TOVERWOORD: INTERDEPENDENTIE
Vraagtekens bij
oordeel over
oudere mensen
Vraagtekens bij ontwikkelingshulp van De Koning
ZATERDAG 25 NOVEMBER 1978
PAGINA 29
Onlangs zorgde minister Jan de Koning van ontwik-
kelings samenwerking voor een opmerkelijk inci
dent. Het gebeurde tijdens de uitreiking op 13 no-
vèmber van de Dick Scherpenzeelprijs, een onder
scheiding voor een persoon of groep die zich bijzon
der verdienstelijk heeft gemaakt op het terrein van de
voorlichting over de problemen van ontwikkelings
gebieden. De prijs ging dit jaar naar de filmer Joris
Ivens. Deze kreeg van de minister te horen dat hij
zich ondanks alle waardering voor zijn werk niet
kan verenigen met de maatschappijvisie waarvan
Ivens in zijn films blijk geeft. Ivens toonde zich
nogal verwonderd over deze uitspraak en verge
leek zichzelf met een voetbalelftal dat na een ge
wonnen wedstrijd te horen krijgt dat het een ander
systeem had moeten spelen.
Minister De Koning....klok teruggedraaid..
Je zou de uitspraak van de minis
ter kunnen opvatten als zo
maar een losse opmerking. Het
incident kwam op mij echter
over als een botsing tussen
twee uiteenlopende visies op
mens en maatschappij. In het
ene geval de visie van iemand
met fantasie die gelooft in de
mogelijkheid van een nieuwe,
nog niet bestaande, maat
schappij en in het andere geval
die van iemand met weinig illu
sies over de ideale maatschap
pij op aarde en met de neiging
er vanuit te gaan datje weet wat
je hebt en niet weet wat je
krijgt. Minister De Koning doet
zich immers graag voor als een
nuchtere realist met een „zake
lijke" benadering, waarin geen
plaats is voor schone dromen of
wilde fantasieën.
Deze houding komt ook tot uiting
in de memorie van toelichting
bij de begroting van Ontwik
kelingssamenwerking voor
1979. Het is de eerste eigen be
groting van deze minister, want
die van dit jaar werd nog opge
steld onder leiding van zijn
voorganger Jan Pronk. De
nieuwe begroting omvat een
bedrag van ruim 3,6 miljard
gulden, wat evenals de voor
gaande drie jaar overeenkomt
met 1,5 procent van het netto
nationaal inkomen.
Verstandig
Minister De Koning verklaarde
na zijn aantreden in de regering
van premier Van Agt herhaal
delijk dat hij het beleid van zijn
voorganger zou voortzetten
Dat was natuurlijk heel ver
standig, zeker voor iemand die
zich nog helemaal moest in
werken, want zo'n ministerie
heeft een eigen werkwijze die
slechts geleidelijke verande
ringen toelaat. Je kunt nu een
maal als nieuwe minister niet
alle ambtenaren ontslaan en
opnieuw beginnen. Na verloop
van tijd kwamen er echter te
kenen dat De Koning-voor een
deel onder invloed van naaste
medewerkers - bezig was een
Door Theo Ruyter
eigen stempel te drukken op de
ontwikkelingssamenwerking
van de Nederlandse regering
In de concrete begrotingscij
fers is daarvan nog niet zoveel
te merken, maar in de bijbeho
rende toelichting wel.
Het beleid van de minister is ge
baseerd op gedachten als „het-
mes snijdt aan twee kanten" en
„wat goed is voor de een hoeft
nog niet slecht te zijn voor de
ander". Dat komt bijvoorbeeld
naar voren in het gebruik van
het woord „interdependentie"
(onderlinge samenhang, red.)
dat de afgelopen twee jaar in
westerse regeringskringen zeer
populair geworden is. Er wordt
mee bedoeld dat geïndustriali
seerde landen en ontwikke
lingslanden op elkaar zijn aan
gewezen, in hetzelfde schuitje
zitten. Dit geldt in hoofdzaak
voor ontwikkelingslanden die
grondstoffen zoals olie produ
ceren. De rest zal het in deze
gedachtengang voorlopig nog
moeten hebben van de goed
geefsheid van de rijke lan
den.
