Jongens-
boek js
in verval
Kinderen van het achtste woud en Wiele, wiele stap
De tram is
het gras is groen
ZATERDAG 14 OKTOBER 1978
EXTRA
PAGINA 23
HAARLEM - De gouden grif
fels en penselen en de zilve
ren griffels werden ook dit
jaar weer toegekend.
De Gouden Griffel, voor het
beste Nederlandse jeugd- en
kinderboek, is toegekend
Mïep Diekmann: VViele, wiele
stap, uitgave Qucrido.
Els Pelgrom: De kinderen van
het achtste woud, uitgave
Kosmos.
De Gouden Penseel ging naar:
The Tjong King voor zijn te
keningen bij Wiele, wiele
stap.
Jan Marinus Verburg voor zijn
tekeningen in Tom Tippe
laar, geschreven door Annie
M. G. Schmidt, uitgave Que-
rido.
Zilveren Griffels, voor de best
vertaalde kinderboeken,
gingen naar:
Margaret Mahy: Ze lopen ge
woon met me mee, uitgave
Lemniscaat.
Jenny Wagner: Borre en de
nachtzwarte kat - Lemnis
caat.
Cora Annett: Hoe de heks ezel
tje Alf te pakken kreeg - Lo
tus.
Besy Byars: De dag van de Gei
tenman - Kosmos.
Rumer Godden: De Diddakoi -
Hollandia.
Frederica de Cesco: De gouden
daken van Llasa - Leo
pold.
Helen Griffiths: Het heksen-
kind - Westfriesland.
Mollie Hunter: Een toren tegen
de Romeinen - Holland.
ml
Kinder
boekenweek
de Boekenweek
voorde Jeugd
11 t/m 21 okt
HAARLEM - Als u in de Kinderboekenweek een kinder- of jeugd
boek koopt, kunt u voor 3 gulden de Kinderboekenweekuitgave
erbij krijgen. En die is dit jaar best de moeite waard. Het is een
boekje, geschreven door Gertie Evenhuis en geillustreerd door
Piet Klaasse, getiteld De tram is geel, het gras is groen.
Inspelend op het thema van de Kinderboekenweek, „Stad en
Land gaat het verhaal over een jongen uit de Dappermarkt-
buurt in Amsterdam, die een meisje uit Zeeuw-Vlaanderen
ontmoet. De kinderen gaan bij elkaar logeren en komen zo tot
een vergelijking tussen het leefklimaat in de stad en op het
land. Het is een goed initiatief om de vooroordelen over de stad
en de geromantiseerde visie op het platteland eens ter discus
sie te stellen.
Het boekje lijkt best een aardig uitgangspunt voor een klassege-
sprek over dit onderwerp. Het ziet er prachtig uit, vooral ook
door de grandioze illustraties van Piet Klaasse. waarbij veel
kleurenillustraties.
"D'r uit, of ik trap je d'r uit!"
Betere beginzin van een jon
gensboek is nooit geschre
ven. Die zin plaatste je met
een midden in een situatie.
Weet u het nog? Gaat er bij u
ook iets vibreren, als u die zin
opeens weer voor ogen krijgt?
Dat was het begin van Krui
meltje, door Chr. van Abkou-
de. Vermoedelijk hoef ik u de
direct daarop volgende zin
nen niet eens te citeren, om
dat u ze ook in het geheugen
gebrand hebt staan.
„Geef me 'n krentebol", smeek
te het jongetje.
Woedend stoof de dikke bakker
op hem af en zou zeker de
daad bij het woord gevoegd
hebben, als niet een goedhar
tige juffrouw tusschenbeide
gekomen was.
„Geef den stumper maar een
krentebol, bakker, ik zal 't wel
betalen".
De bakker keek haar verbaasd
aan, scheen zich toen te be
zinnen. „Niet noodig", zei hij,
„voor ditmaal zal ik hem er
een geven, maar warme kren-
tebollen worden niet voor dat
tuig gebakken"
Aan dat „tusschenbeide" en
„den stumper" merkt u wel
dat ik een oude druk heb op
geslagen, van voor de Tweede
Wereldoorlog. Dat kon ook
moeilijk anders, want voor la
tere drukken heeft de uitge
ver, Gebr. Kluitman te Alk
maar, dat geweldige begin la
ten herschrijven. Niet door
Chr. van Abkoude, want die
was toen al dood. Vermoede
lijk hebben ze iemand aange
trokken met veel „pedago
gisch besef', iemand die be
greep dat je dat niet meer zo
kon zeggen.
