Indiase slums: pover domein van paupers VELEN HEBBEN NOOIT KANS GEHAD ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1978 CALCUTTA - Terwijl de top laag van Calcutta zich ver maakt op de paarderacebaan, een schitterend complex in de schauduw van het majes tueuze Victoria Memorial, scharrelen honderdduizen den, miljoenen, minder met roepies gezegende inwoners door de stad om een mager kostje bij elkaar te krijgen. Schrillere tegenstelling vind je nauwelijks: de man, die zich met glanzende Limousi ne naar de Ascot-achtige ra cebaan begeeft, en de vrouw, die daar langs de weg in een vuilnishoop zit te graaien in de hoop nog iets eetbaars of verkoopbaars te vinden. Zeventig, tachtig en sommigen schatten zelfs negentig pro cent van de bevolking van In dia leeft beneden de armoe degrens. Als je rondkijkt in de grote steden als Bombay, Calcutta, Madras, Heydera- bad is dat geen verwonderlijk cijfer. Ook niet trouwens als je het platteland opzoekt. Daar is de armoede wat meer verhuld. Maar niet voor niets trekken duizenden, hon derdduizenden naar de grote steden, hopend daar wat meer roepies te vinden dan in de landbouw, waar de grondei genaars, de landlords leven als feodale almachtigen, die hun werkers slechts zien als koelies. Die naam is er trou wens nog steeds. Maar ook de kleine boerenstand en de zogenoemde mid denklasseleven in de grootste soberheid en kunnen niet of nauwelijks rondkomen van hun inkomen. De bovenlaag wordt steeds rijker (de ar beidskrachten zijn goedkoop en verdringen elkaar om een baan), en de benedenlaag steeds armer. De slums, pover domein van de paupers, groeien. Aanslibsels van de zelfkant, waar het leven nau welijks nog iets menswaar digs heeft. Men schat dat er alleen al in Calcutta ruim 300.000 mensen zonder huis zijn. Die hebben dan nog niet eens zo'n hutje van zakken, palmbladeren, oude vaten, planken of lap pen, waarin een andere drie miljoen slumbewoners een onderkomen vinden als het 's winters naar Aziatische be grippen koud wordt. Waar dan de rook van een hout vuurtje de ogen aantast. Aan eten komen velen nauwelijks toe. En wat ze kunnen be machtigen is van een derge lijke slechte kwaliteit, dat ziektes - hoe groot de weer stand tegen allerlei bacteriën ook is - rijkelijk aan hun trek komen. Tbc, in ons keurige land een uitgeroeide ziekte, is daar de veroorzaker van de meeste doden. Zeventig procent zo werd me verteld. In de slums sterft één op de vier kinderen aan zwakte, ondervoeding. Niet direct aan honger, want de kleintjes wordt het eerst wat -toegestopt, maar aan slechte voeding: geen groen te, geen vitamines. Lijkenophaaldienst Er is in Calcutta een 24-uurs- dienst van een hindoe-orga nisatie, die de lijken ophaalt van de paria's, de uitgestote nen. Dag en nacht gaat dat door. Men trekt door de stad, men wordt gewaarschuwd: daar en daar liggen weer een paar gestorven armoedzaai ers. De verbrandingsplaatsen werken ook continu door. Ik heb zo'n openluchtcremato rium in werking gezien. Na tuurlijk moetje bij dit alles de oosterse mentaliteit incalcu leren, maar toch... Een verbrandingsplaats van het volk, die midden in een druk ke buurt ligt, langs een rivier. Mannen sjouwen op een pro visorische brancard van bamboe een overledene naar het tempelterrein. Er staat al een rijtje mannen met doden. Er wordt gebekvecht wie er aan de beurt is. Na gebed inde tempel en met een overlij densverklaring van een arts op zak sjouwen de mannen het "dode lichaam verder. Jongetjes proberen de kleren van het lijk te pakken te krij gen om die te kunnen verko pen. Het lichaam wordt inge wreven met vet en reuk stof. Buiten, op het binnenplein van het tempeltje, ligt een nieuwe brandstapel hout klaar - daar Caritas (stichting „Mensen in Nood") heeft een hulpactie opgezet voor de mensen in de krottenwijken in 's werelds grootste steden. Dat gebeurt onder het motto „Broodno dig", gironummer 1111222 van „Mensen in Nood", Den Bosch. Onze verslaggever Hans Rombouts geeft hierbij zijn impressies van een reis langs en door de slums van Bombay, Calcutta, Madras en Heyderabad. Die slums zijn tekenend voor de situa ties aan de zelfkant van de grote steden in de Derde We reld. wordt de overledene opge legd. Er wordt hout bovenop gestapeld. Alleen het hoofd blijft vrij. Dan steekt iemand- meestal een familielid - het vuur aan. Zo zijn er op dat kleine oppervlak vier vuren, die branden. Als ik weg ga, trippelt er een kraai voor me weg. Hij hupt naar een hoek, waar ik onder wat afval een deel van het lijk van een oude man zie liggen. Afgrijselijke zaak: de kraai pikt in een been. Je zou kunnen zeggen: dat is de ellende van de India se pauper-bevolking ten voe ten uit. De man, die nauwe lijks een menswaardig be staan moet hebben geleid, wordt zelfs geen waardige laatste rust gegund. Gelukkig zijn er mensen en or ganisaties, die hard werken om zoveel mogelijk bij te springen; om de armsten vooral wat uitzicht te geven op een - al is het maar iets - betere toekomst. Het lijkt een hopeloze, bij voorbaat al ver loren strijd. Denk nog maar eens aan dat cijfer 3 miljoen mensen in de slums, de slop penwijken van Calcutta. Dat is royaal drie keer zoveel als het totale inwonertal van Am sterdam. Men kent het werk van-Mother Teresa, de charismatische zuster die met haar orde, de Missionaries of Charity mid denin het sloppengebied - er zijn, al weer alleen al in Cal cutta 3000 van die slums - werkt. Per maand delen Mot her Teresa en haar mensen eten uit aan meer dan 60.000 mensen. Elke dag staan er rij en van honderden zieken en gebrekkigen voor de poorten van haar tehuizen om medi sche bijstand. De allerergsten worden door de zusters en broeders in het witte-habijt- met-de-blauwe-rand van de straat opgehaald en nog voor een paar dagen vertroeteld, voordat ze sterven. Het motto is: „Wij weigeren nooit; God zal wel zorgen, dat we geld krijgen om te kunnen blijven helpen" Cadeautjes Er komt veel hulp van buiten India, maar ook velen in het land zelf beseffen, dat ze iets moeten doen. Toen ik in een tehuis van Mother Teresa was, dat speciaal is ingericht voor de opvang van verlaten kinderen, kwamen er Indiërs binnen, hun armen vol met cadeautjes en speelgoed. Het is de gewoonte geworden, dat bij een verjaardag van een ei gen kind ook geschenken ge kocht worden voor de wees jes in dat huis. Uit dat kinder huis gaan veel baby's (er la gen er verscheidene van èèn of twee dagen oud: vondelin gen. of onwettige kinderen dan wel baby's voor wie de moeders beslist niet kunnen zorgen) voor adoptie naar het buitenland, zoals Frankrijk België en Duitsland. Op het moment dat ik er was waren er 92 kinderen; in an dere tehuizen van de Missio naries in Calcutta waren er ook nog eens ruim 150. Ze worden verzorgd door zusters en vrijwilligsters uit eigen land of buitenland. Zo gaat dat ook in de andere huizen van Mother Teresa, waar tbc- patiënten worden verzorgd of gehandicapten, doofstom men, kreupelen, blinden, lammen („Ze blijven by ons, je kunt ze toch niet weer weg sturen"). Stervenden worden m hun laatste uren bijgestaan, zodat ze tenminste nog even de troost kennen van iemand, die belang in hen stelt en hen als volwaardig mens behan delt. Dat alles is - men zal dat begrij pen - een soort eerste hulp. Hulp, die natuurlijk niet al leen door Mother Teresa en haar mensen wordt verleend, want er zijn met name ver spreid over India in de grote steden veel enthousiaste en idealistische werkers bezig. Soms is het wel eens schrij nend te ervaren, dat alle roem afstraalt op Mother Teresa (hoewel ze daar zelf bepaald niet naar streeft) en de ande ren vergeten worden. Maar dat ligt meer aan onze wester se mentaliteit, die zoekt naar een idool en dat op dit gebied in Mother Teresa gevonden heeft. Zo zullen wij volgende week aandacht besteden aan twee Nederlanders, die ook schitterend werk doen: pater Schlooz in Madras en zuster Willebrord in Bombay. Structureel veranderen Eerste hulp verlenen is natuur lijk hard nodig in de slop penwijken, maar even be langrijk is te proberen struc tureel iets te veranderen. An ders hou je een status quo, die tot niets leidt dan uiteindelijk een verder gaande verpaupe ring plus het totaal wegne men van eigen initiatief en gevoel voor eigenwaarde. Daar wordt, zij het meestal kleinschalig (maar wat heet in Door Hans Rombouts „Onderdak" voor gezinnen langs de wpg (foto links). Op de. foto rechts een communistische verkiezingsoptocht Lijkverbranding in Calcut taook langs de openbare weg een land als India klein?) aan gewerkt. Is het bijvoorbeeld kleinschalig als duizend mensen per dag medische hulp komen halen in een so ciaal-medisch