Het lege blikje van J. W. Holsbergen
Het raadsel-
achtige
tijdperk van
de meaalieten-
bouwers
Alleen voor
vrouwenogen
Reclame Jaarboek: 200 bladzijden hapklare brokjes
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1978
EXTRA
PAGINA 35
De poel van onze huidige va
derlandse letterkunde is toch
nog zo groot dat de schaarse
en moedeloze vissers rondom,
spiedend naar de legendari
sche snoek, soms iets anders
naar boven hengeleri dan de
gebruikelijke oude schoenen
en gedeukte bierblikjes. Iets
anders ja, maar is 't vis?
Laten we eerst het etiket bekij
ken dat de geblikte ingrediën
ten ontwikkelt: de poel biedt
zelden verse waar. J.W. Hols
bergen"Tussen melk en bit
ter" (Querido 1978) aan de
voorzijde, met aan de achter
kant een toevoeging van de
fabrikant: Het (boek)
heeft mij jaren beziggehouden
en de laatste maanden heeft
het me dag en nacht achter
volgd Allerlei figuren dansen
rondom een drietal: een dame
en twee heren; een vader, een
moeder, nog een moeder, een
vriend en een broer, een colle
ga, de toneelmeester en een
violist, allen direct of zijde
lings betrokken bij de drie -
dansers van beroep - van wie
iemand meent dat zij een ver
bond met de duivel hebben ge
sloten, "wie of wat de duivel
ook mag zijn". Bij de op
zet heeft De wereld een dans
feest van Arthur van Schen-
del mij geïnspireerd.Dat boek
heb ik destijds zeer bewon
derd. Zozeer, dat ik het van
daag niet durf te herlezen"
Tot zover de prijzende woorden
x>an de maker. De eenvoudige
visser, hoewel verheugd ten
minste iets opgevist te hebben,
aarzelt. Gelijk maar terug
gooien? Of toch de moeite ne
men de opschriften te negeren
het metaal open te wrikken en
de neus boven de inhoud te
houden? Het laatste natuur
lijk,want je weet het nooit - de
literaire visfabrikanten prij
zen zich al te vaak het graf in
De eerste kennismaking valt
niet mee: als het voorprentje
niet "roman" verzekerd had,
zou men denken aan een slor
dige voorraad korte verhalen
Een bonte menigte personages
komt aan het woordbeweert
een aantal onduidelijke za
ken, verdwijnt uit het zicht en
weer een ander familielid,
vriend, vriendin, opa, tante,
voorbijganger of dorpsgek
dringt naar voren. Goed. we
slaan een beschrijving van de
volharding en zelftucht van
de visserman over: hij knijpt
de neus toe en ledigt manmoe
dig het blik. Smaakt het hem?
Luister.
Eerst de zaken en inhoud orden
telijk op een rijtje. Alles
draait om een drietal perso
nages die in voortdurend wis
selend perspectief beschreven
en toegelicht worden door fa
milieleden, vrienden, vrien
dinnen etceteraetceteraEen
handige en knappe construc
tie, strak en konsekwent ver
vaardigd. die bedrevenheid
en een ordelijke aard van de
auteur doet vermoeden. De
drie, Angelique, Mischa en
"een zekere Nicolas": "Ze
schenen bij elkaar te horen.
Familie? Maar als familiele
den straalden ze iets uit van -
ja als het niet zo nazï-achtig
klonk, zou ik zeggen: verderf.
Het zou me niets verwonderen
als ze een verbond met de dui
vel gesloten hadden, wie dat
dan ook mag zijn(p.53).
Om dit laatste citaat moet het
wel draaien, want legde de
schrijver hier al niet de na
druk op? "Een verbond met de
duivel". Wat moeten we ons
daarbij voorstellen? Stellig
n iet iets met horens, bokkepo-
ten en een gevorkte staart,
want zo duidelijk werkt de li
teratuur niet. Wel zal er spra
ke zijn van boosaardigheid,
verdorvenheid, ontucht, de
cadentie, in onuitsprekelijke
mate. Men krijgt geen zeker
heid, al wemelt het boek van
voorspellingen, gissingen,
roddels - zou het echt alleen
maar zijn dat Mischa en Ni
colas een homosexuele ver
houding hebben en dat ook
Angelique wat mee-wriemelt?
