En wat koop je dan het eerst?
Jong
zijn
in
Afrika
ESEEHli-
ZATERDAG 23 DECEMBER 1978
Wat heb je in Opper-Volta te zoe
ken? Ik was er om ter ere van
Het Jaar Van Het Kind 1979 dit
verhaal over „Kinderen in
Afrika" te schrijven. Maar dat
kan natuurlijk niet. „Hèt kind
in'Afrika" bestaat niet. Want
het maakt nogal wat verschil of
je in een villawijk van Cairo
wordt geboren en je vader An
war Sadat heet, of in een krot
tenwijk van Nairobi, of op een
van de mooie heuvels van
Rwanda, of in de vochtige oer
wouden van Kameroen, of als
onecht kind van Idi Amin, of in
een nomadentent in Soedan, of
als pygmee, of als de klein
dochter van Vorster. Allemaal
Afrikaanse kinderen. Op de
kleindochter van Vorster na
allemaal zwart. Ze hebben ge
meen dat hun toekomst er
vermoedelijk niet al te
rooskleurig uitziet. Ze hebben
grote kans op oorlog, op een
dood broertje, of honger en
dorst, op een beet van een
schorpioen of op een dronken
vader. Maar dat alles varieert in
Afrika.
Was dit verhaal over kinderen in
Ghana gegaan, dan hadden er
hoopvolle dingen in gestaan
over verbeteringen in de ge
zondheidszorg. In Tanzania of
Zambia had ik de vooruitgang
in het onderwijs kunnen bekij
ken. Maar in een troosteloos
land als Opper-Volta kom je
misschien wel het uitgebreid
ste tegen wat voor toch wel de
meeste kinderen in Afrika
geldt: uitzichtloosheid.
Maak het niet al te somber, zeiden
ze nog op de redactie vóór ik
afreisde. „De mensen hebben
genoeg van magere kinder
tjes".
Opper-Volta voorziet daarin.
Over het algemeen zijn de kin
deren er niet op hun magerst.
Soms krijgen ze gewoon te
weinig eten, maar meestal is de
hoeveelheid er wel, maar is het
voedsel te eenzijdig. De onder
voeding merk je er met zozeer
aan schamele ribbekastjes,
maar aan vlekken op het hoofd
en doffe ogen of, zoals dat in
ons taalgebruik zo mooi heet:
een weinig speelse blik. On
dervoede kinderen zitten vaak
stil in een hoekje. Alles wat je
aan tropische ziekten kunt be
denken kom je in een land als
Opper-Volta in een ruime sor
tering tegen. Ondervoede kin
deren zijn vooral vatbaar voor
malaria, diarree en mazelen.
Bijna de helft van de kinderen
sterft vóór ze vijf jaar zijn.
Wanneer je dat niet alleen als ge
tallen leest maar ook voor je
ogen ziet gebeuren, vliegt het je
naar de strot. Maar dat betekent
weer niet dat je in een uitge
droogd land alfi Opper-Volta
horden kinderen tegenkomt
die zielig zitten te wezen en op
ons zitten te wachten. Ze spe
len, hebben ruzie met elkaar of
met hun moeder, hebben de
pest in als ze water moeten ha
len en ze zijn ook bang in het
donker. Misschien, dacht ik
wel eens als ik door die Opper-
Voltaanse dorpjes liep. zijn de
kinderen er nog veel vrijer dan
bij ons. Een jongen van 12 zit er
rustig met zijn zusje van drie op
schoot en knuffelt en kust haar
als ze wat moet huilen. Een Ne
derlandse jongen van 12 vindt
dat meestal maar gek of stom
en wordt rood als hij „betrapt"
wordt met zijn kleine zusje op
schoot.
3® Navels
Twee weken lang heb ik in Op-
9F per-Volta naar kinderen geke-
W ken en over kinderen gepraat.
K? Kinderen zuigend aan welge-
W vulde borsten. Kinderen
fefc schommelend achter op een
vrachtauto, waarmee we bij een
weinig aangename tempera-
tuur van 38 graden over onver-
PE harde wegen hotsten. Kinderen
achter op de rug van hun moe
fti der. Aan de bewegingen van
hun baby voelen de moeders
W dat hij aanstalten maakt om het
op een piesen of poepen te zet-
S? ten, en dan halen ze hem snel
fcg van de rug.
