„DE
GE
WONE
MAN
WEET
NOG
VAN
NIKS"
PAGINA 23
ZATERDAG 25 NOVEMBER 1978
nieuwsgierigheid prikkelen. Wie is
er het eerste bij als het hemelvuur
een boom bijkans in tweeën heeft
gespleten? Juist, Cees. En wie kan
iets vertellen over de potentiële
elektrische energie van de wolken?
Alweer Cees. Hij is de man die een
hagelmeter heeft uitgevonden
waarover zelfs in wetenschappelij
ke kring waarderend wordt gespro
ken.
In het boek „Hemel en Dampkring",
het orgaan van de Nederlandse Ver
eniging voor Weer- en Sterrenkun
de, Metereologica, Geophysica en
Aanverwante vakken in België,
staat een uitvoerige beschrijving
van zijn vinding. Het staat er wat
moeilijk, maar Cees is graag bereid
een eenvoudige vertaling te ge
ven.„Stel je een grote puntzak voor.
Dichtbij de punt is een bodempje
ingebouwd waarop de invallende
hagelstenen blijven liggen. Na een
bui haal je de stenen eruit en leg je
ze op een transparant stukje papier,
dat chemisch is voorbewerkt. Wan
neer een hagelsteen gesmolten is,
kun je met behulp van de daardoor
ontstane vochtvlek berekenen hoe
groot ongeveer de energie van de
wolken is".
Cees weet ook te vertellen, dat plastic
modellen van zijn hagelmeter wor
den gebruikt. Hij heeft nooit een
stuiver voor zijn idee gebeurd. Er
valt een sluier over zijn eerlijke kij
kers als ik het woord geld laat val
len. Waarom zo commercieel in
eens? „Ik heb een paar boeken ge
had van De Bilt", zegt Cees. „Dat is
toch genoeg? Het KNMI is arm
hoor. Dat weet jij misschien niet,
maar ik heb mijn informaties".
Genoeg gepraat over geld. Cees wil
terug naar het onderwerp dat hem
vanaf zijn vroegste jeugd mateloos
boeit: het weer. Nu zou je misschien
denken, dat hij altijd met het hoofd
in de wolken loopt of zijn neus in de
wind steekt. Fout! Cees kijkt voor
zijn weerbepaling net zoveel om
laag als omhoog. De waterstand in
de sloten bijvoorbeeld, is voor hem
een onschatbare bron van informa-
HOOGLANDERVEEN - We
hebben het KNMI in de Bilt,
Jan Pelleboer in Paterswol-
de, de Almanak uit Enkhui
zen en Cees van Dijk in
Hooglanderveen. U kent
Cees niet? Hoe is het moge
lijk. Want de weerman van
Eemland wandelt zowat elke
dag de paden op en de lanen
in om te kijken of het wel
snor zit met het weer
bolbliksems, die vooral in het noor
den van het land als woestelingen
tekeer kunnen gaan („wanneer zo'n
bolle het op zijn heupen krijgt, slaat
hij enorme gaten in de grond") als
over het instorten van de straal
stroom in de stratosfeer. Hoe meer
het weerpraatje zich ontwikkelt tot
weerwetenschap, hoe gemakkelij
ker Cees er bij gaat zitten. De com
municatie knapt wanneer ik hoor
vertellen, dat het weer erger wordt
naarmate de isobaren dichter bij el
kaar komen.
.Weet je niet wat dat betekent?'
vraagt hij met ongelovige blik. Ik
weet het niet. Het gesprek stokt.
Cees kijkt opnieuw naar zijn glaas
jes, onbereikbaar voor het lawaai
van de tokkende hennen, en begint
dan met het stuk onverstand in zijn
kamer aan een nieuw gesprek. Deze
keer is het meer een monoloog.
„Jajaja. Je wordt niet zomaar een
weerkundige. Daar moet je voor
studeren, daar heb je ervaring voor
nodig, daar moet je voor naar bui
ten. Gegevens verzamelen, op
schrijven, vergelijken. Wéten de
mensen niet. Zien mij alleen bood
schappen doen voor het huis en
denken dan dat ik zomaar een
klusjesman ben. Jij weet nu wel be
ter".
Maar ik weet nog niet alles. Mijn eigen -
schuld, want ik vraag hem nu pas of
hij wel eens wat meer heeft gezien
dan laaghangende wolken en op
trekkende mist. Cees antwoordt
niet meteen. Wat hij daarna wil zeg
gen mag niet aan de grote klok ben
gelen, maar na een poosje laat hij
zijn bezwaren toch vallen.
„Goed, schrijf het maar in de krant, de
mensen geloven me toch niet. Ik
heb boven Nijkerk een ruimteschip
zien hangen. Een groot rond geval
met raampjes erin. Jazeker, daar
straalde licht doorheen. Ik dacht dat
ik er ver genoeg vandaan stond om
niet door een van de wezens binnen
in dat toestel te worden opgemerkt.
