Niet-bestaande'
relaties tussen
Iran en Israël
Het extreme regime in Cambodja - dat werd gesteund
door China - is ten val gebracht. Door een opstandige
beweging die werd gesteund door beider buurland
Vietnam. De Rode Khmers zullen nu wel een guer
rilla beginnen tegen wat zij als een buitenlandse be
zetting beschouwen. Maar ook dreigt het conflict
over te slaan naar een andere omstreden grens: die
tussen China en Vietnam, waar de spanningen de
laatste tijd toch al hoog waren opgelopen.
Ook hier hebben zij een aard
rijkskundige en geschied
kundige oorzaak. Waar het
oude Cambodja voortdurend
botste met de Zuidvietname-
se rijken in de Mekongdelta,
botsten de Noordvietnamese
culturen in de delta van de
Rode Rivier rond het begin
van onze jaartelling met de
Chinese staten aan de mon
ding van de Parelrivier, by
het huidige Kanton en Hong
kong. Wellicht honderd jaar
was dat machtsevenwicht in
het voordeel van de Vietna-
ding van China was het zeker
duizend jaar in het voordeel
van de laatsten. En het duur
de weer tot de eenwording
van de eersten voor zij zich
enigszins aan die overheer
sing konden onttrekken.
In historische musea in Hanoi
verwijzen vele tentoonstel
lingen al jaren naar deze on
gelijke strijd, maar in de
kunst en literatuur van Pe
king wordt juist voortdurend
teruggegrepen op de aanhou
dende druk die vanaf het
midden van de 19e eeuw op
het verzwakte keizerrijk van
uit buurlanden werd uitgeoe
fend door de koloniale mo
gendheden - zoals Frankrijk
vanuit Indo-China. Toch ging
ook hier het verzet gelijk op-
of men het nu heeft over het
vroegere onafhankelijk
heidsstreven of om de guer
rilla van socialistische rebel
len.
Generatie
Ook na de geslaagde revoluties
onderhield men een generatie
lang goede betrekkingen
Vietnam prijsde zich tijdens
de oorlog gelukkig althans
niet aan de grenzen in de rug
bedreigd te worden en Pe
king was blij toe dat de eigen
landgenoten in Hanoi ten
minste niet dan weer werden
aangevallen als een voorhoe
de van subversieve commu
nisten, dan weer als een kliek
van repressieve kapitalisten -
zoals achtereenvolgens in
Djakarta, Koeala Loempoer
en Bangkok gebeurde.
De vriendschappelijke banden
kwamen pas werkelijk ter
discussie vanaf 1969. Ener
zijds omdat de verslechterde
China-Sowjet-verhouding na
de Grote Sprong Voorwaarts
en de Culturele Revolutie
uitliep op de eerste grote
reeks grensincidenten. An
derzijds door de onzekerheid
over de Vietnamese houding
daartegenover, na de dood
van Ho Tsji minh - ook al had
die in zijn testament een op
roep gedaan tot herstel van de
eenheid in het "socialistische
blok". Tevergeefs: want in het
daaropvolgende jaar ont
stond een werkelijke oor
logsdreiging tussen de beide
rode reuzen.
Wat premier Tsjoe En-lai er
weer een jaar later toe bracht
Kissinger uit te nodigen, en
partijvoorzitter Mao er in 1972
toe bewoog Nixon te ontvan
gen. Deze Chinese toenade
ring tot de Verenigde Staten
werd in Vietnam met groot
wantrouwen bezien, vooral
toen aan het eind van het jaar
de onderhandelingen in Pa
rijs vastliepen en de Ameri
kanen een nieuwe moorden
de reeks bombardementen
uitvoerden. Weliswaar werd
in het begin van het daarop
volgende jaar een doorbraak
in de vredesbesprekingen be
reikt maar toen ontstond er
weer een ander geschil.