Is dat alles? Een "verbond met
de duivel"? Men zou zich de
laatste minstens fantasierij
ker kunnen voorstellen.
De spanning blijft tot de laatste
bladzijden .Mijn Godwat zou
het wezen? "Hoeveel malen
hebben zij bij elkaar gezeten,
duizend, tienduizend keer -
zij wachtend op de grote om
wenteling, die twee boordevol
schuldgevoelens. Nicolas zal
eraan gewend zijn, al is hij
bang voor zijn vroegere lotge
noot uit het christelijke wees
huis.
Ja - toch een verbond met de
duivel. Onafwendbaar van
het begin af. Met een afloop
die niet te voorspellen bleek.
Die zich nu begint af te teke
nen" (p.135).
Ja, 't is tobben. De duivel en het
christendom en de Neder
landse letterkunde. De poel en
zijn bewoners. Zuchtend de
poneert de eenvoudige visser
het lege blik bij de soortgeno
ten: de oude schoen, het ge
deukte bierblik, het vale tapij
tje, in zijn boordevolle leef net.
"Leef'-net? De vangst is op
sterven na dood en hapt
amechtig naar adem. Onver
teerbaar. Zal hij naar huis
gaan, de visser, onderweg
aan een kraampje een knoe-
perd kopen, gevangen in bui
tenlandse wateren? Nee, geen
visserslatijn.
En andermaal werpt hij zijn
lijn uit, tuurt naar de roerloze
dobber en vraagt zich af of hij
geen beter stekje vinden kan.
Holsbergen is hij al vergeten,
al waren blikje en verpakking
best wel keurig.
"Tussen melk en bitter": de
melk blijkt zuur, maar de
smaak was bitter, dat wel.
ROB VOOR EN
Er is de laatste tien, twintig jaar nogal wat bekend gewor
den over de pre-historie van Nederland. En, als natuurlijk
gevolg, is daardoor de belangstelling voor archeologie
sterk toegenomen, niet het minst onder jongeren. Wie
allerlei losse feiten in een overzichtelijk kader wil zien,
neme het boekje De verdwenen mens ter hand (Omm-
boek, Den Haag), waarin J. W. Bronkhorst en G. van den
Beemt op een rijtje zetten hoe het nu eigenlijk zit met de
Neanderthalers, de rendierjagers en later met de makers
van resp. trechterbekers, standvoetbekers en klokbekers
Een groep prehistorische menhirslangs de zuidkust van Bretagr
volgens de Engelse oudheidkundige Francis Hitching 'krachtcentra'
geweest.
.zware kolossen van tientallen tonnen, die
i samenspel met hel kosmisch gebeuren zijn
De huisarts anno 1978. Wie kan er
geen boeiende verhalen over hem
vertellen. Hij wordt veelal afge
schilderd als een jachtige schim,
die nauwelijks nog tijd uittrekt
voor zijn patient, vragen ontwijkt
of botweg niet beantwoort. Het
optreden van een specialist
wordt vaak als nog erger ervaren:
neerbuigend, bereid om met
hand en tand de informatie over
zijn patient achter te houden.
Helemaal niet zo'n gekke gedachte
dus om niet voor elk wissewasje
naar de dokter toe te rennen maar
eerst zelf uit te dokteren wat er
met het lichaam loos is. In dat ge
val wordt er al snel naar een me
dische encyclopedie gegrepen.
De markt is daar ook goed op in
gespeeld geraakt, want de boek
werken met medische informatie
in populaire stijl geschreven zijn
te kust en te keur in de boekhan
del verkrijgbaar.
In het woud van medische en
cyclopedieën is nu "van vrouw
tot vrouw" geplant. Het onder
scheidt zich van zijn soortgeno
ten doordat het - van origine
Amerikaanse - boek zich op de
vrouw en haar specifieke licha
melijke klachten richt. Niet als
doe-het-zelf boek voor het stellen
van een diagnose, maar als basis
voor "het befer begrijpen van het
eigen lichaam" zoals de uitgever
het zo fraai weet uit te drukken.
