WEEKAANBIEMNGEN VROOM\9DREESMANN WOENSDAG 8 NOVEMBER 1978 Omdat ik vanuit een ui terst, voor mezelf moei lijke situatie spreek. Sommigen hebben ge zegd: dit wordt de moei lijkste dag van je leven; dat is het niet, die moei lijkste dag van mijn leven heb ik het najaar van 1944 gehad. Ik wil beginnen met - ik kan dat op dit moment niet laten - een woord van grote dankbaarheid te spreken jegens mijn medeleden van het fractiebestuur, die mij gisteravond en sindsdien hebben begeleid op een wijze die het ka rakter van een Christen-Demo cratisch Appel recht doet. En ik heb dat ook in de fractievergade ring daarstraks mogen ervaren. Ik had er behoefte aan dat vooraf te zeggen. Ik vraag er uw begrip voor - ik heb gisteravond en in het weekeinde allerlei gesprekken gevoerd, dat is u wel bekend geworden; met de minister-president, de minis ter van justitie, de heren De Jong en Van de Leeuw, en later op nieuw met de minister-president, minister van justitie en minister van onderwijs en wetenschap pen, gisteravond in het fractiebe stuur, zojuist in de fractie - dat ik een zelfde söort uiteenzetting ook np zal moeten geven. Schok U kent het rapport zoals dat is uit gebracht, en ik realiseer me zeer goed dat de inhoud daarvan een grote schok betekent. Een zeer grote schok voor iedereen, maar zeker voor degenen die niet van de daarin vermelde feiten op de hoogte waren. Ik realiseer me - niet voor iedereen was het nieuw - dat het voor verreweg de mees ten, en zeker als ik voor het forum zit dat de verbinding legt met het Nederlandse publiek via de me dia, dat voor diegenen, voor vrij wel iedereen, alles nieuw is. Ik verbind er wel de opmerking aan, dat voor iedereen die poli tiek meeleeft het meeste bekend was, of althans kon zijn. Niet in de laatste plaats uit de interviews die ik zelf heb gegeven en waar van ik vanmorgen een successie velijke beschrijving nog heb kunnen lezen in het dagblad Trouw van de hand van Willem Breed veld. Ik voeg er ook de opmerking aan toe dat die feiten zeker bekend waren aan degenen die ze op dit moment opnieuw hebben aange dragen. Ik bagatelliseer ze daar mee niet, dat wil ik uitdrukkelijk niet doen, maar ik vind dat ik die opmerking wel mag maken. Ik heb gisteravond zelf geen gele genheid gehad om de televisie te zien, er is mij gezegd dat daar iets gezegd is wat als een requisitoir overkwam; ik ben niet voorne mens nu tegenover wat blijkbaar als een requisitoir heeft gefunc tioneerd een verdediging te voe ren. Ik heb er wel behoefte aan, en daar heeft iedereen recht op in Nederland, om mijn verklaring en uiteenzetting, ik zeg niet eens. daartegenover, maar wel: daar naast, te geven. BINNENLAND Verklaring Het Rijksinstituut voor Oorlogsdo cumentatie is natuurlijk geen ge ring instituut. En de integriteit van de heer De Jong als leider van dat instituut is ook voor mij bui ten iedere discussie. Het gaat me om een verklaring, een uiteenzet ting van mijn kant. Waarbij ik me zeer goed realiseer dat ik in een uiterst kwetsbare positie verkeer, omdat iedereen die iets aange wreven wordt over zijn gedrag in de oorlog en die zegt: dat is niet waar, of van bepaalde dingen zegt: ja het is wel waar, maar dat wordt'in een verkeerd kader ge plaatst, de reactie ontmoet van ,.ja, dat zeggen ze-allemaal". Dat mag mij er niet van weerhouden om toch de lezing te geven zoals ik meen dat die is, maar ik zeg nog eens: ik doe dat wel onder de druk van het besef dat het alle maal nu met veel meer wantrou wen, om niet te zeggen cynisme zal worden aangehoord en be- Ik zal niet van mijn kant opnieuw een uitvoerig overzicht geven van mijn hele levensloop. Ik heb dat gedaan