Hanoi verminderde daarop
namelijk zijn hulp aan de Ro
de Khmer, die dat beschouw
den als verraad, ingegeven
door Moskou - dat immers
nog steeds het regime van ge
neraal Lon Nol in Phnom
Penh erkende. Peking rea
geerde met een vermindering
van zijn hulp aan de Vietna-
mezen en een. vermeerdering
van zijn hulp aan de Cam
bodjaanse opstandelingen
De irritatie over en weer was
dus al aanzienlijk gegroeid
toen na het einde van de oor
log door een samenloop van
omstandigheden plotseling
het onopgeloste probleem
Tsjoe En-lai doet Nixon uitgeleide
van de zeegrenzen tussen
beide landen weer actueel
werd.
Vraagstuk
Het vraagstuk is in zijn huidige
vorm al enkele tientallen ja
ren oud, ook al had geen van
de betrokken partijen er tot
voor enkele jaren veel belang
bij. Al lang voor de overwin
ning van de communisten
van guerrillaleider Mao had
den de „nationalisten" van
generaal Tsjang Kai-sjek een
inventaris laten maken van
127 onbewoonde eilanden
rotspunten, koraalriffen,
zandbanken en zelfs ondiep
ten in de Zuidchinese Zee
waarop zij recht meenden te
kunnen doen gelden. Twee
groepen daarvan werden ook
geclaimd door Vietnam. De
moeilijkheden begonnen pas
echt in 1973, vlak na de ak
koorden van Parijs. In het
najaar kondigden de Arabi
sche landen een olie-embargo
af en begonnen de prijzen te
verdrie- of verviervoudi
gen.
Over de hele wereld ontstond
een plotselinge jacht op
nieuwe oliebronnen, vooral
ook in de zeebodem. Het pro-
Amerikaanse regime van ge
neraal Thieu in Saigon gaf
maatschappijen als Shell, Es-
so en Mobil toestemming
voor de Zuidvietnamese kus
ten te gaan boren. Daartoe
vaardigde hij een decreet uit
dat de twee genoemde eilan
dengroepen inlijfde bij de
Zuidvietnamese kustprovin
cies. Hoewel voorgesteld als
een gewone administratieve
maatregel, was het ongetwij
feld mede bedoeld als een po
litieke provocatie.
Het Bevrijdingsfront en Hanoi
konden de claim namelijk
afwijzen en zouden dan als
"onvaderlandse" krachten te
kijk staan. Of ze konden de
claim ondersteunen, waar
door ze een meningsverschil
met Peking zouden riskeren
Ze probeerden echter de val
strik te vermijden en spraken
zich niet meteen duidelijk uit
Maar de Volksrepubliek rea
geerde wel onmiddellijk: toen
Zuidvietnamese kanonneer
boten naar de eilanden op-
stoomden, diende men eerst
een officieel protest in. En
toen daarop niet werd gerea
geerd, boorden Chinese ma
rine en luchtmacht hen een
week later met groot machts
vertoon in de grond bij de Pa
racel-eilanden, en een maand
later bij de Spratley-eilan-
den.
In het voorjaar van 1975 trok
ken het Bevrijdingsfront en
de Noordvietnamezen Saigon
binnen en kwam een einde
aan de oorlog. In de zomer
werd de basis voor de hereni
ging gelegd. En in het najaar
riep het partijblad Nhan Dan
in nauwelijks mis te verstane
bewoordingen op tot "be
scherming van de territoriale
integriteit, met inbegrip van
het continentale plat en de
eilanden".
Kort daarop meldde uitgere
kend radio-Moskou dat een
nieuwe kaart was gepubli
ceerd, waarop de Paracel-ei
landen en Spratley-eilanden
als Vietnamees gebied ston
den aangegeven. De pers in
Peking reageerde met een
"historische studie", waaruit
moest blijken dat vissers en
koopvaarders de eilanden al
eeuwenlang bezochten, dat
dit werd bevestigd door oud
heidkundige vondsten en een
gedenksteen ter plaatse, en
dat de keizerlijke marine de
groepen al in de 18e eeuw in
bezit had genomen. Hanoi re
pliceerde met andere histori
sche studies, waaruit bleek
dat het in het begin van de 19e
eeuw een handelsmaat
schappij voor de eilanden had
gevormd, dat haar keizerlijke
marine de groepen kort daar
op in bezit had genomen en
dat de Franse kolonisten ze
daarna officieel hadden over
genomen.