„D'r uit, of ik trap je d'r uit!
klinkt veel te rauw voor de
hedendaagse kinderziel. En
dat warme krentebollen niet
voor „dat tuig" werden ge
bakken, moest ook veranderd
worden. Zo hoor je niet over
je minder bedeelde mede
mens te praten. Ik heb hier
ook een naoorlogse druk bij
de hand, waarin je als ope
ningszin leest: "D'r uit en
geen praatjes!". En in plaats
van „dat tuig" staat er: „dat
soort"
U zult het met mij eens zijn dat
die eerste zin in de gewijzigde
versie aanmerkelijk slapper
klinkt. Het felle ritme van
„D'r uit, of ik trapje d'r uit!" is
verdwenen. Ik hoor het me
neer Lauwe nog voorlezen,
zaterdagmorgen om elf uur in
de vierde klas. En zelf heb ik
het mijn kinderen met hope
lijk even veel elan voorgedra
gen.
Dat knoeien met de stijl van
„Kruimeltje" heb ik altijd
heel karakteristiek gevonden
voor het verval van het jon
gensboek na 1945. Want het
jongensboek is in verval ge
raakt. Het realisme is met een
flinke scheut Hollands goot-
water aangelengd. Het avon
tuur is verschrompeld. De
romantiek is al helemaal ver
dwenen. De dramatiek is
dood. En wat bleef er over van
de genadeloze spanning
waarmee zo'n boek je in je
nek greep, een spanning die
maakte dat je dóór las, tot
diep in de nacht, soms bij
clandestien licht, alleen om-
datje het boek niet kon neer
leggen?
ook al woon je met je va
der en moeder keurig in een
flat.
Dat intense, weggestopte ge
voel komt ineens naar boven
Het verhaal maakt een ver
drongen, maar zeer wezenlij
ke emotie los. Ben je eigenlijk
wel het kind van je ouders,
deze heel gewone mensen die
soms lelijk tegen je doen?
Ben je niet in werkelijkheid
het kind van veel bijzonder
der mensen?
Dat weerzien van Kruimeltje
met een moeder, die een be
roemde pianiste is. maar
vooral met een vader, die als
een held met een snor en een
gouden horlogeketting te
rugkeert uit het Wilde Wes
ten, dat spreekt je als kind in
je hoedanigheid van ver
schoppeling geweldig aan. De
romantiek is niet voor niets
uitgevonden. Zij voldoet aan
zeer hevige behoeften van de
mens, zeker van de jonge
Het zijn deze emotionele ban
den die de schrijver weet te
leggen tussen zijn verhaal en
zijn lezers, die de spanning
aan het verhaal verlenen. Je
stapt bij het openslaan van
het boek als het ware in een
slee, die met een peilloze
vaart de nacht in schiet. Je
klemt je vast en je kunt niet
loslaten voordat de slee zijn
eindpunt heeft bereikt.
Chr. van Abkoude is vooral be
kend geworden door zijn
Pietje Bell-boeken, die ande
re verdiensten hebben. Het
thema van de verschoppeling
heeft hij nog één keer ter hand
genomen in zijn boek „Pep-
pie", dat min of meer een her
haling is van „Kruimeltje" op
Pietje Bell-niveau.
Er komen, als Peppie is weg
gelopen en zich verstopt bij
de Rotterdamse haven, zeer
treffende bladzijden in voor
maar als geheel blijft Peppie
toch een heel eind achter bij
Kruimeltje - die hij overigens
ontmoet, daar aan die Rotter
damse haven. Maar deze sa
menkomst is bepaald niet de
meest geslaagde kunstgreep
uit het arsenaal van Chr. van
Abkoude.
Het kinderlijke fantasieleven
wordt voor een belangrijk
deel bepaald door de tegen
stelling tussen de verschop
peling en de held. Je herkent
jezelf in die verschoppeling,
in die dakloze zwerver, maar
tevens wil je een echte held
zijn, dat wil zeggen iemand
die triomfeert over alles wat je
tot een verschoppeling heeft
gemaakt.
