BenW: nog in '78 maatregelen voor Endegeest Er moet nog hard aangepoot worden Dr. Hermann Sleumer en zijn Rhododendrons Voorstellen naar raad Morschwijk wil eerst hoorzitting speelzalen ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1978 Dr. Sleumer: „Prachtig hè, die trompetvorm' LEIDEN - Temidden van lange rijen hoge ladenkasten slaat hij een hobbelige bladzij om in een groot boek. Hij kijkt er peinzend naar. "Prachtig hè, die trompetvorm. De kleuren zijn nu natuurlijk niet zo mooi meer. Maar als je ze ziet bloeien in de vrije natuur, goudgeel, oranje. Prachtig". "Het Rijksherbarium heeft drie van deze grote zalen", zegt hij, als we ons langs de reusachti ge stellingen wurmen. "Een van de grootste verzamelin gen in de wereld. Maar haast niemand weet dat. Dat ik dit nu zo vertel, doe ik dan ook voor het Rijksherbarium. Ik wil er wat meer bekendheid aan geven". Dr. Hermann Otto Sleumer is nu 72. Sinds zijn pensionering in 1971 is hij honorair mede werker van het Rijksherba rium. De laatste der mohika nen in een beperkt gebied van de botanie. Hij weet vrijwel alles van de Ericaceae - de heide-achtigen - en van de Maleise Rhododendrons. Voor zijn baanbrekende weten schappelijke werk op dit ge bied kreeg hij onlangs een gouden medaille met certifi caat van de American Rho dodendron Society. Dat is een club van voornamelijk rijke Amerikanen, die bijkans hun ganse ziel in de voorspoed van de Rhododendron heb ben gelegd. "Mensen met ontzettend veel geld soms", merkt dr. Sleumer op. "Mil jonairs kun je wel zeggen, die hun geld in de Rhododen drons steken. Ze willen vaak de mooiste en zeldzaamste in hun eigen tuin hebben, zodat ze ze kunnen laten zien als ze mensen op bezoek krijgen" Het Duitse accent is even on miskenbaar als verklaarbaar dr. Sleumer is namelijk een geboren Duitser. Na zijn middelbare schooltijd stu deerde hij farmacie, bekos tigde zijn studie met vakan tie- en weekend-baantjes als assistent-apotheker, en legde tijdens zijn studie een grote belangstelling aan de dag voor de plantkunde. In 1933 werd hij professor in de farmacognosie (geneeskrach tige natuurprodukten) aan de Universiteit van Berlijn. In die functie had hij nauwe banden met twee gebieden: de westelijke en de oostelijke sector. Na de oorlog, in 1949, besloot hij uit Berlijn weg te gaan. "Ik had natuurlijk kun nen besluiten naar de rode sector te gaan", zegt hij grijn zend. "Maar daar ben je niet zo vrij hè" Hij werd gevraagd voor een pro fessorraat in de plantengeo grafie aan de Universiteit van Tucuman in Argentinië van wege zijn grote kennis van de flora van de Andes. Hij bleef daar tot 1953, werd vervol gens gevraagd om aan het Rijksherbarium in Leiden te komen werken. Het kolonia listische verleden van Indo nesië had ook de wetenschap niet onberoerd gelaten en er lag nog een groot terrein braak op het gebied van de Maleise Rhododendrons. Sierteelt "Ik ben de eerste geweest die van deze Rhododendrons za den en stekken heeft meege bracht. Voor een deel voor de sierteelt. Want daar is het erg waardevol voor. In het proef station van de kwekers in Boskoop wordt er gepro beerd deze tropische soorten te combineren met andere soorten. Zo'n combinatie, dat is een wensdroom van iedere kweker. Je kunt het vergelij ken met de tulp hè. Opeens is er een zwarte tulp. Dat is na tuurlijk prachtig. En zo ligt het ook bij de Rhododen dron" De Rhododendrons die hier in Nederland en in nog groter hoeveelheden in Schotland en Ierland worden aangetrof fen, noemt dr. Sleumer "win terhard". Dat wil zeggen: ze zijn bestand tegen dit barre klimaat van kou, regen en wind. In tegenstelling tot de vele tropische soorten, die merkwaardig genoeg vaak bloeien in de