De weigering van de Volksre
publiek om met Vietnam te
onderhandelen over het
vraagstuk van de eilanden
groepen, riep echter een reac
tie op. Met het oog op een mo
gelijke confrontatie, begon
Hanoi namelijk de grensge
bieden te zuiveren. Eerst
werden in 1976 de autonome
regio's ontbonden, waarvan
de bevolking regelmatig tus
sen beide landen heen en
weer reisden. Twee hoogge
plaatste generaals, afkomstig
uit'dit gebied, werden verder
overgeplaatst.
Maar al spoedig breidden de
moeilijkheden zich verder
uit. In april 1977 braken de
eerste grote gevechten uit
tussen Vietnam en Cambodja
en nam de dreiging van een
nieuwe oorlog in het gebied
toe. Vandaar dat men vanaf
dit moment nog verder ging
bij het zuiveren van de grens
gebieden. Uit vrees dat zij een
„vijfde kolonne" achter de li
nies zouden kunnen gaan
vormen, werden 200.000
Hoa's (merendeels in de
grensprovincie Quang Ninh)
voor de keus gesteld: defini
tief de Vietnamese nationali
teit aannemen en dan waar
schijnlijk worden gedwongen
naar de „nieuwe economi
sche zones" te verhuizen, of
kiezen voor het land van hun
voorouders - China. In dat
laatste geval verspeelden ze
hun verblijfsvergunning, hun
huisvesting, hun werkkring
of schoolopleiding en hun
voedselbonnen.
Volgens Peking was deze maat
regel in strijd met een verdrag
uit 1955, dat de minderheid in
deze een vrije keus beloofde
Maar het was niet duidelijk op
welke termijn die vrije keus
dan wel gemaakt had moeten
worden. Volgens Hanoi
moest ruim 20 jaar voldoende
zijn en kon het daaraan nu
dan toch wel de nodige con
sequenties verbinden. Bo
vendien ontstond een nieuwe
stroomversnelling door de
verdere loop der gebeurtenis
sen. In september 1977 breid
den de gevechten tussen
Vietnam en Cambodja zich
namelijk uit tot ware veldsla
gen en begon China boven
dien steeds openlijker partij
te kiezen.
liever dan naar de „nieuwe
economische zones" aan de
grenzen met Cambodja te
gaan (met het risico dat zij bij
een uitbreiding van de oorlog
als Chinezen toch steeds door
de Vietnamezen zouden wor
den gewantrouwd) kozen ve
len daarop voor terugkeer
naar de Volksrepubliek (die
bovendien geen 30 jaar oorlog
achter de rug had en dus min
der bevoorradingsproblemen
had).
Socialisering
Waar de bevoorradingsproble-
men in het noorden groten
deels een rechtstreeks gevolg
waren van de droogte en mis
oogsten, waren ze in het zui
den het gevolg van hamsteren
en zwarte handel. Na de ver
overing van Saigon had men
aanvankelijk ruim twee derde
van de distributie in handen
van particulieren gelaten.
Maar nu - bijna drie jaar later
- bestond er nog steeds spe
culatie, zelfs in eerste levens
behoeften, zoals rijst, maar
ook in luxe goederen die door
de Amerikanen waren ach
tergelaten. Het voortbestaan
van deze verrijking door pro
fiteurs leidde bovendien tot
corruptie onder ambtenaren.
