"Leve het oude ambacht": geen sentimenteel pleidooi De kerk en haar kruis Nederland vanuit de lucht Adriaan en Olivier dankzij aardstraien 'altijd' 21 jaar 'Dokaboekjes' wisselend van kwaliteit JANUARI 1979 Het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genoot schap heeft het honderdjarig bestaan aangegrepen voor de samenstelling van een jubi leumuitgave. Het gezichtpunt is daarbij letterlijk hoog ge kozen met de keuze van een luchtatlas. 'Luchtatlas van Nederland' geeft na een inleidend histo risch overzicht van de lucht fotografie in woord en beeld een breed perspectief van het Nederlands landschap. Het tekstgedeelte - Nederland in verleden, heden en toe komst - is hoewel instructief sterk gedateerd. De beschrij ving ademt de geest van het dynamisch/actieve deltage- beuren van jaren her en be licht de hedendaagse problemen op het ruimtelijk ordening op positief/op pervlakkige wijze. Het hoofddeel van de atlas - tweeënzeventig beschrijvin gen van Hollandse land schappen van het Limburgse lössgebied tot en met de luchthaven van Schiphol - biedt een verscheidenheid aan beschrijvingen met veelal boeiende luchtfoto's. Met de begeleidende tekst geven de foto's behalve een overzicht ook een inzicht in het land schapspatroon. KEES VAN DER MALEN J J 5 5 "Leve het oude ambacht" Auteur: Hans Bouma. Uitgeverij: Luitingh. Prijs: f29,90. Nostalgie is de kanker van de jaren zeventig. Overal om ons heen zien we de uitwassen van een ongefundeerde hang naar het verleden. De kneuterige romantisering van het verleden wordt gesymboliseerd door wagenwielen in de voortuin, boerebonten lampekappen en „Oudholland se" winkeltjes. Zelden zal een uitdrukking als "uit groot moeders tijd" zo zijn misbruikt als in onze dagen. De 'scharesliep'een verdwijnend ambacht Het nabije verleden is commercieel aantrekkelijk en daarom is het juist zo verfrissend een boek on der ogen te krijgen waarin op reële wijze aandacht wordt be steed aan, sommige aspecten van dat verleden, zonder verbloe mend sausje. In "Leve het oude ambacht" be handelt Hans Bouma een aantal oude beroepen die de meeste van ons slechts kennen van horen zeggen of van die vermaledijde "oude ambachten markt". Hij doet dat vanuit de wetenschap dat hij praat over een tijd waarin het werktempo werd bepaald door de kwaliteit van het produkt en niet door de kwantiteit. Bouma heeft grote kennis van en, wat belangrijker is, eerbied voor het oude ambacht en voor de tra ditie die spreekt uit het vaak van generatie op generatie overgele verde handwerk. In zijn voorwoord zegt Bouma te recht dat er geen enkele reden is de vroegere samenleving te idea- Adriaan en Olivier van Duysz ther Ghasth, de tweeling van aristocratische afkomst (hoewel dubieus), is onsterfelijk. Dankzij (onthult schrijver Leonhard Huizinga) de aard straien op het Rittenburgse buitengoed "Korenvliet", ei gendom van de puissant rijke, alsmaar coupons knippen de oom Wout. Dankzij die aardstraien is het mo gelijk (citaat uit het boek) "om jaar in jaar uit 21 te blijven", zoals Adriaan en Olivier; öf om zelfs van jaar tot jaar jonger en slanker en mooier te worden, zoals tante Ceciel. Als dikke douairière be gon ze veertig jaar geleden haar carrière in de Adriaan en Olivier- kronieken. Hoewel ze nu dus ei genlijk 80 zou moeten zijn, is zij, geconserveerd door de aardstra ien, hooguit veertig en bovendien een zeer aantrekkelijke slanke den, van wie een houtvester on getwijfeld likkebaardend zou zeggen: "Die gaat meteen voorde bijl. Die is