V
oordzee
staat op
stelten
PAGINA 12
DINSDAG 15 AUGUSTUS 1978
Wie had ooit gedacht dat de
Noordzee zich nog eens van
deze kant zou laten zien? Die
woeste Noordzee waarin zo
veel vissers en koopvaarders
het leven lieten, waarin zoveel
boten onder de oppervlakte
verdwenen, overspoeld dooi
de golven die in stormen vijf
tien tot twintig meter hoog
kunnen worden.
Zijn temperament is de Noord
zee nog niet kwijt. Zijn vis
bijna wel. De haringstand is
op een haar na uitgeroeid.
Maar nu zijn er nieuwe rijk
dommen te vinden: olie en
gas.
Daar waar de Noordzee niet
dieper is dan 200 meter, op het
zogenaamde continentaal
plat, speuren oliemaatschap
pijen naar deze kostbare
energiebronnen. En vinden
Boortorens brengen het goedje
naar de oppervlakte. Tankers
en pijpleidingen vervoeren
het naar het vasteland. Naar
Engeland, waar de olie- en
gasopbrengsten het konink
rijk uit de economische el
lende helpen. Naar Noorwe
gen, waar men nuchter wil
blijven onder de rijkdom die
zich zo plotseling heeft aan
geboden. Naar Nederland,
waar men de gasvondsten
met open armen verwelkomt
omdat het zo hard nodig is.
Winst
De oliemaatschappijen boren
naar winst. Bouwen boorto
rens zo hoog als de Euromast,
met complete flats erop, ho
tels, opslagplaatsen, werk
plaatsen, kantoren. De rege
ringen proberen méér dan
alleen een graantje mee te
pikken: door middel van flin
ke belastingen wil men voor
komen dat de maatschappij
en onevenredig veel op
brengsten voor zichzelf be
houden. Met het geld wordt
met name in Engeland en
Noorwegen de staat "her
bouwd": met grootse plannen
gaat men de economische
achteruitgang, werkloosheid
en inflatie te lijf.
Milieuorganisaties doen intus
sen hun best om te voorko
men dat de onvermijdelijke
vervuiling al te erg wordt. In
Noorwegen ontstond veel on
rust toen de boortoren "Bra
vo" plotseling grote hoeveel
heden olie in zee spoot. In
datzelfde land boort men niet
boven 62° noorderbreedte,
een lijn die iets boven de stad
Bergen loopt. Niet alleen om
dat de Noren het rustig aan
willen doen, maar ook omdat
daarboven rijke visserijgron-
den zijn, die schade op zou
den kunnen lopen.
De Arabieren kijken toe. Ze we
ten dat de Noordzee-olie
nooit een geduchte concur
rent kan worden omdat er te
weinig van is. Over tien, twin
tig jaar gaat de stroom weer
afnemen en dan houdt het al
lemaal op. Maar met name
Noorwegen zou, als kleinpro-
ducent, het prijsbeleid van de
olieproducerende landen
kunnen doorkruisen. Daarom
denkt hun vereniging, de
Opec, erover Noorwegen te
vragen om lid te worden.
Bellen
De Noordzeebodem zit vol olie-
en gasbellen. Meestal bevin
den deze zich op enkele kilo
meters diepte. Eens lag die
grond aan de oppervlakte.
Het was de grens tussen land
en zee, waar op diverse plaat
sen micro-organismen uit zee
zich ophoopten en afstierven.
Die plekken werden bedekt
met aardlagen. Onder grote
druk vormden zich na vele
duizenden jaren de olie- en
gasvoorraden.
Deze bellen hebben nog steeds
een bijzondere grote druk. Bij
het boren wordt dan ook met
de grootste voorzichtigheid
gewerkt, want gaat zo'n bel
eenmaal "spuiten", zoals vo
rig jaar met de "Bravo" ge
beurde, dan is de ramp groot.
Een ingewikkeld stelsel van
buizen en veiligheidsafslui
ters moet het risico zo klein
mogelijk maken.
Het begon in Nederland. De
"Dienst der Opsporing van
Delfstoffen" zocht ijverig in
Drente en vond in 1910 zo
waar oliesporen. Maar het
was zo weinig dat de onder
zoekers het er maar op hiel
den dat men de olie zelf bij
het werken had gemorst.
Maar in 1924 was het weer raak.
