rnmiw Juridische trekkerij om twee Surinamertjes is nog niet ten einde iTERDAG 30 DECEMBER 1978 PAGINA 35 Het is al weer ruim twee jaar geleden dat de Kaagse veerlieden, acht in getal, met veel vertoon van maclit door de rijkspolitie van Alkemadc werden opgepakt omdat zij geld zouden hebben verduisterd. Het betekende toen het startsein voor een periode van menselijk leed, langdurige processen en groeiende bitter heid in een zaak, die ruimschoots de landelijke pers haalde. Het einde kwam tenslotte twee maanden geleden, in november 1978, en was betrekkelijk onverwacht en betrekkelijk "happy". Want de gemeente Alkemadc, als werkgever van de veerlieden steeds meer als de grote boosdoener beschouwd (vanwege de slechte werkomstandigheden), ging door de knieën voor het oordcel van het Gerechtshof in Den Haag. De veerlieden wer den niet of nauwelijks veroordeeld en Alkemadc, dat twee jaar lang de acht pontjesbazen als een stel boeven beschouwde en hun dan ook weigerde loon uit te betalen, capituleerde. De gemeente zag niet alleen af van verdere processen, maar sloot de veerlieden zelfs weer in de armen, voor zover zij geen ont slag hadden genomen. Koos Schoo, één van de veerlieden die altijd heeft ontkend en ook nooit schuldig is bevonden, werd zelfs tot voorman gebombar deerd. Tot zijn stomme verbazing. ALKEMADE (KAAG) - Het staat Koos nog scherp in zijn geheugen gegrift, dat mo ment op 14 november 1976, pal na zijn twaalfuurtje. Toen hij het veer in beweging zette wist hij nog niet wat hem op de Buitenkaagse oever te wachten stond. "Ik had net die jongen bij mij uit de buurt aan boord, een echte donder steen. "t Zal voor jou wezen" zei ik, toen hij vroeg wat al dat politievolk aan de overkant te betekenen had. "Maar ze kwamen voor Koos Schoo zelf, zoals ze voor nog zeven Kaagse veerlieden kwamen. Fraude, luidde de beschuldi ging. De veerlieden zouden stuk voor stuk geld van de gemeente in eigen zak heb ben gestoken. De methode: kaartjes meer dan één keer verkopen, maar wel voor slechts één kaartje geld aan de gemeente afdragen. Zo simpel als het maar kan. Voor het "bewijs" zorgden ver schillende getuigen, onder wie de veelvuldig ten tonele gevoerde NN, wiens indenti- teit lange tijd verborgen is gehouden. Deze Kaagse ondernemer (want dat was hij) zou, evenals zijn personeel, regelmatig onder de prijs zijn overgevaren zon der kaartje. "Laat maar zit ten", was dan de vaste kreet. Verdere getuigen: politie mannen, in opdracht van de gemeente in burger op onder zoek uitgestuurd. Eén van hen wist ook te vertellen dat Koos Schoo eens geld van hem had aangenomen zonder een kaartje af te scheuren. Het proces kon beginnen. Schoo begon met goede moed aan wat achteraf bezien toch en zwarte bladzij in zijn le vensgeschiedenis is gewor den. Hij vertrouwde op de goede afloop, ook al werd de enige Kagenaar onder de veerlieden na zijn verhoor op het politieburau in Alkemade ook nog eens twee dagen en nachten in een Leidse cel ge stopt. Als straf voor zijn ont kennen. "Want ik werd be schuldigd van dingen, waar van ik zelfs niets wist. Ze zei De doyikere lucht hoven Koos Schoo en hét Kaagse veer is weer weggetrokken. Als voorman gaat hij er met nieuw vertrouwen tegen aan den dat ik maar moest beken nen, "want dat hadden de an derejongens toch al gedaan" Maar ik had gewoon niks te bekennen. Dat met die agent die mij geen kaartje had zien afscheuren klopt wel, maar ik wist ook dat hij politieman was en een pasje