VISTIPS
WAO'ers: per
week 500 erbij
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1978
Iedere werkdag worden er in Nederland gemiddeld 100
werknemers toegevoegd aan het legioen van ar
beidsongeschikten. Per week neemt de groep van
mensen met een WAO-uitkering dus met 500 toe. Dat
komt neer op een gemiddelde netto-groei van 25.000
per jaar. Het aantal WAO-gerechtigden is tot nu toe
opgelopen tot ruim 400.000. En niets wijst erop dat
die snelle groei op korte termijn zal afnemen.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringzoals de WAO vol-
uit heetis daarmee onbetwist de snelste groeier binnen het stelsel
van de sociale zekerheidDe vraag naar het waarom van die groei
dringt zich op: Is de gezondheidstoestand van ons volk de laatste
jaren inderdaad zo verslechterd? Neemt het aantal ongelukken in
bedrijven, maar ook thuisof op de weg) zo sterk toe? Of zijn ér
andere oorzaken van de groei van het aantal WAO'ers?
Voor de beantwoording van deze vragen is het nuttig, om eerst terug
te gaan naar de periode waarin de wet tot stand kwam. Dat was in
het midden van de jaren zestig. De economische situatie was
rooskleurigde werkloosheid bleef in die jaren over het algemeen
(ver) beneden de twee procent. Er waren dus mogelijkheden om de
sociale verzekeringen verder te perfectioneren.
WAO-architect dtr. G.M.J. Veldkamp: ,.Weer inschakelen van arbeidsongeschikten was maar i,
slecht tot zijn recht gekomen) een van de belangrijkste doeleinden van de wet".
Zo vond men dat het tijd werd
de Ongevallenwet^ en de In
validiteitswet te Vervangen
door één nieuwe wet. Op
grond van die twee wetten
maakte het namelijk verschil
of iemand door een bedrijfs
ongeval, of door een andere
oorzaak arbeidsongeschikt
was geworden. Dit onder
scheid vond men onredelijk.
Maar er lagen ook andere over
wegingen aan de invoering
van de WAO ten grondslag.
Deze wet riep namelijk een
aantal regelingen in het leven,
die gericht zijn op behoud,
herstel of vergroting van de
arbeidsgeschiktheid. Deze
nadruk op revalidatie, ge
combineerd met het feit dat
de uitkering afhankelijk werd
gesteld van de mate van ar-
beids(on)geschiktheid,
maakt de maatschappelijke
betekenis van de WAO in de
jaren zestig duidelijk: de wet
garandeerde niet alleen een
uitkering, maar richtte zich
ook op de "begeleiding naar
werkhervatting".
Dit laatste aspect vai
wet werd van groot belang
geacht met het oog op de
krappe arbeidsmarkt. De be
drijven waren in hoog tempo
hun produktiecapaciteit aan
het uitbreiden, en probeerden
zoveel mogelijk arbeids
krachten in te schakelen. Ook
de zg. "restcapaciteit" van in
validen of anderszins minder
geschikten kon daarbij goed
gebruikt worden.
Dit harde economische gege
ven vormde een belangrijke
overweging bij de opzet van
de WAO. Illustratief in dit
verband zijn de woorden van
dr. G.M.J. Veldkamp, de
KVP-minister onder wiens
bewind de WAO tot stand
kwam. In 1967 zei hij, spre
kend over de economische
gevolgen van de wet "Het wil
mij voorkomen dat het natio-
naal-economisch gezien van
belang is dat ieder mens die
(ook al is het slechts in be
perkte mate) werken kan, zijn
werkkracht aan de gemeen
schap ten goede doet komen.
En alles wat - kwalitatief of
kwantitatief - tot vergroting
van die werkkracht kan bij
dragen, i.e. dus ook de revali
datie van de gehandicapte
mens, verdient ook op natio-
naal-ecoriomische gronden
krachtige steun".
Ook uit andere oogpunten, zo
als dat van de volksgezond
heid, achtte Veldkamp "het
van groot belang dat in het
stelsel van de WAO de stimu
lans ligt opgesloten om de
aanwezige arbeidspotenties
ten nutte te maken, ja zelfs te
vergroten"
Uit deze uitspraken van de "ar
chitect" van de WAO blijkt
dat het weer inschakelen van
arbeidsongeschikten een der
belangrijkste doeleinden van
de wet was. Waarom juist dit
element van de WAO zo slecht
tot z'n recht is gekomen, zal
verderop ter sprake komen.
Klassen
Eerst nog iets over de opzet van
de wet. Zoals gezegd wordt de
hoogte van de uitkering af
hankelijk gesteld van de mate
van arbeids(on)geschiktheid.
