LIEVER TRANSPLANTEREN DAN „SPOELEN fPÜBLÏËK Wilgen-snoeiploegen duiken polder weer in Gedragstherapie: hulp om te vermageren Waarom zou je een veldwachter-type niet kunnen lenen PAGINA 4 VARIA WOENSDAG 1 NOVEMBER 1978 Om het amateur-toneel in de bollenstreek en de Haar lemmermeer op een wat hoger peil te brengen heeft Willem Salman, dames kapper op het Kaageiland, een oproep gedaan aan alle verenigingen de handen ineen te slaan en te komen tot de oprichting van een overkoepelende organisa tie. Tips voor deze rubriek kunt U elke morgen tot 10.00 uur aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 215. U mag ook schrijven. Die zou met name moeten gaan be zighouden met uitwisselingen van spelers, die gebruiken van eikaars decors, lichtinstallaties, meubilair e.d. en het samenstel len van een regionale toneel agenda. Niet best "Voor zover ik het kan beoordelen gaat het niet best met het ama teur-toneel in de regio. Je leest er nooit iets echt lovends over. In de kranten staat bijna altijd dat "er leuk werd gespeeld", maar en thousiast zijn de kritici bijna nooit Mij is het als kritisch toeschouwer vaak hetzelfde vergaan. Achteraf wordt dan het excuus gemaakt dat het per slot van rekening maar amateurs zijn die op het to neel staan. In mijn ogen zijn dat argumenten van niks. Het kan echt beter" "Aan de toneelspelers ligt het lang niet altijd. Die kunnen hun rol nog zo goed spelen, als het decor niet deugt of de licht-installatie is onvoldoende; dan zijn ze ner gens. En andersom begin je als vereniging niets met een pico- bello toneel maar met spelers die er weinig van bakken. Dus zeg ik: waarom zouden we elkaar af en toe niet eens de helpende hand bieden. Ik kan me zo voorstellen dat ver eniging A beschikt over iemand die uitstekend een veldwachter kan neerzetten. Waarom zou je zo eén van zijn toneel-rollen): "Als een decor niet deugt, dan zijn de toneel- Willem Salman (links in spelers nergens..." iemand niet uitlenen aan een ver eniging in de buurt? De moge lijkheid van uitlenen zou voor allerlei typetjes moeten gelden. Natuurlijk moet het tijdelijk af staan van decors en spelers niet ten koste gaan van de eigen ver eniging, maar daar is nu juist de overkoepelende organisatie voor. Die coördineert dat". Van de tientallen verenigingen die zijn benaderd hebben er naar verhouding weinig positief ge reageerd. Willem Salman heeft daar wel een verklaring voor. "Het is helaas nog zo", zegt hij, "dat veel amateurgezelschappen de gelederen bewust gesloten houden". 'Er wordt gespeeld met een vast kliekje en daar komt niemand tussen. Althans, niet iemand die even een seizoen meespeelt. Want stel je eens voor dat er een verliefd paartje op toneel gezet moet worden en er moet gekust worden met iemand van buiten de vereniging. Dat kan toch niet. Ja echt, zo wordt nog gerede neerd. Hopelijk gaan die taboes eens doorbroken worden. Anders blijft het gegarandeerd modde- De dameskapper, hij speelt rollen bij "Ons Ideaal" uit Ni^uw-Ven- nep, vindt het ook de hoogste tijd worden voor een regio toneel agenda. Verenigingen zouden niet meer lukraak data moeten prikken voor hun uitvoeringen, maar dat in onderling overleg moeten doen. Dat zou de publie ke belangstelling voor het ama teur-toneel ten goede komen. Optimistisch Of een overkoepelende organisatie voor het amateur-toneel in de bollenstreek en Haarlemmer meer kans van slagen maakt? Willem Salman is optimistisch. "Ik denk dat veel verenigingen de kat uit de boom kijken. Zodra we als organisatie draaien en het nut blijkt, dan zal ongetwijfeld de animo sterk toenemen" Vijf verenigingen, vier uit de Haar lemmermeer en één uit de bol lenstreek, zien wel wat in het plan van de dameskapper. Binnen een paar weken gaan de vijf rond de tafel zitten. "Het is de hoogste tijd dat de koppen eens bij elkaar worden gestoken", vindt Willem Salman, die zelf kan bogen op een