W Maar kijkend naar al die zwarte
kinderen met hun mooie ogen
en bolle navels merkte ik
steeds weer dat je hen niet los
W kunt zien van wat er verder in
hpf zo'n land aan de hand is. Aan de
tak van een apebroodboom zie
OUAGADOUGOU (Opper-Vol
ta) - Zijn kippen hebben de
cholera, de put staat droog en
de regen komt natuurlijk net
weer op het verkeerde mo
ment. Het samenvallen van
dergelijke calamiteiten zou de
gemiddelde Nederlander
vermoedelijk in een zenuwin
richting doen belanden.Maar
hij vertelt het op rustige toon,
zo van: dat gebeurt nou een
maal en we m.oeten maar weer
zien dat we er wat op vin
den.
In het licht van de olielamp is de
overgang tussen zijn zeer
zwarte gezicht en de omrin
gende duisternis erg vaag; ik
zie voornamelijk zijn ogen.
Hij is de onderwijzer van een
schooltje in het zuiden van
Opper-Volta, een droog, stof
fig en ongemeen arm Afri
kaans land vlak onder de Sa
hara. Er is nagenoeg niks. Een
onderwijzer is vaak al blij als
hij zelf een boek heeft om les
uit te geven; boeken voor de
leerlingen zijn een luxe. Ball
points in die goedkope, door
zichtige uitvoering die je bij
ons maar weinig meer ziet.
kosten er evenveel als een kilo
meel. En wat koop je dan het
eerst?
We praten over verschillende
boomblaadjes waar je een pit
tig drankje van kunt trekken
om kippen ermee van hun
cholera af te helpen. Dieren
zijn zo goed voor je kinderen"
zegt hij,
Puiten spoelt het, terwijl de re
gentijd, officieel al voorbij is.
„Toen we regen moesten heb
ben kwam het niet,en nu staat
het graan te verrotten". Als ik
vraag hoeveel er dit jaar is
gevallen, antwoordt hij: „Tot
vanavond 617 millimeter"
Regen is te belangrijk om de
neerslagcijfers zo maar ruw
weg af te ronden.
Als het na uren eindelijk droog
wordt, rolt hij zijn broekspij
pen op tot een korte broek om
zo op zijn bromfiets over een
modderig pad naar huis te
gaan. Oppassen dat je niet
dwars over een slang rijdt
want dat glijdt nogal.
Oogst
mijn muskietennet denk ik
aan de bijna rijpe oogst van
aie onderwijzer. Nat was het
al, nu wordt het tegen de
grond geslagen.
,Wat je hier meemaaktzegt
een Nederlandse vrouw bij
wie ik logeer, „dat kun je ze
thuis in Nederland zo moeilijk
vertellen. Je komt terug en je
zit er vol van. Je wilt erover
praten. Maar na een minuut
of tien beginnen familieleden
of vrienden over Majorca.
.Want daar zijn z i j geweest
en daar was het ook warm.
Het is zo moeilijk mensen te
laten aanvoelen dat je uit dit
land niet met leuke vakantie
verhalen terugkomt"
Opper-Volta ligt ruim 5000 ki
lometervan ons bed vandaan
Het is acht keer zo groot als
Nederland. Er wonen een dik
ke zes miljoen mensen, waar
van maar 40.000 een baan
hebben waar een geregeld in
komen aan vast zit. De rest is
continu in de weer om aan
voedsel voor zichzelf en de
kinderen te komen. Het ge
middelde inkomen ligt bene
den de f200 per gezinshoofd
per jaar en is daarmee zo on
geveer het laagste ter wereld.
Maar dat zegt ook weer niet
alles, want met name op het
platteland (en dat is bijna
heel Opper-Volta) gaat maar
heel weinig geld om. Je
ruilt er een kip tegen wat meel
etc. Geld is schaars.
Ik heb een keer in een
taxi gezeten, waarvan de
chauffeur (ik was zijn eerste
rit die dag) niet van vijf gul
den terug had. Van een pater
(die zijn er ook) hoorde ik dat
hij een keer een banaan min
der kreeg omdat hij een kam
bananen betaalde met een
bankbiljet waar een scheurtje
in zat.
Het is een onbekend land. De
hoofdstad heet Ouagadougou,
uit te spreken als Wagadoe-
goe. Als je er bent geweest, er
hebt rond gelopen met boven
je die vieze, vette, lome gieren,
vind je de naam heel gewoon,
het leven er niet. Maar bij
thuiskomst blijkt Ouagadou
gou op de lachspieren van ve
len te werken.