Moet dat nou weer zo nodig, zo'n
boek dat alleen voor vrouweno
gen is bestemd, is de eerste ge
dachte die opkomt bij het bekij
ken van "van vrouw tot vrouw"
Achteraf blijkt het feit dat de in
houd is toegespitst op puur
vrouwelijke aangelegenheden als
zwangerschap geboorte, men
struatie en dan natuurlijk de
werking van de generische zaken
de uitgave van het boek te
rechtvaardigen
Over "klok" gesproken: wie de
klok heeft horen luiden over de
Hazendonk-, de Vlaardingen- of
de HilversUmcultuur, maar niet
precies weet waar de klepel
hangt, kan in dit boekje terecht.
Hetzelfde geldt voor vondsten uit
de brons- en ijzertijd. In zo'n 130
bladzijden is veel kennis bijeen
gebracht, geïllustreerd met ruim
veertig uitstekende kleurenpla
ten, die een waardevolle aanvul
ling van de tekst vormen. Die
tekst is vlot geschreven, niet al
tijd in een verzorgde stijl, maar
wel op een boeiende manier, die
in kort bestek veel inzicht ver
schaft in de hoofdlijnen van de
huidige stand van zaken.
Zeer nuttig is het lijstje achterin
met een overzicht van de perio
den van de Nederlandse pre-his
torie, een ander met de verschil
lende culturen per tijd (dus Ha-
zendonk-cultuur, Vlaardingen-
cultuur enz. in het neolithicum,
de Hilversum-cultuur in de
Bronstijd, enz.), een derde met de
klimaatsgesteldheid in de pre
historie. Verder vindt men aan
het slot zeven kaartjes met vind
plaatsen, bijv. van grafheuvels,
aardewerk uit de ijzertijd, enz.
Dan een overzicht van archeolo
gische verenigingen en tijd
schriften, een adreslijst/ waar
oudheidkundige vondsten kun
nen worden gemeld en een op
somming (acht bladzijden lang)
van archeologische verzamelin
gen in Nederland. Dus genoeg
gegevens voor wie zich interes
seert voor het vroegste verleden
van ons land en zijn bewoners.
P.S. Op bladzijde 12 staat "schil-
ver", terwijl elders toch de juiste
schrijfwijze "schilfer" voorkomt.
Op bladzijde 22: de beruchte fout
van "hen", dat "hun" (aan hen,
voor hen) moet zijn.
Mysterieus
Laat men de blik wat verder dwa
len, dan behoeft men niet eens zo
heel ver buiten onze grenzen te
gaan om de stenen monumenten
te ontdekken, waarvan vooral
Stonehenge in Engeland, de mys
terieuze steenrijen in Frankrijk
(Bretagne) en de half verwoeste
overblijfselen van steengroepen
in Schotland en Ierland bekend
heid hebben gekregen. Maar ook
verder weg vindt men die zoge
naamde megalithische "graven",
zoals in Noord-Afrika, het Mid
den-Oosten en zelfs in zuid-India.
De pre-historische mens van zo'n
vijfduizend jaar geleden heeft
zich, ondanks aanzienlijke on
derlinge afstanden, opvallend
uniform gedragen.
Nu dreigen er, met deze feiten voor
ogen, twee gevaren: enerzijds dat
men al te gemakkelijk conclu
deert tot een fundamentele een
heid van cultuur, die achter deze
vondsten verborgen kan zijn ge
gaan; anderzijds dat men - omdat
men die voor de hand liggende
gevolgtrekking verwerpt - klak
keloos voorbijgaat aan een ge
lijksoortigheid, die men niet zo
maar in de wetenschappelijke
prullemand kan laten zakken.
Het gaat hier dus wèl om een on
derwerp, dat met de nodige voor
zichtigheid benaderd dient te
worden.
Merkwaardig is, dat die megalithi
sche (letterlijk: grote stenen) mo
numenten zeer lang onbekend
zijn gebleven. Zo maakt geen en
kele Romeinse schrijver melding
van Stonehenge, al is dat toch een
bouwwerk, dat alleen reeds door
zijn omvang een diepe indruk
maakt. Het duurde tot het mid
den van de zeventiende eeuw
voordat de oudheidkundige John
Aubrey aandacht ging besteden
aan de reusachtige stenen van
Avebury, evenals Stonehenge in
het graafschap Wilthire gelegen.
