De 'Rose and Crown' ziet
er uit als een bunker...
Belfast, spookstad waar leven gewoon doorgaat
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1978
PAGINA 19
"Mijd Noord-Ierland. Amateur-detec
tives hebben daar niets te zoeken. De
eerste actie die je ziet kan maar al te
geiqakkelijk de laatste zijn".
Dat ferme advies komt - vrij vertaald -
van "Let's go Britain and Ireland",
de door Harvard-mensen samenge
stelde reisgids, waarmee veel Ame
rikanen met een beperkt budget de
grote oversteek naar het moeder
land wagen. Ferm maar vooral on
genuanceerd is deze wenk zo dat het
vermoeden rijst dat de hooggeleerde
samenstellers van "Let's go..." nim
mer dit meest omstreden deel van
het Verenigd Koninkrijk hebben be
zocht.
Zoals ieder weldenkend mens zich zal
realiseren kan de toerist die de
voornaamste haarden van geweld
mijdt (Belfast, Londonderry en ei
genlijk ook wel het zuidelijk deel
van Ulster, dat overwegend katho
liek is), vrijwel zeker zijn van een
ongestoorde vakantie. Ongestoord
ook omdat - in schrille tegenstelling
met de nu behoorlijke populaire Ier
se republiek - op wat Britten na
nauwelijks andere vakantiegangers
zich in Noord-Ierland wagen.
De juffrouw van het toeristenbureau
verzekerde me dan wel dat, nu de
rust weer enigszins is teruggekeerd
(in vergelijking dan met het begin
van de jaren zeventig toen er prak
tisch van een oorlogsituatie sprake
was) men zich in Ulster in een
groeiende belangstelling mag ver
heugen. "De hotels zitten weer goed
vol", meldde ze niet zonder trots.
Wie echter z'n ogen ook maar een
beetje de kost geeft, zal noch veel
buitenlandse auto's, noch veel ho
tels ontdekken. Aan natuurschoon
kan Ulster zich intussen gemakke
lijk meten met Ierland. Met name de
noordelijke kustlijn heeft veel
fraais te bieden.
Met Belfast ligt dat uiteraard wel
even anders. Allesbehalve een toe
ristische attractie heeft de stad ei
genlijk alleen in negatief opzicht
wat te bieden. Op weg door Enge
land en Schotland werd, als ik Bel
fast als reisdoel noemde, ook wat
onthutst gereageerd: "Ben je dan
niet bang?" In Ulster kreeg die
vraagstelling een subtiele maar
veelzeggende wijziging: "Je bent
toch zeker niet bang?".
Maar dat was ik natuurlijk wel.
Nieuwsgierigheid naar het leven in
een door geweld zo verscheurde stad
en een niet te verwaarlozen dosis
sensatiezucht hadden het echter
gewonnen. Trouwens een heel
merkwaardig soort angst die zich
van je meester maakt. Van een be
zoek aan de tandarts bijvoorbeeld
kan vooraf wel een beeld van het te
verwachten leed worden gemaakt.
Lopend door Belfast ben je voorna
melijk bang voor wat er kan gebeu
ren. Niet dat er om elke hoek een
scherpschutter valt te vrezen, maar
er onwillekeurig mee rekening hou
den doe je toch. Zoals ook elke lege,
langs de kant geparkeerde auto
zorgvuldig wordt gemeden. Er kan
immers een bom inzitten.
Een onderhuidse spanning, die door
een onverwachte beweging of ge
beurtenis plotseling naar buiten
treedt. Als bij een wandeling door de
katholieke wijk Falls een vrachtau
to zandzakken verliest, is de schrik
groot. Dat kan in één van de meest
onrustige wijken van Belfast toch
geen toeval zijn? Het is het gelukkig
wel.
Een Amerikaanse correspondent heelt
eens gezegd dat hij zich in Vietnam
veiliger voelde dan in de Noordierse
hoofdstad, want "je wist daar ten
minste waar het gevaar loerde".
Waarschijnlijk een vergelijking
gemaakt tijdens de roerige periode
vijf jaar geleden, want zo erg is het
nu beslist niet meer. Al kan natuur
lijk de argeloze buitenlander de
meest waanzinnige risico's lopen
zonder het zelf eigenlijk te beseffen.