behoorlijke staat van dienst als amateur-toneelspeler. Ongeveer 140 groepen vrijwilligers trekken de komen de weken met hand- en machinezagen de Neder landse polders in om enkele duizenden knotwilgen te fatsoeneren. Dat gebeurt met name in de .veenrijke provincies Noord en Zuid-Holland en Utrecht, waar de knotwilg het meest voorkomt. Volgens een ruwe schatting telt Nederland op dit moment nog één miljoen knotwilgen. Er is een tijd geweest dat de knotwilg van economisch be tekenis was voor de eigenaren ervan, meestal boeren. Er konden klompen van worden gemaakt en de knotwilg le verde rijshout op, dat ook voor verschillende doelein den werd gebruikt. Maar dat is verleden tijd. Langzaam maar zeker is het knotten van wilgen op de achtergrond ge raakt en zijn er door achter stallig onderhoud al veel verloren gegaan. Volgens ANWB-coördinator Emil van Brederode doen steeds meer eigenaren van knotwilgen die daar zelf vaak niet de tijd voor vrij kunnen maken, een beroep op de vrijwilligers. "De eerste paar jaar was het bijna bedelen om wilgen te mogen knotten. De meeste boeren vonden het niks al die stedelingen op het terrein. Dat span ningsveld tussen agrariër en niet-agrariër verflauwt nu, omdat men inziet dat er nuttig werk wordt verricht. De boe ren melden zich nu al uit zich zelf aan. Dat is een grote stap in de goede richting". Er bestaat een landelijke subsi dieregeling voor het knotten van wilgen. Elke geknotte boom levért vier gulden op. Dat geld vloeit doorgaans in de zakken van de vrijwilli gers. De ANWB maakt geen gebruik van de subsidierege ling. Aftakeling Zes jaar geleden voor het eerst, namen plaatselijke milieu groepen het initiatief om een verdere aftakeling van deze typisch Nederlandse boom een halt toe te roepen. Onder tussen zyn ook de landelijke stichting Natuur en Milieu, het instituut Natuurbe- schermings Educatie en de ANWB zich met de in moei lijkheden verkerende knot wilg gaan bemoeien. De coördinerende taak wordt nu vervuld door het Landelijk Overleg Vrijwillig Land schapsbeheer. Onder auspiciën van de ANWB gaan dit ke,er negentien groe pen aan de gang. Onder meer in Zoeterwoude (Weipoort- seweg). Leiderdorp (Doesha ven) en het Bodegraafse buurschap Nieuwerbrug. De groepen variëren in grootte van tien tot twintig personen en gaan elk onder leiding van een zogenaamde mentor, die bekend is met de kneepjes van het knotten. Een paar jaar terug moesten stadsmensen nog "bedelen" om in de Hollandse polders de bedreigde knotwilgen te mogen snoeien. Nu kloppen de boeren zelf aan bij de ANWB. ARNHEM (GPD) - De nier, de meest compacte zuiveringsin stallatie ter wereld, van levens belang voor een mens. Je ziet het nauwelijks af aan zo'n klein, boonvormig orgaantje, gecon serveerd in een fles met sterk wa ter. Maar toch, het is nog niet zo lang geleden dat per jaar onge veer 400 mensen aan nierziekten overleden. Aan die verschrikke lijke situatie is in 1964 een einde gekomen, toen de kunstnier werd uitgevonden: een apparaat waarmee het bloed van de nierpa- tient van allerlei lichaamsstoffen kan worden gezuiverd. In Nederland kunnen momenteel 1100 nierpatiënten leven dankzij een regelmatige behandeling met een kunstnier (dialyse). Dat ge beurt in èèn van de veertig centra verspreid over het hele land. Voor de nierpatiënt betekent dit dat hij twee keer per week naar een dialysecentrum gadt om ge durende zes uur „gespoeld" te worden. Verder zijn er circa 130 nierpatiënten die zichzelf dialy- Per jaar komen er zo'n bij die niet zonder dialyse kun nen leven omdat - zoals de medici De opvang van die 400 nierpatiën ten zou geen problemen opleve ren, als maar een zelfde aantal niertransplantaties uitgevoerd zou kunnen worden. Dit aantal wordt echter slechts voor de helft bereikt. Dr. R. A. P. Koene, als specialist verbonden aan het Nijmeegse Radboudziekenhuis, hierover „De overheid heeft op het