in een aantal interviews en ik moet voor de inhoud daar van voornamelijk dan toch ver wijzen naar wat er daarover ver meld staat, met name in het in terview dat Kees Tamboer met mij gehad heeft in de Haagse Post, later met Bibeb in Vrij Ne derland en in het boekje dat Rob Vermaas heeft geschreven (en, als die opmerking mag. dat nu wel kans loopt een tweede druk te krijgen). Er zijn drie perioden: de eerste oorlogsjaren, gymnasiumtijd, daarna de periode in Duitsland, en dan de periode daarna. Ik ont ken niet, heb dat ook nimmer ontkend, het is overal terug te vinden, dat ik aanvankelijk nogal grote moeite gehad heb met het ware karakter van het nationaal- socialisme en zeker met het ware karakter van de Duitse macht, waarvan ik de vereenzelviging toen niet zo scherp gezien heb, dat je dat niet kon scheiden, de Duitse macht en de nationaal-so- cialistische filosofie; dat ik grote moeite gehad heb met dat alle maal aanvankelijk te onder scheiden. Daar zijn verklaringen voor, die u beschreven vindt, die vanuit 1945 en vanuit 1978 gere deneerd niet voor iedereen waar schijnlijk gemakkelijk te volgen zijn, maar die denk ik heel ver klaarbaar zijn voor wie zich in de gedachten goed kan verdiepen van de geestelijke wereld waaruit ik afkomstig ben. Jubileum kreeg van mijn klasgenoten bij het eindexamen van 1942 in ver band met een ophanden zijnd ju bileum van het Marnix-gymna- sium op 23 januari 1979 (en voor wie dat een datum vindt om voor zich te onthouden, heb ik hem dan nu maar vast vermeld). Een nieuw punt voor vrijwel ieder een is de wijze waarop ik mij aan de tewerkstelling in Duitsland heb onttrokken. Hoezeer ik besef dat het een aanvechtbare weg geweest is, en hoezeer ik besef dat alleen de klank al - en dat verklaart mede de reden waarom ik dat niet voortdurend weer aan de grote klok gehangen heb - hoezeer de klank SS al een we- reld van afschuw en emoties en verwondingen weer oproept. Ik moet toch zeggen dat ik niet bij de SS ben geweest, maar dat ik via de SS me aan de tewerkstel ling in Duitsland heb onttrok ken. En ik heb tot dat doel - ik vraag daar geen begrip voor, het is een feit wat ik vermeld als ik zeg: wie zich realiseert hoe je op die leeftijd in volstrekte eenzaamheid een be slissing moet nemen in een sitüa- ^ie waarin je in toenemende mate voor jezelf tot de conclusie komt in die situatie had ik niet terecht mogen komen en ik moet hoe dan ook uit die situatie uit, dat dan elk middel oirbaar is dat daartoe kan leiden. Zo heb ik dat gezien. Ik had de keus tussen het tot eind van de oorlog daar uitzitten of de enige weg bewandelen die een mogelijkheid bood om mij aan die tewerkstelling te onttrek- ken. Ik ben niet de enige die die weg bewandeld heeft, zoals me nog uitdrukkelijk gisteravond is be vestigd. En ik meende, en meen, dat ieder middel om dat doel te bereiken oirbaar was, althans ze ker wanneer dat middelen waren waarbij ik me bediende van mo gelijkheden die de Duitsers zelf in handen hadden. Ik wijs erop dat dat oogmerk dat ik daarmee had, niet betwist wordt, ook in het rapport niet; dat het zelfs aannemelijk wordt beoordeeld en dat het hoe dan ook in elk ge val uit de verdere gang van zaken blijkt, dat ik slechts met dat oog merk die stap gedaan heb. Lading Waarom heb ik daar dan toch..., over gezwegen zou te veel gezegd zijn, want zo is het niet, maar waarom heb ik daar dan toch niet steeds meer veel meer rucht baarheid aan gegeven, elke keer als geruchten opkwamen? Ja dat is, omdat ik heel goed besef hoe zwaar het feit dat je je aanmelclt bij de Germaanse SS, ongeacht het doel wat je daarmee voor ogen hebt, hoe zwaar dat, los van de