Bob Vork, de mollenvanger van Zevenhoven ZATERDAG 15 JULI 1978 EXTRA PAGINA 19 ZEVENHOVEN - Het piepkleine huisje langs de polderweg valt nauwelijks op. In de voortuin wappert een blauw-witte vlag Erop staat een tekst dat het niet goed gaat met onze Waddenzee Een merel schiet Mollenvanger 'Bob' Vork zit ver bij de televisie vandaan. Niet dat hij een hekel heeft aan dat apparaat maar als hij een uurtje in de week naar de beelden kijkt houdt het op. Alleen voetballen interesseert hem. Meer niet. Een groot glas, half gevuld met bier staat voor hem op tafel. In z'n mondhoek bungelt een peuk sigaar. 'Bob' gaat er wat prat op dat ook vijf broers mollenvanger zijn, even als drie ooms die jacht maken op de onderaardse beestjes. Door Jan Westerlaken „Dat is uniek, weetje", roept hij uit „Nergens in Nederland vind je een familie die dit werk doet. Je moet er aanleg voor hebben en een goede speurneus. Want je hebt zeker vijf jaar nodig voor je dat mollen vangen onder de knie hebt", zegt hij niet zonder enige trots. 'Bob' die jarenlang melk boer in De Haag is geweest mom pelt: „Tja,hoekomjcernutoedit werk te gaan doen. Eigenlijk heb ik het van mijn vader geleerd. Zo ben ik erin gegroeid hé" Jaren geleden waren mollen geen stuiver waard. De boeren hadden er niets voor over en rommelden zelf maar wat aan. Tot dat het rijk zich er mee gingen bemoeien. Die stuurde kaarten naar de boeren en toen kwamen de klanten. „Op een zaterdagmorgen", herin nert 'Bob' zich, „heb ik eens 120 klemmen gezet. Ik ving 92 mol len. Nou, je had dat gezicht van die boer eens moeten zien. Die man kon zijn ogen niet geloven. Maar ja, ik zet ook wel eens klemmen en dan vang ik niet meer dan een of twee mollen. Ie dere boer moet eigenlijk mee doen, want als de een het wel doet en de ander niet dan „zwemmen" de beesten over en dan raak je ze nooit kwijt. Als ik naar een land ga waar nooit mollen zijn gevan gen, pakken w,e er in een week zeker 700" haastig weg in het struikgewas. De voor deur is aan de achterkant. Een klink doet dienst als slot. Je moet bukken als je naar binnen gaat, anders stoot je je hoofd. De keuken, en weer bukken, dan sta je in de kamer Die heeft de vorm van een "1" netjes waren elkaar tegengeko men. Nou, nou. dat was me een gevecht zeg. Ik had ze allebei te pakken toen ik m'n schop in de grond stak..." Dreigbriefje Wandelgang Voor 'Bob' is het helemaal geen kunst om de mollen op te sporen. „Ik zie direct of ik met een wan- .del- of wroetgang te maken heb t Bob Vork aan het werk Nou. in de wandelgangen zet ik de klemmen. Die zijn schoon. Daar tippelen ze geregeld door heen". Zodra de koeien op stal slaan is er voor 'Bob' veel werk aan de winkel. Dan maakt hij de langste dagen. Voor de boer zijn de mollen een plaag. In het agra rische wereldje doet het gezegde de ronde dat als er veel mollen zijn dit zeker een koe scheelt. Waar mollen hun rusteloze graafwerk verrichten groeit nauwelijks gras. Er zijn ook men sen die het vreselijk vinden als hun zorgvuldig onderhouden- grasgazonnetje wordt ontsierd door molshopen. Voor sportvel den zijn de beestjes een regel rechte wanhoop. ,Weet je", legt 'Bob' uit, „vrijwel iedere mol heeft z'n eigen gan getje". Hij herinnert zich een voorval van een paar jaar terug toen hij ergens in een weiland op jacht was. „Opeens zag ik het gras helemaal omhoog schieten. Dat was in de paartijd. Twee nin- Niet iedereen is even gelukkig met de activiteiten van de Zevenho- vense mollenvanger. Toen hij op een dag in het Amsterdamse bos aan het werk was kwamen er twee kerels naar hem toe. Ieder jaar vangen „Bob" en zijn broer daar zo'n 2000 mollen. Dreigend vroegen ze of dat nu zo nodig' moest, die beestjes dood te ma ken. „Ik heb die mannen uitge legd dat die onderkruipers nooit zouden worden uitgemoord. Miljoenen zijn er. En dan te be denken dat er hele streken in Ne derland zijn waar geen mol wordt gevangen. Ze begrepen het dan wel hoewel ze er toch moeite mee hadden" Geschrokken is „Bob" een keer toen hij een brief ontving die was geadresseerd aan de „Moorde naarvan Zevenhoven". Hij kreeg dat krabbeltje in de wintermaan den toen hij in Hoogkerk aan het werk was. Ik denk dat schooljon gens het hebben geschreven. Anders weet ik het ook niet. Weet je, de mensen begrijpen het niet. Ze willen alles maar laten leven. Tegen een vrouw heb ik eens ge zegd: lust u graag kip? Ja zei ze. Nou, valt „Bob" uit, „dat vind ik zielig. Ze fokken zo'n beestje op en als het zes weken oud is wordt het opgevreten". Stomheid Zo'n dreigbrief, trekt hij zich daar wat van aan? „Ik vind het meer dan erg dat mensen zoiets schrij ven. Volgens mij ligt het allemaal aan de stomheid van de onder wijzers. Die mensen overdrijven alles schromelijk dat vind ik niet nodig. Ongedierte, dat zijn mol len toch, kun je niet laten leven. Ze vreten het brood van de boe ren op. Als er geen gras op het land groeit hebben ze geen bo terham op de plank". Vijfentwintig jaar trekt „Bob er van tijd tot tijd op uit. Als een boer overlast van mollen heelt geeft hij i lenvange ■n belletje en de mol- gaat op pad. Met klemmen en een schep. De ene boer betaalt hem per bezoek, met een andere heeft hij een contract afgesloten. In die kwart eeuw heeft 'Bob', zo rekent hij uit, min stens 200.000 mollen gevangen. „Ik verdien er een goede boter ham mee", bekent hij eerlijk. „En ook beleg, zelfs kan ik me 'n pilsje veroorloven". Joe komt het dat er maar zo weinig mollenvangers in Nederland zijn? 