Afzetgebied
Met name wordt in dit verband
gedacht aan de mogelijkheden
die ontwikkelingslanden bie
den als afzetgebied voor pro-
dukten uit geïndustrialiseerde
landen zoals Nederland. Wan
neer de koopkracht in ontwik
kelingslanden op de een of an
dere manier vergroot kan wor
den, zullen ze meer van ons
kunnen kopen en dat zou onze
economie flink kunnen oppep
pen. In de memorie van toelich
ting worden vijf methoden ge
noemd om die vraag in ontwik
kelingslanden naar onze pro-
dukten te vergroten. Een daar
van is kwijtschelding van
schulden van ontwikkelings
landen, zoals de regering dit
jaar heeft gedaan met Bangla-
desj, Tanzania, Soedan en Bo-
ven-Volta.
Dit wordt genoemd „een anti-re-
cessiepolitiek die tot voordeel
van zowel de geïndustriali
seerde als de arme landen kan
strekken". In dit kader past ook
de eerder door de minister aan
gekondigde beslissing om 100
miljoen gulden te reserveren
voor de bevordering van export
uit Nederland naar ontwikke
lingslanden. Daarmee wil de
minister samen met zijn collega
van economische zaken activi
teiten van het bedrijfsleven
■stimuleren die nuttig geacht
worden voor ontwikkelings
projecten.
Samenwerking met het bedrijfs
leven is trouwens een onder
deel waar in het beleid van mi
nister De Koning een duidelijk
accent op ligt. Zijn voorganger
Pronk was op dit punt veel
minder uitgesproken, terwijl
ook toen heel wat Nederlandse
ondernemingen een graantje
meepikten uit de ontwikke
lingspot.
Op 7 oktober ontvouwde de mi
nister zijn denkbeelden over
die samenwerking voor een
gehoor van christelijke werk
gevers in Paterswolde. „De
toekomst van de ondernemin
gen", zei hij toen „ligt in de
oriëntatie op de werkelijke no
den in de wereld". Hij consta
teerde dat steeds meer onder
nemingen internationaal ope
reren en dat ze daarbij lang niet
altijd het beste voor hebben
met ontwikkelingslanden. Hij
voegde daar echter aan toe:
„Waar ondernemingen goed
doen, wil ik stimuleren en waar
zij kwaad doen wil ik bijstu
ren".
Stimuleren
Minister De Koning gaat er bij dit
alles zonder meer vanuit dat de
economische groei van de rijke
landen gestimuleerd moet
worden. Gaf de vorige regering
nog blijk van bezorgdheid over
de grenzen van de groei, deze
regering heeft daar geen last
van. De vraag of een bewuste
beperking van de groei in de
rijke landen misschien voor
delen zou kunnen hebben voor
de mensen in ontwikkelings
landen, komt bij minister De
Koning dan ook niet aan de or
de. Iptegendgel, het motto is nu
dat versnelde ontwikkeling in
de Derde Wereld nodig is voor
een verdere economische groei
in de westerse landen. Hoe op
die manier de bestaande kloof
tussen rijke en arme landen
ooit kan worden gedicht, wordt
in het midden gelaten.
Een andere opmerkelijke veran
dering in het beleid betreft de
keus van coneentratielanden,
dat zijn landen waar de Neder
landse regering zich met haar
ontwikkelingshulp vooral op
richt. De minister heeft op dit
punt een nieuwe maatstaf in
gevoerd, namelijk de inko
mensgrens van 550 dollar per
hoofd van de bevolking in 1976.
Dit heeft als gevolg dat per 1
januari 1979 vier landen van de
lijst van coneentratielanden
worden afgevoerd: Colombia,
Jamaica, Peru en Tunesië. De
ze landen zitten boven die
grens en daaruit leidt de minis
ter af dat het daar wel meevalt
met het percentage arme groe
pen.
Als belangrijkste argument voor
deze beslissing wordt aange
voerd dat het aantal coneentra
tielanden te groot was om ge
durende langere tijd de doel
treffende inzi't van verschil
lende soorten hulp mogelijk te
maken. De vier landen zullen
overigens nog wel Nederlandse
hulp blijven ontvangen, maar
dan in het kader van andere
hulpprogramma's. Verder is
ook Cuba als concentratieland
geschrapt op grond van het
Cubaanse optreden in ver
schillende Afrikaanse landen.
In dit geval zullen de lopende
projecten worden afgerond en
zal daarna geen hulp in wat
voor vorm dun ook meer wor
den verleend.