De wet onderscheidt zeven
klassen van arbeidsonge
schiktheid. De laagste is een
arbeidsongeschiktheid van
15 tot 25 procent. Wie in deze
klasse is ingedeeld, wordt
voor 75 tot 85 procent in staat
geacht, arbeid te verrichten.
Als hoogste klasse noemt de
wet een arbeidsongeschikt
heid van 80 tot 100 procent.
De mensen die tot deze klasse
behoren, worden als "volle
dig arbeidsongeschikt" be
schouwd.
De bedoeling van deze klasse
indeling is, de gedeeltelijk ar
beidsongeschikte de moge
lijkheid te bieden om "binnen
de grenzen van zijn mogelijk
heden in de eigen bestaans
behoefte te voorzien". Deze
opzet sluit goed aan op de be
doeling van de WAO: de ge
deeltelijk arbeidsgeschikte te
"stimuleren" een arbeids
prestatie te blijven leveren.
Maar in de praktijk is daar wei
nig van terecht gekomen:
volgens de laatste gegevens
behoort niet minder dan 85
procent van alle WAO'ers tot
de groep van volledig ar
beidsongeschikten. De overi
ge 15 procent zijn over de an
dere zes klassen verdeeld.
Arbeidsmarkt
Uit de beschikbare cijfers is dus
de conclusie te trekken dat
verreweg het merendeel van
de WAO'ers als volledig ar
beidsongeschikt wordt be
schouwd. Dat is niet het ge
volg van al te strenge medi
sche keuringen. Het is veel
meer het gevolg van de situa
tie op de arbeidsmarkt.
In de wet is namelijk vastgelegd
dat "bij de vaststelling van de
mate van arbeidsongeschikt
heid, zoveel doenlijk, reke
ning wordt gehouden met
door deze arbeidsonge
schiktheid veroorzaakte
verminderde gelegenheid tot
het verkrijgen van arbeid"
De uitvoeringsorganen van
de WAO hebben dit wetsarti
kel zo uitgelegd, dat iemand
die gedeeltelijk arbeidsge
schikt is, maar niet opnieuw
aan de slag kan komen, recht
houdt op een WAO-uitkering
naar de hoogste klasse van
arbeidsongeschiktheid.
En daarmee zijn we aangeland
bij het onderdeel van de wet,
dat de snelle stijging van het
aantal volledig arbeidsonge
schikten mede in de hand
heeft gewerkt. Het blijkt in de
huidige praktijk namelijk
veel te weinig voor te komen,
dat een gedeeltelijk arbeids
ongeschikte nog ergens kan
werken. Iemand, die op me
dische gronden niet langer
geschikt wordt geacht voor
Door Joop Maat
z'n werk, hoeft over het alge
meen niet te rekenen op een
aangepaste baan. Niet bij zijn
eigen werkgever, en ook niet
bij een andere.
Alleen in een periode van hoog
conjunctuur, van opge
schroefde produktie, wordt
de 'restcapaciteit' van men
sen met een handicap of ge
brek nog bruikbaar geacht.
Nu de produktie niet verder
groeit, zijn zij de eersten die
buiten de bedrijven of instel
lingen worden gehouden.
Dat zeer velen, die in feite nog
best (gedeeltelijk of in een
aangepaste baan) zouden
kunnen werken, toch volledig
arbeidsongeschikt worden
verklaard, is dus met name
een gevolg van de slechte si
tuatie op de arbeidsmarkt. De
werkloosheid vergroot het
aantal WAO'ers, en ook het
aantal WAO'ers dat volledig
arbeidsongeschikt wordt
verklaard.
Werklozen
Hieruit zou kunnen worden af
geleid, dat een groot aantal
mensen eigenlijk ten onrech
te een volledige WAO-uitke
ring krijgt. De gedeeltelijk
arbeidsgeschikten zouden in
feite als gedeeltelijk werklo
zen beschouwd moeten wor
den, en dus onder de Werklo-
zenwet (WW) moeten vallen.
Tussen de voorzieningen van de
WAO en de WW bestaan grote
verschillen. De WAO garan
deert namelijk een wel-
vaartsvaste (aan de loonont
wikkeling gekoppelde) uitke
ring van 80 procent van het
laatstverdiende loon. Boven
dien loopt de uitkering tot het
65ste jaar. De WW garandeert
weliswaar ook een uitkering
van 80 procent van het ver
diende loon, maar deze loopt
maar een halfjaar. Na die zes
maanden zakt de werkloze te
rug naar 75 procent van het
laatstverdiende loon, en na
nog eens twee jaar moet de
langdurig werkloze naar de
Bijstand.