kaprij-p". En dan oom Wout. Bijna een halve eeuw geleden een vitale zestiger met een weelderige witte dakbe dekking, maar tóch een zestiger en dus hard op weg naar zijn aow en vandaar naar het familiegraf, de enige plaats waar een fatsoen lijke erfoom thuishoort. Als dat zo doorgaat zullen Adriaan en Olivier in het jaar 2000 nog brodeloze wezen zijn die op ooms goedheid zijn aangewezen om niet van de honger en dorst (vooral van het laatste) om te ko- Helaas, als vaststaand mag worden aangenomen dat de Korenvlietse aardstraien niet van toepassing zijn op de geestelijke vader van Adriaan en Olivier, Leonhard Huizinga, die met "Adriaan, Oli vier en Tarzan" het zevende deel aan zijn befaamde reeks heeft toegevoegd, maar aan wiens vin gers toch eens krachteloos de pen zal ontvallen. Dat dit afgrijselijke moment nog ver van hen af mag zijn, zal zeker Leonhard Huizinga: zevende deel in de Adriaan en Olivier-reeks de wens zijn van de vele A. en O.-fans, die zich zonder twijfel weer kostelijk zullen amuseren met Huizinga's verrassende hink- stap-sprong-woordenspel en de strapatsen van de kakkineuze tweeling. Trouwens, twee vaste leden van de "cast" zijn ons reeds ontvallen: de norse dienstmaagd en de wat louche tuinman beslo- "In mijn dromen en fantasieën zijn het altijd mannen met wie ik te ma ken heb". Frank van Wal, hoofdpersoon in "Dat zie je toch zö!" van Frits Enk, doet deze uitspraak wanneer hij nog een jonge puber is en voor een moment een vriend in vertrouwen neemt. Hij voelt zich dan bedreigd door een steeds sterker wordende zekerheid: hij is homofiel. Het begint allemaal wanneer hij dertien jaar is en zich bewust wordt van zijn opwinding bij een "spelletje" met wat vrienden op het Sche- veningse strand. Hij kan er niets aan doen, zoekt het niet, maar het blijkt onvermijdelijk. "Pas maar op dat jij geen homofiel wordt", zegt zijn moeder als reactie op een vroege ontboe zeming van haar zoon. Zeven jaar lang duurt het voordat Frank als twintigjarige zichzelf eindelijk helemaal kan aanvaarden zoals hij is. Pas dan durft hij te zeggen dat ook homofielen gelukkig kunnen worden. Maar niet voordat hij grote problemen heeft gehad met thuis, zijn vrienden, op school, zijn werk en een homofiele partner die hem in de steek laat. Telkens weer ondekt Frank dat hij nauwelijks over zijn homofilie kan praten. De schuld hier van ligt voor het grootste deel bij zijn omge ving, die zó negatief op hem reageert dat de jongen nauwelijks de kans krijgt zichzelf te worden. Dat nekt hem bijna. Het dramatische einde van het boek laat zien waar de kracht vandaan moet komen voor Frank om zijn leven te accepteren zoals het is en om geluk te durven zoeken zonder zichzelf geweld aan te doen. Zijn vriend, met wie hij een tijdlang een onvolwassen relatie heeft zonder werkelijk contact, laat hem in de steek. Zijn hond, van wie hij erg houdt gaat dood door achteloosheid van diezelfde vriend, en een kennis pléegt zelfmoord na een mislukte ver houding. '„Homo's kunnen niet gelukkig worden. Weer zo'n loze kreet.... Mij krijgen ze zover niet!" Na zeven harde jaren wijst Frank van Wal met deze liseren: "Er heersten soms er barmelijke toestanden. Maar dank zij haar kleinschaligheid en ambachtelijke opzet had zij een stabiliteit waar we zonder meer jaloers op kunnen zijn. Ze bevat tal van wijze lessen, deze samen leving. Ze berust op een zeer ge zonde filosofie." Aan de hand van een aantal schitte rende foto's van Cas Oorthuys en Ernst Nieuwenhuis probeert Hans Bouma die