Signalen van de werkelijke ernst van
de situatie komen nu in elk geval
voornamelijk van de maatregelen
die zijn getroffen: de helikopter die
als een soort Hogere Macht de god
ganse dag boven Belfast cirkelt, de
Britse jeeps en tanks waaruit aan
alle kanten geweren priemen, de gi
gantische hekwerken en prikkel
draadversperringen die de militaire
bases en politiekantoren bescher
ming moeten bieden, de om veilig
heidsredenen nagenoeg autovrije
binnenstad en het grondig fouille
ren om datzelfde centrum binnen te
komen, waar het dan bovendien in
winkels en restaurants nog eens
dunnetjes wordt overgedaan. Het
zijn de dingen die Belfast, dat in
grauwheid en troosteloosheid niets
onder doet voor Engelse industries
teden als Liverpool en Manchester,
zijn onheilspellende sfeer geven.
Maar het meest opvallende is mis
schien nog de elasticiteit, waarmee
de inwoners van Belfast zich aan de
omstandigheden hebben aangepast
of zich eigenlijk bij hebben neerge
legd. De Britse militairen met hun
kogelvrije vesten en hun op scherp
staand schiettuig horen er gewoon
bij, het fouilleren wordt als de
doodgewoonste zaak van de wereld
geaccepteerd en de kraters en ruines
die de bommen her en der hebben
geslagen, passen gewoon in het
stadsbeeld.
Merkwaardig is het ook om te merken
met welk een routine je gelijk in dat
cirkeltje meedraait. Waarschijnlijk
omdat het past in het beeld dat je
van tevoren van Belfast hebt. Een
spookstad, waar het leven gewoon
door schijnt te gaan. Schijnt, want
vooral de gespannen gezichten van
de soldaten, die met hun vaak nog zo
jeugdige leeftijd de psychologische
druk volstrekt niet aan lijken te
kunnen, spreken wat dat betreft
boekdelen.
In feite het resultaat van de-vrede-tot-
elke-prijs-politiek, zoals die vanuit
Londen wordt gedicteerd. Het heeft
tot een uiterst gespannen rust geleid
die elk moment weer kan ontvlam
men. Een soort stilte voor de storm.
Verwijten als zou er in Noord-
Ierland te weinig aan een wer
kelijke oplossing worden ge
werkt zijn niet helemaal onge
grond. Maar de haat en het
wantrouwen zijn zo diep dat de
kans op een vredig Ulster net zo
groot is als de kans op wereld
vrede. Een tijdelijke, militaire
oplossing lijkt daarom voorlo
pig de enige mogelijkheid. Te
rugtrekken van de Britse mili
tairen, zoals extremisten aan
beide zijden en de Engelsen die
Ulster beu zijn willen, zou on
herroepelijk leiden tot een bur
geroorlog.
Tot succes op korte termijn heb
ben de verscherpte maatrege
len in elk geval wel geleid. De
cijfers zeggen wat dat betreft
genoeg: het aantal moorden is
dit jaar in vergelijking met de
eerste periode van 1977 met
zo'n dertig procent gedaald, en
datzelfde geldt voor de bom
aanslagen. Die verheugende
resultaten zijn te danken aan de
hardere aanpak van de Provi
sionele IRA (zoals bekend kent
de IRA twee takken: de Provi-
sionelen, die een nationalisti
sche en gewelddadige lijn
voorstaat en de Officiëlen die
het meer zoeken in een politie
ke, naar links leunende rich
ting).
Vooral financieel heeft de IRA
heel wat klappen gehad. Zo
komt er langzamerhand een
einde aan de protectie die za
kenmensen van de IRA "geno
ten". waarvoor bedragen tot
vijfduizend gulden per maand
worden betaald. Ook heeft de
overheid een einde gemaakt
aan een lucratieve taximaat
schappij, die de IRA in de wijk
Falls runde. Een grot.e verzeke
ringsmaatschappij werd er toe
overgehaald de zaak, die vooral
zo goed liep dankzij aanslagen
van de IRA op gemeentelijke
bussen, niet langer te dekken.
Een paar dagen later werd de
onverzekerde Falls Taxi Asso
ciation op last van de politie ge
sloten.
Verder lopen de IRA-giften van
Ierse Amerikanen, mede op
aandrang van senator Edward
Kennedy (ook Ier van afkomst)
drastisch terug en dat geldt te
vens voor de wapenleveranties
vanuit de VS.
Andere bron
De IRA lijkt trouwens inmiddels
al een andere bron van inkom
sten te hebben aangeboord.
Overvallen in de Ierse re
publiek zijn de afgelopen
maanden regelmatig aan de
IRA toegeschreven. Dat het.
daarbij niet om kinderachtige
bedragen gaat bewijst de buit
bij een overval bij het vliegveld
Shannon: een dikke twee mil
joen gulden. Een merkwaardi
ge situatie is het natuurlijk wel
dat de IRA nu acties gaat be
kostigen met geld van de ka
tholieke medebroeders. Het zal
hun prestige niet veel goed
doen.