Later werd in de buurt van
het Duitse Hannover aardolie
gevonden. Vanaf 1935 begon
men serieus te zoeken, hoe
wel er nog niet veel verwach
tingen waren.
Het duurde tot 1952. Toen durf
de men een boortoren neer te
zetten om te zien of er nu echt
iets in de bodem zat. Zeven
jaar later werden in Gronin
gen grote voorraden aardgas
gevonden.
De buurstaten schrokken op.
Men besefte dat de Noord
zeebodem eenzelfde struc
tuur had als de Groningse. Er
zou dus ook gas moeten zitten
en wellicht zelfs olie. Vanaf
dat moment begon het grote
spel: de landen verdeelden
onderling het continentaal
plat. Ieder land deelde zijn ei
gendom in stukjes en liet
oliemaatschappijen onder
zoeken plegen. Wetten wer-
De Noordzee staat op stelten.
Overal verrijzen boortorens
die zoeken naar aardolie en
aardgas. Sinds twintig jaar
zijn tientallen oliemaat
schappijen betrokken geraakt
bij de winning van deze kost
bare brandstoffen. Belangen
van staat en bedrijfsleven ra
ken met elkaar verwikkeld.
Omdat er zoveel betrokkenen
zijn en zoveel verschillende
wetten is het moeilijk om te
overzien wat er precies aan de
hand is. Dit artikel probeert
een globaal overzicht te geven
Begin deze maand heeft Enge
land bekend gemaakt dat de
oliemaatschappijen zich op
kunnen geven voor een nieu
we "concessie-ronde"Nu
worden zelfs gebieden buiten
de Noordzee, in de oceaan ten
noorden van de Shetland-ei-
landen, in het Kanaal en in de
Ierse zee, uitgegeven.
De British National Oil Corpo
ration, de oliemaatschappij
van de Britse staat, zal zes
blokken geheel voor haar re
kening nemen. In de andere
gedeelten houdt zij belangen
van 51 procent. Een meerder
heid dus, waardoor de Engel
sen een dikke vinger in de pap
houden.
Ook de Noren en Nederlanders
houden de oliemaatschappij-
en aan banden. Men wil en
kan de oliegelden in deze
moeilijke tijden niet missen
Dit reusachtige booreiland is gemaakt door Shell en Esso. Een paar jaar geleden werd hij door vijf mammoetslepers naar het
Brent-veld gesleept. Dit olieveld ligt m het noorden van het continentaal plat ter hoogte van de Shetland-eilanden. In 1976 begon hier
den gemaakt om de ontwik
kelingen bij te houden: rech
ten en plichten werden vast
gelegd. In de jaren zestig wis
selden grote spanning en
groot optimisme elkaar af.
Verdeling
Het continentaal plat werd vrij
eerlijk verdeeld, namelijk
volgens het zogenaamde
"middellijn principe". Mid
den in de Noordzee werd een
lijn getrokken op gelijke af
stand van Engeland en Ne
derland, Engeland en Noor
wegen, Denemarken en
Duitsland. Alleen dit laatste
land kwam er wat bekaaid af,
daarom gaven Nederland en
Denemarken het nog een
stukje erbij.
Ieder land had zijn eigen wetten
met betrekking op de mijnen.
Deze werden geschikt ge
maakt voor de Noordzee. Zo
kent Nederland de "Mijnwet
continentaal plat", vastge
steld in 1967. Volgens deze
wet mag iedereen met seismi
sche onderzoeken met ge
luidstrillingen zoeken naar
olie en gas) kijken of er iets
van waarde in de zeebodem
zit.
Maar voor het boren is een spe
ciale vergunning nodig: de
concessie. Alle landen heb
ben hun deel van hét plat in
vierkante stukken verdeeld,
de blokken. Deze blokken
worden niet in één keer uit
gedeeld, maar regelmatig
gaat de regering met een aan
tal oliemaatschappijen om de
tafel zitten en houdt een zo
genaamde "concessie-ronde"
De maatschappijen weten
ongeveer welke blokken be
langrijk zijn, dankzij hun
seismische onderzoeken.
Verkrijgt de maatschappij
een concessie, dan mag alleen
deze in dat blok boren. Ieder
zijn eigen blok.