Dit leidde tot tal van speurtoch
ten naar megalieten, met het nare
gevolg dat vele ervan verminkt of
zelfs vernietigd werden.
Wie over die oude raadselachtige
monumenten van vijftig eeuwen
geleden (en ook dus over bijv. de
losse staande stenen in Keltische
landen, de z.g. "menhirs") wat
meer wil weten, leze De megalie-
tenbouwers van Francis Hit
ching (uitg. Amsterdam Boek).
De Engelse schrijver (lid van het
Royal Institute of Archaeology
en van de Prehistoric Society in
zijn land) neemt de lezer tevens
mee naar de geheimzinnige heu
vels in Engeland, die in geen en
kele categorie van grafheuvels
dolmens of graven thuishoren.
De grootste is Silbury Hill, met
een hoogte van 39 meter en een
oppervlakte van ruim twee hec
tare, waar tenminste vijfhonderd
man tien jaar lang werk aan ge
had moeten hebben.
Ontzaglijke inspanning
Wat is dan wel het geheimzinnige
aan deze heuvel? Het antwoord
luidt: dat er volstrekt niets van
archeologisch belang is gevon
den dat de oorspronkelijke be
doeling zou doen vermoeden. Er
ligt ook niemand onder begraven
en een ondergrondse kamer ont
breekt. Het enige wat men weet
is: dat de heuvel het resultaat is
van ontzaglijke inspanning; dat
hij evenals de piramiden met zo'n
grote wiskundige en bouwtech
nische kennis werd ontworpen,
dat hij de eeuwen kon trotseren
en dat hij, om te voorkomen dat
hij van vorm zou veranderen, van
binnen met kalkmuren werd ver
sterkt. Even opvallend zijn de af
geplatte heuveltoppen in Enge
land met daaronder kronkelende
ringvormige aardwerken. Ook al
raadselachtige produkten van de
megalithische mens, die kenne
lijk bewust veranderingen in het
landschap aanbracht, zoals trou
wens ook elders geschiedde.
Nu hebben die grafheuvels, grep
pels, stenen en andere megalithi
sche vondsten tot de theorie ge
leid, dat men over vele kilometers
land rechte lijnen kan trekken,
die over sporen en overblijfselen
uit de pre-historische tijd lopen,
lijnen die schijnbaar kriskras
over bepaalde sleutelpunten lo
pen en daarin samenkomen. De
meeste traditionele archeologen
hebben die theorie van de hand
gewezen. Maar, zo zegt Francis
Hitching, "wanneer op de kaart
reusachtige driehoeken te zien
zijn, waarvan de hoeken precies
aangegeven worden door oerou
de stenen en nederzettingen,
wanneer megalithische heilige
plaatsen die kilometers ver uit
elkaar liggen, op elkaar en op re
levante astronomische punten
georiënteerd zijn, dan zal op zijn
minst misschien blijken dat deze
lijnen evenzovele sporen van een
geheimzinnige vroegere bescha
ving zijn".
Naar aanleiding van "Stonehenge
gaat Hitching o.m. in op het we
tenschappelijk dispuut over de
datering van grafheuvels en de
daarmee samenhangende revolu
tie in de radiokoolstof-methode,
die lange tijd onaantastbaar leek
maar zo'n tien jaar geleden onder
een spervuur van kritiek kwam te
liggen. "Over het algemeen",
schrijft Hitching, "moesten de
data méér gecorrigeerd worden
naarmate ze verder in de ge
schiedenis lagen. Tot 1000 voor
Chr. waren de radiokoolstof-da
teringen misschien tweehonderd
jaar te recent; in 3000 v. Chr. wa
ren ze soms wel duizend jaar te
recent"
"Reklame Jaarboek 1977", uitgave
Art Directors Club Nederland,
prijs 65,-
Wie net als ik het bijzonder ont
spannend vindt om de weg
werpmaatschappij van tijd tot
tijd eens uit de prullemand te
halen, moet zien om het Rekla
me Jaarboek 1977 te pakken te
krijgen. De oogst van een jaar
lang dingen naar de consump-
"Jachtopziener"
Belangwekkend zijn voorts Hit-
chings beschouwingen over het
verband tussen Europese en
Amerikaanse pre-historische
monumenten ("Mystery Hill"),
de astronomische oogmerken
van de megalietenbouwers en
tenslotte de ontdekking van de
"ley-lijnen": door Alfred Watkins
in 1921 gepubliceerde verbin
dingslijnen tussen megalithische
vindplaatsen. Aan het slot van
deel I van zijn boek komt Hit
ching tot de volgende samenvat
ting: "Zo vreemd groots waren de
verrichtingen van de mens in de
verloren gegane wereld van vijf
duizend jaar geleden, dat de
idealen van zijn volk geïnspi
reerd moeten zijn door machten
die volkomen van de onze ver
schillen en misschien voor de
meesten van ons tegenwoordig
bijna onbegrijpelijk zijn. Er be
staat weinig twijfel over dat deze
machten mysterieus, primitief en
groots waren. Om ze te begrijpen
moeten we om te beginnen onze
geest openstellen en leren het
onwaarschijnlijke en het buiten
gewone, misschien zelfs het bo
vennatuurlijke te verwachten.