Doeleinden
De twee algemene doeleinden die
minister De Koning zich in zijn
beleid stelt zijn: een bijdrage
leveren aan de economische,
sociale en politieke emancipa
tievan de ontwikkelingslanden
en „zo direct mogelijk het lot
verlichten van de vele honder
den miljoenen die momenteel
niet aan een minimum be
staansbasis toekomen." Hoe
wel verschil van mening mo
gelijk is voor de manier waarop
die emancipatie móet verlopen,
zullen de meeste mensen het
wel met zulke doeleinden eens
zijn. Belangrijker is evenwel of
de middelen die hij gekozen
heeft geschikt zijn om beide
doeleinden te bereiken.
Jarenlang is men er in het Westen
en ook in ontwikkelingslanden
zelf van uitgegaan dat als er
maar sprake was van economi
sche groei, alles wel op zijn
pootjes terecht zou komen. De
groeiende welvaart zou dan wel
doorsijpelen naar alle lagen van
de bevolking. Tot men op een
gegeven moment ontdekte dat
ondanks alle hulp en de eigen
inspanningen van regeringen
van ontwikkelingslanden tal
loze mensen, in vele landen
zelfs de meerderheid van de
bevolking, tussen de wal en het
schip waren gevallen.
De ontdekking leidde tot allerlei
plannen om te proberen de le
vensstandaard van juist die
armste groepen te verbeteren.
De Internationale Arbeidsor
ganisatie in Genève kwam in
1976 zelfs met een hele strate
gie, volgens welke omstreeks
het jaar 2000 tenminste de eer
ste levensbehoeften (basisbe
hoeften) van alle mensen be
vredigd zouden kunnen wor
den. Wat nodig zou zijn was
vooral politieke wil, maar daar
van is tot nu toe weinig te mer
ken geweest. Voordat de ge
volgen van de nieuwe koers
enigszins doordacht waren,
had men in de westerse hulp-
gevende landen al weer een
nieuw toverwoord bedacht, in
terdependentie, en dat komt de
regeringen van deze landen in
hun huidige economische toe
stand heel wat beter uit, dan de
klemtoon op „basisbehoeften"
De Nederlandse regering
loopt wat dit betreft keurig in
de pas met de collega's van de
toonaangevende kapitalisti
sche landen. Daarmee is de
klok weer een Hink stuk terug
gedraaid.
HILVERSUM (GPD) - Neder-
land vergrijst, kent anderhalf
miljoen AOW'ers en over 50
jaar zelfs het dubbele. Een op
de vijf Nederlanders heet dan
bejaard. In enkele zinnen
wordt hier het beeld geschetst
van een ontwikkeling die zich
natuurlijk niet alleen in ons
land voordoetmaar wel, ge
zien de relatief kleine gemeen
schap die Nederland is, lot
onontkoombare problemen én
oplossingen op sociaal-maat
schappelijk en economisch
gebied moet leiden.
Bejaarden? De gerontologen
hebben het liever over de ou
der wordende mens. Geron
tologie is een jonge weten
schap die zich bezighoudt met
alle aspecten rond de oudere
mens. Een andere omschrij
ving van gerontologie is die
tak van kennis die zich be
moeit met situaties en veran
deringen, opdoemend met het
klimmen der jaren".
Het jaar 1928 geldt over de
grenzen als een belangrijke
start voor gerontologisch on
derzoek. Aan de Harvard-
universiteit in de VS wordt
een centrum ingericht, waar
medici van verschillende spe
cialisaties samen met psy
chologensociologen en maat
schappelijk werkers het pro
ces van het ouder worden
trachten te begrijpen. Aan
leiding voor deze stap was de
ontdekking, dat in de crisis
tijd mensen boven de 40 moei
lijk werk konden krijgen. Het
onderzoek was dan ook vooral
gericht op het intellectuele
prestatievermogen in relatie
tot het ouder worden.
Nederland
Nederland kent sinds 1947 de
Vereniging van Gerontologen
en het is deze groep geweest
die voortdurend heeft geij
verd voor de oprichting van
een coördinerende instelling
op het gebied van onderzoek
naar het verouderingsproces
van de mens. Het heeft heel
wat jaren geduurd voordat
een dergelijke instelling er
kwam. Twee jaar geleden
werd op advies van de Ge
zondheidsraad het Neder
lands Instituut voor Geron
tologie in het leven geroepen
met steun van de rijksover
heid.