Wilde men ernst maken met
de socialisering van de eco
nomie, dan moesten er dus
hoognodig ingrijpende maat
regelen worden geno-
Vandaar dat eind maart 1978
werd aangekondigd dat al
leen de kleinhandel nog vrij
zou worden gelaten, maar dat
30.000 middelgrote en grote
bedrijven zouden worden ge
nationaliseerd. Enkele hon
derdduizenden mensen wer
den daar rechtstreeks of indi
rect door getroffen. De mees
ten daarvan bevonden zich in
de vroegere zuidelijke hoofd
stad, en wel vooral in de wijk
Cholon. En zoals overal in
Zuidoost-Azië, waren de
geldleners en kooplieden
daar voor 90 procent Chi-
Dit
rde Volksrepubliek
aanleiding om Vietnam van
discriminatie te beschuldi
gen. En rond de vluchtelin
genstroom kwam vervolgens
een ware propagandaoorlog
op gang, waardoor het niet
lang duurde of ook aan de
landsgrenzen braken de eer
ste schermutselingen uit. De
laatste maanden en weken
zijn deze sterk in hevigheid
toegenomen. Sinds het Cam
bodjaanse regime door de
Vietnamese inmenging ten
val is gebracht, trekt China
hier bovendien een grote
troepenmacht samen. Een
open confrontatie zou tot
verdere bemoeienis van de
Sowjet-Unie kunnen leiden.
Vandaar dat Westerse waar
nemers de jongste ontwikke
lingen met grote zorg vol
gen.
Eens werd de ambassadeur
van Irak door de sjah van Per-
zië in audiëntie ontvangen. De
ambassadeur beklaagde zich
dat El Al-vliegtuigen uit Israël
op Teheran vliegen. De sjah zei
dat hij zich met dit soort zaken
niet bezighoudt, en verwees de
ambassadeur naar de dienst
doende minister. Tegenover
die hoogwaardigheidsbekleder
herhaalde de ambassadeur van
Irak zijn klacht: de El Al-vluch
ten moesten direct gestaakt
worden. De minister deed ver
baasd. El Al-vliegtuigen in Te
heran? Iran heeft helemaal
geen betrekkingen met Israël,
laat staan een lijndienst van El
Al. De Ambassadeur wees erop
dat er in Teheran een El Al-kan-
toor is, voor een ieder duidelyk
zichtbaar. Maar de minister
hield voet bij stuk: El Al vliegt
niet op Teheran. De ambassa
deur wilde toch niet suggere
ren dat de minister zat te lie
gen?
Naamloos
Die niet-bestaande betrekkingen
tussen Israël en Iran betekenen
in de praktijk dat er in Teheran
een Israëlische diplomatieke
vertegenwoordiging is, die al
leen daarin van andere ambas
sades verschilt dat hij naam
loos is. De ambassadeur wordt
geen excellentie, maar gewoon
meneer genoemd. Het is een
van de grootste vertegenwoor
digingen in Teheran. De me
neer die aan het hoofd van dat
anonieme kantoor staat,
schreef het vorig jaar een alar
merend rapport over dë situatie
in Iran. Dat rapport werd aan
vankelijk in Israël met onge
loof gelezen, maar naarmate
zijn waarschuwingen aanhiel
den, groeide de bezorgdheid in
Jeruzalem over de toekomst
van de sjah.
In mei van het vorig jaar werd
minister van buitenlandse za
ken Dajan op het Witte Huis
ontvangen door president Car
ter en zijn veiligheidsadviseur
Brzezinski. Dajan waarschuw
de voor de situatie in Iran, maar
beide heren wezen Dajans
waarschuwing van de hand:
volgens de CIA was er niets aan
de hand, en de Israëlische in
lichtingendienst heeft sinds zij
de oorlog van 1973 niet kon
voorspellen, niet meer dat aan
zien van voorheen. Tot sep
tember bleef de CIA gerust
stellende rapporten sturen,
naar Washington.
Bezorgd
Dajan had alle reden om bezorgd
te zijn, want de sjah heeft de
afgelopen jaren achter de
schermen een zeer belangrijke
bemiddelende rol gespeeld bij
onderhandelingen tussen Is
raël en Egypte. Samen met de
Roemeense president Cauces-
cu en koning Hassan van Ma
rokko was de sjah de man die
president Sadat aanspoorde tot
zijn bezoek aan Jeruzalem. In
1975, toen de onderhandelin
gen over het tweede Sinai-ak-
koord waren vastgelopen, was
hij eveneens behulpzaam ge
weest om de zaak uit het slop te
halen.