Je ouders, de meester op
school, de kinderen uit de
buurt die je wel eens gepest
hebben, ze slaan allemaal van
verbazing achterover als ze
opeens zien wat voor eer
mannetjesputter je eigenlijk
bent. Tarzan, Old Shattei-
hand, de Drie Musketiers, dat
zijn de voorbeelden waaraan
je fantasie zich optrekt.
Ik ben ervan overtuigd dat hel
den en verschoppelingen niet
voor niets door schrijvers zijn
uitgevonden. De tien- en
twaalfjarigen hebben een zeer
wezenlijke behoefte aan deze
figuren. Het lezen over helden
is in hoge mate vormend, het
is een noodzakelijke schakel
in de groei van jongen tot
Wie in zijn jeugd niet met Old
Shatterhand door de prairie is
gereden, wie nooit in de ge
daante van Jim op 't „Schat-
eiland" de piraten heeft be
streden, wie nooit met ridders
is opgetrokken in „Fulco de
minstreel" of „Het slot op den
Hoef', die heeft iets gemist
wat in een heel mensenleven
niet meer is in te halen. Die is
gewoon in zijn ontwikkeling
gestoord.
Nu begrijp ik heel goed dat de
boeken die ik hier noem, be
horen tot een voorbije perio
de, een periode die aan jeug
dige avonturiers veel meer
kansen bood om zich uit te le
ven. Amerika lag in de vorige
eeuw nog wijd open. De op
bouw van het Britse impe
rium bood jonge mensen
(jonge Engelse mensen uiter
aard!) vrijwel onbeperkte
mogelijkheden - Engelse
jongensboeken spelen zich
voor een aanzienlijk deel af in
de koloniale sfeer.
Dit alles kan nu niet meer. Een
van de voortreffelijkste Ne
derlandse jongensboeken is
„Doodverklaard, of Rob en de
strooper van Tjot Idi" door J.
B Schuil, waarin een HBS-
jongen door zijn klasgenoten
wordt uitgestoten, omdat hij
hen aan de directeur zou heb
ben verraden. Ook een ver
schoppeling dus. Hij sluit
vriendschap met een zonder
ling, een wonderlijk type, een
stroper die als soldaat in
Atjeh heeft gevochten, en wie
was daar zijn luitenant? Na
tuurlijk, de jonggestorven
vader van Rob.
„Doodverklaard" - ik heb het
lang geleden nog gehoord als
seriehoorspel bij de AVRO,
met de toen nog zeer jeugdige
Het verhaal van Kruimeltje be
zat alle elementen van het
echte jongensboek. Het is een
pittig, realistisch verteld boek
over een Rotterdamse
straatjongen. Het is in hoge
mate avontuurlijk.
Kruimeltje loopt weg, komt in
erbarmelijke omstandighe
den te verkeren en dringt
zelfs een gemeentelijk ge
bouw binnen om zijn hond
Moor (ben ik ooit in de litera
tuur een trouwer, fantasti
scher dier tegengekomen dan
deze Moor?) te redden van de
vergassingsdood. „Hool-
iaadiééé!". De schrijver speelt
het zelfs klaar ons mee te sle
pen naar het Wilde Westen,
waar baas Wilkes naartoe gaat
om Kruimeltjes vader op te
sporen.
Stel u voor, baas Wilkes, een al
leenwonend winkeliertje, dat
daar even de oceaan over
steekt. op zoek naar zijn oude
vriend Harry Volker - alleen
omdat er op een donkere win
teravond een ingesneeuwde
jongen met zijn hond in een
kist voor zijn deur zit. Baas
Wilkes! Ik zou hem nog exact
kunnen uittekenen zoals ik
hem toen zag.
Wat een boek. Romantiek zit er
ook dik in, maar ik moet eer
lijk toegeven dat dit niet de
sterkste kant is van het ver
haal. Kruimeltje blijkt de
zoon te zijn van een wereldbe
roemde pianiste, die haar
zoontje in een ongelukkige
periode bij een verschrikke
lijk wijf heeft moeten achter
laten, terwijl haar man.
Kruimeltjes vader, als goud
delver in Amerika zijn fortuin
zocht. (De dronkemanstafe
relen die Kruimeltje bij zijn
pleegmoeder meemaakt, zijn
in de latere drukken zorgvul
dig gekuist).