droogste tijd van het jaar. Maar ook bij de tropische soor ten zijn er grote verschillen. Sommige gedijen prima on der westerse omstandighe den, andere doen het hele maal niet. "En niemand weet waarom ze het dan niet doen", zegt Sleumer. "Het heeft waarschijnlijk te maken met genetische - erfelijke - ver schillen. Ik heb een keer op vierduizend meter hoogte, op de Mount Wilhelm in het vroegere Duitse gedeelte van Nieuw-Guinea gezeten. Acht dagen lang gekampeerd. Daar was het verdomd koud. En daar vonden we ook Rhodo dendrons. Maar als je die naar Nederland brengt, dan gaan ze hier kapot. Dat is heel wonderlijk. Maar je weet niet hoe dat komt". Volgens dr. Sleumer zijn er zo'n 850 soorten Rhododendrons in de wereld. Driehonderd daarvan behoren tot de Ma leise. De Leidse wetenschap per ontdekte er zelf zo'n hon derd. Publiceerde er uitvoe rig over in zijn "Flora Ma- lesiana". En is er nog steeds intensief mee bezig. Maar hij is wel de enige. "In Edin burgh daar zijn nu twee jonge Engelsen, die zich ermee be zighouden, maar dan met de Aziatische. Ik heb hier wel eens gevraagd aan jonge we tenschappelijk medewer kers: wil je je niet eens hièr- mee gaan bezighouden. Maar er is blijkbaar weinig belang stelling voor" WIM WIRTZ LEIDEN - Burgemeester en wethouders willen nog dit jaar maatregelen nemen om verbetering te brengen in de situatie van het psychiatrisch ziekenhuis Endegeest c.a. Dat blijkt uit een reeks voorstellen die het college heeft gedaan aan de gemeenteraad. Kortweg komen deze voorstellen op het volgende neer Er moet op korte termijn een be stuurscommissie komen, die voorlopig het bestuur van Ende geest op zich neemt en voorstel len doet over de meest gewenste beheersvorm (Daarbij zal deze commissie zich o.m. moeten uit spreken over een nieuw directie structuur.) Er moeten direct maatregelen worden genomen om bestaande gebreken of tekorten aan beno digde materialen weg te nemen (Geneesheer-directeur Mojet moet binnen twee maanden hier over aan B en W rapporteren). Op korte termijn - d.w.z. voor 1 januari 1979 - moeteen speciaal in te stellen werkgroep (van diverse specialisten) een voorlopig be leidsplan voor Endegeest op tafel leggen. Een andere, nog in te stellen werkgroep moet vöör 1 oktober a.s. advies uitbrengen over een aan te trekken extern bureau voor vraagstukken op het gebied van communicatie, vorming en organisatie-ontwikkeling. Bij al deze voorstellen willen B en W zich richten naar de voorwaar den die onlangs geformuleerd zijn door de in april j.l. ingestelde "Commissie van voorbereiding voor eventueel extern onderzoek haar de personele situatie van het Psychiatrisch Ziekenhuis Ende geest". Deze commissie, bestaande uit ge meenteraadsleden en ambtena ren, werd in het leven geroepen nadat de kranten melding had den gemaakt van de vele moei lijkheden waarmee Endegeest te kampen heeft. Aan de hand van een drietal hoorzittingen voor het personeel van het psychiatrisch ziekenhuis stelde de commissie later vast dat de situatie in Ende geest "veelal ernstig" is. Op de hoorzittingen werden klach ten geuit over de slechte huisves ting, slechte communicatie en over de directie en het bestuur van Endegeest (de gemeente Leiden). De commissie kwam vervolgens met een aantal voor stellen om in de situatie van En degeest verbetering te brengen. Daarbij stelde de commissie een aantal voorwaarden die betrek king hadden op mede-verant woordelijkheid van het perso neel, zelfwerkzaamheid, open baarheid en bestuurlijke onder steuning uit het stadhuis. 