had. dat geld heb ik gewoon als fooi aange- Vertrouwen, dat was er even zeer bij Koos' vrouw, die in eerste instantie over de arres tatie werd geïnformeerd door de vrouw van collega-veer man Veenstra. De medede ling dat "de mannen waren opgepikt". bracht mevr. Schoo op geen enkele wijze van haar stuk. "Ik dacht eerst dat het wel niets te betekenen zou hebben. Dat er iemand een klap op zijn kop had ge kregen of zo. Dat gebeurde nog wel eens. Maar ook toen ik wist wat er echt aan de hand was heb ik nooit getwij feld. Ik wist zeker dat hij niks had gedaan. Hij is goudeer lijk, op de cent af. Daarom heb ik altijd geweten dat het wel goed zou komen. Nee, dat vertrouwen in de goede af loop ben ik nooit verloren." Het liep goed af, want Koos Schoo werd zowel door de Haagse rechtbank als, in hoger beroep, door het Gerechtshof in Den Haag vrijgesproken. Maar twee jaar "verdacht" zijn heeft het rotsvaste geloof in de goede afloop bij hem zelf wel degelijk flink aan het wankelen gebracht. Waar zijn vrouw onwrikbaar bleef ver trouwen, daar knaagde de twijfel bij Schoo zelf. Hij zwijgt daarover en antwoordt ontkennend op de vraag of twee jaar onzekerheid zijn sporen heeft nagelaten. Zijn vrouw weet echter beten "Vooral 't laatste jaar is het slecht met 'm geweest. Hij slikte wel zeven pillen. Nee, een slecht humeur heeft ie er nooit van gekregen. Maar 't vrat wel aan 'm natuurlijk. Op 't laatst vertrouwde hij nie mand meer." Een uitspraak die Schoo zelf treffend illustreert als de geldpenkelen ter sprake ko men. In het gesprek zegt Schoo dan in verband met het novembersalaris, dat maar niet werd overgemaakt. "Ze zeiden bij de gemeente dat we eerst weer in de computer ge voerd moesten worden. Ik dacht eerst: dat zal wel weer één of andere streek zijn. Maar het blijkt inderdaad te kloppen. Ja, dat krijg je wel na twee jaar. Dan heb je zo veel verhalen gehoord. De één zegt dit, de ander dat. Op 't laatst weetje niet meer waar je aan toe bent". Het werd pas echt moeilijk in februari 1977, toen de ge meente het salaris van de in middels allang geschorste veerlieden ging inhouden (de sociale verzekeringen bleven uiteraard gelden). Zonder in komstenbron, maar wel met een eigen huis had Koos Schoo, net als bijvoorbeeld Aad Hoekstra, geen recht op bijstand. Schoo: "De gemeen te bood wel aan om geld te lenen maar dan had ik zo on geveer op mijn knieën moe ten liggen voor m'n eigen geld. Dan red ik liever mezelf. Nu had ik het geluk op de Kaag te wonen, waar mensen waren die mij wel geld wilden lenen tegen een laag rente percentage. Dankzij die steun hebben wij het kunnen red den. Ons huis hebben we niet op hoeven eten. Ik ben trouwens toch erg blij met de Kaagse bevolking, zo als die achter ons heeft ge staan. De eerste dag dat ik weer aan het werk was heb ik bijna alleen maar handen lo pen drukken." In totaal heeft Schoo twintig duizend gulden moeten le nen. Een bedrag dat nu te rugbetaald kan worden, zodra de gemeente het achterge houden salaris heeft overge maakt. Niet alle veerlieden krijgen de volle twee jaar uit betaald. Dat geldt bijvoor beeld voor Hoekstra, die ver klaarde "nooit meer" voor de gemeente te willen werken, en voor Veenstra, de veerman die Schoo voorging als voor- Koos Schoo zelf kon een jaar geleden nog een prima baan krijgen als havenmeester in Warmond. Hij wees het aan bod af. Schoo: "Dat was in november '77. Het was een goede baan, maar ik wilde liever op de pont blijven. In januari 1978 zou de