Historie universiteit met hiaten
deTQd
Onvolledig boek over (betrekkelijke) verzetshouding Leidse universiteit in oorlog
ELSEVIERS
i/n
DONDERDAG 23 NOVEMBER 1978
In de nacht van 14 op 15 februari 1941 werd overal in
Leiden, zelfs op de deur van de Ortskommandantur,
een manifest aangeplakt. Het was afkomstig van
"De Leidsche Studenten", die na het gedwongen
ontslag van het joodse universiteitspersoneel en de
sluiting van de universiteit hun eisen stelden aan
de bezetter.
Binnen twintig dagen moest, 20
luidde één van die eisen, de
universiteit weer open, an
ders zou "duidelijk blijken
dat verdere vruchtbare sa
menwerking tusschen de
Leidsche Studentengemeen
schap en de overheid onmo
gelijk is. Een studentenge
meenschap van den omvang
en invloed als die van Leiden
is een machtig wapen in de
richting waarin het gekeerd
wordt, in de handen van wie
het weet te hanteren."
Door Wim Wirtz
In plaats van solidariteit wekte
dit optreden van twaalf stu
denten (onder aanvoering van
S. E. Hazelhoff Roelfzema),
alom bezorgdheid in de uni
versitaire gemeenschap. De
"Vergadering van Faculteiten
der Leidsche Studenten" gaf
prompt een verklaring uit,
waarin de actie werd afge
keurd. En een week later
kwam er ook een verklaring
van curatoren, rector en as
sessoren (zeg maar het be
stuur van de universiteit),
waarin gezegd werd dat men
zich, "in de omstandigheden
waarin wij verkeeren,"
slechts had neer te leggen bij
de bijzondere maatregelen
die ten opzichte van de joden
waren genomen.
"Dit geldt ook voor de studen
ten," zo luidde de verklaring
"Wij kunnen derhalve niet
anders dan allen Leidsche
studenten met den meesten
aandrang raden op geen en
kele wijze in verzet te komen
tegen de genomen maatrege
len. Zij zullen zoodoende het
belang van hun universiteit,
van hen zelf, van hun mede
studenten en niet in de laatste
plaats het belang van hun va
derland en Nederland's toe
komst dienen" Tot zover de
verklaring.
Verzet
De passages zijn ontleend aan
het vorige week verschenen
boek "De. Leidse universiteit
1928-1946. Vernieuwing en
Verzet" van de hand van mr
P. J. Idenburg, oud-secretaris
van curatoren bij de Leidse
universiteit (1928-1942 en
1945-1946). Ze zijn interessant
omdat ze een duidelijk ver
schil in stellingname laten
zien en omdat ze de vraag op
roepen of het veelgeroemde
verzet van de Leidse universi
teit tijdens de oorlog eigenlijk
wel zo verzettelijk was.
Dr. L. de Jong schrijft hierover
in deel 6 van "Het Koninkrijk
der Nederlanden in de Twee
de Wereldoorlog" (blz. 556 en
557): "Zeker, men kan stellen-
in Leiden was dit verzet (van
een aantal hoogleraren red.)
gemakkelijker dan elders
omdat het de belangen van de
studenten niet schaadde - de
universiteit lag immers stil."
En: "De Leidse hoogleraren
die voor verzet geopteerd
hadden, hadden slechts hun
eigen bestaan (en, zo meen
den velen enige tijd, hun ei
gen leven) op het spel gezet..."
Mr. Idenburg zaait hierover in
zijn boek grote twijfel. Con
sequent heeft hij het over "de
verzetshouding" van de Leid
se universiteit. Maartegen het
eind van het boek schrijft hij:
"Het zou stellig een misver
stand zijn te menen dat de
houding in de bezettingstijd
van de leden van de Universi
taire gemeenschap - docen
ten, wetenschappelijk en
niet-wetenschappelijk per
soneel - in het algemeen
krachtig was geweest. Velen
toch werden er toe"gebracht al
te zeer aan de verlangens van
de bezetter toe te geven."