28 Augustus B en W stellen de gemeenteraad nu voor om zich op maandag 28 au gustus over de voorstellen uit te spreken. Daarvóór, zo is de be doeling van het college, zouden de raadscommissies gezond heidszorg en personeelszaken zich ermee moeten bezighouden (resp. 15 en 16 augustus). In het te maken beleidsplan voor Endegeest moet volgens het col lege tenminste aandacht worden besteed aan de medische behan delingsvisie, de visie op verple ging en verzorging, de te ver wachten aantallen patiënten in de komende vier jaar, het beno digde personeelsbestand, een plan voor geleidelijke sluiting van Voorgeest (de zwakzinnigen afdeling van Endegeest, die zoals bekend over drie jaar moet zijn verplaatst naar Zoeterwoude) en eventueel aangepaste renovatie- en vernieuwingsplannen. In de werkgroep die het beleidsplan gaat maken, zal o.a. de genees heer-directeur zitting hebben. Ook zal de directeur deel gaan uit maken van de werkgroep die zich gaat bezighouden met het aan trekken van een extern organisa tiebureau. Verder zal deze werk groep bestaan uit een aantal amb tenaren van de gemeente en wet houder Van Dam. Het personeel van Endegeest zal via een "repre sentatieve" vertegenwoordiging Mr. Woudstra bij vertrek als voorzitter Leiclse beroepscommissie Mr. Woudstra: „De macht van de overheid "Er moet hard aangepoot worden", klinkt het beslist. Even laat hij de ontspannen houding varen, komt recht op uit zijn fauteuil en zegt met nadruk: "Het is onvoor stelbaar hoeveel tijd er in dit werk steekt. Voor één zaak kun je soms rustig enkele dagen in de bibliotheek zit ten. Die heb je dan nodig om de vele jurispudentie er op na te slaan" Door Kees van der Malen Het juridische graaf- en spitwerk gebeurt ten behoeve van de com missie voor de beroepsschriften uit de Leidse gemeenteraad. De speurder en graver is mr. C. J. Woudstra, een van de voorzitters van die commissie. Volgende maand legt hij die functie neer na een onafgebroken zittings periode van twaalf jaar. Mr. Woud stra vertrekt dan bij een instituut, waarvan hij zelf mede aan de wieg stond. "Nee het is niet vanwege m'n leef tijd". laat hij vriendelijk maar ge decideerd weten. "Als ik blijf zoals ik nu ben, kan ik het nog wel jaren doen", schat hij zelf. Mr.Woudstra y noemt zijn beslissing een gevoels- kwestie: "Ik kan het niet beredene- 1| ren, maar ik vond dat ik er mee moest stoppen". Zijn respectabele leeftijd is hem ook niet aan te zien. Het gegroefde, doorleefde gelaat doet hem welis waar niet in dc rijen der jongeren rangschikken, maar aan de kleine, beweeglijke gestalte is het verder niet af te zien dat hij de gevorderde leeftijd van vijfenzeventig jaar heeft bereikt. Snel en graag Zijn achtergrond als jurist en zijn ervaring in de politiek bracht mr. Woudstra in 1966 in de commissie voor beroepsschriften. Hij was nog maar kort uit de gemeenteraad ver trokken toen hij werd gevraagd voor de voorzittersfunctie. Als raadslid - mr. Woudstra was zestien jaar fractievoorzitter van de protes- tants-christelijken in de Leidse raad - was hij nauw betrokken bij de totstandkoming van de commis sie. De beslissing om toe te treden was dan ook snel en graag geno- Het idee voor de commissie was - zo vertelt mr. Woudstra nu twaalf jaar later - afkomstig van het toen malige PSP-raadslid Frans. Deze wilde een regeling voorstellen om voor de behandeling van beroepen van burgers tegen beslissingen van de gemeente een commissie in het leven te roepen. Mr. Woudstra was direct een enthousiast voorstander. "De behandeling van beroepsza ken door de voltallige gemeente raad vond ik altijd een foute zaak. Het is toch niks om met 37 mensen over een rechtszaak te oordelen. Bovendien werd de klager nooit gehoord. Als jurist heb ik dat nooit goed kunnen verdragen", aldus mr Woudstra. Het idee voor de beroepscommissie viel vrijwel samen met een wijzi ging van de