Van den Berah: boeteprediker onder studenten ZATERDAG 1 JULI 1978 EXTRA E'AGINA 17 (MadCYlieuuxs. In het "Leidsch Dagblad" van 1 juli 1878 - honderd jaar geleden - stond het volgende te lezen: Leiden. 29 juni (1878) aan de rijksuniversiteit alhier bevor derd tot doctor in de rechten de heer W. van den Bergh. geb. te 's-Gravenhage. met academisch proefschriftget(iteld): "De strijd tegen de prostitutie in Nederland..." Hoewel niet in de krant ver meld. geschiedde deze promotie magna cum laude. Op zaterdag 29 juni 's middags om 1 uur ver dedigde op gezag van de rector magnificus Dr. RJ. Fruin, hoogleraar der letteren en wijs begeerte. Willem van den Bergh in het openbaar zijn zoéven ge noemde dissertatie. "De bestrijding van de prosti tutie moet uitgaan van de be lijdenis, dat alleen het geloof in de Christus Gods het kwaad in zijn wortel aantast." Mr Dr Willem van den Bergh Stelling 28 van zijn theologi sche dissertatie: "Calvijn over het genadeverbond". 1879. Wie was Willem van den Bergh? Hij aanschouwde het levens licht in Den Haag op 25 fe bruari 1850, waar zijn vader notaris was. Zijn vader zag zijn wens vervuld, toen zijn zoon in Leiden rechten ging studeren in 1868. Een jaar la ter liet hij zich óok inschrijven als student in de theologie. In Leiden had hij veel contacten met studenten uit "aanzien lijke" kringen. Onder zijn kennissen bevond zich zelfs Prins Alexander. Bij zijn collega-studenten stond hij in hoog aanzien. In de zgn. "Debating-Society" van de studenten schaamde hij zich niet te waarschuwen tegen de prostitutie. In een stelling poneerde hij het vol gende: "Alle bevordering van of medeplichtigheid aan de prostitutie is onverdedig baar". De Nederlandse staatsman Th. Heemskerk schreef hierover eens: "Willem van den Bergh stond reeds als student onder zijn studiegenoten bekend als gelovig christen, die opkwam voor het reddingswerk van ds. O. G. Heldring te Zetten. Hij werd er niet om gehaat of be spot. Gevoeld werd, dat hij niet gedreven werd door de zucht om de zedemeester te spelen maar door een heilige liefde, en de bekoring, die ook daardoor van zijn persoon lijkheid uitging, maakte hem geëerd en bemind". Dr. J. H. Gunning heeft over het studentenleven van die tijd het volgende gezegd: "Wat ab soluut nieuw was, was om de strijd tegen de prostitutie midden in de studentenwe reld te brengen. Zich prosti tueren werd in de studenten maatschappij als het normale beschouwd, wie zich onthield werd, neen, niet uitgelachen of lastig gevallen, dat mag ik niet zeggen, maar toch min of meer als een uitzondering be schouwd. Alleen in theologen- kring werd het afgekeurd (of schoon toch zeer gemakkelijk geduld), behalve wanneer zij "een briefje van de dokter" hadden, wat gem.akkelijk te krijgen was, want de meeste geneesheren stonden toen nog op het standpunt, dat onthou ding niet bevorderlijk was voor de gezondheid, en voor vele individuen direct scha delijk" In die wereld nu trad de student Willem van der Bergh op met de leuze "alle medeplichtig heid aan de prstitutie is uit den boze", waarbij hij na tuurlijk niet naliet in het licht te stellen, dat elke omgang met prostituèes medeplichtigheid betekende" Het getuigde van moed om als student onder zijn medestu denten te getuigen tegen de ontucht. Ook mag de keuze van zijn dissertatie: "De strijd tegen de prostitutie in Nederland" een geloofswerk genoemd worden. Een jaar later promoveerde hij nogmaals, maar nu over een theologisch onderwerp: "Cal vijn over het Genadever bond". In zijn studententijd was hij reeds in aanraking gekomen met vele filantropen en vooral ook met het werk van Otto Gerhard Heldring 1804-1876) de man die de grondslag heeft gelegd voor de naar hem ge noemde Heldring Stichtingen in Zetten. Na Heldrings over lijden werd zijn werk voort gezet door Hendrik Pierson (1834-1923). Van den Bergh heeft Pierson in zijn werk zaamheden te Zetten gehol pen. Na afronding van zijn acade- mische studies koos hij niet de advocatuur, maar ging de pastorie in. Zijn eerste ge meente werd Schaarsbergen bij Arnhem. Op 12 oktober 1884 nam hij - na voor 40 be roepen bedankt te hebben - het beroep aan naar Voorthuizen, waar hij in 1886 met zijn ker- keraad in "Doleantie" ging. De Dolean tie is de naam van een