Protestrede
Waaruit bestond dan de ver
zetshouding van de universi
teit? Welnu, in de eerste
plaats - en dat wordt in het
boek van mr. Idenburg ook
uitvoerig behandeld - was er
de bekende protestrede van
prof. mr. R. P. Cleveringa,
toenmalig decaan van de ju
ridische faculteit, naar aan
leiding van de ontheffing van
twee joodse hoogleraren,
prof. mr. R. M. Meijers en
prof. dr. M. David.
Cleveringa concentreerde zich
in zijn rede vooral op zijn
leermeester Meijers, die als
rechtsgeleerde groot aanzien
genoot. Het protest, dat op 26
november 1940 werd ver
woord (en nog steeds wordt
herdacht), betekende voor
•Cleveringa ontslag en celstraf
in Scheveningen, waar hij van
november '40 tot augustus '41
heeft gezeten.
Hoewel Cleveringa het in zijn
protestrede had ontraden, be
sloten de studenten naar
aanleiding van de anti-joodse
maatregelen vervolgens tot
een demonstratieve staking
Voor de General-Kommissar
für Verwaltung und Justiz,
Dr. F. Wimmer, was dit aan
leiding om de universiteit op
27 november 1940 te sluiten
Solidair
De anti-joodse maatregelen van
de bezetter brachten, blijkens
het boek van mr. Idenburg,
uiteenlopende reacties te
weeg in de universitaire ge
meenschap. Zo wilde een
hoogleraar een onbezoldigde
Joodse assistent ontslaan om
moeilijkheden voor hem en
zijn instituut te vermijden
Andere academische docen
ten gingen omgang met jood
se leden van de universitaire
gemeenschap uit de weg met
het oog op hun eigen veilig
heid. "Het merendeel,"
schrijft de auteur, "gaf echter
blijk van een te waarderen
solidariteit."
Die solidariteit kwam evenwel
het sterkst tot uitdrukking bij
de studenten. Het docenten
korps, schrijft dr. L. de Jong
(deel 6 blz. 555), moest er
blijkbaar naar toegroeien
"Later kon menigeen hun
ner," aldus De Jong, "Cleve
ringa in de eerste plaats, er
zich over verbazen dat men
eind '40 de docententaak niet
terstond neergelegd had toen
aan de joodse collega's het
verder doceren verboden
werd." Een dergelijke consta
tering ontbreekt in het boek
van mr. Idenburg.
Wat je in zijn boek wel terug
vindt zijn de vele initiatieven
die vanuit de universitaire
gemeenschap werden ont
plooid om in dialoog met de
bezetter toch nog het een en
ander te bereiken.
Mr. tv Idenburg, inmiddels de tachtig ver gepasseerd: "discretie
Dat resulteerde bijvoorbeeld in
1941 in het weer toestaan van
examens en promoties
Waarom? De motivering die
mr. Idenburg aandraagt, is
van een verbijsterende op
pervlakkigheid: "Wat de
promoties betreft was het een
onbevredigende toestand dat
sommige personen hun
proefschrift hadden voltooid
en toch hun graad niet ver
kregen. Hieraan waren wel
iswaar niet zulke belangrijke
consequenties verbonden,
toch was het voor het schep
pen van ordelijke verhoudin
gen wenselijk dat doctors
graden konden worden ver
leend"
Overigens werd.en de examens
en promoties in hetzelfde jaar
weer verboden. De bezetter
zag namelijk in dat de ver
leende gunsten er niet toe
zouden bijdragen een bres te
slaan in wat gezien werd als
de Leidse burcht van libera
lisme en democratie. Later
lieten ruim 1600 Leidse stu
denten zich elders inschrij
ven, van wie bijna de helft aan
de Universiteit van Amster
dam. De Leidse crisis, meent
dr. De Jong, was toen vol
tooi^
Schuldgevoelens
Het uitblijven van daadwerke
lijke solidariteit met de ont
heven joodse hoogleraren
had volgens dr. De Jong aan
vankelijk bij een kleine groep
van docenten schuldgevoe
lens opgeroepen. De groep
was echter met sterk genoeg
om bij de overige docenten
een algemeen verzet los te
maken toen de bezetter de
NSB-ers dr. H. Krekel, dr. R
van Genechten en dr. T. Goe-
dewaagen tot (bijzonder/bui
tengewoon) hoogleraar in
Leiden benoemde (juli '41).