Tegen deze achtergrond pleiten
overheid en werkgevers nog
wel eens voor verlaging van
de WAO-uitkeringen. De re
denering is dan dat de werk
lozen die in de WAO zitten,
hel eigenlijk "te goed' hebben
in vergelijking met de werk
lozen die via WW en WWV bij
de Bijstand terecht komen.
Niet 'zomaar'
Maar daarbij wordt dan blijk
baar vergeten, dat iemand
niet 'zomaar' in de WAO te
rechtkomt. Bij het bepalen
van de mate van arbeidsonge
schiktheid kan de bedrijfs
vereniging weliswaar reke
ning houden met de situatie
op de arbeidsmarkt, maar om
te beginnen moet er toch
minstens sprake zijn van ge
deeltelijke arbeidsonge
schiktheid ten gevolge van
ziekte, gebrek of ongeval.
Wat de ongevallen betreft: voor
mensen die een bedrijfs- of
ander ongeval hebben gehad,
en daardoor de rest van hun
leven min of meer invalide
zijn, komt de slag al hard ge
noeg aan. Daar komt nog eens
bij, dat ze 20 procent van hun
inkomen moeten missen. Het
is moeilijk te verdedigen, dat
de WAO-uitkering voor deze
categorieën omlaag zou moe
ten.
Dan zijn er nog de langdurig
zieken en de mensen met een
gebrek (bijv. rugklachten, last
van gewrichten of spieren,
maar ook psychische
problemen). Tot de laatste ca
tegorie behoren erg veel ou
dere werknemers: in 1976 be
hoorde ruim 45 procent van
alle WAO-gerechtigden tot de
groep van 55 tot 65-jarigen.
Dit gegeven maakt extra dui
delijk waarom er zo weinig
WAO'ers zijn, die hun 'restca
paciteit' nog kunnen gebrui
ken. Een groot deel van hen is
boven de 55, en verreweg het
grootste deel is boven de 45.
Zij behoren tot een leeftijds
groep, die alleen vanwege
ouderdom al moeilijk aan de
slag kan komen. Dus iemand
met een kwaal of gebrek (ook
al is die nog zo licht) kan het
helemaal wel vergeten.
Onder deze categorieën WAO-
ers zal inderdaad sprake zijn
van een stuk zg. 'verborgen
werkloosheid': wanneer er
een grote behoefte aan ar
beidskrachten zou bestaan,
zouden velen uit deze catego
rieën waarschijnlijk nog wer
ken. Maar of dat een argu
ment mag zijn om hun uitke
ringen te verlagen is nog maar
de vraag. Want daarmee zijn
we terug bij de vraag naar de
diepere oorzaken van de groei
van het aantal WAO'ers.
Ingrijpend proces
Op het moment dat de Wet op
de Arbeidsongeschiktheids
verzekering in werking trad,
was in Nederland een ingrij
pend proces op gang geko
men. Een proces dat geken
merkt werd door versnelde
technologische vernieuwin
gen in het produktieproces,
door een sterke concentratie
tendens in het bedrijfsleven,
door veranderingen in het ar
beidsklimaat en door wijzi
gingen in de aard en de om
vang van de werkgelegen
heid. Dat proces gaat nog
steeds door. Het houdt in dat
niet alleen de groei van het
aantal arbeidsplaatsen af
neemt, maar ook dat voor die
arbeidsplaatsen steeds min
der mensen als 'arbeidsge
schikt' worden beschouwd.
Door de wijze van produceren
en door de manier waarop het
werk georganiseerd is (bijv. in
voleontinu-diensten) zijn
veel bedrijven steeds selec
tiever geworden in wie zij
aantrekken. Het gaat er een
beetje op lijken, dat die be
drijven eigenlijk alleen volle
dig fitte mensen, in de kracht
van hun leven, een plaats
kunnen of willen geven in de
produktie. Het ruime aanbod
van personeel biedt hen da^r
ook de gelegenheid toe.
De produktie per werknemer
wordt steeds verder opge
voerd. In veel gevallen leidt
dit tot een zware lichamelijke
en/of geestelijke belasting.
Wie dat niet vol houdt en ziek
wordt of klachten krijgt, is
vanuit het bedrijf gezien on
geschikt voor z'n werk en
verwijnt geruisloos via de
Ziektewet in de WAO. Dat dat
op grote schaal gebeurt, is
nog geen reden om de slacht
offers extra te laten betalen
door hun uitkeringen te
kortwieken.