Daar heb ik me in vergist. Plotseling
werd ik getroffen door een licht
straal. Na een tijdje draaide het licht
weg en verwijderde het vaartuig
zich met grote snelheid. Het veran
derde in een blauwe bol, die snel
kleiner werd".
Kom nou Cees, geloof jij in Ufo's?
„Zie je nou wel? Ik zal het er niet
meer over hebben. Als je maar weet,
dat ik niet de enige ben. Ik ben
geabonneerd op een blaadje, dat vol
staat van nieuwtjes over Ufo's en zo
Er is geen twijfel aan, dat we wor
den geobserveerd door wezens uit
de ruimte. Verder wil ik er niks
meer over zeggen, de mensen
lachen me anders uit. Dus waarom
zou ik me inspannen?".
Cees heeft gelijk, een ongelovige
Thomas is niet te bekeren. Of, om
met de woorden van een bekend
weerprofeet te spreken: „Schreeu
wen tegen de wind in helpt niet,
niemand verstaat je".
stelt. „Nee, het gaat niet goed. Kijk
maar naar de grondwaterstand. Die
gaat almaar achteruit. In mijn jonge
jaren was een daling van het peil
onbekend. Maar nou? Er wordt te
veel water uit de grond gehaald. En
waardoor dat gebeurt, is wel duide
lijk. Of wordt er soms niet aan de
lopende band gebouwd? Flats, via
ducten, huizen. En maar pompen
jongens. Pompen, pompen, pom
pen.
In Duitsland zijn we al zover, dat in
droge zomers het drinkwater moet
worden gerantsoeneerd". Weer
pauze. Zijn ogen glijden langs me
heen. Na een diepe zucht komt een
brok droefheid naar buiten: „Dit
komt niet meer goed".
Ben je niet te somber, Cees? „Ik ben
niet pessimistisch of optimistisch,
ik constateer alleen". De waardig
heid is helemaal terug bij de weer
man. Wég zijn de diepe zuchten, de
gebogen rug en z'n starende ogen.
Zijn stem klinkt koel wetenschap
pelijk als hij het probleem van de
luchtvervuiling bij de kop pakt. „Bij
een zware onweerstoring uit zuide
lijke richting kun je het zo goed
zien. Een echte vieze lucht met een
rode gloed. Een duidelijker bewijs
van intense smerigheid is niet te ge
ven. Zal ik je eens wat zeggen? Ons
klimaat staat voor een keerpunt. De
geleerden weten nog niet precies
welke kant het opgaat, maar de re
gelmaat van vroeger, hete zomers
en koude winters, is voorgoed
voorbij.
Neem nou de Elfstedentocht. In mijn
jeugd heel gewoon, nou kunnen we
die gebeurtenis in een lijstje zetten
en in een museum hangen". Wat er
zal gebeuren, weet ook Cees van
Dijk niet. Maar daarvoor hoeft hij
zich niet te schamen. Zijn collega
Jan Pelleboer komt in zijn boekje
over volksweerkunde „Klopt het of
klopt het niet" ook niet veel verder
dan een voorzichtige plaatsing van
verschillende mogelijkheden. De
weerman van Paterswolde houdt er
rekening mee dat voor het jaar 2000
weer een tijd van helse winters kan
aanbreken, maar voor hetzelfde
geld kunnen we ook in een periode
van grote warmte duiken.
Onzekerheid is dus troef. Voor Cees is
ef niettemin reden genoeg om onge
rust te zijn. Hij draagt zijn vrees al
léén want naar zijn mening trekt het
grote publiek zich nog nergens wat
van aan. „De gewone man weet nog
van niks", aldus Cees, „terwijl het
toch zo is, dat tweederde van alle
ellende de schuld is van de mensen.
Jajgja, een mooie vraag, die je daar
stelt. Wat moeten we doen? Vraag
liever wat we nog kunnen doen.
Niet veel, dat is tenminste mijn me
ning".
de rug mompelen: „Tja, het kan
vriezen of dooien", daar is geen
kunst aan".
Hij neemt me mee naar het raam, dat
uitzicht biedt op een kippenren rpet
de mooiste scharrelaars van Hoog
landerveen. Cees kan daar ook hele
verhalen over vertellen maar dat
moet wachten tot een volgend be
zoek. Het gaat hem deze keer om
twee glaasjes, die keurig naast el
kaar op de ren staan. Een ervan is
half gevuld met water. „Mijn re
genmeter", zegt Cees trots. „Elke
morgen neem ik de stand op en no
teer het resultaat in het grote weer
boek. Hier heb ik het". Hij loopt
voortdurend de kamer in en uit, na
een poosje ligt de vloer bezaaid met
boeken en tijdschriften, waaronder
twee werken van Cees zelf over
temperatuurstanden en weercodes.
Het is duidelijk, Cees is in dienst
van zijne majesteit Weer.