rechtbank uitspraak doen en ik dacht dus dat we al gauw weer aan het werk zou den kunnen. Dat is wel een beetje tegengevallen, ja, door dat hoger beroep. Ik had er later ook wel spijt van dat ik die baan niet had aangeno men. Hoewel ik nu weer blij ben dat ik het niet heb ge daan, natuurlijk. Je mag best weten dat ik daar heel groot mee ben, dat ik weer op de pont werk. Vlak bij huis en een baan naar mijn zin." Schoo had niet verwacht nog te zullen terugkeren op de pont, laat staan voorman te worden. "Toen ik dat hoorde, dat ze mij voorman wilden maken, zat ik wel met hele grote ogen te kijken. Ik dacht nog wel dat de gemeente me op een vuil niswagen zou zetten of zo." Koos Schoo, als voorman, is terug op het Kaagse Veer. Het heeft hem nieuw vertrouwen gegeven, in zichzelf, in zijn omgeving. WIM FORTUIN ALPHEN AAN DEN RIJN - (Het feit, dat het nu al zo lang duurt, werkt in het voordeel van de kinderen. Ze zijn nu al meer dan een jaar hier in Ne derland, ze nu nog terugstu ren naar Suriname, zou niet in het belang van die kinde ren zijn. Over de paar formele kleinigheidjes moet heen ge stapt kunnen worden". Die twee kinderen zijn de tien jarige Rajanpersad en zijn negenjarig broertje Rajesh Ajodhia. De man die over hen spreekt is de Alpheuse advo caat mr. CAJM. Snijders. Hij kreeg in februari van het afgelopen jaar met de twee Surinaamse jongetjes te ma ken, nadat de strenge, grijze staatssecretaris van justitie mevrouw Haars, had beslo ten, dat de twee jongetjes over de grens gezet moesten wor den. Terug naar Suriname. Met die uitzetting had ze zelfs zo'n haast, dat de tussenkomst van de president van de Haagse rechtbank moest worden ingeroepen. Om er voor te zorgen, dat de kinde ren in elk geval in Nederland mochten blijven in afwach ting van een eventuele herzie ning van de beslissing van mevrouw Haars. Een duimendikuitpuilend dos sier vormt de papieren getui genis van de juridische strijd die in de eerste helft van 1978 werd gestreden. Een kille strijd, want in de juridische terminologiën lijkt nauwe lijks plaats voor "menselijke taal"Gestreden is die strijd nog niet. Het is nog altijd on zeker of de beide broertjes mo gen blijven bij hun oom en tante en hun zes neefjes en nichtjes in Alphen a,an den Rijn. Of dat ze terug zullen moeten naar Suriname. De afdeling rechtspraak van de Raad van State zal wat dat betreft het verlossende woord moeten spreken, dat een eind maakt aan de spanning, waarin oom T. Jainath ver keert. Toerist Op 27 november van het vorige jaar deden Rajanpersad en Rajesh opnieuw, waarover straks meer, hun intrede in het gezin Ajodhia. Ze kwamen op die dag per vliegtuig aan uit Suriname "als toerist en in het Rajanpersad en Ra- jesh Ajodhia (tweede en vijfde van links) laten omringd door hun, neef jes en nichtjes onbe zorgd hun met Sin terklaas gekregen ca deautjes zien. Volgend jaar zal worden beslist of ze in Nederland mo gen blijven en of ze 'door hun oom en tante in Al phen aan den Rijn kun nen worden geadop teerd. bezit van een retourticket" zoals de beschikking van de staatssecretaris laconiek vermeldt. Jainath had de kinderen echter uit Suriname laten overkomen om ze hier te houden. Daarom diende hij ook op 15 december bij de vreemdelingenpolitie in Al phen aan den Rijn een ver zoek in "tot vergunning van verblijf'. En, we lezen opnieuw de be schikking van de staatssecre taris, "de kinderen behoren tot een categorie van vreem delingen, die voor een verblijf hier