tieve volksgunst. Snelle teksten
zijn niet genoeg, soms moet er
wat vasaline op de lens, de lij
nen nog zachter. De consump-
tiedroom moet tastbaar zijn; je
moet hem kunnen aanraken.
Blader een halfuur door zo'n boek
en je denkt onwillekeurig dat
zoveel netjes gerangschikte
creativiteit op slag een einde
aan een aantal plagen zou kun-
Want om de woorden van profes
sor Thom te gebruiken: "We mo
gen niet langer beweren, dat deze
mensen onmogelijk dit gekend of
dat gedaan konden hebben". Tot
zover Hitching. Tot goed begrip
van het gezag van prof. Thom
dient men te weten, dat deze on
orthodoxe geleerde thans lid is
van het bijna heilige "Genoot
schap van Oudheidkundigen" in
Engeland. Thom is, zoals Hit
ching het geestig uitdrukt, van
stroper jachtopziener geworden.
In het tweede deel van zijn boek
heeft Hitching zich op het nogal
glibberige terrein van wichelroe
de-onderzoek, stenen die gene
zen, geneeskrachtige bronnen,
spiraaltekens, doolhoven, aard
magnetisme en de op dit alles ge
baseerde, onder leiding van druï
den staande rituelen. Hitchings
verklaring van het raadsel der
megalietenbouwers is specula
tief, maar toch verrassend: hij ziet
de megalithische monumenten
als middelen om kosmische
krachten te leiden en te verster
ken; heuveltoppen werden ver
vormd met hopen aarde en plag
gen of kunstmatig opgeworpen
zoals Silbury Hill, wellicht om te
fungeren als condensatoren in
een elektrisch circuit. Velen zijn
ervan overtuigd, dat het "kracht
netwerk" werd gebruikt voor
communicatiedoeleinden, vooral
tussen de grote krachtcentra. Als
dit inderdaad het geval was, kan
dat bijdragen tot een oplossing
van een van de raadsels van de
pre-historie: hoe betrekkelijk
kleine en verspreid wonende
megalithische gemeenschappen
de arbeidskrachten bijeen kon
den. brengen die nodig waren
voor gigantische operaties als
bijvoorbeeld Stonehenge. Ze
konden heel gewoon uit het hele
land gerecruteerd worden en
werden waarschijnlijk bereid
willig voor dat doel vrijgemaakt
in het kader van het niet aflaten-
nen maken. Die mensen die het
send kunnen zeggen, zo geestig
ook vaak en die met de camera
de meest begeerlijke plekjes van
lijf en leed weten te vinden, die
zouden natuurlijk vast ook
mooie films kunnen maken en
televisie waar je voor thuis
blijft.
Maar dat is wel het eerste foutje,
de streven om het netwerk uit te
breiden en te verbeteren.
Kosmische krachten
Hitching is dus de mening toege
daan, dat de stenen, resp. steen-
groepen krachtcentra zijn ge
weest, die in samenspel met het
kosmisch gebeuren geactiveerd
konden worden. En daarmee ligt
de verklaring voor de hand van
het verbazingwekkende niveau
van astronomische en mathema
tische kennis, waarvan prof.