Weinig heil
Anderzij-ds is het duidelijk, dat
de toeloop naar de WAO op
deze manier niet kan blijven
doorgaan. Het aantal mensen,
dat in de WAO terecht komt,
zal drastisch beperkt moeten
worden. Zoals uit het vooraf
gaande blijkt, is er weinig heil
te verwachten van strengere
keuringen, controle of andere
selectievormen. Meer resul
taat is te verwachten van
maatregelen die er op gericht
zijn, de afbraak van de werk
gelegenheid (zowel kwalita
tief als kwantitatief) tegen te
gaan.
In plaats van mensen arbeids
ongeschikt te verklaren, zou
men een eind moeten maken
aan een proces, dat steeds
meer arbeid ongeschikt voor
maakt.
Reel
Koopt u een nieuwe molen of
een nieuwe (vliegen)reel, pas
die dan altijd eerst op de hen
gel waarop u de molen of reel
wilt gaan gebruiken. Soms
passen bepaalde modellen
reels of molens namelijk al
leen op hengels die door de
fabrikant van de molen of reel
zijn vervaardigdEn als u
toch een nieuwe molen of reel
koopt, schaf dan meteen een
resevespoel aan. Makkelijk
om een andere lijndikte op te
zetten, of een ander soort
(vliegen)lijn. Bovendien is
een reservespoel stukken
goedkoper dan een tweede
molen of reel.
Verklikkers
Hoe beter een visser zijn "beet-
verklikker" ziet, hoe beter hij
vis kan vangen .(Een beet-
verklikkeris bijvoorbeeld het
puntje van een pen of dobber,
een drijvende kunstvlieg of
een waker). Een zeer beroemd
Engels visser draagt daarom
zo'n ouderwetse groene klep
van celluloid. Ook een hoed
met een grote flap of een pet
met een grote klep kan
dienstdoen; en bovendien een
polaroidbril, waarmee men
dan tevens in het water kan
kijken. Goede vissers zie je
zelden zonder.
Stuitjes
Stuitjes heb je nodig als je vist
met schuifpennen. Het ma
ken van zo'n stuitje is niet
moeilijk, want men gebruikt
er dezelfde knoop voor als die
waarmee men een lijn aan een
haak met een bledje zet - al
leen wordt de haaksteel nu
"vervangen' door de hoofd-
lijn. Vele vissers maken
y' stuitjes in voorraad, bijvoor
beeld op een naald (daarop
zijn ze ook kant en klaar te
koop bij de hengelsportwin
kelier). Maakt u zelf stuitjes,
knoop ze dan in plaats van
rond een naald liever rond
een buisje(lege ballpointvul
ling). Aan het water hebt u nu
niets anders te doen dan de
lijn door het buisje te steken
en het stuitje op de lijn te
schuiven.
Vliegvistips
Verfomfaaide vliegen brengt
men weer in model door
"stomen" boven een fluitke
tel. Rafelige knopen kan men
repareren met blanke nagel
lak. Leaders krijgt men weer
goed recht als men ze door
een stukje rubber binnen
band trekt. Nog rechtere lea
ders verkijgt men als men de
dikke stukken knoopt van
plat nylon, dat onder de naam
"tapeworm" te koop is bij
hengelsportwinkeliers die
zich gespecialiseerd hebben
in de vliëgvisserij. Leaders
zijn vaak langer dan de hengel
zelf, vandaar deze verkastip:
haak de vlieg in het startoog
van de hengel leg de leader
achter de reel en draai de lijn
strak; men heeft er nu geen
last meer van dat de leader-,
knop in het topoog blijft
haken.
Knopen
Iedere visser gebruikt knopen
en hoe betrouwbaarder die
zijn, hoe beter. Trek knopen
altijd langzaam dicht, na ge
controleerd te hebben of de
windingen wel netjes naast
elkaar liggen. Rukt men een
knoop dicht, dan veroorzaakt
men wrijving, die gelijk staat
aan hitte. En hitte betekent
een verzwakte knoop. Ver
geet bovendien niet de knoop
voor het aantrekken even nat
te maken met wat speeksel.
De windingen glijden dan
nog soepeler en beter op hun
plaats.
Weerhaak
Steeds meer vissers, met de
kunstaasvisssers voorop,
gaan ertoe over de weerhaken
van hun haken te verwijde
ren. En met reden, want met
een haak zonder weerhaak
haak en onthaak je veel snel-
ler.(Het onthaken van een
snoek die gevangen werd aan
een haak zonder weerhaak is
een fluitje van een cent). De
techniek is eenvoudig: tussen
de bekken van een tang knijpt
men de weerhaak plat. Denk
om de ogen, en houdt het ge
laat afgewend, want soms
springt de weerhaak weg.