te lande van langer dan drie maanden, bij hun bin nenkomst in ons land in het bezit dienen te zijn van een geldige machtiging tot Voor lopig verblijf'. Vertaald in wat handzamer Nederlands wil dit zeggen, dat de kinderen al in Suri name een voorlopige ver blijfsvergunning hadden moeten hebben. Dat was door hun oom, toen hij eind vorig jaar in verband met een be grafenis in de familie in Su riname was, ook aange vraagd. Maar naar zijn zin werd daarop niet snel genoeg beslist, zodat hij de kinderen maar vast liet overkomen. Daarbij speelde vooral, dat ze met hun oma konden meerei zen. Die beslissing kwam pas, nadat de kinderen al in Ne derland warenen het was een afwijzende. Jainath had ech ter wel zijn redenen om zo ge haast te handelen. In moeizaam geformuleerde zinnen legt hij uit: "De kinde ren hadden het slecht. Het huwelijk van hun ouders was niet goed. De moeder, een jon gere zus van mij, had al eens een poging tot zelfmoord on dernomen. De ouders leefden gescheiden. Daarom woonden de jongens, toen ik nog in Su riname wooiide, al twee jaar bij ons. Ik ben ook tijdelijk voogd over hen". Bovendien beschikt Jainath dan nog over een door een notaris opge maakte akte, waaruit blijkt, dat de ouders van de beide jongens in feite hun ouderlij ke rechten en verplichtingen overdragen aan het echtpaar Jainath. En dat dan met de bedoeling, dat Jainath de kinderen zou kunnen adopte ren. Al die feiten legden echter voor de staatssecretaris geen gewicht in de schaal, toen hier in Nederland om een ver blijfsvergunning werd ge vraagd. De twee jongens moesten terug. Onverwijld Met die afwijzende beschikking van 2 februari in zijn hand, Jainath kreeg de beschikking overigens op 16 februari, ging Jainath naar mr. Snijders. Deze vroeg onmiddellijk een herziening van de beslissing aan bij de staatssecretaris. Tegelijk vroeg hij of de kinde ren in afwachting vam die herziening in Nederland mochten blijven. Dat laatste, zo werd mr. Snijders telefo nisch geivaar van een ambte naar van het ministerie van justitie, werd niet toegestaan. De kinderen moesten onver wijld terug. Ze zouden, zo bleek de raadsman van Jai nath, nog maar tien dagen in Nederland mogen blijven. Jainath restte maar één middel stokje te steken; een kort ge ding tegen de staat der Ne derlanden. Dat kort geding diende op 21 maart voor de president van de Haagse rechtbank mr. JH. Blaauw. Mr. Snijders betoogde daar, dat uitzetting van de kinde ren gezien de slechte levens omstandigheden in Suriname en de op groiid daarvan noodzakelijke adoptie door Jainath (waarmee door de ouders van de jongetjes was ingestemd) het een onrecht matige daad zou zijn als de kinderen voordat er een jaar verstreken zou zijn, zouden worden uitgewezen. Voordat kinderen namelijk kunnen worden geadopteerd moeten ze één jaar bij hun adoptie ouders zijn. Mr. Snijders herinnerde de rechtbank-president ook aan uitspraken van de staatsse cretaris van justitie. Zo zei de staatssecretaris in de vaste commissie van justitie, dat vreemdelingen die nauw verwant zijn aan hier wo nende Nederlanders een ver zoek om herziening in ons land mogen afwachten. Jai nath is Nederlander, de kin deren zijn nauw aan hem verwant. De uitspraak was echter gedaan door een vorige staatssecretaris, het beleid kennelijk gewijzigd. En mr. Blaauw iwnd, tot teleurstel ling van allen die op een in dat verband principiële uit spraak van hem zaten te wachten, dat zulk soort uit spraken niets af doen aan de