Mr. Idenburg rept daarover met
geen woord. Geen schuldge
voelens, geen poging tot al
gemeen verzet. Hij volstaat
met de mededeling dat voor
de benoeming de normale
procedure werd gevolgd en
dat er geen reden voor protest
bestond. "Deze hoogleraren
hebben, omdat de
teit gesloten was,
gelegenheid gehad daadwer
kelijk aldaar hun denkbeel
den te verkondigen. Hun
hoogleraarschap bepaalde
zich tot het gebruik van hun
titel," schrijft hij.
De benoeming van het drietal
luidde echter de plannen in
om de Leidse universiteit te
nazificeren. Pas toen deze
plannen zichtbaar werden
kwam er een nagenoeg collec
tief verzet uit universitaire
kring. Dat was ook het geval
toen de bezetter het nazifica-
tieplan vervolgens via de ju
ridische faculteit probeerde
door te voeren.
Nadat prof. mr. R. Kranenburg
van deze faculteit om ondui
delijke redenen door de be
zetter ontslag was aangezegd,
was de maat vol. Mr. Iden
burg nam op 16 mei 1942 ont
slag en nog dezelfde maand
volgden 58 van de in totaal 93
academische docenten.
Achteraf spijt
Na zijn ontslag bleef mr. Iden
burg, op verzoek van de pre
sident-curator mr. R. N. de
Ruyter van Steveninck, de
toenmalige NSB-burgemees-
ter van Leiden, de vele stu
diebeurzen beheren. Latei-
besloot de president-curator
dat er geen beursuitkeringen
mochten worden gedaan aan
studenten die de zg. loyali
teitsverklaring niet hadden
getekend. Hij vroeg mr. Iden
burg daaraan mee te werken
De auteur laat in het midden
of dat al of niet is gebeurd.
Wef schrijft hij dat hij er achter
af gezien beter aan had ge
daan tegelijk met zijn ontslag
de administratie van de beur
zen op te geven. "De gedrags
lijn; aanblijven om erger te
voorkomen, die ik in anderen
heb bekritiseerd, heb ik hier
ten onrechte zelf toegepast,"
aldus de auteur.
Mr. Idenburg blij kt trouwens al
eerder te hebben overwogen
ontslag te nemen. Dat was in
mei '41, toen de toenmalige
burgemeester en president-
curator mr. Van de Sande
Bakhuyzen werd vervangen
door mr. De Ruyter van Ste
veninck. Op verzoek van "lei
dende personen uit het
hooglerarenverzet" bleef hij
echter aan.
Achting
Kort daarna had hij een gesprek
met de NSB-burgemeester,
1 hij, zoals hij schrijft.
achting voor hem kreeg van
wege zijn oprechte bedoe
lingen. Hij raakte ervan
overtuigd dat de „foute"
president-curator geen min
derwaardige (bijv. anti-
joodse) daden zou plegen en
geen mensen bij de Duitsers
zou aangeven. Volgens de au
teur is dat vertrouwen dat hij
in hem stelde, niet be
schaamd.
De achting van mr. Idenburg
voor de NSB-burgemeester
komt verderop in het boek
echter in een nogal vreemd
daglicht te staan. Want mr. De
R.uyter blijkt zich later in fe
bruari '42 achter de plaatse
lijke politie te hebben opge
steld toen deze opdracht gaf
om bij de ingang van het aca-
demis ziekenhuis een bord te
plaatsen met het opschrijft
"Verboden voor Joden". Om
louter praktische - dus niet
om ideologische - redenen
heeft de NSB-burgemeester
deze opdracht later ingetrok
ken.
Elitair
Wat in het boek van mr. Iden
burg sterk naar voren komt is
de elitaire houding van de
Leidse universiteit in een tijd
waarvan nog steeds gezegd
wordt dat de saamhorigheid
toen zo groot was. Alsof er
geen samenleving bestond, zo
op zichzelf stond de universi
teit.
Een voorbeeld. Blijkens het
boek van mr. Idenburg wer
den hoogleraren in die tijd, al
thans door de auteur, erg be
langrijk gevonden. Dus deed
een ieder z'n best om via de
hoogst mogelijke gezagsdra
gers verzachtende omstan
digheden te bewerkstelligen
voor gevangen genomen
hoogleraren (prof Meijers,
prof. Telders, prof. Boeke
e.a.). Wat soms ook lukte
"Mindere geesten" worden in
dit verband evenwel niet ge
noemd.