De activiteiten van het instituut
zijn op de eerste plaats gericht
op het coördineren van het ge
heel van gerontologisch on
derzoek in Nederland en dat
betekent, dat de aanvragen
voor onderzoek terechtkomen
op het bureau van directeur
drs. C J. J. Kamerbeek in die
anderhalve kamer in Nijme
gen. Om vervolgens op weten
schappelijke waarde beoor
deeld te worden door een we
tenschappelijke raad. In
overleg wordt bezien door wie
en op welke wijze de gewenste
onderzoeken het best uitge
voerd kunnen worden binnen
het raam van de beschikbare
middelen. Een budget overi
gens, dat niet in verhouding
staat tot de omvang van de
behoefte aan onderzoek naar
aspecten van het ouder wor
den.
Planmnggroep
Sinds medio september weet het
instiiuut in Nijmegen zich ge
plaatst naast een onder toe
zicht van CRM werkende
planninggroep voor weten
schappelijk onderzoek op het
gebied van de ouder worden
de mens. In de groep, die on
der voorzitterschap staat van
prof. dr. A. de Froe, hebben
vertegenwoordigers zitting
van de overheid (diverse mi
nisteries), van de instellingen
die betrokken zijn bij het werk
voor bejaarden en ten slotte
het wetenschappelijke veld
zelf. CRM financiert de groep
en heeft ook middelen ter be
schikking gesteld voor een se
cretariaat, dat weer gekop
peld is aan het Instituut voor
Gerontologie. Een logische
zaak,omdat met de resultaten
van het werk van de plan
ninggroep het instituut kan
tippen aan een van haar be
langrijkste doelstellin
gen.
De planninggroep is al voor de
officiële installatie door
staatssecretaris G. C. Wallis
de Vries van CRM aan het
werk getogen. Op het moment
is de behoefte aan onderzoek
geïnventariseerd - daarbij
sterk geholpen dooreen inven
tarisatie van het Nijmeegse
instituut - binnen de drie ge
ledingen van de planning
groep. Dat de achterliggende
motieven voor wensen tot on
derzoek verschillen vertonen,
staat wel vast. Voor het einde
van dit jaar moet de groep tot
een afweging komen en prio
riteiten stellen.
Wensen zijn er té over. Thema's
voor onderzoek, die naar vo
ren zijn gebracht door het be
jaarden werk zelf, hebben bij
voorbeeld betrekking op de
beeldvorming rond de ouder
wordende mens. Onderzoek in
deze richting zou duidelijk
moeten maken hoe de beeld
vorming ten opzichte van de
bejaarde tot stand komt, ver
schillen wellicht vertoont tus
sen diverse leeftijdsgroepen.
Ook zou moeten worden on
derzocht in hoeverre de oude
re zich beïnvloed weet door het
beeld dat „men' van hem
heeft.
Andere thema's betreffen de ac
tiviteiten op scholingsgebied
Door
Corien de Boer
voor ouderen. Hoe is het ge
steld met de eenzaamheidmet
de functie van de oudere bin
nen het gezin. Vallen contac
ten tussen grootouders, kinde
ren en kleinkinderen echt in
het niet of valt het met dat
vooropgezette beeld nog wel
mee.
Van overheidszijde is aandacht
gevraagd voor de toekomstige
ontwikkeling van de bevol
king. Nederland vergrijst, en
dal houdt in: financiële
problems, het beleid ten
aanzien van de planning van
voorzieningen <?n de onder
linge samenhang hiervan
Onderzoek naar beeldvor
ming is voor de overheid min
stens van zoveel belangl, wan
neer gesproken wordt over in
tegratie en democratisering
van de samenlevingWordt de
oudere mens geëtiketteerd
door de niet-oudere? Hoe is
dan van een op elkaar afge
stemde samenleving te spre
ken?
Pensionering
De overheid wil bovendien on
derzoek naar de fase, waarin
de actieve deelname aan het
arbeidsproces stopt en pen
sionering aan de orde is
„Onderzoek naar de gevoe
lens die deze fase van hel leven
kenmerken is nauwelijks ge
daan", aldus drs. G. van der
Zanden, secretaris van de
planninggroep.