vrijheid van de staatssecreta ris om te beslissen zoals ze be sliste. Maar mr. Blaauw wilde wel aannemen, dat de kinderen bij terugkomst in Suriname niet zouden worden opgevan gen. En het leek hem ook niet onaannepielijk, dat het ver zoek om herziening van de be slissing, van de staatssecreta ris wel eens gunstig voor de kinderen zou kunneyi uitpak ken. Vandaar dat hij bepaal de, dat de kinderen in Neder land mochten blijven, totdat in allerhoogste instantie zou zijn beslist op het verzoek tot herziening, dat op 9 maart van dit jaar werd ingediend. Vervolg LUe datum, negen maart, is van belayig voor het vervolg. Want de staatssecretaris moet bin nen drie maanden, nadat de commissie vreemdelingenza ken is gevraagd om een ad vies, een beslissing op een der gelijk verzoek nemen. En dat verzuimde mevrouw Haars. hetgeen dan ivel automatisch betekent, dat ze afwijzend be slist. Maar door niet te beslis sen (en dus volgens de wet af wijzend te beslissen) werd er een nieuwe beroepsmogelijk heid geopend voor Jainath. Want bij het niet-beslissen (is dus afwijzend beslissen) won ze niet het advies in van de commissie vreemdelingenza ken, Zodat Jainath in beroep kon gaan bij de afdeling rechtsspraak van de Raad van State. Dat in beroep gaan bij de Rao.d van State lijkt alleen maar een formele juridische zaak, maar is dat zeker niet. Want als die beroepsmogelijkheid kan worden aangegrepen, dan kunneii degenen waarom het gaat zondermeer in Ne derland blijven, totdat er uit spraak is gedaan. Ter herin nering: de Amerikaans ex- ClA-agent Phillip Agee ver bleef bijna een jaar in Ne derland toen hij alsnog over de grens werd gezet. Daar had de staatssecretaris toen in eens vreselijk veel haast mee, want als ze ook maar één dag langer had gewacht dan één jaar, dan had Agee de moge lijkheid gehad om bij de Raad van State in beroep te gaan en dus automatisch in Neder land mogen blijven Juridisch is er nu tijdelijk een stilte gevallen rondom de uit wijzing van de twee broertjes. Maar die juristen zullen zich binnen niet al te lange tijd weer met de zaak bezig moe ten houden. De kinderen zijn nu al meer dan één jaar bij hun oom en tante, zodat mr. Snijders de adoptie aan de orde kan en ook wil gaan stellen. Dat kan voor die juris ten nog best wel eens een inte ressante aangelegenheid worden ook. Want in geval van adoptie van buitenlandse kinderen (en de twee broertjes zijn Surinamers) moeten er eigenlijk vooraf allerlei for- maliteite/n vervuld zijn. In de praktijk is het echter wel zo, dat kinderen uit landen als Griekenland, Thailand, en dergelijke door ouderparen het land zijn binnengebracht, zonder dat die formaliteiten vooraf werden vervuld. En met de adoptie van die kinde ren kwam het tot nu toe altijd goed.... Spannende vraag: zouden voor Surinaamse kin deren andere regels gelden dan voor Griekse en Thaise kinderen? Het antwoord daarop zal in 1979 wel komen. Als het aan Jainath ligt liefst zo snel mo gelijk. "Het is nu allemaal nog zo onzeker, hoe eerder dat voorbij is, hoe liever. De kin deren willen hier graag blij ven. Ze hebben het naar hun zin op school,ze voelen zich bij ons thuis. Toen ze hier kwa men kenden ze geen woord Nederlands, nu hebben ze praten geleerd. Tussen hun ouders in Suriname is het nog steeds niet goed en dat zal ook wel niet goed komen. Er moet nu gauw een uitspraak ko men, dat is beter voor de kin deren en voor ons". JAN UITZETTER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 35