gebied van de transplantaties een passief beleid gevoerd, on danks de vele noodkreten van de medische wereld, geuit in rap porten, perspublikaties, vaktijd schriften en adviezen van de Ge zondheidsraad". ^Door die afwachtende houding is er een achterstand op het gebied van de transplantaties ontstaan. Een geslaagde transplantatie is niet alleen voor de patiënt beter dan een langdurige, chronische dialyse, ook economisch gezien is een dergelijke ingreep voordeli ger. Een niertransplantatie kost evenveel als een jaar dialyse: on geveer 80.000 gulden. De ge transplanteerde patiënt kost het tweede jaar nog maar 5000 gul den. De overheid had er dus veel eerder op in moeten springen, omdat het ook besparend is" Noodoplossing Te weinig transplantaties dus. En dat terwijl het de enige manier is om nierpatiënten voorgoed van hun ziekte af te helpen. Dialyse is weliswaar levensreddend, maar het blijft een noodoplossing. Dr. Koene: „In vergelijking met die vijf-procentswerking van de nie ren zijn de patiënten met dialyse veel beter af, fleuren ze op. Als het kan moetje het tijdelijk doen. Daarna moet je iets beters bie den. Door spoeling kan een aan tal functies, waaronder de af scheiding van afvalstoffen, ver beterd worden, maar de patiën ten worden niet helemaal gezond. De bloedarmoede bijvoorbeeld kun je niet bestrijden. De patiën ten hebben tussen de spoelingen door geen nierfunctie en zijn dan gebonden aan een dieet. Zij kun nen niet vrij vocht gebruiken, want voor het uitscheiden daar van heb je nieren nodig". Herboren „En de patiënten houden een zeke- De tien jaar bestaande Nier stichting Nederland heeft in de loop der jaren al bijna 20 miljoen gulden aan subsi dies kunnen verstrekken voor onder meer uitbreiding van het aantal dialyseplaat sen, uitbreiding van de op leidingsmogelijkheden voor thuisdialyse, uitbreiding van transplantatiemoge- iijkheden, medisch-weten- schappelijk onderzoek en sociale en financiële hulp aan nierpatiënten. re mate van moeheid. De meesten van hen willen graag getrans planteerd worden. Een honderd procent geslaagde operatie maakt de patiënt helemaal weer gezond. Alle functies worden weer hersteld. Hij kan weer plas sen, weer alles eten. is niet meer gebonden aan een dieet. De pa tiënt kan weer alles, is herboren" Voor jongeren is dat een gewel dig perspectief, omdat het voor hen veel moeilijker is de invalidi teit te accepteren. Als iemand vijftig is en in een rustige fase in zijn leven is gekomen, dan is het gemakkelijker om te berusten in het minder kunnen", aldus dr. Koene. Transplantatie, een ingreep waar mee het mogelijk wordt gemaakt dat een nierpatiënt ook in sociaal opzicht een nieuw leven begint, want de beperkingen zijn groot als je met handen en voeten aan het ziekenhuis gebonden bent; geen volwaardige baan, weinig vakantie, om maar wat te noe men. Maar het blijft een ingreep die medisch gezien moeilijk Afstoting Het grootste probleem blijft de af stoting, het niet accepteren door het lichaam van de ingebrachte nier. Na èèn jaar is de kans daarop 30 procent. Er is nog steeds geen probaat middel gevonden om aan de oorzaken van afstoting wat te doen. En dan zyn er de complica ties die kunnen ontstaan, evenals bij andere operaties, en die soms fatale gevolgen hebben. Alleen bij transplantaties ligt het risico noger, of, zoals dr. Koene het uit drukt: „We denken niet over een transplantatie zoals we over een blindedarmoperatie denken. Het risico is duidelijk groter". Een van de redenen, waarom het aantal van 400 transplantaties niet gehaald wordt, is het gebrek aan donors. Die donors zijn voor namelijk verkeersslachtoffers die een codicil bij zich dragen: een ondertekende verklaring dat de drager zich na zijn dood als donor beschikbaar stelt. Dr. Koene: „Hoewel we goede vooruitgang maken met het aan tal donors, is er nog duidelijk sprake van een tekort. Er zijn