situatie waarin je dat doet en los van het oogmerk waarmee, hoe die geweldige lading die dat heeft, bij velen al moet aan ko lk had er nog een aantal redenen voor; het blijkt ook uit het rap port. Het was niet geheim dat ik die weg bewandeld had. Ik wil het even wat nader toelichten: ik was formeel in dienst van de Ne derlandse PTT, toen ik me ge meld had en opgeroepen werd en naar Nederland overgeplaatst, wat mijn bedoeling was, zij het ook dat ik tegen mijn bedoeling m niet de kans kreeg toen om er tussenuit te gaan, dat was mijn n keer in Neder de ogen, tijdens de gisteren gehouden persconferentie. Naast hem zijn voorlopige land - dat hebt u ook kunnen le zen, dat hoef ik niet uiteen te zet ten - een keer in Nederland zijn de, daar de benen te nemen. De PTT in Nederland heeft toen, dat stuk treft u ook aan, bericht ge kregen dat ik wel van de lijst kon worden afgevoerd omdat ik me gemeld had bij de Germaanse SS. Daar was het dus bekend, het blijkt ook uit de stukken dat het zo is aangetekend. Een menselijk onderdeel dat ik toch niet wil verzwijgen, zonder het te dramatiseren, dat wil ik ze ker niet, maar ik vind dat het toch vermeld mag worden, is dat ook toen mijn ouders bericht gekre gen hebben dat ik niet meer in Duitsland verbleef, maar dat ik had dienst genomen bij de SS. En u kunt zich misschien enigszins indenken hoe die mensen daar volstrekt perplex van geweest zijn en niet geweten hebben wat ze daar mee aan moesten, totdat ze een aantal weken later van mij vanuit Assen een brief kre gen. Eervol Toen ik na de oorlog wilde gaa*a studeren, kon dat niet als ik niet als ambtenaar eervol ontslag kreeg. Dat kon ik natuurlijk niet zonder meer krijgen, gezien de gegevens die bij de PTT aanwezig waren. En ook los daarvan waren de feiten natuurlijk doorgedron gen. Er heeft toen in de Alblas- serwaard, waar ik van afkomstig was. een politie'k opsporingson derzoek plaats gehad, daar treft u in de stukken ook iets over aan, al moet die datum ongetwijfeld 1945 zijn, dat tot de conclusie ge leid heeft, later ook bevestigd door de procureur-generaal, dat er geen aanleiding was om hier iets in te zien wat niet oirbaar zou zijn, en waardoor de zaak is gese poneerd. En u hebt ook kunnen zien dat de PTT na onderzoek tot de conclusie gekomen is dat niets een eervol ontslag in de weg stond. Dan kun je vragen: waarom heb je dat later dan toch niet steeds weer gezegd? Als die zaken na herhaald onderzoek zo liggen, wat is dan de zin om het steeds weer zelf op te roepen en daarmee zelf eigenlijk iedere keer weer te vragen om de zaak te onderzoe ken? Met: het was niet relevant Dan de periode in Assen, Port Na- tal. Dat weegt, als ik het rapport goed lees, eigenlijk het zwaarste Dat is ook het onderdeel dat mij eigenlijk het meest verwondert. Want daar heeft het vol gezeten met mensen die mij kennen. Dat moet. Dat kan niet anders. En die hebben mij gevolgd. Die hebben gezien hoe ik in toenemende ma te in de publiciteit kwam. Ik heb ook in het begin van mijn politie ke loopbaan Drenthe en Assen bij mijn spreekbeurten niet geme den. Die mensen wisten ook al lemaal op welke wijze ik daar in AssQn terecht gekomen was. En het zou interessant zijn, denk ik, om in elk geval de mensen uit die beginperiode te horen. Ik heb daar als gevangene - net als alle anderen ben ik daar terecht ge komen Pressie In een poging om het niet te drama tiseren maar het zo objectief mo gelijk te vertellen, kan ik toch een onderdeel niet weglaten. Eén keer in Hoogeveen aangekomen, en toen ik weigerde om de dien sten te gaan verrichten die men daarmee beoogde, waar ik mijn eigen oogmerken toen wel moest