Politici en vakbondsmensen
hebben de afgelopen lijd de
mond vol gehad van oplossin
gen die moeten bijdragen tot
het scheppen van meer werk
gelegenheid. Korter werken,
maar ook vervroegde uittre
ding uit het arbeidsproces op
oudere leeftijd. Om van dt
vaak gedwongen uittreding
nog maar niet te spreken
„Tijdens al die discussies"
zegt Van der Zanden, „heb ik
niets gehoord over de oudere
zelf. Hoe kijkt hij aan tegen
vervroegde pensionering
Naar de mening van Van der
Zanden worden uitspraken
gebaseerd op argumenten
van degenen die geen
probleem hebben het werk
neer te leggen. Er is ongetwij
feld een grote groep die het er
wel moeilijk mee heeft"
In Amerika is onlangs een regel
van kracht geworden, die hel
onmogelijk maakt om werk
nemers op de pensioengerech
tigde leeftijd zonder meer ge
dag te zeggen. Aan hen moet
daarentegen gevraagd wor
den of zij uit het arbeidspro
ces willen stappen. „Het
wordt lijd, dat we over pen
sionering niet meer uitslui
tend spreken in termen van
economie", aldus Van der
Zanden.
Het Instituut voor Gerontologie
inventariseerde zelf, zoals ge
zegd, in sneltreinvaart in
middels verricht onderzoek op
het gebied van de veroude
ringsprocessen. Hoewel het
aantal onderzoeken groot is
geweest en Kamerbeek noch
Van der Zanden willen af
dingen op de wetenschappe
lijke waarde van elk van deze
onderzoeken, is van een ge
structureerd onderzoekspro
gramma geen sprake ge weest
En juist dat moet de plan
ninggroep voor elkaar zien te
brengen op korte termijn.
Spanningsveld
Zeker is, dat toekomstige onder
zoeken niet over de hoofden
van de oudere mens heen zul
len plaatsvindenKamer
beek: „Van die kritiek zijn we
ons terdege bewust", en Van
der Zanden daarover: „Er is
sprake van een spannings
veld tussen het onderzoek en
de onderzochte. We moeten te
rugkoppelen, de resultaten
vertalen en vaak is voor dat
belangrijke staartje van elk
onderzoek te weinig geld over
Er zijn overigens onderzoe
kers. die teruggaan naar het
„veld" waarin zij hebben
kunnen grasduinen en bij
voorbeeld in verpleeg- of ver
zorgingstehuizen de verkre
gen uitkomsten doorpraten
met de werkers in de verzor
gende sector en de ouderen
zelf'.
Cicero, Romeins redenaar,
schrijver en politicus (100-34
voor Chr.) verkondigde „dal
vaardigheden die op de we
reld van de geest betrekking
hebben, groeien bij verstan
dige en bagaafde mannen met
de leeftijd. Want hel zijn de
ouden die verstand en inzicht
en overleg bezitten, zonder
hen was er nooit een staal ge
weest". En veel tater in de tijd,
verklaarde Goethe elke be
perking van het gedrag en be
grenzing van mogelijkheden
door het ouder worden, af te
wijzen.
Maar wat zeggen de ouderen als
groep, getest op intelligentie,
gezondheid al of niet blijven
de vaardighedenOuderen,
die zich nog best in staat voe
len prestaties te leveren, maar
geconfronteerd worden niet
een andere indruk van de sa
menleving. Hij krijgt een be
jaardenpas. Van der Zanden
en Kamerbeek even fel: „Dat
is nu precies iets, waarnaar
tevoren onderzoek gedaan
zou moeten zijn". Weer een
oudedagsvoorzieningvoor
een onder eén noemer gevan
gen grote grijze massa.
Folder
Het Nederlands Instituut voor
Gerontologie treedt onder
meer naar builen met een uit
stekende folder, waarin is
toegeschreven naar de nood
zaak van op elkaar af gestemd
onderzoek.
Nu, anno 1978, valt het oog op
verzorgingstehuizen, op ou
deren die ver voor hun 05e in
de WAO verdwijnen,of de slij
tageslag verliezen via ver
vroegd pensioen of wachtgeld.
Grote groepen mensen kun
nen hun leven niet meer in
richten zoals zij dal zelf wil
len. Zij kunnen moeilijk meer
een reele bijdrage leveren in
de samenlevingNiet vóór en
niet na hun pensioen.
Het is de hoogste tijd voor hel
plaatsen van een paar grote
vraagtekens achter deze ont
wikkeling.
Simone de Beauvoir heeft deze
beroemde uitspraak op haar
naam staan: .Als je de waar
de van de cultuur wilt vast
stellen, moet je nagaan hoe er
met oude mensen wordt omge
sprongen".