'Bob' hoeft niet lang na te denken. Hij heeft inmiddels een tweede fles bier laten aanrukken. Z'n oudere broer Jan (76) en zijn schoonzoon Dirk, beiden mol lenvanger, luisteren mee wat 'Bob' te vertellen heelt. Vork: „De mensen kunnen geen mollen vangen, en. weetje, ze vinden het vaak maar een vies karweitje. Ik heb altijd een grote zak bij me waar ik die dooie beesten in doe. „M'n broer", lacht 'Bob' „stopt ze altijd in de zakken van zijn kle ren. Achter heb ik wat varkens zitten, als ik die heb schoonge maakt stik ik erger fan wanneer ik op de mollenvangst ben ge weest". Paling Broer Jan merkt op: „Ik heb een caravanpark vrij van mollen ge maakt. Ik heb die kerel wel ge zegd: je sluit een contract af en blijft betalen. Om de zoveel tijd ga ik 'ns een kijkje nemen. Als-ie niet zou betalen, dan zet ik er een paar levende mollen terug. Bin nen twee jaar zit het er dan weer hartstikke vol". Jan houdt ook het land van een boer mollen vrij. Daar krijgt hij geen geld voor. In de plaats daarvan heeft hij een schitterend visstekje gekregen. „Waar het barst van de paling" roept hij enthousiast uit. Schoon zoon Dirk is vaak hele dagen op het land in 'de weer. Achter zijn fiets heeft hij een karretje voor zijn klemmen, schep, boterham metje en radio. Hoe vinden de mollenvangers hun plekjes terug waar ze klemmen hebben uitgezet? „Ik zet er een driehoek neer, vertelt 'Bob'. M'n schoonzoon heeft plastic bordjes. Ach, natuurlijk laat je d'r wel eens. een staan. Wanneer je klemmen er tussenuit haalt, ben je het verband kwijt. Ja, dat is jammer want die klemmen zijn heus niet zo goedkoop". Af en toe gebeurt het wel eens dat er andere dieren worden gevangen, wezels, zwarte ratten en ook mui zen. „Wezels mag je niet vangen he. Je doet er zo weinig aan. Ik ben niet alleen mollenvanger liefhebber vanger Los werk Wat doet een molle slappe tijd. „Allerle lacht 'Bob' „Bieten hakken, heb ik al gezegd Eigenlijk alles wat los en vast zit. Je moet toch wer-' huidje De •k Foto boven: Bob Vork met één van zijn slachtoffers. Bob Vork is mollenvanger, traditiegetrouw, want vijf broers en drie ooms oefe nen hetzelfde beroep uit. Foto uiterst links: L)e uitrusting van een mollenvanger, de klem en de tangen. Alleen de schop ontbreekt Foto links: Dode mollen, soms vang je op 130 klemmen 92 exemplaren en soms twee. De dode diertjes worden gevild en de velletjes gedroogd, waarna ze worden verkocht. Wat een velletje opbrengt wil Bob Vork niet kwijt. Jee, ik ben echt geen mollenvan- er om beesten af te maken. Het mijn eten" Er i dinge cht wel art. Pas at doet hij daar nu pre- 'Bob': „Als ik er heel wat heb gevangen vil ik ze, spij ker ze op een plank en laat ze dro gen. Dat doe ik hier achter in de schuur. Ik heb planken staan waar er wel zo'n zevenhonderd op kunnen. Iedere mol krijgt vijf spijkertjes. Als ze droog zijn laat ik wat schooljongens uit de buurt komen om ze er af te halen. Ik geef ze drie cent voor een huidje. M'n broer en ik villen ze, twee honderd in een uur doen we er wel samen. Het is een handigheid Spaarzaam is 'Bob' in zijn medede lingen over de opbrengst van di huidjes. Die varieert. „Ach. het i: wel eens zeven stuivers geweest Je kunt het achterste van je toni dat de huidjes allemaal naar En geland worden verkocht. Voor bontstola's en zo. Zelf staat hij niet in contact met zo'n bedrijf Dat gaat allemaal via een tussen persoon, hoewel schoonzoon Dirk driftig bezig is om recht streeks te gaan handelen. „Dan steek ik die paar centen van de tussenhandel ook nog eens in mijn zak", zegt hij. Volgens Bób' willen de Engelsen geen andere mollen hebben dan die worden gevangen in Zuid- en Noord-Holland. „Dat zijn de bes ten. zeggen ze. Hoe dat komt? Ik denk dat er hier voldoende te r die edije ollen. Da te goed. De winter cht Mollenhok Drie jaar geleden had 'Bob' een fik se strop. Zijn mollenhok brandde volledig uit. Een paar duizend vachtjes gingen in de vlammen op. „Er schoot een plank los", zegt hij laconiek, „en die viel pre cies op de kachel. Ja, toen had ik wel een behoorlijke portie scha de. Hoeveel?". Een geheimzinni ge lach krult om zijn lippen. 'Bob' ijgt. He chte tong zal hg nooit emand la-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 19