Een ander voorbeeld is de apar
te voedselvoorziening die in
het leven werd geroepen om
notabene uitsluitend leden
van de Leidse universitaire
gemeenschap en hun gezin
nen van de nodige levens
middelen te voorzien. Mr
Idenburg schrijft dat deze or
ganisatie enorm uitgroeide en
hij constateert dat dit "tot
maatschappelijke beden
king" leidde, "omdat het on
sociaal moest worden geacht
een bepaalde groep der maat
schappij bovenmatig te be
voordelen."
Dat is natuurlijk heel gevoelig
lar er veranderde
deze ontwikkeling hele
maal niets. Het "gewone
volk" werd bijvoorbeeld niet
bij de universitaire voedsel
voorziening betrokken.
Kistemaker
De ergernis over dit soort din
gen, krijgt een extra dimensie
als blijkt dat mr. Idenburg in
zijn geschiedschrijving on
volledig is geweest.
In het boek ontbreekt bijvoor
beeld ten enenmale de naam
van de huidige bijzonder
hoogleraar in de experimen-
tale natuurkunde prof. dr. J
Kistemaker, die in de oorlog
een merkwaardige rol heeft
gespeeld. Kistemaker was in
die tijd ('43-'44) assistent van
de toenmalige directeur van
het Kamerlingh Onneslabo-
ratorium prof. dr. W. J. de
Haas, met wie hij samen dien
sten verleende aan de Duitse
onderneming Cellastic NV.
Deze onderneming was in '37
door een Duitser in ons land
opgericht om door andere
ontwikkelde patenten te ex
ploiteren. Cellastic had echter
ook nauwe contacten met de
Abwehr, die al voor de oorlog
actief was op het gebied van
industriële spionage. De on
derneming verzamelde we
tenschappelijke gegevens ten
behoeve van de Duitse oor-
logsproduktie.
Prof. De Haas leverde in Frank
rijk allerlei wetenschappelij
ke gegevens aan Cellastic en
ook Kistemaker deed dat, bij-
voorbeeld op het gebied van
de elektrotechniek. Dr. L. de
Jong acht het aannemelijk
dat zowel prof. De Haas als
Kistemaker niet wist dat
Cellastic aangehaakt was bij
de Duitse Abwehr (Deel 6 blz.
551).
"De Waarheid"
De journalist Wim Klinkenberg
denkt daar echter anders over
("De Ultracentrifuge
1937-1970. Hitiers bom voor
Strauss?"). Hij wijdt in zijn
boekje (blz. 29) een interes
sante passage aan de beoor
deling van De Haas en Kiste
maker bij de zuivering na de
oorlog.
Hij citeert dan het dagblad "De
Waarheid" van 16 februari
1961, dat uit de mond van de
secretaris van het "College
van Zuivering en Herstel der
Leidse Universiteit", mr. P. J.
Idenburg (de ons bekende au
teur red.) noteerde: "...Tot
mijn grote teleurstelling heb
ben wij na de bevrijding niet
de bewijzen in handen gekre
gen over de Parijse activitei
ten van De Haas en Kistema
ker. Door mijn toedoen zijn
tal van foute hoogleraren ge
schorst, maar tegen De Haas
kon ik niets beginnnen, om
dat wij geen materiaal kregen.
Hadden wij toen geweten wat
uw krant thans aan het licht
heeft gebracht, dan was Kis
temaker er niet zo genadig af
gekomen."
Klinkenberg tekent daarbij aan
dat hij nog eens in 1960 van
mr. Idenburg te horen heeft
gekregen dat het zuiverings-
onderzoek naar prof. De Haas
en Kistemaker op last van ho
gerhand was stopgezet nog
voordat het zelfs was geopend
(blz. 126).
"Discretie"
In zijn boekwerk rept mr. Iden
burg hierover met geen
woord. Hij noemt alleen, zij
delings, de vermeende activi
teiten van prof. De Haas. Prof.