Vaak onderbreekt hij zijn lange wan
delingen voor een turende blik
waarvan de kwaliteit niet veel ver
schilt met een wetenschappelijke
waarneming, naar de hemel. Geen
wolkje legt hem in de luren. De dar
tele witkop met een paar kwabben
onder de kin krijgt van hem een
knipoog na, maar zijn loodgrijze
broer, die van ellende elk moment
ter aarde kan storten, doet hem zor
gelijk de kop schudden.
De laatste tijd neemt het schudden
steeds toe. Cees vindt dat het weer
niet meer is wat het ooit was. Hoe hij
dat kan weten? Heel eenvoudig
Meer dan veertig jaar is de grijze
zwerkpeiler een wandelende alma
nak. Wat John Travolta is voor op
groeiende dochters, is het weer voor
Cees. Geen wonder, dat veel men
sen die hem kennen graag zijn me
ning willen horen over de plannen
van de hemel. .Laatst stopt er een
wagentje van Provinciele Water
staat bij me in de buurt. Hoor ik
roepen: „En Cees, wat wordt het
weer?". Fijn als je dan kunt ant
woorden: „Doe het maar rustig aan
jongens, de strooiwagens kunnen
deze winter op stal blijven"
Hier raken we meteen aan het grote
geheim van weerman Van Dijk: hij
kan voorspellen op lange termijn.
Cees heeft met deze gave een ruime
voorsprong genomen op Jan Pelle
boer, die niet meer durft te geven
dan een weersverwachting en dan
nog hoogstens over een periode van
drie dagen.
Glaasjes
Als het hele dorp nog op een oor ligt,
staat hij al naar zijn glaasjes te koe
keloeren. Voor slapen heeft de
weerman geen tijd. Wanneer de re
genval gemeten is, gaat de radio aan
en met zijn oor tegen het toestel ge
drukt registreert Cees wat de grote
weerstations in Europa te vertellen
hebben. Zou het KNMI dan een re
genbui over het hoofd zien?
Deze vraag trekt zijn rug recht. Hij
kijkt me aan of ik een donderwolk
ben, brengt een hand naar zijn
mond en begint dan te fluisteren.
„D-e B-i-l-t h-e-e-f-t n-i-e-t a-l-t-ij-d
g-e-l-ij-k". Elk woord wordt lang
zaam en nadrukkelijk uitgespro
ken. Hij laat er niet op volgen „dit
mag niet in de krant", dus kan ik
straks zijn pand verlaten met een
opzienbarende mededeling in mijn
notitieblok. Nee, Cees laat zich niet
zomaar een windstoot in de maag
splitsen, ook al wordt die voorspeld
door de grootste deskundige van
het KNMI. Hij trekt liever zijn eigen
conclusies.
Voordat hij daaraan toe is, moet er
veel werk gebeuren. Alle radio
praatjes over het weer worden
nauwkeurig in symbooltaal opge
schreven en zijn eigen waarnemin
gen vergelijkt hij met de weerbe
richten in diverse kranten. Soms
pakt hij een kaart van de werkgroep
Wolken en Onweders, hem ver
strekt door het meteorologisch in
stituut, om een opmerkelijke ont
dekking te noteren. Met een ontroe
rende trouw stuurt Cees de ene
kaart na de andere op, maar hij
hoort nooit of de betrouwbaarheid
van De Bilt dankzij zijn meldingen
weer enkele procenten is ver
hoogd.
Boeken
In zijn .bungalow" achter het bejaar
dentehuis „St. Jozef' in Hooglan
derveen haalt Cees er een paar dik
ke boeken bij, allemaal weten
schappelijke werken over het weer
Abacadabra voor de leek, maar voor
hem gesneden koek. Ik krijg een
bladzijde vol vreemde tekens voor
geschoteld, hiërogliefen lijken het
wel. „Zie je, allemaal symbolen.
Kijk, daar staan drie puntjes. Bete
kent regen. En die vier puntjes
daaronder zware regen. Ja man, je
moet wat wéten. Ik heb m'n hele
leven gestudeerd, maar nu maken
ze me ook niets meer wijs. Naar de
hemel kijken en met de handen op
Observeren
Elke dag trekt hij erpp uit om de ge
heimen van het weer te doorgron
den. Eenzaam struint hij langs be
ken en sloten en doür veld en bos. Af
en toe blijft hij staan als hij iets
nauwkeurig wil observeren. Hij
beëindigt zijn korte stop met een
berustend ja-ja-ja" en loopt dan
verder.
Gaat het niet goed met het weer,
Cees? Weer die zorgelijke blik.
„Weet je wat het is, het weer is het
weer niet meer". Pauze, verdrietige
blik door het raam, ja-ja-ja, en dan
maar verder met die journalist, die
zulke malle en moeilijke vragen
Energie
Cees ligt daar niet wakker van. Wel
van donder en bliksem, die zijn
Bolbliksems
Cees doceert wat af over het
praat net zo gemakkelijk o\