kerkelijke beweging, waarbij een aantal kerkeraden met de bestuursorganisatie van de Ned. Hervormde Kerk hebben gebroken. Dr. J. C. van der Does typeert Willem van den Bergh aldus: "Hij was een indrukwekken de verschijningZijn plechtig voorkomen, zijn lange plecht statige gestaltezijn kleding - hij preekte niet in toga, maar in rok - zijn stem, hij had een Haags accent, het maakte al les tesamen een diepe indruk. Hij wist de ernst, die hem be zielde, aan zijn toehoorders mee te delen. Het was bekend, dat hij een innig gelovig man was. Urenlang bracht hij in gebed door. Op zijn slaapka mer had hij steeds een aparte wollen deken, die bestemd was om zijn lichaam te be schutten voor de koude, als hij geknield voor zijn stoel een deel van de nacht in stil gebed doorbracht" Reeds vroeg was hem zijn jonge vrouw (Ida Pierson) ontval len. Dat was een zware slag voor hem. Het verlies had hem geweldig geschokt. Het was zijn overtuigingdat de Here met het tot Zich nemen van zijn geliefde echtgenote een bedoeling had. Na lange overpeinzing was die hem duidelijk geworden. Hij meende, dat zijn levensroe- ping moest zijn zich te wijden aan het herstel van de kerk, de kerk moest teruggevoerd worden tot zuiverheid van leer, daartoe had God hem ge roepen". Zoals wij al gezien hebben had den ook de maatschappelijke vraagstukken van zijn tijd zijn volle aandacht. Hij gaf de stoot tot het oprichten van zie kenhuis "Eudokia" in Hotter- dam, de psychiatrische in richtingen "Veldwijk" e\i 's Heeren Loo" in Ermelo en de chr. vereniging tot stichting en instandhouding van ar- beidskoloniën te 's Gravenha- ge 'Het Hoog eland' .Evenmin is het verwonderlijk, dat zijn naam verbonden is aan de "Van den Bergh-Stichting" in Noordwijk Mr. dr. Willem van den Bergh heeft zich ingezet voor de nheid onder het volk, heeft r de zuiverheid i de leer in de kerk en heeft geleden onder de verdeeld heid van Gods volk In die strijd heeft hij geijverd, maar die ijver heeft hem ver teerd. Op veertigjarige leef tijd bezweek zijn lichaam aan de tering. In het buitenland, waar hij voor herstel was, is hij gestorven. In Montreux, bij het meer van Genève, "was zijn werk gedaan" Terug naar het jaar 1878 toen Willem van den Bergh hier in Leiden promoveerde over "De strijd tegen de prostitutie in Nederland". In zijn dissertatie gaat het niet zozeer om het strafrechterlijke karakter van de bestrijding van de prostitutie maar er wordt meer aandacht gegeven aan een wereld- en levensbe schouwing, die aan de visie op de prostitutie ten grondslag moet liggen. Na honderd jaar is er veel ver anderd. Toch heeft het zin om r de mening van Van den Bergh te luisteren, omdat zijn boek niet geschn hoogmoedige houding "Dit zal mij nooit gebeuren", maar omdat hij uitgegaan is - zoals hij het zelf zegt - van de "wet van solidariteit van schuld'. De andere reden om aan zijn studie aandacht te geven is, dat Willem van den Bergh "in het stille Zetten" geluisterd heeft naar wat de Bijbel hem geleerd heeft over de reinheid van het leven: de Heilige Schrift immers is het, die de totale bevrijding van de mens op het oog heeft. Welvaart Dr. Van den Bergh schrijft: "Als de welvaart stijgt, neemt het zedenbederf toe." Hoe was het gesteld in de laatste helft van de 15e eeuw? "Vooral de aanzienlijke stand en het hof gingen in het zedenbederf voor, en zo wordt Philips van Bourgondië de invoerder ge noemd van de later aan pros titutie gewijde badstoven, courtisanes schonken hem 19 onechte kinderen, en de zeden, die de val van het eenmaal zo machtige Ro- keizerrijk hebben voorbereid, dreigden ook hier toonaangevend te worden." Het is bekend, dat in Leider dorp zich het klooster "En- gelendaal" heeft bevonden. Het lag in de Zuidwesthoek van de Monnikenpolder en werd gesticht in het jaar 1396. (Michael Schoengen, Monas- ticon Batavum. Deel II, pag. 114/115. Amsterdam 1941). Schoengen schrijft: "Vanwege de rijkdom en weelde heeft de tucht hier nooit gebloeid." Tijdens het beleg van Leiden in 1574 is het klooster ver nield. In zijn proefschrift over de prostitutie van 1878 schreef Van den Bergh: "In het Windesheims kapittel kreeg Engelendaal te Leider dorp de droevigste ver maardheid op het gebied van de zedeloosheid." Waar de geestelijkheid en de