gemeentewet. Daarmee kwam de weg vrij om taken van de raad over te dragen aan commis sies. Dit bracht het PSP-voorstel in een stroomversnelling. De Leidse commissie voor dc be roepsschriften werd geen advise rende club, maar een commissie met beslissende bevoegdheid. De commissie nam een deel van de rechtspraak van de gemeenteraad over en het oordeel zou bindend zijn voor het college van burge meester en wethouders. Unieke figuur De Leidse commissie werd zo een unieke figuur in het bestuursrecht. Geen enkele gemeente in Neder land kende zoiets. Leiden werd er ook op aangevallen. "Sommige vooraanstaande juristen" - zo ver telt mr. Woudstra - vonden de commissie in strijd met de wet. Er kwam zelfs een dringend beroep op de kroon om de Leidse verordening te vernietigen" De commissie is er gewoon geko men - de wet verzette zich er ten slotte niet tegen - en werd van een nieuw fenomeen een gegeven in het bestuursrecht. De belangstelling en waardering voor deze construc tie groeide en inmiddels vindt de Leidse commissie voor de beroeps schriften vermelding in verschil lende juridische handboeken. Mr. Woudstra toont zich intussen nog onverminderd een hartstoch telijk pleitbezorger voor deze vorm van beroep voor de burger: "De macht van de overheid neemt steeds toe, daar moet iets tegenover staan, wil de burger niet in de bu reaucratische molen ten onder gaan. Er worden overal fouten ge maakt, maar het is dan goed dat er een instantie is die dat controleert", zegt hij. De praktijk wijst ook uit dat de commissie een functie heeft. Een toenemend aantal burgers maakt gebruik van deze beoepsmogelijk- heid. "De burger heeft in de gaten dat hij terecht kan met zijn bezwa ren", signaleert mr. Woudstra. De scheidende voorzitter van de commissie voor de beroepsschrif ten schat dat in de afgelopen twaalf jaar honderddertig a honderdveer tig zaken zijn behandeld. Op grond van een wetenschappelijke studie van enkele jaren terug taxeert mr. Woudstra dat in tweederde van de zaken het beroep ongegrond werd verklaard en in eenderde van de gevallen de klagers dus in het gelijk werden gesteld. Voortrekkersrol Zijn werk voor de commissie ken schetst mr. Woudstra als 'zeer inte ressant. "In zekere zin deed je daar werk in een voortrekkersrol. Met zi jn vertrek als voorzitter houdt zijn betrokkenheid met de juridische kant van de zaak overigens nog niet op. "In deze functie ben ik gestuit op een aantal onopgeloste vragen. Daar wil ik nog wel eens over na denken en schrijven", zegt mr. Woudstra. Via publikaties in juridi sche en bestuurlijke vaktijdschrif ten zal hij nog de nodige aandacht voor de Leidse commissie voor de beroepsschriften vragen. Zijn vertrek uit de commissie voor de beroepsschriften betekent voor mr. Woudstra nog geen definitieve stap uit het maatschappelijk leven. Hij blijft zijn advokatenpraktijk gewoon voortzetten en houdt ook nog zitting in een kerkelijke com missie rondom de studenteneccle- Zijn leven lang heeft mr. Woudstra in allerlei organisaties en instellin gen gezeten. "Ja ik had er inder daad heel veel. bij een jubileum is me eens voorgerekend hoeveel het er waren. Het bleek dat ik er vie rendertig had. Toen schrok ik er zelf van", moet hij bekennen. Die maatschappelijke betrokken heid had hij van huis uit. Als zoon van een gereformeerde predikant - zijn vader was dominee in Leider dorp - werd de jonge Woudstra op gevoed met een maatschappelijk plichtsbesef en een gevoel voor hulpvaardigheid. "Wij werden" - herinnert hij zich - "Al vroeg ingezet. Als de gemeente hulp nodig had, moesten wij als kinderen ook helpen. Er zijn voor ons als kinderen wel hele vakanties mee weggegaan. Ik was nog geen tien jaar en ik verkocht al bonen