onthullen, toen ben ik drie weken lang onder pressie gezet. En ie dereen begrijpt dat, als de bedoe ling die je hebt uitkomt om mis bruik van die instelling te maken om je te onttrekken, dus tegenge stelde doeleinden te dienen dan waarvoor die zaak diende, welke methodes dan worden gehan teerd om je alsnog te pressen om je naar de doelstellingen van die instelling tevoegen. Ik heb op dat moment tegen mezelf gezegd: ik vind dat de weg die ik gegaan ben, niet onoirbaar is. Ik vind het geen onoirbaar middel, maar ik begrijp dat het een uiterst riskante en zeker optisch aan vechtbare weg is. En ik ben, als ik niet oppas, bezig iedere keer een stap verder te doen. En Wim Aan- tjes, waar ligt een grens die je niet mag overschrijden. Die grens lag daar. Alle consequenties ten spijt. En ik kan tot op de dag van vandaag alleen maar verwonderd zijn dat die consequenties anders bleken uit te pakken dan ik wel moest veronderstellen. Als je na die drie weken 's nachts om half vijf van je bed gelicht wordt, van je brits, en er wordt gezegd: nou is het mooi genoeg geweest. Er wordt in je koffertje gesnuffeld, er ligt een bijbel in, je schijnt een vrome jonge jongen zijn en dan krijg je nog een half uur of een uur om in het bijbeltje te lezen, want dat zal je hard nodig hebben voor wat daarna staat te gebeu- Goed, ik kwam in Port Natal te recht, het zijn de risico's die ik over mezelf heb ingeroepen, die wens ik o,ok zelf te dragen. En ik vermeld het alleen als feit om de situatie te schilderen, en nergens anders om. Ik heb het zelf opge roepen. Velen onder u hebben het gedaan, die mijn politieke loopbaan gevolgd hebben, die hebben èèn ding kunnen consta teren: als ik risico's nam in de po litiek, dat ik ze dan ook zelf droeg en niet op anderen afwentel de. Ik was met dit al wel in een uiterst kwetsbare positie in Assen. Ik heb aanvankelijk evenals ande ren al dat graafwerk verricht. Dat was heel zwaar werk, wil ik u wel zeggen. Er was nogal wat wat je geen maandenlang volhield, er was nogal wat doorstroming, mensen die voorlichte vergrijpen daar waren, weer ontslagen wer den; mehsen die voor zware ver grijpen daar waren en dan na verloop van tijd werden doorge stuurd naar kampen in Duits land, waarvan je je weinig illusies hoeft te maken hoe dat verder verlopen is. Laf Ik had daar zeker, dat is waar, kun nen vluchten. Daar had ik kunnen vluchten. Maar ik wist twee din gen: ik had geen enkel adres, ik had op mezelf moeten werken, dat had ik best aangedurfd, maai de kans dat ik weer gepakt zou worden zou erg groot zijn, en het was duidelijk dat er dan geen en kele consideratie meer zou zijn, dat is me ook voortdurend vor ogen gehouden. Misschien noemt u dat laf. ik heb gedacht dat ik dan maar beter het daar tot het eind van de oorlog kon uitzit ten. benen genomen hadden: het is gebleken, en onder die druk stond ik heel sterk, van: je mag wat vrijheid hebben na verloop van tijd, maar denk erom als je de benen neemt, dat we repressail- les zullen uitoefenen op een aan tal mensen die in dit kamp ver blijven. Ik zal niet ontkennen dat ik in die spanning waarin ik dagelijks verkeerd heb, dat ik, om me in te dekken, wel eens verkeerd zal hebben gereageerd. Maar ik con stateer twee dingen: dat er van misdragingen geen enkele spra ke is geweest, zij blijkt ook uit het rapport. En iedereen die daar uit die periode benaderd zal worden, zal erkennen dat-ie het misschien niet altijd begrepen heeft, maar dat ik nimmer gewantrouwd ben en dat ik met iedereen die net als ik daar gevangen was - zei het dat ik in de loop van de tijd admini stratief te werk gesteld werd - dat nimmer iemand enige rem gehad