voldoende slachtoffers die in aanmerking komen om hun nie ren te leveren, maar niet altijd wordt de gelegenheid om dat te doen, benut. ^Het is een ingewikkelde procedu re, met veel overleg, en een zorg vuldige behandeling van het slachtoffer. Bovendien moet je toestemming vragen aan de fa milie, op het moment dat zij net het droeve nieuws heeft verno men. Dat is een delicate zaak. Bij de meeste mensen bestaat intuï tief de angst het slachtoffer te worden van het feit dat anderen hun nieren zouden willen hebben voor transplantatiedoeleinden. Mensen vinden het ook akelig, zijn niet vertrouwd met het idee datje na je dood nog nuttig kunt zijn voor iemand anders. Het af staan van organen na de dood zou eigenlijk gemeengoed moeten zijn". Computer Om een zo groot mogelijk aanbod van geschikte donors te hebben, is een aantal Europese landen een samenwerkingsverband aange gaan, Eurotransplant genaamd. Dr. Koene: „Nieren hebben be paalde weefselk'enmerken, zoals je ook verschillende bloedgroe pen hebt. Als de nieuwe nier zo veel mogelijk gelijke kenmerken heeft als de zieke nier, dan is de kans op afstoting geringer. Bij Eurotransplant gaan alle patiën ten met hun weefselkenmerken de computer in. Als er in Nijme gen een donor is, dan geven we zijn weefselkenmerken door naar Eurotransplant, en die zoekt de beste ontvanger uit. Door die uitwisseling proberen we de pa tient een zo groot mogelijke kans te geven". ROTTERDAM (GPD) - Heel dikke kinderen hebben het vaak moei lijk. Ze worden veel gepest, op straat worden ze nagekeken en in de gymnastiekles op school kun nen ze meestal niet goed meeko men. De meest voor de hand liggende methode om deze kinderen te helpen lijkt een streng dieet, aar gebleken is dat dit nauwelijks iets oplost. Zo kwam uit een on derzoek bij dikke kinderen en kelejaren nadat zij een dieetkuur hadden gevolgd naar voren, dat er van de 60 slechts drie magerder waren dan toen zij aan de kuur begonnen. De rest had er geen baat bij gehad, integendeel, soms erg veel ellende. Zij hadden im- De Rotterdamse psychiater R. Minderaa, werkzaam in het Sop- hiaziekenhuis, trok anderhalf jaar geleden uit deze feiten zijn eigen conclusie en zocht naar an dere manieren om dikke kinde ren te helpen. Hij koos de aanpak van de gedragstherapie. En de re sultaten tot nu toe geven hem hoop voor de toekomst. Minderaa verwacht dat een aantal kinderen sterk genoeg is om ook in de toekomst het eigen gewicht op het gewenste peil te houden. Hij gaat uit van het kind zelf. „Dat moet zelf bepalen wat het wil. Ik zeg ook altijd „als je dik wilt zijn mag dat best, maar als je liever vermagert kunnen we je daarbij helpen. Verbieden doen, we nooit iets, het kind maakt zelf uit of het iets wel of niet eet. Maar we leren het heel consequent te zijn". Minderaa startte begin 1977 met een groep van vijf dikke kinderen tussen acht en dertien jaar. Hij heeft nu samen met de kinderarts Wit drie groepen begeleid. Hoe gaat dat in zijn werk? Minde raa- „De eerste tien weken komen de kinderen met hun moeder elke woensdagmiddag hier in het zie kenhuis bij elkaar. We beginnen ermee elk dieet af te schaffen. Het kind mag zoveel eten als het zelf wil. Meestal schrikken de moe ders daar wel van. Dat zijn ze he lemaal niet gewend. Maar door gaans blijkt dat de kinderen er niet veel dikker van worden. Soms zelfs al magerder, omdat ze voorheen juist snoepten omdat het versboden was. Tijdens de bijeenkomsten in het ziekenhuis eten we gezamenlijk. Maar vooraf doen we ontspan ningsoefeningen. De kinderen gaan op de grond liggen en con centreren zich zoveel mogelijk op het gevoel in hun maag. We leren ze zich van dat gevoel bewust te worden. Na het eten doen we het zelfde. We laten ze dan vergelij ken met het gevoel dat ze vóór de maaltijd hadden". „Waarom? Omdat we er achter zijn gekomen dat dikke mensen min der goed in de gaten hebben of