Alexander Thom het bewijs heeft
geleverd: de megalithische mens
moest wel kennis vergaren om
trent eclipsen, zonnestilstanden,
equinoxen en hogere geometrie,
omdat hij op de een of andere
manier, die wij nu niet begrijpen,
voelde dat die verschijnselen van
vitaal belang waren voor de goe
de werking van de stenen en
daarmee voor de vernieuwing en
intensivering van het leven op
aarde.
Zo ongeveer Hitching, die dus geen
andere verklaring voor de mega
lieten heeft kunnen vinden dan
een speculatieve, die aardig past
op de vondsten maar op geen en
kele manier valt na te trekken,
laat staan wetenschappelijk te
bewijzen. Hij ziet in het tijdperk
van de megalietenbouwers een
periode, "waarin de mens, in om
standigheden die raadselachtig,
vijandig en verwarrend waren,
vooruitgang boekte door het ge
combineerde gebruik van zijn in
stinct en zijn intellect. Dankzij
deze mengeling ontwikkelde hij
zich een tijdlang in harmonie met
de natuur". Met deze nostalgi
sche ontboezeming besluit hij
zijn boek, dat, hoezeer ook aan
leiding gevend tot het plaatsen
van vraagtekens, in elk geval
boeiend is geschreven en een
weliswaar onbewezen maar toch
ook verrassende verklaring geeft
voor een beschaving van onge
woon hoog peil.
C. J. ROTTEVEEL
want al krijg jc ruim tweehon
derd bladzijden hapklare brok
jes van art directors en copy
writers (is that al there is?), de
oogst aan rubbish is per jaar
waarschijnlijk het twintigvou
dige. Maar daarvan resten al
leen nog wat overdrukjes in een
verre la bij de opdrachtgever.
Misschien is die opdrachtgever
niet eens teleurgesteld. Goede
"Van vrouw tot vrouw" kan niet als
een volledige medische encyclo
pedie worden beschouwd, daar
voor is de inhoud te eng. In zijn
soort kan het boek echter wel als
een nuttig naslagwerk worden
gezien.
Het irritante ervan, maar dat is wel
licht inherent aan de Amerikaan
se afkomst, is dat het wat te po
pulair is geschreven. Het is je
voor en jou na, terwijl de schrijf
ster, de vrouwenarts Lucienne
Lanson, niet schroomt om haar
lezeressen wat betuttelend toe te
spreken.
Eigenaardig is voorts dat het boek
wel inspeelt op nieuwigheden als
de invloed die adspirant-ouders
hebben op het krijgen van een
jongen of een meisje, maar weer
niets meldt over de recente
publicaties rond de risico's die
het slikken van de pil met zich
mee kunnen brengen. Wat het
krijgen van een jongen cq meisje
betreft geeft de schrijfster de raad
om, als het een jongen moet wor
den, vlak voor de eisprong ge
meenschap te hebben en dan te
irrigeren met een oplossing van
twee a drie lepels bakpoeder op
een liter warm water. Dit alles om
de gang van de Y, de mannelijke
cel, te bespoedigen. De Y-cel is nl
niet zo sterk als de vrouwelijke
soortgenoot, maar is wel veel
sneller. Als het een meisje moet
worden is het irrigeren met azijn
op z'n plaats.
Wat serieuzer aandoende informa
tie geeft het boek over geboorte
beperking, de menopauze en
dergelijke. Maar wat heet serieus.
Misschien blijkt Luciene Lanson
over twintig jaar precies in de
roos te hebben geschoten met
haar irrigatie-methodes, wie zal
het zeggen.
Titel: van vrouw tot vrouw. Schrijf
ster Luciene Lanson, uitgeverij
Elsevier, prijs f29,50.
MI EP DE GRAAFF
smaak, creativiteit, verrassing
is mooi voor de mensen van het
vak, maar je ziet het niet altijd
terug in de omzetcijfers van het
geadverteerde produkt. Want
voor de reclame geldt, wat een
copy writer eens gezegd heeft
over de politiek: "het spel dat
voor ieder zichtbaar wordt ge
speeld, en het spel in het verbor
gene".
HAN MULDER