lessen en die fi losofie onder woorden te bren gen. Hij beschrijft onder meer de meubelmaker uit Hindeloopen die in ons produktiesysteem een onmogelijke figuur is geworden omdat zijn tafels en stoelen veel te duur zijn en bovendien de eeuwen trotseren; de scheeps bouwer uit Heeg die een type schip bouwt, de tjotter, dat al ge neraties wordt gebouwd zoals hij het doet; de Vlissinger vissers die hun bedrijf bewust klein hebben gehouden en niet meededen met hun collega's elders die zich in het heilloze avontuur van schaal: vergroting en produktie-expan- sie hebben gestort; de potten bakker, de wever aan het weefge touw dat hij met zijn eigen spier kracht bedient, de boer die nog met de hand melkt en die weigert in dienst van de Boerenleenbank te gaan werken, de hoefsmid, de sigarenmaker, de schoenmaker enzovoort. Uit alle beschrijvingen van Bouma spreekt een grote liefde voor de mens die bezig is met zijn am bacht, wetende dat hij werkt in een traditie die door de eeuwen heen haar waarde heeft bewezen. Bouma houdt bewust geen senti mentele pleidooien, hij hoopt slechts dat het spoor van het ver leden een betrouwbare vinger wijzing is naar een hoopvolle toekomst. BAS VAN KLEEF "De Kerk en haar kruis". Auteur: Karlheinz Deschner. Uitg.: De Arbeiderspers en de Wetenschappelijke Uitg. Priis: f 44.50. Het is"eigenlijk helemaal niet zo verbazingwekkend, dat de kerk zich zo blijft verzetten tegen de vrouw in het ambt. De vrouw wordt nog teveel gezien in relatie tot de sexualiteit. En in dit licht beschouwd is de vrouw onwaardig en derhalve ongeschikt voor het ambt. De Kerk - in dit verband: Paus en bisschoppen - wil zich verre houden van sexualiteit. Dat bewijst de geschiedenis wel. De verschrikkelijke conclusie, die Karlheinz Deschner in zijn dezer dagen verschenen geruchtmakende boek "De Kerk en haar kruis" trekt, nl. dat „de Kerk het meest onschul dige, het meest vreugdevolle heeft verpest, nl. de ervaring van de lust, het bedrijven van de liefde" is dan ook niet helemaal een loze kreet. Zwartboek In dit aan de hand van ontelbare feiten en een overgrote dosis bronnenma teriaal geschreven zwartboek over de geschiedenis van de sexualiteit in het christendom beschrijft de uit de Kerk getreden Duitse auteur op meeslepende wijze een welhaast ongeloofwaardige strijd van de kerk tegen de sexualiteit. Het toppunt van al haar inspanningen was wel de uitvinding van een mechanisme, dat in het bed van monniken was verborgen, en dat bij een spontane erectie een belletje liet weerklinken! Duidelijk was haar over dreven verheerlijking van de maagdelijkheid en kuisheid. Het aantal mannen en vrouwen die zich daaraan hielden en heilig werden ver klaard, staat in geen verhouding met het aantal heilige gehuwden, va ders en moeders. Onthouding was het gebod en zelfkastijding, om de bekoringen van de duivel te kunnen weerstaan, het parool. Vandaar dat uitspattingen op sexueel gebied niet konden uitblijven, zowel op hetero- als op homo- sexueel gebied. Ook op religieus gebied werden de grenzen overschre den. Zo bleken monniken een bijzondere voorliefde te hebben voor de borsten en tepels van de maagd Maria! Nonnen gaven zich over aan een merkwaardige Jezus-erotiek (de bruid van Christus). Het meest opmerkelijke verhaal is wel dat van de non Agnes Blannbekin - in 1715 in Wenen overleden - die vanaf haar vroegste jeugd rouwde om de voorhuid welke Jezus bij de besnijdenis was kwijtgeraakt. Zij be weende "het onvindbare voorhuidje van de penis des Heren"! Overdreven