Dom jij uit Duitsland"vraagt
een man me die ergens in Op
per-Volta in een hut langs een
zandweg een horecabedrijfje
exploiteert. Hij heeft bier,
ranja en coca-cola. Als aan de
binnenkant van de dop van
zo'n cola-flesje een plaatje
van een transistorradio staat,
win je die als je even een brief
je stuurt naar de Oppervol-
taanse cola-fabriek te Bobo-
dioulasso. Maar ruim 90 pro
cent is analfabeet. Een flesje
cola kost evenveel als een bos
brandhout en is dus voor veel
mensen een luxe. Het aantal
winnaars van een transistor
radiootje zal noodgedwongen
beperkt blijven.
,JJee, ik kom niet uit Duitsland,
maar uit Nederland"zeg ik
met bijna gekrenkte trots. De
barhouder kijkt me vragend
aan. Dan mengt de waardin
zich in het gesprek. Duits
land en Nederland, dat is het
zelfde", zegt ze op besliste
toon. Haar man knikt. Ik be
taal en besluit het aan ieder
een door te vertellen die denkt
dat heel Afrika hetzelfde is en
alle negers op elkaar lijken.
Om een naam als Zierikzee
moeten ze er trouwens ook
vreselijk hard lachen.
Een jeudige geitenhoede
je een kind in een weegschaal
hangen en je hebt het meteen
over voedsel, landbouw, hon
ger. Je ziet een jongetje met een
open wond tot op het bot, en je
praat over dokters, gezond
heidszorg. Je komt een meisje
van tien tegen met een zinken
emmer vol water op het hoofd
en je denkt niet alleen aan kin
derarbeid maar ook aan het feit
dat zij met dat water sjouwen
omdat hun moeders op het land
werken. Je komt een boom van
een vent tegen met alleen een
klein blikje melk op zijn hoofd
en je schiet in de lach. Zes kin
deren zitten zonder boek in een
tweepersoons schoolbank en je
praat met de onderwijzer over
materialen, grondstoffen, im
port- en transportproble-
Jong zijn in Afrika. Jong zijn is je
fijn voelen, adverteert bij ons
een gerenommeerd kleding
magazijn. Ik zou wel eens wil
len weten voor hoeveel kinde
ren in Afrika dat geldt. Tegen
ons zullen ze dat niet zeggen.
Wij vertellen onze sores toch
ook niet aan de buren, laat
staan aan een rondreizende
buitenlander.
Pop
Het meisje was een jaar of vier en
ze had achter op haar rug in een
kleurige doek een pop gebon
den, zoals een echte moeder
haar kind draagt. Het was een
oude, gehavende pop zonder
ogen. het was een blanke pop:
hij kan best eens in een zending
tweedehands westerse kleren
bekneld hebben gezeten.
Het was wel de enige pop die ik in
Opper-Volta heb gezien. Maar
toch hebben veel meisjes van
een jaar of vier iets achter op
hun rug gebonden: een mooie
gave maiskolf. Met enige fanta
sie lijkt het best op een pop; ze
doen het er in ieder geval mee.
Slaapogen heeft die pop niet,
zij (of hij) kan geen mama zeg
gen en „groeihaar" is er ook
niet bij, maar ik heb wel goed
begrepen dat ook zo'n maiskolf
vreselijk lief kan zijn.
Speelgoed, gemaakt op een fa
briek en in een winkel voor
duur geld verkocht, heb ik in
Opper-Volta niet gezien. Kin
deren spelen voornamelijk met
dingen die ze zelf bedenken en
in elkaar zetten. Kattepults,
hoepeltjes, karretjes met eigen
gemaakte wielen inclusief
stuurinrichting, of een minia
tuur fietsje, samengesteld uit
ïjzerdraad dat onmiskenbaar is
gejat uit de degelijke omhei
ning van de naburige missie
post.
Maar erg veel heb ik kinderen in
Opper-Volta niet zien spelen, ze
hebben het namelijk nogal
druk. Ik weet het niet zeker,
maar ik heb toch wel de indruk
gekregen dat veel kinderen in
een land als Opper-Volta in we
zen kleine grote-mensjes zijn.
De meisjes zorgen al heel vroeg
voor kleinere zusjes. Als ze een
jaar of zes, zeven zijn hebben ze
al niet meer zo'n maïskolf op de
rug, maar een zusje. Ook hel
pen ze hun moeder al met het
zoeken van allerlei blaadjes van
bomen en planten die het eten
lekker pittig maken.
Jongens zitten, vooral langs grote
wegen en in de paar steden van
het land al vroeg in de handel.