hun maag leeg of vol is. Ze krij gen het signaal van de verzadi ging niet door, of in ieder geval pikken ze dat niet op. Je ziet daarom vaak dat dikke kinderen bijna altijd hun bord leeg eten. En daarna scheppen ze rustig nog een keer op. Terwijl andere kin deren soms al na een paar happen genoeg hebben". „Door die concentratie-oefeningen op de maag leren we de kinderen te voelen dat ze gegeten hebben. En dat ze kunnen ophouden als ze zijn verzadigd". „Dikke kinderen eten meestal ook sneller dan anderen. Ze kauwen minder en schrokken het voedsel naar binnen. Daarom lassen we tijdens het gezamenlijke eten verschillende pauzes in. Op nieuw een oefening van het stop pen met eten". Lijsten Als de kinderen naar huis gaan krijgen ze van Minderaa twee lij sten mee. Op de ene moeten ze precies bijhouden wat ze op een dag nuttigen, hoe laat dat was, met wie, hoeveel ze aten en hoe ze zich erbij voelden. Op de andere lijst noteren ze alle lichaamsacti viteiten langer dan twee minuten. Minderaa: „Door zo'n voedsellijst zien de kinderen wat ze op een dag naar binnen werken. Vrijwel altijd schrikken ze daar van. Ze dachten veel minder te eten. Door deze zelf-observaties krij gen ze oog voor hun eigen eetpa troon. Hetzelfde gebeurt met de hoeveelheid beweging die ze per dag hebben. Van onze kant ma ken we de kinderen duidelijk dat er verband bestaat tussen eten en bewegen en dat dit in het gewict tot uitdrukking komt". Als de kinderen na een paar weken enig idee hebben gekregen van hun eigen eetgewoontes is de tijd gekomen voor afspraken. „We leggen dat vast in een contract, officieel met handtekeningen er onder", vertelt Minderaa. „Uitgangspunt is dat de afspraak haalbaar moet zijn en dat het zo den aan de dijk zet. Het kind be slist daar helemaal zelf over. Maar het weet ook dat wat het in het contract zet voor altijd geldt. We brengen ze dat heel duidelijk aan het verstand. Soms besluiten ze bijvoorbeeld een zak patat dan toch maar uit het contract weg te laten, omdat ze bang zijn dat niet te kunnen volhouden". Met de hulp van de diëtiste in het ziekenhuis is de kinderen inzicht gegeven in de voedingswaarde van snoeperijen. Voor hun ge mak is het aantal calorieën ver taald in Sneetjes bruin brood. Zo is een mokkagebakje gelijk te stellen met vier a vijf sneetjes brood, evenals een zakje chips. Een portie patat heeft evenveel voedingswaarde als vier sneetjes brood en een handje pinda's vijf. In het programma van Minderaa zijn ouderavonden erg belang rijk. „De vaders, broers en zusjes moeten weten waarom het kind vóór elke maaltijd zijn ontspan ningsoefeningen doet. Ze moeten begrijpen waarom het zijn eigen eten opschept en ze moeten er vooral aan wennen het kind niets meer te verbieden". De psychiater vertelt dat veel ou ders onder invloed van het pro gramma zelf hun eetgewoonten hebben veranderd. Bij sommigen is ook de houding ten opzichte van het kind anders geworden: meer waardering en enthousias me voor kleine successen, geen bestraffingen als het kind een keer in de fout gaat. Na de eerste tien weken volgt een periode van 2,5 maand, waarin de bijeenkomst tot een maal per twee weken worden terugge bracht. Daarna zijn er nog een half jaar lang elke maand con trolebezoeken. Minderaa zegt zich ervan bewust te zijn dat er niet te vroeg moet wor den gejuicht. „Vermageren is en blijft voor dikke kinderen een heel moeilijke zaak. Maar onze resultaten geven aanleiding tot enig voorzichtig optimisme. Van de kinderen die wij tot nu toe hebben behandeld verwacht ik dat de helft in staat is het gewicht blijvend omlaag te brengen". De psychiater hoopt dat ook andere artsen en diëtisten de gedrags therapeutische methode zullen proberen. Hij heeft ervaren dat er van de kant van de ouders erg veel vraag naar is. Vooral na "te leurstellende ervaringen met dieetkuren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 4