r d ie et aeweest? 'Ik dacht maar: morgen moet ik dood Leb is kan vaak niet slapen van de zenuwen ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1978 EXTRA PAGINA 21 Door Henk Dam "Is er dan in Indië verzet geweest?" Dat was de reactie van de voormalige staatssecretaris Meijer (CRM), toen de heer D. Kriek bij hem kwam om de zaak van de Indische ver zetsstrijders te bepleiten. Kriek was op dat moment - begin 1977 - een halfjaartje bezig met wat zijn levenstaak is geworden: de onrechtvaardige positie op te heffen waarin de mensen verkeren die in Indië tegen de Japanse bezetters verzet hebben gepleegd. Want hoewel er voor de Nederlandse verzetsstrijders allerlei uitstekende voorzieningen zijn, zijn die niet van toepassing op hun Indische lotgeno ten. De Nederlandse verzetsstrijders bij wie - vaak najaren-de oorlogs jaren alsnog hun tol eisen, hebben rechtop een uitkering in het kader van de Wet Bijzondere Pensioenen (BP). De Indische verzetsmensen hebben dat recht niet. Voor hen bestaat geen orgaan als de Stichtiyig 40-'45die voor de Nederlandse verzetsdeelne- mers bepaalt wie recht heeft op een uitkering. "Is er dan geweest?" De vraag van Meijer karakteriseert de positie Indië verzet de Indische verzetsmensen. Over hen is eenvoudigweg vrijwel niets bekend. Vrijwel niets is opgetekend. Toch zijn er enkele bronnen. De belangrijkste daarvan lijkt een rapport, dat vele jaren geleden werd opgesteld door de Com missie van onderscheidingen bij het kabinet van de legercom mandant. Deze commissie, die moest bepa len wie op welk lintje recht heeft, schrijft met nauwelijks verborgen bewondering over de dapperen die niet direct het hoofd bogen toen de Japanse oorlogsmachine Nederlands In dië verpletterde. Want, het Koninklijk Neder- landsch Indisch Leger (KNIL), was geen partij voor de Japan ners, die door hun overmacht aan mensen en wapens snel de toe stand in het eilandenrijk onder controle hadden. Op 8 maart 1942 moest worden ge capituleerd. In sommige gevallen al voorbereid maar in de meeste gevallen spontaan, ontstonden daarop over de gehele archipel verzetskernen. In een groot aantal gevallen ging het daarbij om militairen die vanuit onherbergzame junglege- bieden als guerrilla's de strijd voortzetten. Maar ook gewone burgers, mannen, vrouwen, Eu ropeanen en Indische Nederlan ders namen aan de illegaliteit deel. Het verzet in Indië laat zich moei lijk met dat in ons land vergelij ken. Hier een bevolking die in grote lijnen achter de illegaal werkzamen stond. Daar apathie en, later, verholen of openlijke gevoelens van vijandschap tegen de Europeanen van een niet ge ring deel van de autochtonen. Geestelijke vader In de eerste maanden van de Ja panse bezetting een, hoewel gei- soleerd, toch vrij omvangrijk verzet. Op Java stond dat onder leiding van de kapitein van de Generale Staf R. G. de Lange, die, aldus de Commissie, de geestelijke vader van het gehele verzet op het voornaamste ei land van de archipel was. Wat kon er worden gedaan? Een primitieve spionagedienst werd opgezet, er waren enkele radio zenders in de ether, wapens wer den gestolen, en van tijd tot tijd "verdween" een Japanse pa trouille. Het uiteindelijke doel van de ille galen was in vele gevallen: de geallieerden in Australië berei ken. Lang kon het werk niet du ren. De Japanners hadden een ui terst doeltreffende opsporings dienst. Veel verzetsmensen vie len verder door verraad in hun handen. Wie dat lot trof, wachte bijna altijd