Ze roosteren vleermuizen,
sprinkhanen en kleine stukjes
vlees om die te verkopen. Ze
handelen in water, dat wil zeg
gen ze zoeken eerst de lege
bierblikjes bij elkaar die wij
achteloos achter ons neergooi
en, die blikjes vullen ze met wa
ter, en dat water verkopen ze
dan, het blikje asjeblieft weer
inleveren. Het hangt er vanaf
hoe handig je als jonge hande
laar bent, maar de verkoopprijs
van zo'n blikje water varieert
van een dubbeltje tot een kwar
tje. De kleur van het water is
van licht tot donker bruin. Over
ziekten in Afrika krijgen we het
verderop in dit verhaal nog.
Kippen
Jongens passen vaak ook op de
dieren. Met een lange tak, die ze
verder gebruiken voor het
hoogspringen, lopen ze achter
vrij slome koeien aan. Ook let
ten ze wat op de vele kippen. De
kippen van het hele dorp lopen
door elkaar, maar als er weer
eens een kip wordt doodgere
den (en er wordt met groot ge
mak over hen heen gejakkerd)
weten die jongens precies van
wie de kip is. Daar zit een tr >e
achter. Elke kippenhouder
knipt bij zijn jonge kuikens van
een bepaalde teen een klein
stukje af. Aan hun tenen kun je
ze kennen.
Zo'n kip is een leuke bijverdien
ste. De eieren kun je ruilen te-
gen meel of een bos takken
voor onder de kookpot. Veel
kinderen zie ie met die takken
sjouwen en tropisch hardhout
is zwaar. Kinderen worden in
wezen elke dag ingeschakeld
om in leven te blijven. Eten,
daar gaat het om.
Zien dat je kinderen honger heb
ben, maar ze toch niet meer
kunnen geven: het moet iets
zijn om gek van te worden. Ook
dit jaar is de oogst weer slecht.
In veel a'orpen wordt het aantal
maaltijden per dag al gehal
veerd: van twee naar een.
Wordt het nog krapper, dan is
er af en toe een complete vas
tendag. „We zullen dit jaar wel
weer wat dunner worden", zei
een boer en lachte. Wat moetje
anders?
Eten maken is een dagtaak. De
vrouwen zijn, geholpen door de
meisjes, per dag gemiddeld zes
uur in de weer voor het maal
klaar is. Hout halen, water ha
len, meel stampen, saus maken.
Er is trouwens een strikte
werkverdeling: de man zorgt
voor het graan, waar een hele
dikke brij, eigenlijk bijna nat
brood van wordt gekookt. Bij
het eten pakje een stuk van die
brij en die doop je in de saus.
Deze saus is de verantwoorde
lijkheid van de vrouw. Ze ver
bouwt er allerlei ingrediënten
voor op een eigen veldje.
Eten
Elke dag hetzelfde eten: niet zo
gezond voor kinderen. Er is
veel sterfte onder peuters en
kleuters. Ben je eenmaal- vier
jaar dan is er een grote kans datje
het wel redt. Tussen het eerste
en vierde levensjaar: dat is het
hachelijkste.
Ik ben eens hier en daar gaan na
vragen hoe die drie kritieke ja
ren uit het bestaan van de klei
ne Opper-Voltaan zijn te ver
klaren. En dan stuit je plotse
ling op een vrije logische theo
rie: tot ze een jaar zijn zitten ba
by's aan de borst. De moeders
worden er soms broodmager
van, maar die kinderen groeien,
hoewel ze zelden zo dik worden
als de papzak die in Afrika op
alle blikken melkpoeder staat
van het merk: De Nederlandse
Baby. Een onfris vet jochie, dat
wordt volgepropt door een
stralende moeder in kleder
dracht.
Als ze een jaar zijn gaan de kinde
ren van de borst af en moeten ze
zich eigenlijk zelf redden. Dat
betekent ook wat van die dik
ke brij in het knuistje, eerst in
de scherpe saus en dan in de
mond. Het is hetzelfde als wan-
neer een Nederlands kind de
tepel onmiddellijk inruilt tegen
een portie nassi speciaal. Het
eten is te kruidig. Bovendien
komen die peuters tussen alle
andere kinderen vaak niet aan
bod. De moeders weten in veel
gevallen niet wat ze eraan moe
ten doen, het kind wordt ma
ger, kan gemakkelijker allerlei
ziektes krijgen, de kans dat hij
doodgaat is groot. Tót hij een
jaar of vier is: hij kan nu zelfbij
de brijpot, slurpt opgewekt de
saus mee en kan een en ander
ook beter verteren.