wereldlijke vorsten in het be drijven van ontucht voorgin gen, behoeft het geen betoog, Een enkel voorbeeld uit reglement van het jaar 1656 - de bloeitijd van de Republiek -"Wij belasten oock alle Of ficiers ende Magistraten in de Steden ende Dorpen, en de ten opsichte van de Militie op de Schantsen ende Forten, alle Commandeurs, terstond nae publicatie deses, alle Bordeelen, Hoerhuysen, Mot- ende Ravot-huysen te weeren, te verstooren, en uyt te roeyen, oock geene van dien immermeer te tolleree- Maar deze krachtige taal ver slapte al spoedig. Langza merhand werden bordelen eerst tersluiks, maar daarna meer openlijk toegelaten. In de loop van de 18e eeuw ver ergerde de toestand nog Van den Bergh noteerde: "ln de 18e eeuw neemt de invloed van de kerk af en evenzeer de lichtzinnigheid toe. Bij veel mensen ontdekt men de nei ging om de orthodoxe een voudigheid en de voorouder lijke begrippen van ingeto genheid los te laten." In 1847 ontstaat de naam "maatschappelijke vraag stukken". Eén van die be langrijkste vraagstukken is de prostitutie. Nu wordt naar Een hedendaags beeld 1 gestuit. de oorzaken van het kwaad gezocht. Het was Otto Ger hard Heldring, de stichter van het Asiel Steenbeek, die in 1847 het sein gegeven heeft tot de maatschappelijke be strijding van de prostitutie. Heldrings grote verdienste lag vooral hierin, dat het hem meer te doen was om de red ding van de prostituèes dan in het bestrijden van de prosti tutie. Voorin zijn dissertatie heeft Van den Bergh acht 'motto's' opgenomen. Eén er van is van Heldring: "Bij ons en daar (in Engeland) hangt het alleen er van af, of wij een geest des afkeers en wel uit het beginsel der red dende liefde tegen deze grootste volkszonde weten teweeg brengen. De overwin ning gaat hier niet van de wet, maar van het Evangelie uit. Goede Herder In 1850 werd in Zoeterwoude de R.K. "Liefdewerk van de Goede Herder" opgericht. Wat stond deze mensen voor ogen? "Niet alleen de beker ing en duurzame verbetering van tot zedeloosheid het welijke geslacht, maar ook het voorkomen van de val en het bederf van haar, die zich in bijzonder gevaarlijke toe stand mochten bevinden." Behalve de klasse van de "ge vallenen" en van de "bewaar den" had men in Zoeterwou de oorspronkelijk die der Magdalena's ingesteld, die in een afzonderlijk verblijf, verwijderd van de klasse der nstig tegen de borst zijn boetelingen, als "goed be keerden, gelegenheid vinden zouden, om door een boetvaardig en arbeidzaam leven te voldoen voor haar vo rige afdwalingen". Toen Van den Bergh zijn proefschrift schreef bestond deze klasse feitelijk niet meer. Nog éen notitie uit "Zoeter woude". Er waren ook de zgn "Consaerées", die zich ten doel stellen, deels door af zondering van de wereld haar eigen zaligheid zekerder te bewerken, deels om door ge bed, arbeid en voorbeeld de klasse der boetelingen nuttig en voordelig te zijn." "Zonde wreken" Leids proef schrift van eeuw geleden over 'strijd tegen de prostitutie' stem" Otto Gerhard Heldring, de man die hem heeft aange spoord tot het schrijven van zijn studie over de strijd tegen de prostitutie: "Waarom verenigen de predi kanten zich niet, om, met de kerkelijke tucht gewapend, al strenger de zonde van de verloofden te wreken en in hun vertrouwelijke omgang, de ernstige vermaningen te paren aan de aanwijzingen op de verschrikkelijkste gevol gen van de ontucht?" "Waar om zwijgen de wetgevers en staatslieden?" "De eerste schreden (tegen de bestrijding van de prostitutie) zijn gezet. De hoogheid van de rust, alsof het wel met ons zou zijn, begint te wijken. In het volk ontwaakt de begeer te naar tucht, reinheid en kuisheid. Wij verheugen ons daarover. De christen strijde met de volle wapenuitrusting Gods! Zwijgen is Zonde. Men strijde mee in het geloof. Hij die ons gemaakt heeft tot een tempel van de Heilige Geest zal met ons zijn." Tot zover Heldring en in het slot van zijn proefschrift sprak Willem van den Bergh: "Er kan niet te ernstig opgeroe pen worden om in de betrach ting der zedelijkheid hetzij voorbereiding hetzij vrucht te vinden van een nieuw, natio naal, christelijk leven en de strijd aan te binden tegen al les wat het leven besmet, verlamt en vernietigt".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 17