centrum, zoals dat gerund wordt door een Zwitserse broeder en een Frans echtpaar in Bilkhana, een Moslim-slumwijk in Cal cutta? Frére Gaston heeft de steun van een doktersteam, dat op vrij willige basis helpt. Er is een crèche, zodat moeders kun nen gaan werken en geld ver dienen voor hun eigen kinde ren. Er worden huisjes ge bouwd, waar tot nu toe slechts gammele hutten stonden. De (nog open) riole ringen en paadjes tussen de huizen in de slums worden van beton gemaakt, zodat die in ieder geval zo veel mogelijk schoon gehouden kunnen worden. Er worden klassen gevormd, waar de kinderen les krijgen, maar ook goed voedsel. Er wordt de mensen zoveel mogelijk bijgebracht, dat ze door werk wellicht los kunnen komen uit die naar beneden drukkende sfeer Dat houdt in dat men pro beert voor werk te zorgen. Er worden werkplaatsen opge richt, waar via handenarbeid en of met kleine machines produkten voor bedrijven kunnen worden vervaardigd, zoals matten, manden, kleedjes (met kleine weefge touwen) of artikelen die ze zelf kunnen gaan verko pen. Eerste aanzet Frére Gaston: „Het is een eerste aanzet, een basis. Zo kunnen de mensen zien dat het ook anders kan. Zelf vqor een goede hygiëne zorgen; zelf werkzaam zijn. Het draagt bij tot een grote bewustwording; tot een wat menselijker leven. Natuurlijk moeten de mensen nog veel leren. Ze hebben nooit een kans gehad. Als je ze eten geeft - via hulporganisa ties als Caritas, Care, enz. - moet je er op letten, dat je ze eerst de vitaminenrijke bis cuits geeft en laat opeten, voordat ze hun rijst krijgen. Anders nemen ze die biscuits mee en verkopen ze. Dat kun je ze niet kwalijk nemen, als ze op een niveau leven, waar elke roepie (32 cent)-als een stukje goud voor ze is. Er worden pompen geslagen voor goed water en er wordt voor elektriciteit ge zorgd" Het zijn niet alleen huisves- tings- en voedselproblemen die de slums teisteren. Moreel en sociaal is de problematiek ook enorm. In een ruimte van twee vierkante meter wonen complete, grote gezinnen. Ie dereen zit boven op elkaar. De mannen zijn vaak verslaafd aan alcohol om alle ellende weg te drinken. Die alcohol wordt in de slums gepompt door rijke handelaren. Zo hoorde ik van lieden uit de staat Bihar, die trucks met melasse lieten aanvoeren, waarmee dan een gemeen soort alcohol wordt vervaar digd. Een kwart van de ver pauperde bevolking drinkt illusies. Een sociaal werken „Die handelaren verdienen goud aan de ellende van an deren. Kleine winkeltjes met die likeur halen een omzet van 20.000 roepies per maand. Pas nog stierven er hier vier jonge mensen aan leverziek ten. Drank is hier niet verbo den, zoals bijvoorbeeld in Madras". Dit is geen jongensspelletje maar het maken van brandstof uit een hoop dierenuxtwerpse- len. In de omgeving van het cen trum van frére Gaston ont moette ik het Franse echtpaar Leo en Frangoise Jalais. Ja ren geleden troffen ze elkaar daar. Ze waren onafhankelijk van elkaar als vrijwilligers gekomen. Ze zijn nu helemaal ondergedoken in de slums, leven er samen met de bevol king, helpen mee aan het so ciaal centrum; hebben zelf ook een opvangplaats ge maakt voor kinderen. Hun ei gen kinderen (twee) leven met de andere kleintjes en spreken de volkstaal. Je kunt je afvragen of dat nu allemaal zin heeft. Of het geen druppel op de witgloeiende plaat is Maar dat is praten vanuit een luie-stoel-standpunt Als je ziet hoe de slumbewoners blij zyn, dat er aandacht aan hun problemen geschonken wordt, dan hoef je geen ant woord meer op zulke vragen. Dan blijft voor ons slechts de taak om dat soort werk te kunnen laten voortduren. Coöperaties Op alle mogelijke manieren wordt geprobeerd de gang naar de stad vanaf het platte land af te remmen. Misschien ligt de mogelijkheid in het formeren van coöperaties (daar wordt hier en daar in tensief mee gewerkt), zodat de landarbeiders op den duur zelf een lap grond kunnen krijgen en ze niet meéf afhan kelijk zijn van de uitbuitende kaste van landlords. We noe men daar het begrip kaste Ook dat speelt in India na tuurlijk een grote rol. De hin doe-godsdienst kent nu een maal het systeem van de kas ten, met de Brahmanen aan de top. Wie onder ligt, is er slecht aan toe. Mensen uit een lagere kaste kunnen tijdens hun leven nooit een stap ho ger komen. De hogere kasten delen de lakens uit en