Dat overdreven benadrukken van maagdelijkheid en kuisheid heeft naar de mening van de schrijver niet het effect gehad, dat de Kerk daarmee beoogde. Hij schrijft dan ook: "Het celibaat heeft niet de maagdelijkheid bevorderd, maar wel een enorme verachting voor de vrouw doen ont staan". Luther heeft zich tegen deze bijzonder negatieve kijk op de sexualiteit en het huwelijk verzet. In dit licht moet zijn bekende kreet: "Als de vrouw niet wil, laat dan de dienstmeid komen", worden gezien. Als grote boosdoeners in de Kerk wijst de auteur aan de meest op de voorgrond tredende heiligen t.w. Paulus - "net is goed voor een man geen vrouw aan te raken" - Augustinus, de pleitbezorger van het Jozef huwelijk, en Thomas van Aquino, die de vrouw zag als een vergissing van de natuur, een soort "mislukte man". Bankroet Deschner vindt het verschrikkelijk, dat het christendom - „dat men nog altijd serieus neemt" - en naar zijn mening bankroet is, nog steeds een beslissende invloed uitoefent op onze sexuele moraal. Zijn zwaarste beschuldiging tegen de Kerk bewaart de auteur voor het slot, waar hij schrijft: "Men kan het christendom veel ernstige zaken verwijten, men moet dat ook doen, en verontschuldigingen zijn er niet. Het zwaarste verwijt echter is: het heeft de mensheid niet gelukkiger gemaakt". Een volslagen onbewezen stelling zoals die ook zoveel voorkomen in een eerder door hem gepubliceerd boek "Andermaal kraaide de haan. Een ontmaskering van het christendom van de evangelisten tot aan de fascis ten". Al met al eigenlijk een vreselijk boek, dat meer weg heeft van harde porno dan menig verboden boek. Je moet iemand of in dit geval een instelling wel verschrikkelijk haten om zo'n boek te schrijven, waarin honderden pagina's uitsluitend negatief over de Kerk worden gevuld. Op deze wijze kan men iedereen en iedere instelling kapot schrijven, want men laat gewoon de keerzijde van de medaille niet zien. Ik sluit mij dan ook van harte aan bij het commentaar, dat "Der Evangelische Buchberater" destijds op zijn "Andermaal kraaide de haan" gaf' t.w.: "De feiten mo gen dan kloppen - er zou trouwens jarenlange studie nodig zijn die na te lopen- maar als geheel kloppen de feiten niet". THEO KROON ten tijdens een vakantie zich blij vend aan de Costa del Sol te ves tigen. Zij openden daar een Hol lands eethuis: erwtensoep en pa tat-mét RENÉ VOS "Adriaan, Olivier en Tarzan". Au teur: Leonhard Huizinga. Uitg.: Ad. M.C. Stok (Zuid-Holland- sche Uitgeversmaatschappij). woorden de uitzichtloosheid van zijn bestaan af. "Dat zie je toch zo!" is geschreven door de Leidschendammer Fris Enk, geboren in 1948, die het boek gedeeltelijk op eigen ervaringen heeft samengesteld. Hij schreef eerder een sce nario over dit onderwerp dat in 1976 de Visser-- Neerlandiaprijs kreeg. Na de uitreiking van deze prijs nam de schrijf ster Miep Diekman (die onlangs met "Wiele Wiele Stap" de Gouden Griffel won) contact met hem op en deed hem het voorstel een boek over homofilie te schrijven. Zij heeft dan ook een groot aandeel bij de totstandkoming van dit debuut op de boekemarkt. Het boek is in eenvoudige en alledaagse taal geschreven, omdat het in de eerste plaats be doeld is voor jonge mensen die met dit soort problemen te kampen hebben en voor wie tot nu toe nauwelijks iets geschreven was. Enk hoopt echter dat ook ouderen dit verhaal zullen lezen. FEICO HOUWELING "Dat zie je toch zó"; schrijver: Frits Enk; uit geverij: Leopold, Den Haag; prijs: 15,90. Het Opemus Dokaboek (128 