Nu moet dat prestige toch al niet
te zeer overschat worden. Toen
in 1967 in navolging van de
zwarte burgerrechtenbewe
ging in Amerika voor het eerst
werd geprotesteerd tegen de
behandeling van katholieken
in Noord-Ierland was er van
een IRA nog nauwelijks spra
ke. In oktober van dat jaar wa
ren leden van de IRA niet veel
meèr dan "voorbeeldige orde
bewakers" (zoals een rege
ringscommissie later vaststel
de) bij een demonstratie van de
Noordierse Civil Rights Asso
ciation tegen de discriminatie
van katholieken.
Het hardhandige optreden van de
overwegend protestantse poli
tie en de geheel protestantse
oproerpolitie, de zogenaamde
B-specials, bij dergelijke mar
sen deed het aantal IRA-leden
onder de katholieken stijgen.
Het meeste voordeel had de
IRA misschien nog wel van het
gebruik dat Ulster-premier
Brian Faulkner van de Interne-
ringswet ging maken. Een wet
die het mogelijk maakt ver
dachten van IRA-svmpathieën
zonder vorm van proces op te
sluiten.
De nacht tevoren waren zeven
honderd katholieken - onder
wie veel oud-IRA-strijders -
van hun bed gelicht. Die inter
nering deed de IRA meer goed
dan kwaad. Voor ieder opge
pakt lid, meldde een veelvoud
zich aan. Een halfjaar later or
ganiseerde de Noordierse be
weging voor burgerrechten een
(verboden) demonstratie tegen
de internering in Londonderry.
De mars eindigde in een slach
ting. Zonder schijnbaar enige
aanleiding begonnen Britse
militairen, die inmiddels al en
kelejaren in Ulster opereerden,
te schieten en doodden dertien
demonstranten.
Het einde
"Bloody Sunday" betekende het
einde voor een eigen regering
in Ulster. Faulkner weigerde
onder meer de geïnterneerden
fasegewijs vrij te laten en de
Britse premier Edward Heath
benoemde daarop een minister
uit zijn kabinet tot verant
woordelijk man voor Noord-
Ierland.
Door al die gebeurtenissen had
de IRA in die jaren stevig wor
tel geschoten onder de katho
lieke bevolking in Ulster. Een
einde van de macht is voorlopig
dan ook, ondanks de financiële
klappen, nog niet in zicht.
Midden juli werd in het grens-
plaatsje Crossmaglen een Brit
se militair gedood door een
booby-trap. Nu is dat inmid
dels al geen wereldschokkend
nieuws meer (waarschijnlijk
heeft het de Nederlandse kran
ten niet eens gehaald), maar
soldaat Jack Fisher behoorde
tot de parachutisten, die begin
'72 betrokken waren bij
"Bloody Sunday".
Het regiment was na die gebeur
tenis uit Ulster teruggetrok
ken, maar kort geleden onder
felle protesten tóch weer inge
zet. De IRA had destijds name
lijk al aangekondigd dat 13 sol
daten van dit regiment (het
aantal slachtoffers in London
derry) uit vergelding zouden
worden gedood. Fisher, die op
het punt stond af te zwaaien,
was het eerste slachtoffer.
Pubs
Bij toeval kwam ik de eerste
avond al met een in de jeugd
herberg ontmoete Amerikaan
terecht in een pub van de Pro
visionele IRA. De pubs in Bel
fast zijn trouwens een verhaal
apart. Normaal volgens de bes
te Britse tradities het toppunt
van gastvrijheid, hebben ze in
de Noordierse hoofdstad meer
van bunkers. De "Rose and
Crown" spande wat dat betreft
de kroon. Aan de voorkant een
hoge muur, met hier en daar
wat tralies. Daarvoor een vier
tal tonnen volgestort met ce
ment.
Hun functie: voorkomen dat met
explosieven geladen auto's te
gen de muur worden aange-
dreund. Om binnen te komen
moeten we een stel mannen,
die ons van top tot teen opne
men, passeren en een drie me
ter lange, donkere gang door.
Binnen zou de gemoedelijke
sfeer niets van de spanningen
verraden, ware het niet dat er
op de bar een monitor staat,
waarmee het gebeuren voor op
straat in de gaten wordt gehou
den. Dat al deze veiligheids
maatregelen beslist geen over
bodige luxe zijn, vertelt Char
lie, één van de stamgasten: in
1974 ontplofte namelijk een
bom bij de Rose and Crown. Er
vielen zes doden en Charlie, die
er toen ook was, brak zijn beide
benen.