hebben het geld. De paria's, de uitge stotenen, kunnen slechts ge nadebrood eten. De laatste tijd komen zij echter meer en meer in opstand, zo als dezer dagen weer bleek. Dat eeuwenoude culturele en maatschappelijke systeem te doorbreken, is natuurlijk geen simpele zaak. Geen wonder dat de communisten, met name op het platteland, actief zijn. Tijdens de deel staatverkiezingen ben ik op mijn tocht door het platteland van Andrha Pradesh heel wat communistische activiteiten tegengekomen. Het percen tage communisten-stemmers is nog klein, maar bij een gro tere bewustwording van de PAGINA 29 massa (nu kan men alleen nog maar in de grote steden tv ontvangen, zwart-wit en Van matig gehalte) zal het niet verwonderlijk zijn als die macht groeit. Het kapitalisme in zijn meest feodale struc tuur heeft nu nog het rijk al- ln de steden zijn de vakbonden nog te veel verdeeld. Zij kun nen nog weinig uitrichten. Het verdeel-en-heersprincipe wordt bedrijvig toegepast. En wat zou men? De arbeids markt geeft de werkgevers geen zorg. Er zijn werkers ge noeg te krijgen voor een mar ginaal loon. De stroom van buiten naar de stad gaat maar door. Met alle problematiek van dien. Neem eens die van de jonge meisjes, die als hulp in de huishouding in de stad willen gaan werken. Ze wor den volledig uitgebuit voor een hongerloontje en daarbij meestal seksueel misbruikt. Katholieke zusters in Bom bay hebben een tehuis inge richt, dat als een soort ar beidsbureau en bescher mingsinstituut voor die meisjes optreedt. Voor de meisjes worden werkgevers gezocht die een contract met strenge voorwaarden moeten tekenen. Gecontroleerd wordt of men zich daar aan houdt. De meisjes kunnen 's nachts in dat tehuis slapen, volgen er avondonderwijs, krijgen medische verzorging enz. Uit de stad weg Met speciale sociale projecten probeert men de stadsimmi- granten weer naar de buiten kant van de stad, naar het platteland eromheen, te krij gen. Zo is er bij Calcutta het zogenaamd Groene Triangel project. Men ontwikkelt er kleine industrievestigingen, werkplaatsen; men bouwt er redelijke huisjes; men koopt in coöperatief verband bouwgrond; men zet er scho len op; er komt een zieken huisje. Dat gebeurt voor een deel met Duitse en Neder landse financiële hulp. Als de mensen maar een - in hun ogen al - redelijk bestaans minimum hebben, dan ko men ze wel. Nu trekken ze naar de stad, omdat op het platteland hoogstens vader en moeder iets met landar beid kunnen verdienen, maar in de stad ook de kinderen wat bij elkaar kunnen schar relen (over een verbod op kinderarbeid hoef je daar na tuurlijk niet te praten). Daar door wordt het totale gezins inkomen in de stad wel groter dan erbuiten, maar de men sen vergeten als ze komen dat het leven in de stad ook - al weer relatief gezien natuur lijk - duurder is. Een project als van de Groene Triangel kan wellicht de goede weg aangeven. De realiteit blijft echter, dat je overal in de grote Indische steden achter de westers aan doende fagade (overblijfselen vaak van de Britse overheer sing) de discriminatie, armoe en ellende ziet en ruikt. Iedere scharrelaar in lompen, iedere slumbewoner draagt zijn ei gen tragedie met zich mee. Zoals dat meisje in Bombay dat ik sprak. Toen haar vader aan de drank raakte, omdat hij geen werk had, liet hij zijn vrouw en dochtertje in de steek. Die twee zochten een plekje bij het station, waar ze 's nachts konden slapen. Overdag trokken ze de stad in om wat eten bij elkaar te krij gen. Op een ochtend vorig jaar ging het meisje alleen op pad. Toen ze 'avonds terugkwam bij het station, was haar moeder weg. Ze was gestorven. Niemand wist dat ze nog een dochtertje had. Ze hadden het lichaam van de moeder weggehaald... Het meisje ging aan het zwer ven, totdat ze terecht kwam in het tehuis voor werkende meisjes, dat ik al eerder noemde. Zij hoeft-althans op dit moment - niet meer op de vuilnishopen van de rijkere lieden te graaien naar nog bruikbare kooltjes voor een vuurtje om eten te koken. Zij is èèn van de gelukkigen, die dankzij hulp van mensen met-een-hart (en indirect dankzij geldelijke steun van hulporganisaties) hoop heeft gekregen op een leven als een menselijk schepsel. Je zou ei genlijk wensen, dat iedereen daar eens een paar dagen kan rondkijken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 29