blz.) door Ed Vijlbrief, en Het Durst Dokaboek (6168 blz.) door Emile Voogel en Peter Keyzer. Uitgaven van Focus Elsevier. De boekjes kosten beide 18,90. De vergroters van het Tsjechi sche merk Meopta zijn vooral bij fotoclubs (op scholen bij voorbeeld) en in vormings centra heel populair geweest. In zo'n gemeenschappelijke donkere kamer kwam je vaak een hele batterij Opemus- vergroters van Meopta tegen. Stevige en betrouwbare bees ten, die niet zomaar kapot gingen. Veel school- en verenigings- verkeren intussen in staat van verval. Er wordt (misschien omdat video in korte tijd in is geraakt) vaak al jaren geen gebruik van gemaakt. Dat geldt ook voor donkere ka mers in vormingscentra en clubhuizen. Bijgevolg staat dure en nog zeer bruikbare apparatuur dan zielig weg te rotten. Nostalgisch Nu komen we de goede oude Opemus Il-a plotseling weer tegen op het omslag van het "Het Opemus Doka Boek", dat kort geleden is versche nen bij Focus Elsevier. Alleen als nostalgisch lokkertje zul len we maar denken, want de Opemus Il-a werd twaalf jaar geleden voor het laatst geïm porteerd. De losse onderde len van de "oude" modellen zijn trouwens nog steeds te krijgen. Wie nog een oude Opemus heeft waar iets aan ontbreekt hoeft hem dus niet meteen bij het grof vuil te zet ten. De kans dat ergens nog een nieuw en glimmend exemplaar zoals op het boek omslag te koop wordt aange boden is echter minimaal. De nieuwe serie vergroters van Meopta (Opemus 5, Axomat 4 en Magnifax 3) is zonder uit zondering ook geschikt voor het vergroten in kleur. Je krijgt trouwens sterk de in druk dat het hele boek ge schreven is om duidelijk te maken dat vergroten-in- kleur met deze vergroters zo gemakkelijk zou zijn. Onlo gisch is dat niet, want de schrijver (Ed Vijlbrief) werkt zelf bij de importeur van Meopta-vergroters. In werkelijkheid is het vergro ten in kleur nog steeds geen sinecure, hoewel Vijlbrief een half boek lang benadrukt dat het wel meevalt. Je moet de zwart-wit-techniek goed on der de knie hebben, het kost veel tijd en er gaat veel papier verloren met het maken van proefstrookjes. Voor het be palen van belichtingstijd en filtering ben je meestal al evenveel papier kwijt als voor één afdruk. Algemeen Wie al die rompslomp wil ver mijden is aangewezen op du re semi-professionele meet apparatuur en dito kleurkop- pen op de vergroter. Het Opemus Dokaboek heeft verder niet zoveel met de ver groters van Meopta op zich zelf te maken. Er wordt wel veel algemene informatie ge geven, maar daarvoor kun je ook heel goed in andere boe ken terecht. Opvallend is ver der de chaotische stijl waarin het boekje geschreven is. Ook ontbreekt elke aanwijzing hoe je de kosten van je foto hobby beperkt kunt houden. De commerciële opzet van het geheel zal daar wel niet vreemd aan zijn. Durst Tegelijk met het boekje over Opemus is het "Durst Doka boek" verschenen. Ook al commercieel geïnspireerd, maar nu veel overzichtelijker opgezet. Dat komt natuurlijk ook omdat Durst een hele se rie donkere-kamerhulpmid- delen op de markt heeft ge bracht, die het werken wel makkelijker maken maar lang niet allemaal nodig zijn. Het hangt er weer sterk vanaf hoeveel geld je er voor uit wilt geven. Er zijn heldere tabellen opge nomen om verschillende1 kleur ontwikkelsystemen met elkaar te combineren. Het boek is praktisch opgezet en heel helder geschreven, dus aan te raden voor wie zijn Durst-uitrusting wil uitbrei den. HENK VEGTER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1979 | | pagina 15