Kistemaker, sinds 1 oktober
1955 bijzonder hoogleraar in
Leiden, wordt buiten be
schouwing gelaten. Mis
schien is dat een voorbeeld
van wat door mr. Idenburg in
zijn boek wordt aangeduid
met "discretie". Over hoogle
raren die overleden zijn (De
Haas) mag je praten, over
hoogleraren die nog in leven
zijn (Kistenmaker), niet.
Minder ernstig dan dit manco is
het feit dat de auteur heeft
verzuimd de 73ste lustrum
viering van de universiteit,
d.d. 26 juni 1940, in de Pie
terskerk, te vermelden (Kee-
sings Historisch Archief
1940-'43, blz. 4297 C). Al zou
het natuurlijk wel aardig zijn
geweest om te weten wat de
toenmalige, tamelijk Duits
gezinde rector magnificus
prof. dr. Fred Muller bij die
gelegenheid heeft gezegd.
Al1 met al kun je je afvragen of
mr. Idenburg bewust of on
bewust niet nog meer dingen
heeft weggelaten. Is zijn ge
schiedschrijving, waarvoor
de universiteit 15.000 gulden
uittrok, dan nog eigenlijk wel
zo belangrijk als vorige week
bij de presentatie van het
boek werd gesuggereerd?
In HP deze week veel aandacht
voor de affaire Aantjes. William
Rothuizen schrijft uitvoerig over
de jonge Willem Aantjes uit Bles-
kensgraaf. Rothuizen doet dat
aan de hand van gesprekken met
buren van Willem Aantjes, met
oud-klasgenoten, collega's bij de
Arbeidseinsatz en gevangenen in
het kamp Port Natal.
Aantj es wordt afgeschilderd als een
wat wankelmoedige jongeman,
"intelligent, wat ijdel, maar door
en door fatsoenlijk". "Hij was
"begeisterd" geraakt van de hyp
notische macht van de Führer",
zegt een van de mensen, die ech
ter Aantjes, toen deze zich wilde
laten aangeven, toevoegde:
"Niemand van ons heeft van jou
leed ondervonden. Jij hoort eerst
thuis te komen en dan zie je zelf
Nog meer oorlogsverleden in HP.
Nico Polak opende het dossier
Menten. Een stukje Nederlandse
geschiedenis, dat veilig onder de
kaft van de geschiedenisboekjes
is weggemoffeld. De dubieuze rol
van het driemanschap Roëll,
Schimmelpenninck, De Jonge,
dat een staatsgreep voorbereide,
komt ter sprake, evenals de
vreemde stamboom van de fami
lie Steengracht van Moyland met
vertakkingen die eindigden in de
Nederlandse geheime dienst de
staf van prins Bernhard en het
secretariaat van Von Ribbentrop
En daartussendoor schipperde
de Shellemployé Menten, die
verhoudingen had met Marie
Steengracht en de dubbelspion
ne Brandt en die, zo wordt gesug
gereerd, de regering chanteerde
met vermeende wel zeer com-
promiterende brieven van prins
Bernhard. De afvalberg van het
Koninkrijk der Nederlanden.
Walter Tauber bezocht het land van
de Basken, de brutos, woestelin
gen, heethoofden, zoals ze in
Spanje worden genoemd. Maar
van dat woeste blijkt weinig. De
Basken worden steeds sterker
verdeeld. Men is voor of tegen de
gudaris, de vrijheidsstrijders. Het
geweld neemt toe en is nog lang
niet op zijn hoogtepunt.
MAGAZINE
'Plotseling waren daar die twee
tips, die twee weken van onder
zoek en de schok van het jaar"
Elsevier schrijft over prof. dr. L.
de Jong, middelpunt van forse
kritiek, die zich voornamelijk
toespitst op de wijze waarop hij
de affaire Aantjes in de publici
teit bracht. Het tweede kamerlid
Schakel vraagt zich af of De Jong
niet geleidelijk de toga van open
bare aanklager heeft aangetrok
ken en prof. Bastiaans heeft het
over een "soort volkstribunaal"
Zelf zei De Jong enige jaren te
rug: "Ieder mens is beperkt en
kan zich niet losmaken uit zijn ei
gen levensinstelling en overtui
ging. Dat doe ik ook niet en daar
kom ik rond voor uit".