op een schip omdat de schipper ziek was. Dat vond je normaal, je was er mee opgevoed. Als er hulp nodig was, hielp je". Op vijfenzeventigjarige leeftijd kan mr. Woudstra vaststellen dat hij nooit vrije tijd heeft gehad, maar die ook nooit gemist of gewenst heeft. "Ik heb er geen spijt van, ik ben blij dat ik het gedaan heb. Je doet overal ervaring op vi die meer weten dan jij". invloed kunnen uitoefenen op de uiteindelijke keuze van een ex tern bureau, zo blijkt uit de voor stellen van B en W. Uitbreiding mogelijk Uitbreiding van personeel, zo blijkt verder uit de voorstellen, is nog mogelijk, o.m. aan de hand van tariefsverhogingen. Het college gaat er daarbij dan wel vanuit dat medewerkers van Voorgeest straks zullen worden overge plaatst naar het psychiatrisch ziekenhuis. Wat de voorlopige bestuurlijke kant van Endegeest betreft wij ken B en W af van het advies van de commissie van voorbereiding. Deze had voorgesteld een deel- commissie "Endegeest" in het leven te roepen, met raadsleden en ambtenaren. Deze deelcom- missie zou de oprichting van een bestuurscommissie moeten voorbereiden. B en W geven ech ter de voorkeur aan de onmidde- lijke oprichting van deze be stuurscommissie. LEIDEN - De Stichting voor So ciaal-cultureel Werk 'Morsch- wijck' heeft als eerste gereageerd op de nota van een gemeentelijke, werkgroep om de subsidie voor peuterspeelzalen beter te verde len. Die nota is eind juni aan de verschillende peuterspeelzalen toegestuurd. Het voorstel was om deze zaak eind augustus in de gemeenteraad te behandelen. 'Morschwijck wijst dit zonder meer af. Het dagelijks bestuur van de Stichting vindt dat er eind augustus tenminste een hoorzit ting dient te zijn waarop alle be langhebbenden hun zegje kun nen doen. Pas daarna zou een voorstel aan de gemeenteraad kunnen worden gedaan. Morschwijck' is weliswaar met de opstellers van de nota van me ning dat er behoefte is aan een zekere systematiek in de verde ling van de subsidie op korte termijn, maar ziet niet in waarom nu zo'n plotselinge haast. Ze wil len niet met een gebrekkige re geling worden opgescheept en dat is de regeling die nu wordt voorgesteld op een aantal punten wel, aldus 'Morschwijck'. Men vindt het in de eerste plaats onjuist om alleen de peuterspeel zalen te bekijken. Om te zien of een wijk in een achterstandssi tuatie verkeert en daarom voor rang moet krijgen, zouden alle voorzieningen in die wijk onder de loupe genomen moeten wor den. 'Morschwijck' pleit ervoor dat alle peuterspeelzalen zoveel subsidie ontvangen dat zij een peuterleidster in vaste dienst kunnen nemen, waarbij naar de totale noodzakelijke uitgaven moet worden gekeken omdat er anders manipulatie-mogelijkhe den zijn. Het aanstellen van vaste krachten in achterstandswijken mag niet leiden tot ontslag bij andere peu terspeelzalen, en extra mensen in die wijken zouden pas mogen worden aangetrokken als alle peuterspeelzalen al een vaste leidster hebben. 'Morschwijck' gelooft dat wanneer men ervan uit gaat dat ieder kind in ieder geval een halve dag per week naar de peuterspeelzaal komt, en dat vijf gulden contribu tie per ochtend betaald wordt, ie dere zaal in de huidige omstan digheden een kracht voor 25 tot 30 uur kan aanstellen. 'Morschwijck' vindt dat in beginsel voor iedere peuterspeelzaal de zelfde bijdrage van de ouders moet gelden. Die bijdragen af hankelijk stellen van het inko men van de ouders, wijst 'Morschwijck' principieel af. Voor ieder kind wordt hetzelfde gedaan, dus moet iedere ouder ook hetzelfde betalen. Kan ie mand het niet betalen, dan moet niet de contributie omlaag, maar moet gezegd worden dat hy dat wel kan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 3