Het weerhoudt hem er niet van de
Rose and Crown te blijven be
zoeken. Verbazing daarover
doet hij af met een schuchter
lachje en schouders ophalen.
Het hoort nu eenmaal bij het
leven .De volgende nieuwe
door
Bart Jungman
spreker is Billy. Hij blijkt de
enige protestant in het gezel
schap en pas sinds kort in deze
pub te komen.
"Ik word hier geaccepteerd", ver
telt hij, "omdat ik een keertje
meekwam met een vent van de
IRA, die twee zonen in Long
Kes (een berucht internerings
kamp) heeft zitten. We waren 's
avonds op stap geweest. Op
weg naar huis stond hij er op
om er hier nog ééntje te nemen
Eerst wilde ik niet maar hij
hield aan en sindsdien kom ik
hier wel vaker. Ach, ik ben ver
der niet gevaarlijk voor ze. Als
ik nou grote zonen had, dan
zouden ze me er, denk ik, wel
uitgooien". Spannend wordt
het nog als een viertal zwaar
bewapende soldaten het pand
betreden. Het blijkt een dage
lijks ritueel te zijn: controleren
of er zich gezochten onder het
gezelschap bevinden.
Vreugdevuren
Later op de avond gaan we kijken
naar de Bonfyes. Vreugdevu
ren, die in alle protestantse de
len van de stad worden ontsto
ken, een traditioneel gebeuren
aan de vooravond van één van
de meest enerverende gebeur
tenissen in Ulster: Oranjedag.
We belanden in de wijk Sandy
Row, een protestants bolwerk
in Belfast. Als de sfeer niet zo
agressief was, zou die nog het
best vergelijkbaar zijn met Drie
Oktober.
Al het puin van Belfast (en dat is
heel wat) is op grote hopen ver
zameld en om tien uur gaat de
brand er in. Terwijl het vuur
aan de dakgoten likt, komen
talloze dronken mensen
schouder aan schouder aange-
zwierd en er worden anti-paap
se liederen gezongen (a rope to
hang the pope). Het heeft iets
heel macabers. De brandweer
moet 27 maal uitrukken om uit
de hand gelopen fikkies te
blussen. Verder blijft het (voor
Noordierse begrippen dan) on
danks het provocerende karak
ter van de bonfires rustig.
De volgende dag, twaalf juli, is
het dan zover: de Oranjeorde
herdenkt de 288ste(!) verjaar
dag van de overwinning van
"onze" Willem van Oranje in
1690 op Jacobus II bij de slag
bij de rivier de Boyne. In de
ogen van het Oranjevolk de vic
torie van het protestantisme op
het katholicisme.
Een anekdote wil dat een gezag
voerder vlak voordat zijn toe
stel aankwam op het vliegveld
van Belfast, zou hebben ge
zegd: "We landen zo direct in
Ulster. Wilt u,uw horloges drie
honderd jaar terugzetten".
Hoeveel waarheid er in die grap
schuilt, bewijst die twaalfde
juli wel. De fanatieke gezich
ten en de strijdvaardige
marsmuziek doen in de verste
verte niet aan een feestdag
denken. De optocht lijkt op
weg naar het slagveld. De
Oranjeorde is om te overleven
ook wel gedwongen om in het
verleden te leven. Naast de
sociale functie die de bewe
ging heeft (in een soort 'Dit is
uw leven' in het boekje dat ter
gelegenheid van deze twaalf
de juli is uitgegeven wordt
een Oranjebroeder er aan
herinnerd dat de toestem
ming om met zijn huidige
vrouw te mogen trouwen
werd gekoppeld aan een lid
maatschap van de Oranjeor
de) leeft het Oranjevolk van
herdenking naar herdenking.
Oranjemars Veel oudere
Noordierenmaar ook lopen er
toch opvallend veel jongeren
Opdat de nieuwe generatie
niet vergete, opdat zij de ba
nieren. bolhoeden, witte
handschoenen en oranje sjer
pen overnemen. Niet zonder
succes blijkbaar want naast
de grijze helden van weleer
lopen opvallend veel jonge-
Tot 1780.
De geschiedenis van de Oran
jeorde gaat terug tot 1780.
Geheime Presbyteriaanse
bendes intimideerden gedu-
rende.die jaren in de nacht
landeigenaren om de pachten
laag te houden. Toen ook aan
katholieken dat pachtrecht
werd verleend, verlegden ze
hun werkterrein en probeer
den de 'indringers' te verja
gen. De katholieken richtten
op hun beurt ter verdediging
soortgelijke legertjes op en
vele gevechten vonden
plaats. Aan het eind van de
achttiende eeuw werd het
pleit in het voordeel van de
protestanten beslecht. Hun
organisatie werd ter gelegen
heid van die overwinning
vernoemd naar Willem van
Oranje.