Vervolgens vraagt de onder
neming een opsporingsver
gunning. Dan mag er geboord
worden. Heeft zo'n boring
succes en wordt olie of gas
gevonden, dan wordt eerst
gekeken of het. wel de moeite
loont om dit naar boven te
halen. Om verschillende re
denen is het opsporen en
winnen op de Noordzee zeer
duur. Maar gaat het, dan
wordt een winningsvergun
ning aangevraagd. Daarna
kan de exploitatie van het
"veld" beginnen.
Deelneming
De Nederlandse regering wilde
de zaak wel in de hand hou
den en stelde daarom in 1976
een "algemene maatregel van
bestuur" vast. Hierin staat
onder andere dat de Neder
landse staat het recht heeft
om tot 50 procent deel te ne
men in de winning van olie en
gas.
De maatschappij zoekt dus.
Wordt iets gevonden, dan zegt
de staat "Hier is een vergun
ning, maar we doen wel mee
met het winnen".
Nederland wil namelijk zoveel
mogelijk van het gas in het ei
gen land houden. Daarom be
staat er voor de maatschap
pijen wat gas betreft maar één
afnemer: de Nederlandse
Gasunie.
Een opsporingsvergunning is
zes jaar geldig. Eerder was dat
tien jaar. De maatschappijen
die olie of gas uit de bodem
halen en dit bewerken of ver
kopen moeten er rekening
mee houden dat 50 tot 70 pro
cent van hun winst naar de
Nederlandse schatkist gaat.
Engeland verhoogde dit be
drag, tot groot ongenoegen
van de ondernemingen, eind
juli van dit jaar van 45 naar 60
procent.
Verder zijn er nog een aantal
voorschriften ten aanzien van
de veiligheid van hen die op
boortorens werken en ter
voorkoming van vervuiling.
Deze zijn vastgelegd in het
"Mijnreglement continentaal
plat", ondertekend door de
minister in 1967.
Voor de regeringen van de
Noordzeelanden is het heel
belangrijk om het tempo te
kunnen bepalen waarmee de
rijkdommen uit de zeebodem
worden gehaald. Zo heeft
Noorwegen gekozen voor een
langzame winning, omdat
men bang is de eigen econo
mie al te sterk te verstoren
door een te snel groeien van
de olie-industrie.
Maar Engeland, dat diep in de
problemen zat in de zestiger
jaren, heeft het allemaal wat
voortvarender aangepakt.
Om te zorgen dat men in 1980
zichzelf geheel van energie
kan voorzien, hebben de Brit
ten de oliemaatschappijen de
kans gegeven snel naar olie te
zoeken en dit te winnen.
Groepen
Het werken op de Noordzee is
niet alleen moeilijk door het
slechte weer maar ook nog
gevaarlijk en daardoor duur.
Voordat er olie of gas gevon
den wordt is er zeer veel geld
geïnvesteerd door de onder
nemingen, die daarom zelden
of nooit een veld alleen voor
hun rekening nemen. In Ne
derland hebben Shell en Esso
zich verenigd in de NAM, de
Nederlandse Aardolie Maat
schappij. Samen dragen zij de
verantwoordelijkheid voor
het onderzoek en de produc
tie, zowel op het vasteland als
op zee.
In nauwe samenwerking met
elkaar en de betrokken lan
den halen de maatschappijen
olie en gas naar boven in de
belangrijkste wingebieden.
Bovendien hebben zowel de
staat als de ondernemingen
belangen in allerlei takken
van de olieverwerkende in
dustrie op het vasteland.
Langs de kusten ontstaan raffi
naderijen, plasticfabrieken
en dergelijke. Vrijwel zonder
uitzondering hebben deze
bedrijven banden met de
oliewinners op de Noordzee.
Om actief te kunnen meewer
ken heeft Noorwegen zijn ei
gen oliemaatschappij opge
richt: Statoil. Hierdoor houdt
de regering een flinke vinger
in de pap. Verder hebben een
groot aantal kleinere bedrij
ven in dit Scandinavische
land zich verenigd in een on
derneming die mee wil doen
in de oliewinning: Sagape-
troleum.
Engeland richtte zijn "British
National Oil Corporation"
(BNOC) op. Ook hier was het
doel het aandeel van de staat
in de olie- en gaswinning te
vergroten door zelf mee te
gaan doen.