verschrikkelijke martelingen en uiteindelijk de dood. De drager A. Lebis was nog jong toen de oorlog begon. Nog wat jonger zelfs dan de jongens die in ons land als de Engelandvaarders later de avonturen boeken en het witte doek zouden Amsterdammer Kriek heeft de Indische verzetsmensen zijn levenstaak gemaakt. ii Hij woonde in Soerabaja, de havenstad op de oostpunt van Java. Over Java was een luchtbeschermingsdienst opgezet. Daarmee werden vliegtuigen gevolgd. Krachtige radio's stonden contact met die vlieg tuigen toe. De luchtbeschermingsdienst was een semi-militaire organisatie. De jon gens die erbij zaten - want meestal ging het om 17-, 18-jarige knapen - kregen soldij uitgekeerd. De leiding van de luchtbeschermingsdienst op Java-Oost was in handen van paatje Van Hutten. Toen Nederlands Indië begin 1942 capituleerde, kregen Lebis en zijn vriend Jan Winckler van paatje Van Hutten een krachtige radiozender. Die moesten ze gebruiken als er een koerier kwam. De koerier kwam, een Ambonnees. Hij werkte in opdracht van kapitein Van Meelhuisen, een KNIL-militair die in het verzet was gegaan. Jan Winckler gaf de in code gestelde boodschappen door, Lebis onderhield de radio, die bij hem thuis was verborgen. De zender werd gemiddeld één keer per week gebruikt. Lebis: "Het was er een met een reikwijdte van 1000 kilometer. Wat er mee werd uitgezon den, weet ik eigenlijk niet. Dat ging allemaal in code. Ik denk dat de boodschappen bestemd waren voor KNIL-militairen die in het verzet waren gedaan." Op 30 juli 1943, 's morgens om vijf uur. kwam er een eind aan de illegale activiteiten van Lebis en zijn vriend. Verraad. De twee jongens werden direct overgebracht naar het bureau van de Japanse Politieke Inlichtin gendienst, waar ze in afzonderlijke cellen werden opgesloten. Komplotten van de Militaire Willems Orde en militair deskundiger ir. A. G. Koops Dekker schatte in 1955: "Het verzet (in Indië-red.) heeft ons 15.000 doden gekost, van wie 5000 geëxecuteerd. Verzetsster Was er na de oorlog erkenning voor de mensen die terwille van het verre vaderland het avontuur wa ren ingegaan en daar bijna nooit als overwinnaar uitkwamen? Er werd een verzetsster Oost-Azië ingesteld, uitgereikt aan hen die zich door moedig gedrag hadden onderscheiden. Daarbij werd niet alleen aan verzetsmensen gedacht. Ook zij die in de kam pen door hun gedrag de mede kampgenoten stimuleerden, konden zo'n ster krijgen. Daar om dragen Wim Kan en Corrie Vonk hem bijvoorbeeld. D. W. N. Kriek uit Amsterdam-Bui ten veld ert ook. Hij was, samen met enkele honderden lotgeno ten, lid van de Vereniging Ver zetsster Oost-Azië-Dragers. Deze vereniging was langzaam ter ziele gaan. Maar Kriek vroeg opnieuw de aan dacht voor het Indische verzet. Een advertentie in het blad voor Indië-gangers. Tong-tong. lever de enkele reacties op en dat was voor hem het begin. De in 1973 van kracht geworden Wet Uitkering Vervolgden (WUV) is van toepassing op ie dereen die aan vervolging heeft bloot gestaan. Dus ook op de mensen die in Japanse interne ringskampen onherstelbare schade aan lichaam of ziel heb ben opgelopen. Het is nog de vraag of het voor de verzetsmensen financieel gezien de moeite is, om van het WUV in de BP terecht te komen. Maar wat hen vooral bezighoudt, is de strijd om de erkenning: Waarom zij in Nederland wel en wij in In dië niet? Voor een deel is dat wellicht histo risch te verklaren. Al tijdens de oorlog beseften de Nederlandse verzetsmensen, dat