De betrekkingen tussen Israël en
Iran dateren van het begin van
de jaren '50. Israël en Iran wa
ren de twee enige niet-Arabi-
sche landen in het Midden-
Oosten, beide bevreesd voor
het revolutionaire nasserisme
Toen de sjah in 1953 terugkeer
de na de val van Mossadeq wa
ren de Israëli's behulpzaam
met het organiseren van de ge
heime dienst, de zo berucht
geworden Savak. De sjah er
kende Israël in feite, en Golda
Meir, toen minister van bui
tenlandse zaken, bracht in 1963
zelfs een officieel bezoek aan
Teheran.
De bloeiende betrekkingen lie
pen iets terug na de oorlog van
1967. Het nasserisme was dood,
en de sjah begon de betrekkin
gen met de Arabische landen,
vooral met Egypte, te verbete
ren. Dat had tot gevolg dat de
betrekkingen met Israël nu
helemaal ondergronds gin
gen.
Heerschappij
Na de dood van Nasser brak er
„een nieuwe machtsstrijd los in
het Midden-Oosten over de
heerschappij in de Perzische
Golf, als gevolg van het vertrek
van de Engelsen in 1971. De
twee grote tegenspelers in de
Golf waren Saoedi-Arabië en
Iran, beide pro-Amerikaans, de
twee grootste olieleveranciers,
maar toch rivalen, die soms
samenwerken als dat nodig is,
maar elkaar immer wantrou
wen. De Saoedi's zijn Wahabi-
moslims. die de Shia, die in
Iran wordt aangehangen, als
ketters beschouwen.
Iran sloot zich in de jaren "50 aan
bij het Bagdad-pact, Saoedi-
Arabië koos de zijde van Nasser
tegen dat verdrag. Samenwer
king daarentegen in de jaren
150, toen Egypte, onder leiding
van Nasser, in Jemen een oor
log ontketende die tegen Saoe
di-Arabië was gericht.
De Saoedi's zijn immer bevreesd
voor Perzisch expansionisme
En dat die vrees niet denkbeel
dig is, illustreerde de sjah zelf
toen hij in 1971 bij de herden
king van het 2500-jarig bestaan
van het Perzische rijk in Perse
polis aan het graf van zijn illus
tere voorganger Cyrus uitriep
'Cyrus, rust in vrede. Het lot
van Perzië is in goede handen
En Iran bezette prompt drie om
streden eilandjes in de Perzi
sche Golf.
Ondanks het wederzijds wan
trouwen beschermen Saoedi-
Arabië en Iran, ieder naar ver
mogen, de westerse belangen
in het Midden-Oosten, meer in
het bijzonder in de strategisch
zo belangrijke Perzische Golf
Militair is het leger van de sjah
daar heer en meester; Iran heeft
onder meer de grootste heli-
koptervloot ter wereld. Voor de
Saoedi's tegelijk een gerust
stellende en beangstigende ge
dachte. Het anti-communisti
sche leger van Perzië kan even
goed het Arabisch schiereiland
onder de voet lopen - in Riad
zijn uitlatingen over de sjah
ovfer het annexeren van Bah
rein („Een Perzische provin
cie") niet vergeten.
Saoedi-Arabië en Iran mogen
beide westerse belangen die
nen, de nationale interesses lo
pen ver uiteen. Iran is een land
met een grote bevolking en
kleine oliereserves. Saoedi-
Arabië heeft grote oliereserves,
maar een relatief kleine bevol
king. De sjah had voor zijn gi
gantische investeringsprojec
ten de (olie)centen hard nodig,
in tegenstelling tot de Saoedi's,
die de Amerikaanse belangen
in het oog houden met een ma
tigende opstelling binnen de
OPEC. De sjah was een groot
voorstander van forse verho
ging van de olieprijs, in het
Westen, en vooral in Amerika,
een weinig populaire zaak. Hij
zocht dan ook naar wegen om
zijn energiepolitiek te compen
seren door de Amerikaanse
belangen op een ander vlak te
dienen, en wel als bemiddelaar
in het Israëlisch-Arabische
conflict.
