (die vaak heel be langrijk zijn) is de eigen aan maak van medicamenten in de versukkeling geraakt. Vrouwen, die van hun eigen poeders alles wisten, geven nu een hele serie tabletten aan hun kind, als ze zien dat h van èèn pilletje al wat op knapt. Dat kan heel slecht aflopen. De laatste tijd zijn de eigen me dicijnen weer in opmars. Vooral oudere vrouwen we ten er nog alles van en ze ver tellen er graag over. Je ziet in een land als Opper-Volta merkwaardige tegenstrijdig heden in de ontwikkeling. Aan de ene kant zijn er allerlei vormen van modernisering die de positie van de vrouw alleen maar bedreigen. Maar daarnaast blijven modernitei ten die het leven van de vrouw zouden kunnen ver aangenamen, achterwege. Zq worden de meeste meisjes nog besneden. Dat houdt in dat, als ze een jaar of twee zijn, de clitoris wordt weggesne den. Daar zijn nog allerlei gruwelijke variaties bij: het verwijderen van schaamlip pen of het bijna compleet dichtnaaien van vrouwen. De traditionele achtergrond schijnt te zijn dat vrouwen door deze ingreep weinig nei ging hebben om vreemd te gaan en dat zal wel klop pen. Missie Het is een teer punt in Opper- Volta. De landelijke vrou wenraad wil er graag wat aan doen. maar plannen om de besnijdenis af te schaffen komen moeizaam van de grond. Missie en zending age ren wel tegen „veelwijverij" maar niet tegen besnijdenis van meisjes. Omdat ze daar mee aan de eigen cultuur zouden komen. Alsof het hebben van meer vrouwen niet b(j de eigen cultuur hoort. Oppervoltaanse meisjes die worden uitgehuwelijkt, hoe ven sinds enige tijd niet meer te trouwen met de hun toe gewezen man als ze dat niet willen. Het begin is er.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 13