er iets moest worden gedaan voor de wedu wen en wezen van de in de strijd gebleven illegalen. Het was het begin van de Stich ting 40-45. Na de oorlog bleek dat er veel meer geld nodig was dan aanvankelijk werd gedacht. De stichting begon met fondsen werving, maar dat was niet ge noeg. De overheid sprong bij en in 1947 werd de Wet BP door het parlement aangenomen. Deze wet is sindsdien talloze malen bijgesteld. Een van de wijzigin gen is bijvoorbeeld, dat na enkele jaren besloten werd, dat ook de elders in Europa werkende ver zetsmensen er onder zouden vallen. De procedure is, dat de Stichting 40-45 aanvragen beoordeelt en ze al dan niet honoreert. Bij zo'n beoordeling moet de vraag wor den beantwoord: heeft de aan vrager ja of nee op dit moment te lijden van in de oorlog gepleegde verzetsdaden? Nog steeds komen er bij de Stich ting veel aanvragen binnen. Het blijkt, dat veel verzetsmensen pas bij het klimmen der jaren als nog de psychische weerslag on dervinden van hun activiteiten in de donkere jaren. Datzelfde geldt ook voor de mensen die in Indië in het verzet gingen Maar voor hen bestaat de Wet BP niet. Met dit gegeven ging de 75-jarige Kriek uit Amsterdam-Buitenvel- dert aan het werk. Hij verzamelde reacties, raadpleegde archieven en stapte begin 1977 naar staats secretaris Meijer. steeg, die hoofd is van de hoofd afdeling verzetsdeelnemers en vervolgden: "Versteeg, dat is toch onbillijk, daar moeten we iets aan doen." Het gelukkige toeval wilde, dat er in april van dat jaar een wetswij ziging van de Wet BP zou worden behandeld en dan konden de In dische verzetslieden mooi wor den "meegenomen". Versteeg vroeg Kriek om een rapport over het verzet en kreeg dat ook. Kriek: "Maar toen werd Versteeg ziek. Hij bleef maanden en maanden in de lappenmand en werd uiteindelijk op 1 juni ge pensioneerd. De toezegging van Meyer werd niet nagekomen Als ik opbelde, werden er smoesjes namen goede nota van uw toe zegging 25 gevallen te noemen. Een toezegging! Dat is toch wel het toppunt. Die heb ik nooit ge daan." CRM-man Nijsse zegt ove rigens dat Kriek hem wél de toe zegging heeft gedaan. Geen fluit "Want Nijsse heeft geen fluit aan de Indische verzetspensioenen gedaan. Toen hij via de Tweede- Kamercommissie het verzoek kreeg toch iets te doen, heeft hij de bal naar mij doorgespeeld. Nu kan hij tenminste tegen hen zeggen: ja, het wachten is op de 25 sevallen van meneer Kriek," Dierentuin aldus Kriek, voor wie Nijsse duidelijk de boosdoener is. Het verzet in heel Nederlands Indië was op dat moment vrijwel dood. Desondanks waren de Japanners bijzonder gebeten op de verzetsstrij ders die ze nog te pakken kregen. Komplotten die er niet waren, werden vermoed. Lebis kreeg zware verhoren. Direct de tweede dag al werd hij op een stoel gezet, met zijn armen achter zich vastgebonden, een touw aan zijn polsen naar een pijp boven hem. Toen werd de stoel weggeschopt. Lebis' beide armen schoten uit de kom, toen hij aan het touw kwam te hangen. Het was het begin van nachtelijke verhoren die tot maart 1944 duurden. En altijd werd hij bij die verhoren geslagen, getrapt, gemar teld. Lebis werd daarop overgebracht naar de strafgevangenis in Soerabaja, waar nog vijf man zaten die zich met verzet hadden bezig gehouden. Bijna niemand praatte over zijn zaak met de anderen. De angst voor verraad was er diep in komen te zitten. De verzetsmensen zaten op een aparte afdeling. De rest van de gevangenis was bestemd voor "gewone" criminelen. Met een vrachtwagen werden de verzetsmensen anderhalve maand later naar het Meisjesweeshuis in Soerabaia gebracht, waar de militaire krijgsraad zetelde. Bij een massaveroordeling kreeg een celgenoot van Lebis de doodstral toegemeten. Lebis kreeg 17 jaar strafkamp, Jan Winckler 9 jaar. Lebis zou zijn vriend niet meer zien. Hij werd, als iedereen die meer dan tien jaar had gekregen, naar een strafkamp in Midden-Java getranspor teerd. De Japanse commandant daar heette Kishima. Onbillijk Meijer stond eigenlijk wel te kij ken van het verhaal van Kriek. Hij zei, zo vertelt Kriek, tegen de eveneens bij het gesprek aanwe zige CRM-ambtenaar P. Ver- Als opvolger van Versteeg werd W. Nijsse benoemd. Vanzelfspre kend kreeg hij te maken met de actieve en uiterst strijdbare Kriek. Maar Nijsse moest zich nog inwerken. Bovendien had Kriek geen eenvoudige vraag ge steld. Kriek kreeg er genoeg van en ging praten met het Tweede-Kamerlid mevr. Kappeyne van de Copello (VVD). Daar kwam begin van dit jaar een brief aan de vaste Twee de-Kamercommissie voor CRM overheen. Het resultaat was. dat minister Gardeniers van CRM eind januari toezegde de zaak te zullen laten onderzoeken. Begin februari kwam er een tele foontje van Nijsse. Of Kriek eens op het departement kwam pra ten. Kriek: "Nijsse zei na afloop: ik wil best meewerken, maar dan wil ik wel 25 namen hebben van schrijnende gevallen. Daarmee zou ik een doorbraak kunnen for- Kriek zei daarop niet direct nee, maar vond - en vindt - dat CRM zelf die 25 zaken moet uitzoeken. Kriek: "Maar Nijsse hield voet bij stuk. In een schriftelijke bevesti ging van het gesprek stond: wij Nijsse zet desgevraagd uiteen hoe moeilijk het is aan de vraag van Kriek te voldoen. "De inhoud van de Wet BP is afgestemd op de Nederlandse situatie. Dus moet er een nieuwe wet komen. Er zal ook een instantie moeten komen die de taken en de uitvoering re gelt, want de Stichting 40-45 kan dat niet doen. Die is daar niet voor berekend." "Als je daar nou van uitgaat, wordt de vraag relevant: is het wel de moeite waard? Want voor hoe veel mensen gaat zoiets gelden'' Kriek heeft het voortdurend over zijn achterban. Maar wie dat dan zijn, heeft hij nooit gezegd." "Er moet bij de verzetspensioenen een causaal verband worden aangetoond tussen de verzetsda den en de huidige psycho-sociale toestand. Maar hoe weetje of ie mand in het verzet heeft gezeten? Dat moet worden bewezen. En dat is voor Indië moeilijk. Veel verzetsmensen zijn geëxecu teerd, bijna allemaal zelfs." 'We zijn bij CRM bezig met een dossier-onderzoek, maar het blijft moeilijk. De emoties die spelen, zijn te begrijpen, maar die zijn op zichzelf geen werkzame basis. Wij moeten feiten hebben." Lebis: "Dat was een eigenaardige man. Hij had een soort privé-dieren- tuin. In een van de cellen zaten een paar grote pythons. Als iemand het werktempo niet volhield - dagelijks moest ieder in het kamp een bepaalde hoeveelheid stof geweven hebben - ging je in de cel met de pythons." Lebis overleefde het kamp. In augustus 1945 werd h(j bevrijd. Jan Winckler haalde het niet. Een door de Japanners op hem toegepaste waterproef werd Lebis' vriend te veel. Hij ligt op een ereveld in Indone sië begraven. A. Lebis. Een somber kijkende man in een moderne woning in Venlo. Hij heeft een kantoorbaantje bi] dezelfde fabriek waar hij aanvankelijk aar» de lopende band terec' m Een hele teruggang vtor die in Indonesië de tweede man was op een van