Toen in maart 1975 de onderhan
delingen tussen Israël en Egyp
te over het tweede Sinai-ak-
koord vastliepen, beloofde de
sjah aan president Sadat 1 mil
jard dollar voor de heropening
van het Suezkanaal. Tegelijk
beloofde hij Israel olie, niet al
leen voor eigen Israëlisch ge
bruik, maar ook als transito-
land via de pijpleiding Ashke-
lon-Elat, die de Rode Zee met
de Middellandse Zee ver
bindt.
Smeergeld
Dat smeergeld droeg ertoe bij de
juiste atmosfeer te creëren. En
in september 1975 kwam de
overeenkomst rond die wel
licht zonder de discrete en ge
ruisloze bemiddeling van de
sjah niet mogelijk was ge
weest.
In het najaar van 1976 werd de
olieprijs op een OPECconfe-
rentie in Quatar op aanraden
van de Saoedi's en tegen de zin
van de sjah maar weinig ver
hoogd. Zeer tegen de zin van
Amerika had hij voor een gro
tere stijging gepleit. Zijn
„wraak" was tegelijk als com
pensatie bedoeld voor het
Amerikaanse belang. Samen
met Caucescu en koning Has
san van Marokko hielp hij mee
om het bezoek van Sadat aan
Jeruzalem voor te bereiden.
Het was vooral de sjah die met
Sadat een uitstekende relatie
had opgebouwd, die zeer op dit
bezoek aandrong.
Ook nadien is de sjah nog actief
geweest als bemiddelaar tus
sen Israël en Egypte. Direct na
de mislukte top in Ismailia tus
sen Begin en Sadat (kerst 1977)
vloog Dajan naar Teheran,
waar hij met de sjah overlegde
en ook koning Hoessein in het
geheim ontmoette. Ditmaal
slaagde de bemiddeling van de
sjah niet. Hoessein was on
danks de raad van de sjah niet
bereid de weg van Sadat te vol
gen.
Politieagent
De rol van de sjah als politieagent
voor Amerika en als vrede
stichter tussen Israël en zijn bu
ren is nu uitgespeeld. Er is nog
steeds een anonieme Israëli
sche vertegenwoordiging in
Teheran, maar niemand weet
voor hoe lang nog. Dat premier
Baktiar, of wie zyn opvolger
ook moge zyn, een anti-Israëli-
sche koers zal volgen, is wel
duidelyk, al is het alleen maar
om zijn koersverandering ge
loofwaardig te maken.
Er is voor de Israëlische regering
een mogelijk lichtpuntje. In
1951, toen Mossadeq aan het
bewind kwam, als exponent
van vrijwel dezelfde politieke
krachten die ook nu de sjah be
strijden, verbrak hij ook de
toen nog prille bétrekkingen
met Israël. Maar een jaar later
kwam hij daar heel voorzichtig
weer op terug: hij bood Israël m
1952 olie aan en zocht op ver
schillende manieren her
nieuwd contact met de Israëli's
naarmate de samenwerking
met zijn religieuze partners
verslechterde. Israël en Iran
blijven de enige twee nietAra-
bische landen in het Midden-
Oosten.
Als Israel het spel heel subtiel en
discreet speelt, dan is een her
haling van dat proces niet uit
gesloten. Maar meer dan een Is
raëlische wensdroom is het op
dit moment niet.
De ontwikkelingen in Iran worden in Jeruzalem en Tel Aviv met
argusogen gevolgd. En dat niet alleen vanwege Irans positie als
olieleverancier voor Israël. In het verleden heeft de sjah meer
dan eens een bemiddelende rol gespeeld bij conflicten tussen
Jeruzalem en de Arabische landen. Onze correspondent in de
Jsraëlische hoofdstad, Jaap van Wesel, belicht de historische
achtergronden van de betrekkingen tussen beide landen.
Sjah: Bemiddelingspogingen.