Later wordt Kruimeltje aange
reden door een auto - zo'n
moderne, geruisloze auto! -
waarin zonder dat hij het kon
vermoeden, zijn moeder zat,
de beroemde pianiste Vera di
Borbonie, op tournee in Rot
terdam! Aan een medaillon
herkent zij haar bewusteloze
kind.
Gelukkig wordt Kruimeltje be
ter. En dan komt baas Wilkes
terug.
„Wilkes!", riep Kruimeltje uit
en stormde naar zijn vriend
toe.
„Beste, beste jongen", zei Wil
kes. „Daar ben ik weer... daar
ben ik weer"
«ioor Cl»r.van Abkordfs
illu»t ivrci
<loor l ol
Toen zag Kruimeltje voor het
eerst zijn vader, zijn VADER"
Groot, fors gebouwd, met een
zware snor en een gouden
ketting!
Het ontging mij als jeugdige le
zer niet dat dit slot wel erg
onwaarschijnlijk was. Want
hoe was het mogelijk dat èn
de vader en de moeder zich
zoveel jaren niets aan hun
kind gelegen hadden laten
liggen?
Ach, hoe kon ik weten dat de
schrijver Chr. van Abkoude
hier een negentiende-eeuws
schema volgde, het schema
van het verkwanselde kind.
en dat hij zich bij dit slot had
laten leiden door zijn grote
voorganger Hector Malot in
„Alleen op de wereld" - zoals
Malot zich op zijn beurt had
laten inspireren door het
voorbeeld van Dickens' „Oli
ver Twist". En zoals Dickens
weer leunde op de achttiende
schelmenroman
„Tom Jones" van Fiel
ding?
Toch trof mij de dramatiek van
deze afloop ook wel als een
natuurlijk slot van het ver
haal. De spanning ontlaadt
zich in een emotioneel tafe
reel van weerzien, de hereni
ging van een uit elkaar gesla
gen gezin.
Waarop berust nu de enorme
werking van het boek „Krui
meltje" op lezers van een jaar
of tien? Ik geloof dat het hier
door komt. De schrijver weet
de lotgevallen van een
straatjongen, een echte ver
schoppeling, zo levendig en
realistisch te tekenen dat je je
als lezer helemaal gaat ver
eenzelvigen met Kruimel
tje.
Je ziet die jongen nog wel op
een afstand, maar tegelijker
tijd kruip je al lezende in zijn
huid. Kruimeltje, dat ben je
zelf. Ieder kind voelt zich diep
in zijn hart een verschoppe-
„D'ruit,
of ik
trapje
d'ruit"
Door
Hans van Straaten
Bob Verstraete in de hoofdrol
- is orn die koloniale kant al
lang een onmogelijk boek
geworden.
Geen hedendaagse pedagoog of
bespreker van jongensboe
ken zal het aanbevelen. Maar
wat een leeservaring was dat
boek! Misschien komt er nog
wel eens een tijd waarin een
boek als dit, een classic in de
jeugdliteratuur, op zijn eigen
merites kan worden beoor
deeld. En herdrukt. De vrees
voor besmetting met een
„koloniaal" virus lijkt mij,
dertig jaar na ons vertrek uit
Indonesië, ietwat overbo
dig.
Zeer spannend wat en ook, in de
leeftijdsklasse van 12 tot 15
jaar, de boeken van de twee
HBS'ers, van Floris van den
Aemstel. Hierin verschijnt
ook het meisje, zij het nog uit
sluitend om uit een duister»
avontuur te worden ge
red.
In „Twee HBS'ers als detecti
ve" wordt een meisje uit de
klas ontvoerd door een mys
terieuze scheikundeleraar,
een Russische emigrant die
uit zijn vaderland heeft moe
ten vluchten nadat de „bol
sjewieken" daar z'n ouderlijk
huis hebben geplunderd. De
jongens weten haar, zoals
vanzelf spreekt, op te sporen
en terug te bezorgen.
Worden er tegenwoordig nog
wel zulke echt spannende
jongensboeken geschreven?
Ik ben er nooit een tegenge
komen. Het vaderlands ge
voel. waarvan die boeken van
weleer overliepen, heeft
plaats gemaakt voor andere
gevoelens. En voor een ande
re moraal. Misschien wel voor
een beetje veel moraal. Het
lijkt wel alsof sommige
schrijvers zich in 't hoofd
hebben gezet hun lezertjes op
te voeden tot politieke actie
voerders.