de grootste ru. .itages daar. de P T Lands. Maar Lebis werd ziek. Hij kreeg sten:xtiioogde bloeddruk, kon niet meer tegen de- spanningen var het werk op en werd in 1961 ontslagen. Vanaf dat moment moest hij van de Nederlandse ambassade en de kerk leven. Dat was niet vol te houden en daarom vertrok hij in 1970 naar Nederland. Hier werd hij vlot weer afgekeurd, op grond van zijn bloed druk. De mensen van Sociale Zaken wilden Lebis op een sociale werkplaats stoppen. Maar hij bofte: Rank-Xerox wilde hem wel aan de lopende band hebben. Op grond van de Wet Uitkering Vervolgden krijgt Lebis 55 gulden per maand aan dieetgeld. Lebis maakt zich erg zenuwachtig als hij een afspraak heeft. Dal je in de Japanse gevangenis dag aan dag opgeroepen werd, is daar de oorzaak van. Als er in tv-films gevangenissen voorkomen, kan hij niet meer kijken. Het geluid van rinkelende sleutels kan hij niet hebben. Hij heeft last van evenwichtsstoornissen. A. Lebis kan vaak niet slapen van de zenuwen. Dan komt het wee»' boven. Hij wordt door de Nederlandse overheid niet als verzetsdeel' nemer erkend. J. Denu was, als zoveel Timore- zen, fel Oranjegezind. Hij was bovendien zoon van een adathoofd en in dienst van het rijk als administratief ambte naar werkzaam op Timor. De inval van de Japanners was een schok voor hem. Maar ie dereen dacht toen nog, dat het met de Jappen wel gauw ge daan zou zijn. En dan moest het bestuur weer worden voortgezet. Samen met een controleur, de resident van Timor en enkele anderen be sloot Denu de snel optrek kende Japanners niet af te wachten. Het groepje trok de bergen in, om van daaruit het bestuur op de oude, beproef de voet door te zetten. Daar zaten ze dan, midden in de jungle. De belastingaansla gen werden gewoon verder voorbereid en uitgewerkt, de registratie van de voedings gewassen werd met dezelfde nauwkeurigheid bijgehou den. De resident had er wel voor ge zorgd dat de Japanners niet alles zomaar konden overne men. In stalen drums had hij het vermogen van het gou vernement, een kapitaaltje aan zilvergeld, met zich mee genomen, de bergen in. Hoe moest dat uit handen van de vijand worden gehouden. De resident bedacht een bij zonder slimme truc. Hij liet alle stamhoofden oproepen, gaf hen de opdracht al hun papiergeld mee te nemen en ruilde dat in tegen het zilver geld. Het papiergeld werd vervolgens verbrand. Maar dat ging niet zomaar: daarvoor was een proces verbaal van vernietiging op gemaakt, waarin de serie nummers van alle bankbiljet ten stonden. Besturen is be sturen, ook midden in ner- gens-land. Dreigbrief Al gauw kregen de Japanners te horen over het merkwaar dige groepje dat zich in de binnenlanden van Timor had teruggetrokken. De Ja panse commandant stuurde een dreigbrief, die effect had. De resident, die zijn vrouw en kinderen bij zich had, be sloot zich over te geven. Hij werd daarin door vrijwel ie dereen gevolgd. Denu hoorde daar niet bij. Hij en bureau-oppasser Jacob Saudale hadden voor zichzelf het besluit genomen zich nooit over te geven, maar aan sluiting te zoeken bij de Ne derlandse en Australische troepen die in de Timorese bergen de guerrillastrijd wa ren begonnen. Verraad maakte aan die plan nen een einde. Plotseling was het tweetal omringd door Ja panners en hun met speren uitgeruste Timorese gidsen. De gevangenis wachtte. In een voormalige KNIL-ka- zerne was het militaire cachot gemaakt. Het zag er voor De nu niet best uit. Collabora teurs hadden de Jappen ver