heeft om met mij over de politie ke zaken van dat moment te spreken. Ware karakter Ik ontken niet dat er vele elementen in mijn oorlogsperiode zijn waarin van wankelmoedigheid sprake is geweest. Dat heb ik ook nimmer ontkend: dat ik moeite gehad heb het ware karakter van de Duitse bezetting snel en goed te door zien; dat ik zeker aanleiding tot misverstaan heb gegeven, als ik dat zware woord mag gebruiken, tot een vorm van schizofrenie zoals ook bij vele anderen in hun hele oorlogshouding niet mis kend kan worden. Ik ben niet fout geweest. Ik heb fouten ge maakt. Waar ik ze gemaakt heb heb ik eprobeerd me aan de ge volgen daarvan te onttrekken. Er kan terecht aanmerking gemaakt worden op mijn gedragingen, maar er is geen sprake van mis dragingen. Dat blijkt ook uit de verklaringen die zijn afgelegd. Het gaf mij grote voldoening dat ook de heer De Jong spontaan zei: U moet goed begrijpen me neer Aantjes, niet wat in uw hart leefde is ter discussie. Ik verdiep mij niet in de vraag, hoe het nu op dit moment weer aan de orde komt; waarom het het nu weer aan de orde komt. Dat zijn vragen die ik niet hoef te stellen, die ook niet relevant zijn voor de feiten. Er zijn een paar dingen die afschuwelijk bij me aangekomen zijn. Eèn is dat ik vanmorgen in een krant las dat mijn vrouw Duitse is en dat ik haar in de oor log zou hebben leren kennen Mijn vrouw is Duitse van oor sprong. Ik heb haar in 1948 in Keulen leren kennen toen ik daar in het kader van een uitwisseling van de universiteiten tijdelijk colleges volgde. En alles wat er aan twijfelachtigs en dubieus in mijn houding tijdens de oorlog zou zijn aan te wijzen, zal ieder een vergeefs zoeken bij mijn vrouw en haar familie. Vraag die nu voor mij overblijft, is. kan ik met deze gegevens op ta fel... Een van mijn fractieleden heeft vanmorgen gezegd - ik zal maar niemand bij name noemen, dat lijkt me beter - dat de uiteen zetting zoals ik hem geef, een an der beeld, een wezenlijk ander beeld oproept dan zoals die uit het rapport naar voren komt. Ik vind dat de juiste uitdrukking, want het is een beeld dat groten deels wel op dezelfde feiten be ADVERTENTIE rust en ik begrijp dat blijvend de vraag, hoe die feiten geduid moer ten worden, aan de orde zal blij ven. En daarmee kan ik de vraag niet ontlopen of ik nog politiek kan verder functioneren. Dilemma Ik moet die vraag beantwoorden en dank het fractiebestuur en de fractie dat ze, hoe Moeilijker het daarvan ook werd, de beant woording van die vaag aan mezelf gelaten hebben, ook wanneer ik tot een antwoord zou komen dat mij dringend in andere zin is aan bevolen. Ik moet die vraag bena deren vanuit een moeilijk dil- lemma. Als ik zou zeggen: ik geef op dit moment mijn politieke functies op, dan kan ik haast niet vermijden dat daaruit de erken ning zou worden afgeleid dat het rapport zoals het er ligt, juist is; de indruk dat ik ten onrechte op de stoel zat waar de fractie mij met zoveel vertrouwen heeft ge zet. Ik moet anderzijds zeggen dal aanblijven zeer gemakkelijk en zeker de indruk zal wekken dat ik vertwijfeld probeer een po sitie te redden. Ik wil buiten beschouwing laten of ik er zelf psychisch tegen bestand zou zijn. U weet allen dat ik in 1964 een ernstige psychische in zinking heb gehad, en die vraag moet ik mezelf wel stellen, maar die vind ik politiek toch niet zo relevant. Voor mij is maar èèn vraag politiek relevant, en dat is: wat het minst schadelijk is, ik kan het niet positiever formuleren, het minst schadelijk is voor het aanzien van de politiek in het al gemeen en van het CDA in het bijzonder. En dan probeer ik alle emoties en commoties van het