Om wat aan de grote kindersterf
te te doen komen karrevrach-
ten vol voedsel uit de rijke we
reld in Opper-Volta aan. Het
wordt steeds twijfelachtiger of
dat wel zo'n goed idee is. Het
verhaal over de melkpoeder is
al alom bekend: het bleek vaak
moeilijk te verteren en het
werd ook in een land als Opper-
Volta aangelengd met besmet
en brak water de baby's dron
ken zich letterlijk dood. Ik zag
in Ouagadougou toevallig een
Opper-Voltaans blaadje liggen
met een artikel over die melk
poeder. De titel was: „Het witte
bloed van de blanken dat de
kinderen dood maakt".
Al het andere ingevoerde kinder-
voedsel lost op de lange termijn
evenmin iets op. Het moet
zover komen dat de mensen die
in het land wonen zelf genoeg
eten voor zichzelf en hun kin
deren kunnen produceren en
ze zo niet meer afhankelijk zijn
van onze „goedgeefsheid" die
ook best nog eens tijdelijk kan
blijken te zijn.
Een blanke, die al jaren in Opper-
Volta werkt zei het zo: „Je moet
ze hier niet steeds weer een bak
voer geven, maar zicht op een
andere samenleving, waarin ze
niet meer bang hoeven te zijn
dat hun kinderen sterven, ze
niet meer bang hoeven te zijn
dat er weer hongersnood komt
als er een paar buitjes regen te
weinig vallen".
Los dat maar even op in een land
met nauwelijks industrie, veel
slechte grond, zeer onregelma
tige regenval, weinig mensen
met een redelijke opleiding,
grote armoede en nauwelijks
exportmogelijkheden (mocht
er al wat te exporteren zijn)
omdat de afstand tot de zee
minstens 1000 kilometer is.
Wond
„Ik zat ergens op een afgelegen
dorpje", vertelt me een blanke
ingenieur, „en op een avond
kreeg ik een kind aan de deur
met een diepe, smerige wond.
Wat doe je dan: je maakt de
wond schoon en draait er een
wit verbandje omheen. De vol
gende dag kwamen ze met zijn
tienen. Toen trof ik een arts die
zei: daar moet je onmiddellijk
mee ophouden. Weet je wat jij
doet je beult die kinderen af.
Als je wel steeds zo'n wondje
verbindt, maar niks doet aan de
hygiëne thuis, aan betere, geva
rieerder voeding, aan beter
drinkwater, dan hou je met jouw
verbandjes die kinderen in le
ven in een situatie waarin ei
genlijk helemaal niet te leven
valt".
Het klinkt hard. Maar waar ik in
Opper-Volta wel weer van
overtuigd ben geraakt is dat je
de mensen daar niet in leven
moet proberen te houden met
onze overschotten aan pillen en
meel, maar met goede water
putten, betere landbouwme
thoden, voorlichting over hy
giëne, het opleiden van artsen
en verpleegsters, het bouwen
van veel kleine ziekenhuisjes
en het aanleggen van we
gen.
Vijgeboom
Het was een raar gezicht, dat jon
getje dat aan een vijgeboom
hing. In een soort tuigje ben
gelde hij aan de weegschaal die
aan een stevige tak was ge
knoopt. Zo worden veel kinde
ren in Opper-Volta gewogen.
De moeders hebben een kaart
waarop maandelijks wordt bij
gehouden wat de verhouding
tussen het gewicht en de leef
tijd is, en dan blijkt dat de helft
van alle kinderen aan onder
voeding lijdt. Je schiet er niet
zoveel mee op als je dat keurig
op die kaart bijhoudt en de
moeders dan weer met hun on
dervoede kinderen naar hun
hut stuurt. Daarom is er na zo'n
weegbijeenkomst ook nog
voorlichting over gevarieerd
voedsel. In een dorpje waar ik
was werd in de aangename
schaduw van die grote vijge
boom een pot sojameel aan de
kook gebracht. De vrouwen die
er omheen stonden zeiden dat
ze het lekker vonden. Soja-bo-
nen zijn in die streek onbekend
en „er zit erg veel in". Voor de
kinderen kan er vrij simpel een
voedzame pap van worden ge
maakt. Alleen, hoe raken die
vrouwen ervan overtuigd dat
hu ideren na weet ik hoe
veel eeuwen meel nu plotseling
aan de soia-bonen moeten.
Lees verder op pagina 31