teld, dat hij KNIL-wapens had verborgen en een radio waarmee contact met Au stralië mogelijk was. Ook zou hij geld hebben verstopt waarmee KNIL-militairen waren betaald. Het was niet waar, maar de Ja panners waren niet van het welwillende soort dat een medemens op zijn woord ge loofd. Elke dag werd Denu verhoord. Als hij niet wilde toegeven, werd hij geslagen en getrapt. Een daverende klap zorgde ervoor, dat hij voorgoed doof aan zijn linke roor werd. r J. Denu: oranjegezinde Ti- Hevige pijnen Bij een ander verhoor kreeg hij dikke zeskantige potloden tussen zijn vingers die daar na werden samengeknepen. In Denu's woorden: „Deze marteling veroorzaakte mij hevige pijnen daar mijn vin gers bijna gebroken waren, hierdoor moest ik het uit schreeuwen en gillen van pijnen". Weer een ander verhoor. Denu kreeg bamboestronken in zijn knieholten vastge maakt. En dan moest hij hurken; „Ook dit deed mij geweldig pijn. Ik had het ge voel alsof mijn kniegewrich ten wilden springen". Daar er voor Denu niets te be kennen viel, zetten de Japan ners hun martelingen voort Tot ze hun laatste troefkaart inzetten: de waterproef, een van de allergemeenste kwel lingen. Denu werd met de handen op de rug gebonden op de grond gegooid en kreeg een lepel in zijn mond gesto ken. Een grote ketel vol water werd aan zijn mond gezet. Hij kreeg zoveel water binnen, dat zijn maagwand strak ge spannen raakte. Dat was het moment waarop de Japanse beulen hadden gewacht. Ze trapten hem met volle kracht op zijn maag, zodat het water uit zijn mond en neus spoot. Daarop volgden weer verhoren. Denu had niets te zeggen. Weer de waterproef. Toen voelde ik mijn einde naderen Een derde keer zou ik niet volhouden. Toen dacht ik: ik beken dan maar vals. Ik zei tegen de Japanners: ja, ik heb het geld verstopt, en de radio. De Japanners juichten. Het was weer gelukt. De commandant zei dat de volgende dag een patrouille met hem op pad zou gaan om geld en radio o"p te halen. „Is het er niet, dan wordt u op het voetbalveld doodgeschoten", had hij er aan toegevoegd. Vluchten „Ik dacht maar: morgen moet ik dood. Ik zei tegen de op passer: we moeten vluchten. Die zat in de kamer naast mij. Die avond zongen de Ja panners. Ik kende die melo die, en zong mee, in het Ne derlands dan, zodat ik de op passer kon zeggen wat we moesten doen. Ik zong: van nacht om twee uur vluchten we, en, als ik met een sinaas- appelpit gooi, moet je ko- Het lukte volgens plan. Buiten de gevangenis werden twee paarden gestolen. Na een tocht van 24 dagen 's nachts rijden, overdags verbergen, kwam het tweetal aan in Por tugees Timor, waar KNIL- militairen zaten. Daar sloot Denu zich bij aan. De militair Denu deed mee aan guerrilla- acties. Bij een daarvan kreeg hij granaatscherven in zijn voet, die vrijwel verbrijzeld werd. Eind 1942 werd hij naar Australië overgebracht. J. Denu (62) woont nu in Haar lem en krijgt een klein pen sioentje omdat hij bij het KNIL heeft gezeten. Verder krijgt hij een ïnvaliditeitsuit- kering. Denu bleek de drie maanden in het kamp niet goed verwerkt te hebben. Hij raakte snel overspannen, viel een keer midden op straat flauw, 's Nachts hoort hij bommen vallen, hij heeft last van zijn maag gekregen en lijdt aan evenwichtsstoornis sen. Aan één oor kan hij niet meer horen. De slaapkamer van J. Denu staat vol geneesmiddelen. Hij wordt door de Nederlandse overheid niet als verzetsdeel- nemer erkend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 21