Er zijn boeken verschenen die
even stijf staan van de dog
ma's als de moralistische
traktaatjes die in de vorige
eeuw passende lectuur wer
den geacht voor het jonge
volkje. Bovendien ligt het er
dik bovenop dat de politiek
veelal moet goedmaken wat
de schrijver aan talent te kort
komt - de goeden niet te na
gesproken.
Injecteren met politieke dog
ma's is voor mijn gevoel een
van de afschuwelijkste din
gen die er bestaan en ik kan
niet geloven dat deze trend
een lang leven beschoren zal
zijn. In feite getuigt dit van
een verregaande onderschat
ting van de lezêr, van een „wij
weten wel wat goed voor jul
lie is". De bevoogding, die in
de jaren zestig hardhandig de
voordeur is uitgewerkt, komt
door de achterdeur weer bin-
Kinderboekenweken, gouden
griffels, gouden penselen, al
lemaal uitstekend, maar de
jonge lezer van nu komt naar
mijn stellige overtuiging heel
wat te kort. Wilt u weten wat
zij te kort komen, leest u dan
„Kruimeltje" nog eens. Maar
dan liefst wel in de oorspron
kelijke versie, al doet die wat
ouderwets aan. Dat zal nog
een hele toer zijn, want er zijn
niet veel oude Kruimeltjes
meer over. Weinig boeken
zijn immers zo volslagen
stukgelezen als dit.
In eerste instantie dacht ik:
weer een boek over '40-'45.
Van die oorlog weet ik het zo
langzamerhand wel. Dat
bleek een vergissing. Dit boek
gaat over de laatste winter
tijdens de oorlog: Noortje en
haar vader vluchten na de
slag om Arnhem de stad uit.
Ze komen terecht op een afge
legen boerderij in het bos ..Het
Klaphek". Noortje vindt daa r
een leeftijdgenoot, Evert, met
wie ze vriendschap sluit. Ze
blijven op de boerderij tot het
einde van de oorlog. Het is er
gezellig Noortje geniet van
het gezelschap en de knusse
kanten van het boerenle-
Niet dat er geen vreselijke din
gen gebeuren. Er zijn ver
schillende onderduikers met
ieder hun eigen ellende. In het
bos zitten joden verborgen.
Noortje is erbij als daar onder
moeilijke omstandigheden
nog een kindje geboren wordt
De baby, Sara, kan niet in het
bos blijven en komt op de
boerderijwaar Noortje voor
haar zorgt.
Alle gebeurtenissen zijn sober
beschreven, waardoor het zo
geloofwaardig is; geen valse
romantiek, geen goedkoop
heldendom. Kou en honger
zijn voortdurend aanwezig.
De kinderen zijn daar wel
aan gewend. Juist de onop
vallende
hierover geschreven wordt
niet stoer maar gewoon.
maakt ze minstens zulke in
dringende vijanden als de
Duitsters zelf.
in Amsterdam weg naar de
oorlogstijd en als ze in die
dromen gestoord wordt, is ze
eigenlijk een beetje boos dat ze
weggehaald wordt uit de
warme keuken van het Kla
phek.
Els Pelgrom: De kinderen van
het achtste woud. illustraties
Peter van Straaten. uitgave:
Kosmos. Plusminus 12
jaar.
Wiele, wiele stav
Een boekje, dat in een behoefte
voorziet voor heel jonge kin
deren. Heel kleine gebeurte
nisjes.direct herkenbaar voor
de allerkleinsten. De beker
melk die omvalt .op de roltrap
slaan, het verkeer. Alles heel
simpel getekend door The
Tjong King. Vooral erg leuk
vond ik de foto-serie, waar je
een heel kleine vedet in alle
mogelijke en onmogelijke
standen ziet afgebeeld, en het
versje bij moeder achterop de
fiets, ook heel gezellig.
Er komt een vervolg op het boek
je. De eerste druk is alweer een
tijdje uitverkocht en er zijn al
verschillende aanvragen voor
vertalingen, waaronder zelfi
uit Arabie.
Miep DiekmannWiele, ivieU
stap, illustratiesThe Tjong
King, uitgave: Querido.