Oranjeloges (naar voorbeeld
van de Vrijmetselaarsbewe
ging) rezen als paddestoelen
uit de grond. De achterdocht
van het establishment tegen
deze vechtersbazen ver
dween toen de Oranjeorde
tijdens de opstand van 1798
de zijde koos van de Britten.
De orde werd een bruikbaar
wapen tegen katholieke
emancipatie en in de negen
tiende eeuw kwamen er zelfs
'Gentlemen Lodges', want
verschil moest er natuurlijk
zijn. Met de latere toetreding
van geesteüjken tot de orde,
kreeg de Oranjebeweging
zelfs een schijn van respecta
biliteit.
Zodoende groeide de Oranjeor
de op tot het machtigste li
chaam in Ulster, vergelijk
baar met de Broederbond in
Zuid-Afrika. Ook de politieke
arm van Ulster, de Unionisti
sche partij werd in een Oran
jehal geboren. Een antwoord
op de eerste dreiging van Ier
se onafhankelijkheid.
Lord Craigavon, de eerste pre
mier van Ulster, zei in 1932:
"Ik ben in de eerste plaats
Oranjeman, daarna pas poli
ticus. Ulster is een protes
tants land met een protes
tantse regering voor protes
tantse mensen". De laatste ja
ren is de invloed van de
Oranjeorde op het politieke
leven niettemin teruggelo
pen. Mensen als oud-premier
O'Neill en zijn opvolger Chi-
chester-Clark probeerden
niet zonder succes de Unio
nistische partij wat los te we
ken van de rechtse en stijf
koppige Oranjeorde.
En nu Ulster weer vanuit Lon
den wordt bestuurd lijkt er zo
langzamerhand een eind te
komen aan de politieke
macht van het Oranje-impe
rium. Maar op een dag als de
twaalfde juli - een nationale
feestdag - schaart het over
grote deel van protestants
Noord-Ierland zich toch weer
achter de Oranjeorde en be
zoekt de marsen in heel het
land.
Trouw
Het meest op de voorgrond tre
dende symbool bij die marsen'
is de Lambeg-drum. Een gi
gantische trom, oorspronke
lijk afkomstig uit Schotland.
Er komt een werkelijk formi
dabel geluid uit en is bedoeld
om de vijand schrik aan te ja
gen (het gaat door merg en
been). Op lange tochten wor
den de handen van de drum
mer vaak opengesneden door
het striemende leer, waarmee
de als drumsticks gebruikte
bamboestokken aan zijn vuis
ten zijn vastgesnoerd. Van
menig Lambeg-drum kan na
afloop dan ook het bloed
worden afgeveegd. Zo ook
deze twaalfde juli in een op
tocht die maar liefst twee uur
duurt.
Vertegenwoordigers van
Oranjeloges uit Schotland en
andere delen van de wereld
komen er elk jaar voor over.
Muziekkorpsen, afgewisseld
door keurig in het zwart ge
tooide vertegenwoordigers
van loges, spelen door elkaar
heen en alleen het dreunende
ritme van de Lambeg-drum
valt te onderscheiden. 'No
surrender' (geen overgave)
roepen de muzikanten, het
geen door het talrijke publiek
met instemming wordt aan
gehoord.
Net als bij de bonfires wordt er
voortdurend geprovoceerd.
Maar het wordt uiteindelijk
één van de vredigste vierin
gen van de twaalfde juli. De
Britse soldaten kijken wat la
cherig toe bij dit wat ridicule
machtsvertoon en ook de ka
tholieken kennen na al die ja
ren het deuntje wel en wach-
ten thuis tot het is afgelopen.
Wachten tot zij weer iets kun
nen herdenken.
En zo zal het nog jaren door
gaan. Twee volken in één land
met hun eigen mythen en
helden en een gezamenlijke
toekomst die er door al die
onverdraagzaamheid somber
uitziet. Als ik op weg naar het
zuiden in Kilkeeny aan een
jongen vraag hoever het nog
is naar Ierland, antwoordt hij
met een serieus gezicht: "Dit
is Ierland". Dat niet iedereen
in Ulster die mening is toege
daan mag als bekend worden
verondersteld.
Bronnen: Jill and Leon Uris -
Ireland, a terrible beauty
Leif Skoogfors - The most natu
ral thing in the world
Peter Brusse - Ulster, god beter
het
Newsweek van 31 juli