Per honderd
Geen enkele visser, de peurder
uitgezonderd, kan het stellen
zonder haken, dat is bekend.
Maar koop nooit goedkope
haken, maar liever de duurste
die u krijgen kunt. Goedkope
haken zijn namelijk goed
koop omdat men ze op een
tijdsbesparende wijze ver
vaardigd heeft. Met andere
woorden: ze zijn goedkoop
omdat ze slecht zijn. Overi
gens is het prijsverschil tus
sen topkwaliteit haken en
goedkope ramsj een centen
kwestie. Schaf haken boven
dien per honderd tegelijk aan
- dat is veel goedkoper dan
wanneer u ze in kleine aan
tallen koopt.
Boven of onder?
Wormendozen zijn handig, zo
als bekend. Maar in het ge
bruik zult u zelf al wel ontdekt
hebben: als je eenmaal op je
stekkie aangekomen zo'n
kruiper nodig hebt, dan be
vindt hij zich samen met zijn
familieleden steevast op de
bodem van de doos. Tip:
maak zelf een wormendoos,
en wel van pvc-pijp(loodgie-
ter of doe-het-zelf-zaak).
Maak er dan wel eentje met
twee deksels, zodat de doos
ook aan de onderkant te ope
nen is. Gaatjes kan men in het
deksel prikken met een
gloeiende spijker.
Door Kees Ketting
Vuil
Vist u met kunstaas en haakt u
een sliertje vuil, verwijder dit
dan onmiddellijk, want
kunstaas waaraan vuil ben
gelt wordt door de vis nooit
gepakt. (Dit gaat natuurlijk
ook op wanneer u met kunst
vliegen vist). Probeer overi
gens nooit het vuil dat aan een
kunstvlieg hangt door wer
pen te verwijderen. Op de
eerste plaats lukt dat zelden
en op de tweede plaats kinkt u
er uw leader op werkelijk ont
stellende wjze mee.
Knip
Een goed schaartje om lijn te
knippen is handig. Maar goed
schaartjes zijn erg duur, ter
wijl goedkope schaartjes
slecht knippen(vooral dunne
lijn). Oplossing: hang een na
gelknipper aan uw visjasje.
Met zo'n nagelknipper kan
men zowel dik als dun nylon
feilloos afsnijden en de kos
ten zijn te verwaarlozen.
Tuig
Vist u met kant en klare tuigjes
die u bewaart op een tuigen-
plankje, knoop dan in het
eind van de vislijn een lusje
waaraan u een elastiekje be
vestigt. Dit elastiekje haakt u
achter het onderste kikkertje
van de hengel, waarna u op
normale wijze verder optuigt.
Voordeel: bij het aftuigen
past het tuigje nu weer heel
gemakkelijk rond het tuigen-
plankje.
Deeg
Uit wittebrood kan men zelf
gemakkelijk deeg maken.
Verwijder de korsten en trek
het brood in stukjes. Voeg aan
dit kruim water toe en begin
te kneden, steeds meer water
toevoegend, net zolang tot
een zachte deeg massa ont
staat. Eventueel kan men er
kaas doorheen raspen. Ook
kan men er een kleur- en/of
smaakstof aan toevoe-
gen(puddingpoeder) of een
bepaald geurtje(anijsolie).
Men bewaart deeg in een
vochtige doek, enne: hoe
slapper het is, hoe beter het
vangt.
Spitten
Uit elke tuin zijn
halen, maar moeder de vrouw
stelt het gewoonlijk weinig op
prijs als we het gazon gaan
omspitten. Een truc, die ook
elders kan worden gebruikt
is: steek een stok of spade in
de grond en ga tegen de stok
of steel kloppen. De wormen
komen* dan na ongeveer een
minuut uit de grond gekro
pen en het gazon blijft heel.
Ook het op een afgelegen
plekje neerleggen van een ju
ten zak, die men goed vochtig
Kleurtje
Kunstaas kan men zelf gemak
kelijk beschilderen(stippen,
streepjes, "oogjes"), opkale
fateren als het is kaalgebeten,
of een andere kleur geven, en
wel met een watervaste vilt
stift. Scherpe afscheidingen
verkrijgt men door het af
plakken met tape dat men na
droging verwijdert. Kale
plugs kan men een opknap
beurt geven met lijm waar
over men glitter strooit.
Fred Veltman
Lage Rijndijk 36-40
Lelden, tel. 071-122293
Het aangewezen adres voor
al uw hengelsport.