In Elsevier voorts een enquete over
kernenergie. 806 Nederlanders
werd gevraagd hoe zij over kern
energie denken. De uitslag is op
zienbarend, 64% associeert kern
energie met onheil. Minder op
zienbarend is de conclusie dat
voorstanders van kernenergie
vooral zijn te vinden bij beter ge
schoolden en stemmers op de
"rechtse" partijen.
Ook in Elsevier het geruchtmaken
de interview met Arnaud de
Borchgrave met de sjah, een ge
sprek met defensieminister
Scholten en een artikel over de
vereenvoudiging van sociale
voorzieningen.
In De Tijd zegt Arie Kuiper, dat het
wetsontwerp waarin de abortus
problematiek eens en voor altijd
geregeld moet worden een com
promis is "waarbij de WD de
grootste winst heeft binnenge
haald". "Alleen kwaadwilligen
kunnen volhouden dat het CDA
niet volledig door de bocht is ge
gaan". De abortus wordt vrijge
geven concludeert Kuiper. "Wij
vrouwen eisen, schreeuwen no£
wat verder, de rest van Nederlanc
zal wel snel genoeg in de gaten
hebben dat het nieuwe wetsont
werp gewoon betekent: de vrouw
beslist".
'Weg met de bloedgroepen, he"
gaat om de politieke kwaliteit'
luidt de kop van een artikel
waarin Rob Vermaas zich af
vraagt hoe het CDA verder moet,
zonder Aantjes en om vooral niet
te vergeten, ook zonder Boersma.
Het CDA heeft een gebrek aan
politieke zwaargewichten en dat
maakt de keus wel zeer moeilijk
Geen Lubbers, zegt Vermaas,
maar ook geen Schakel. "Er lijkt
maar eén oplossing. En die is dat
het CDA een voorschotje neemt
op de fusie die er in 1981 moet
komen. Dan kunnen de bloed
groepen niet meer tellen. Politie
ke kwaliteit is, ook nu het CDA
nog een federatie is, toch belang
rijker dan de politieke afkomst"
Voorts in De Tijd Louis Sinner, die
pleit voor een betere organisatie
van de kankerresearch en meer
menselijkheid bij de behandeling
- "kanker wordt behandeld niet
bestreden". H(j zegt: "Sterven
aan kanker is niet zo moeilijk,
maar de weg naar dat sterven toe
is erg zwaar".
Ook in De Tijd Drees sr., die met P
van der Eijk praat over ouderdom
en Joan Smithuis over de herrij
zenis van het Hollands kapitaal.
VRIJ NEDERLAND
Uiteraard in Vrij Nederland de
kwestie Aantjes. Aan de hand van
een verslag van de gesprekken
tussen ir. L. Troost, een van de
belangrijkste getuigen in de zaak,
en dr. L. de Jong, probeert Joop
van Tijn te bewijzen, dat De Jong
de zaak Aantjes "onderhands
wilde regelen". Van Tijn vraagt
zich af waar De Jong het recht
aan ontleent getuigen te verho
ren, en het gegeven dat Aantjes
lid was van de SS aan derden mee
te delen zonder dat zij n bazen van
dit gegeven op de hoogte waren.
Ook Martin van Amerongen stort
zich met een luidruchtige plons
in de affaire Aantjes. Hij windt
zich op over een uitspraak in het
Nieuw Israëlitisch Weekblad, dat
de publieke reactie "ronduit ont
hutsend" noemde, waarmee dan
werd bedoeld de reactie van het
(maatschappij)kritische deel van
de vaderlandse pers, dat geneigd
zou zijn om Aantjes in bescher
ming te nemen. Hetgeen Van
Amerongen dan ook doet en daar
een uitstekende argumentatie
voor vindt. Wel besluit hij met de
opmerking dat de enige partij in
Nederland, waarvan het verzet-
simago nog overeind staat, de
partij is die de februaristaking
organiseerde.
VN houdt zich eveneens bezig met
de vraag hoe het nu verder moet
met het CDA. Lubbers wordt een
halfslachtige houding verweten
in het Aantjes-debat. Juist toen
had Lubbers zijn kandidatuur
voor de stoel van Aantjes kunnen
onderstrepen. VN tipt Hans de
Boer, nu voorzitter van de AR
met de aantekening, dat hij een
"atoompacifist" is en dat schijnt
geen aanbeveling te zijn.
WIM SCHEURER