moment, die natuurlijk aanwezig zijn, ten spijt toch een aantal din gen in alle nuchterheid te consta teren, en dat is in de eerste plaats wat ik straks gezegd heb: dat de zelfde feiten toch een verschil lend beeld kunnen oproepen. En dat dat zal blijven. Dat een frac tievoorzitter en zeker een fractie voorzitter van het CDA in dit op zicht niet alleen onbespreekbaar maar terecht of ten onrechte ook volstrekt onbesproken moet zijn. En mijn oordeel is, ongeacht de vraag of ik er zelf tegen bestand zou zijn, dat ik het CDA niet mag aandoen onder deze last verder te gaan. Op ieder moment waarop ik politieke beslissingen moet ne men die anderen niet welgevallig zijn, zullen de gebeurtenissen van deze dagen worden aange grepen om twijfel te zaaien aan de bedoelingen. Chantage Ik heb straks gezegd dat een aantal dingen me geweldig getroffen hebben; ik heb er èèn genoemd, een ander is: het treft me heel diep, dat ik open zou staan nu voor chantage. Ik kan natuurlijk heel cynisch zeggen: nou, die kans is dan nu wel voorbij, maar toch zal dat wel zo functioneren, denk ik. Het allerergste vind ik, ik had het niet willen zeggen, maar kan het toch echt niet laten, dat door deze hele gang van zaken een diep ge wortelde en uit een diepe reli gieuze overtuiging voortkomen de, oprechte genegenheid voor wat ik dan toch maar in mijn term „het oude bondsvolk" noem, hiemee hiermee in discrediet is gekomen. Ik ga niet schuw door het leven, ik kruip niet weg, daarvoor zit ik hier, en het is niet de laatste keer dat ik hier ben. Ik zal het Binnen hof niet schuwen. Maar ik moet ook voor mezelf de handen vrij hebben. Ik wil niet belemmerd worden door de druk van een mogelijke terugkeer. Een tijde lijke opschorting acht ik geen oplossing. Zo kan een waarne mend fractievoorzitter niet func tioneren. Die moet in de volle verantwoordelijkheid kunnen functioneren. En ik heb ook zelf te lang afstand nodig om het voor een korte periode te kunnen laten doen. Opspraak hoe dan ook is slecht voor het aanzien van de politiek en voor het CDA. Ik zeg nog een het fractiebestuur heeft mij gis teravond unaniem zeer dringend gevraagd om vanuit de volle ver antwoordelijkheid van mijn poli tieke positie op deze zaak te rea geren. Ik heb voor mezelf de conclusie getrokken dat het aan zien van de politiek, laat ik dan voor ieder die de grootste twijfels zal blijven houden, laat ik dan zelfs voor diegenen althans laten zien dat ik voor het aanzien van de politiek vind dat een fractie voorzitter van het CDA niet kan functioneren en ik wil geen scheiding maken tussen fractie voorzitterschap en het kamer lidmaatschap en ik trek daaruit de conclusie dat ik op dit moment het aanzien van de Nederlandse politiek en het CDA de beste dienst bewijs door al mijn poli tiek functies neer te leggen. Rehabilitatie Ik begrijp best dat 'n levenswerk, op een wijze die niet onaangena mer zou kunnen, om het maar zacht te zeggen, instort en dat ik waarin ik nog wel het een en an der te doen heb. Want ik ben niet te laten wat er op tafel ligt, maar ook daarvoor moet de fractie vrij staan van mij en moet ik vrij staan van de druk van deze functie. Maar niettemin moet ik zeggen, en ik hoop dat me dat bijblijft en ik denk het ook, dat ik toch met een gevoel van dankbaarheid vertrek. Dat ik, zelfs al zou je het maar beschouwen uit een oog punt van een zekere rehabilitatie, toch iets heb mogen doen waar van ik de overtuiging heb dat het bijgedragen heeft tot de inhoud van een christelijke politiek, hui zeer ik ook besef dat dat nu ge makkelijk in een ander daglicht gesteld zou kunnen worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 9