Velden
Op drie plaatsen in de Noordzee
zijn belangrijke olie- en gas
vondsten gedaan. Het meest
zuidelijke veld bevindt zich
tussen Nederland en Enge
land ten westen van Noord-
Holland. Hier haalt Neder
land zijn aardgas vandaan.
Een hoeveelheid die overi
gens nog in geen verhouding
staat tot wat er uit de bodem
van het vasteland wordt ge-
Dit was vorig jaar ruim twintig
maal zoveel. Maar het komt
allemaal nog op gang. Met de
stad Den Helder als uitvals
basis werken vier maat
schappijen in de Noordzee.
De NAM haalde er in 1977 bijna
niets vandaan: 11 miljoen ku
bieke meter gas. Maar in juli
nog is een nieuwe aardgas
vondst gedaan, zodat er nog
van alles kan gebeuren.
Verder boren hier Petroland,
welke vanaf juni vorig jaar
begon te produceren en tot 31
december 653,8 miljoen ku
bieke meter aardgas leverde.
Pennzoil haalde 1.321 miljoen
kubieke meter gas uit de bo
dem en was daarmee tweede
producent na Placid. Deze
maatschappij, evenals Pe
troland en Pennzoil van Ame
rikaanse oorsprong, won
3.491,8 miljoen kubieke meter
gas.
Bij elkaar is dat zo'n 5V2 miljoen
kubieke meter. Engeland
haalt uit dit gebied veel meer
gas. Vorig jaar haalden de
Britten meer dan 40 miljoen
kubieke meter uit de bodem,
waarmee men een flink deel
van het land van energie kon
Ekofisk
Het tweede veld ligt midden in
de Noordzee. Noorwegen
heeft er het grootste deel van.
Hier wordt voornamelijk olie
gevonden. De Denen waren
de eersten die hier iets aan
troffen, maar ongelukkiger
wijs delen Denemarken noch
Duitsland in het profijt van de
Noorse en Engelse vondsten
in dit gebied. Hoewel dit toch
is vastgelegd in het Verdrag
van Rome. De beide landen
hebben zelf vrijwel niets in
hun bodem en blijven dus
buitenspel In dit veld ligt on
der andere de productie-een
heid Ekofisk. Dit is een werk
van reusachtige omVang. In
1969 bleek dat hier 350 mil
joen ton olie en 400 miljard
kubieke meter aardgas in de
grond zat.
Ekofisk wordt ontgonnen door
vier ondernemingen: Phillips
(VS) voor 37 procent; Norske
Fina (dochteronderneming
van de Amerikaanse maat
schappij) voor 30 procent;
Norsk Agip (ook een dochter
onderneming) voor 13 pro
cent en Petronord-group
voor 20 procent.
Statoil was in 1972, toen de pro-
duktie hier begon, nog niet
opgericht. Maar toch heeft de
Noorse staat een aandeel in
dit veld, want de onderne
ming Norsk Hydro is voor de
helft eigendom van de staat.
En deze heeft weer voor 6,6
procent via Petronord belang
in Ekofisk. Om een voorbeeld
te geven van de verwikkelin
gen
De zee is bij Ekofisk ongeveer
70 meter diep. De olie zit er
ruim drie kilometer onder de
grond. In het veld zijn meer
dan 25 platvormen geplaatst
rond een groot betonnen
platvorm dat als centrum
dienst doet. Pijpleidingen
zijn gelegd naar raffinaderij
en in het Engelse Teesside en
het Duitse Emden.
Statford
Het derde belangrijke veld ligt
ter hoogte van de Shetland-
eilanden ten noorden van
Schotland, ook op de grens
tussen het Noorse en Britse
deel van het continentaal plat.
Hier wordt aardgas gevonden
dat met pijpleidingen naar
Noorwegen en Schotland
wordt gebracht.Van de olie
velden- die hier in ontwikke
ling zijn wordt Statfjord het
belangrijkst. Dit ligt ten wes
ten van het Noorse Sogne-
fjord. Verreweg de belang
rijkste ontginner is hier Stat
oil met 42%. Verder wer
ken hier Mobil, Conoco, Esso,
Shell en nog wat kleinere
aandeelhouders.
Bij Statfjord wordt op dit mo
ment een reusachtig boorei
land gebouwd, dat in totaal
216 meter hoog is en dertig
meter boven de zeespiegel
uitrijst. Er komen ruim 200
mensen te werken. Uitgere
kend is dat het booreiland
evenveel energie gaat gebrui
ken als een stad van 33.000
inwoners (65.000 kilowatt).
Samenleving
De regeringen van Engeland en
Noorwegen zijn zich er goed
van bewust dat de Noordzee-
olie veel gaat veranderen in
hun landen. In de eerste
plaats komt er met de olie
maatschappijen een stuk be
geleidende industrie. Beide
constateren tot hun tevre
denheid dat er fabrieken zijn
gevestigd die materialen voor
de olieproduktie vervaardi
gen. Deze hoeven dus niet in
gevoerd te worden.
In het Engelse parlement kwam
in maart van dit jaar een rap
port ter sprake dat genaamd
is: "De uitdaging van de
Noordzee-olie". Er wordt in
gesteld dat er voor de Britten
vier mogelijkheden zijn om
de baten van de olie en het gas
aan te wenden:
- investeren in de industrie.
Men redeneert dat een groei
van de industrie de welvaart
zal doen toenemen. De aan
dacht wordt hierbij gevestigd
op Schotland als een gebied
met structurele economische
problemen;
- zoeken naar betere produk-
tiemethoden en het verster
ken var koopkracht van de
bevolking;
- zoeken naar alternatieve ener
giebronnen, omdat de olie
zeer snel opraakt;
- het opvoeren van openbare
dienstverleningen die niet di
rect winst opleveren maar wel
ten goede van de bevolking
komen. Door meer rendabele
produktiemethoden zouden
arbeidskrachten op straat
kunnen komen te staan, wel
ke te werk zouden kunnen
worden gesteld in de sociale
sector, zo redeneren de Brit
ten.
De Britten hebben er duidelijk
voor gekozen hun uit het slop
geraakte economie weer op
gang te helpen.
Noorwegen
De Noren zien het allemaal wat
anders. Tot voor kort hadden
zij nog een zeer winstgevende
handelsvloot. Maar sinds 1974
is de bijdrage van de Noorse
scheepvaart aan de beta
lingsbalans tot één vijfde te
ruggelopen. Deze bedroeg
begin dit jaar nog nauwelijks
een miljard gulden.
Ook de schattingen van de
winst die men uit de olie
dacht te halen valt tegen. Re
denen voor het Noorse par
lement om het beleid lang
zaam bij te sturen. Ging men
er voorheen vanuit dat de
olieproduktie zeer langzaam
op gang moest komen om de
nationale economie niet al te
zeer te verstoren, langzamer
hand komt men tot de -over
tuiging dat de produktie moet
worden opgevoerd. Er zijn
veel bezwaren, maar de kans
is groot dat op korte termijn
ook voor de kust van Lapland
naar olie gezocht gaat wor
den.
De Noren waren uiterst be
ducht voor de olie-industrie,
omdat men wist dat de olie
produktie over tien, twintig
jaar sterk af gaat nemen. Een
eenzijdig op olie gerichte in
dustrie zou dan zonder werk
komen en de economie van
Noorwegen zou als een zeep
bel in elkaar kunnen spatten.
Aan de andere kant bevinden
de olievelden zich in zeer vis
rijk water. Volgens woord
voerders van de Noorse visse
rij is het bewezen dat de vis
stand van de olieproduktie
schade ondervind.
Dat ook dit betrekkelijk is bleek
na de ramp met het boorei
land Bravo in het Ekofisk
veld begin vorig jaar. Men
verwachtte dat de zee bedekt
zou worden door een laag olie
die al het leven in het water
zou verstikken en de fjorden
zou vervuilen. Tot grote op
luchting van de Noren ver
dampte de olie echter snel
zonder al teveel schade te
veroorzaken.
Zowel aan de kust van Schot
land, waar onder andere de
Shetland-eilanden van ach
tergebleven visserseilanden
veranderen in drukke door
voerplaatsen van olie, en
Noorwegen, waar werven
reusachtige booreilanden
bouwen, verandert de olie
vrijwel alles.
Nederland komt er makkelijker
vanaf, maar plukt dan ook
heel wat minder vruchten.
Wat onzeker blijft is hoe de
betrokken landen zich zullen
herstellen wanneer de bron
nen opdrogen. De jaren van
gouden dromen zijn voorbij.
Nuchterheid en vooral de
drang om voor de toekomst
iets veilig te stellen v
boventoon.