NIXONS memoires DEEL 10 VRIJDAG 12 MEI 1978 De beste beschrijving die ik misschien van Dwight Eisen hower kan geven, is dat hij een warme glimlach en ijskoude blauwe ogen had. Niet dat hij naar buiten warm was en van binnen koud. Hij had een uitzonderlijke warmte; maar daar stond altijd een gereserveerdheid tegenover, iets ontoe- sehietelijks. Talloze mensen in de hele wereld dachten hem te kennen, maar de mensen die het dichtst bij hem stonden, zijn vrienden en collega's die hem beminden en bewonder den, begrepen dat zelfs zij hem niet echt kenden. Terwijl de meeste mensen hem zich herinneren om zijn meeslepende persoonlijkheid, staat hij mij het beste bij vanwege zijn leiderscapa citeiten. Hij was op z'n best in tijden van crisis en wanneer hij belang rijke kwesties moest behandelen. Een van de kwesties die Eisen hower moest aanpakken was de vraag of we ons nucleair overwicht zouden benutten en een totale oor lóg zouden voeren, of dat wij ons zouden beperken in het gebruik van onze militaire kracht. Ik be schreef in mijn dagboek hoe Eisen hower deze zaak op besliste wijze aanpakte in de vergadering van de Nationale Veiligheidsraad van 25 maart 1954. In de NVR-vergadering was er vanmorgen een discussie over wat de strategie van de Verenigde Sta ten zou moeten zijn in het geval van een oorlog met de Sovjet-Unie. De verenigde chefs van staven waren verdeeld over dit punt. De Presi dent nam het gesprek over met een kracht die ik van hem niet gewend was. Hij verklaarde dat hij het een kwestie vond die allereerst de op perbevelhebber (hemzelf) aanging. Als er eenmaal oorlog was, was er rriaar een beleid mogelijk, zei hij: wiinnen. De enige duidelijke uitspraak die hij deed was dat we zouden kunnen, overwegen onze krachtigste wa pens niet te gebruiken als we mili tair gesproken konden verwachten dat de reactie zo krachtig zou zijn. dat die het gebruik ervan niet raad zaam zou maken. Als voorbeeld vertelde hij hoe de geallieerden duizenden tonnen van een nog veel. dbdelijker gas dan iemand haci vèrwacht hadden ontdekt toen zij dó Duitse posities in de tweede we reldoorlog innamen. De Duitsers hadden daar geen gebruik van ge- rrjaakt, omdat zij beseften dat zij in hun ingesloten positie veel kwets baarder waren voor gas dan de geallieerden. Hoewel hij een mee slepende persoonlijkheid had, be zit hij ook een onmiskenbaar ge vóel van waardigheid. Hij was niet dó man die van ongepaste kame- riadschappelijkheid hield. Ik kan me goed herinneren hoe ijskoud hij keek als iemand hem aan zijn jasje tfok of op de schouders sloeg. In dit opzicht had hij niet sterker kunnen verschillen van Lyndon Johnson, die niet in staat leek een gesprek te voeren zonder de ander een por te geven of zelfs door elkaar te ram- njelen. H!et meest karakteristieke aari Eisenhower was misschien wel zijri vastberaden optimisme. Voortdu rend was hij in de weer om er de: te houden bij zijn staf. Terwijl ik sprak waren zijn ogen ge sloten, maar even later opende hij zé en tilde zijn hoofd van het kus sen. Ongebruikelijk formeel zei bij leneer de President, u heeft mij eén grote eer bewezen met wat u zojuist hebt gezegd". Daarna btacht hij langzaam zijn hand zijn voorhoofd in een laatste groet. LVndon Johnson was in de ban ge raakt van apparaten en elektroni sche uitrusting. Onder zijn bed in het Witte Huis ontdekte ik een wir war van draadjes en leidingen. Mij werd verteld dat sommige daarvan voor de telefoon waren, andert: voor de afstandsbediening van de televisietoestellen en weer andere ojn opnameapparatuur aan de tele foon te verbinden. Johnson liet vaak de opnamen uit werken zodra het gesprek was af gelopen. Volgens een Witte Huis roddel had Johnson ook het ge sprek opgenomen waarin hij Bobby Kennedy meedeelde dat die niet zijn kandidaat voor het vice- presidentschap zou zijn in 1964. Tpen de typiste de band afdraaide, merkte ze dat er van het gesprek geen woord was te verstaan. Eeri technicus concludeerde dat Ken nedy als voorzorg een soort stoor- zendertje bij zich gehad moet heb- bón. Dagboek Ik vertrouw erop dat er eenzelfde herwaardering zal komen ten aan zien van Johnsons plaats in de ge schiedenis als destijds bij de dood van Truman. Het droevige in het geval van Johnson is, dat hij het niet meer kan meemaken dat zijn plaats in de geschiedenis wordt vastgelegd op grond van het feit dat wij een eervolle vrede in Vietnam hebben bereikt. Aan de andere kant, zijn gezin zal het wel meemaken en dat is natuurlijk buitengewoon be langrijk en hij zal het weten, daar ben ik zeker van. Ik geloof dat Johnson aan een ge broken hart is overleden, lichame lijk en geestelijk. Hij was een ge weldig kundige en trotse man. Wanhopig wilde hij en verwachtte hij een goed president te zijn. Hij joeg zichzelf op om zijn voorganger te overtreffen. Nadat ik de verkiezingen in 1968 had gewonnen en gedurende de rest van zijn leven zag ik wat som migen „de beste kant" van John sons karakter noemden. Hij was hoffelijk, over het algemeen vriendelijk en attent in alles. Hij was niet meer de stuwende, door- Vrijwel geen vergadering ging voorbij zonder een aansporing om wiat vrolijker te zijn. "Met lange ge zichten kun je een moeilij k gevecht niet winnen", hield hij zijn kabinet een keer voor. "Waarom kunnen onze mensen niet een grijns op hun gezicht hebben in plaats van epuwig dat gefrons", vroeg hij op eén andere bijeenkomst. Maar ook. al hield hij van een goede grap. toch zag hij weinig humor in de gewich tige problemen van zijn ambt, en hij hield er niet bepaald van als ande ren wat humor brachten in serieuze besprekingen. Eisenhower kon slecht tegen kri tiek. Nooit vergaf hij Harry Truman zijn schimpscheuten tijdens de verkiezingscampagne van 1952 op Eisenhowers gemis aan politieke ervaring. "Ach, die man weet net zoveel van de politiek als een var ken van zondag", had Truman een keer gezegd. Op een goed moment maakten we plannen voor een grote bijeen komst voor beide partijen om steun te werven voor het programma van wederzijdse veiligheid. Ik stelde voor om Truman uit te nodigen om op het podium te verschijnen. Eisenhower zei dat hij nimmer mei; Truman op een podium zou ver schijnen, wat daarbij ook op het spel stond. Eisenhower wist dat hij als poli tieke leider veel sterker was dari zijn partij. Hij vond dat hij door z'n werk goed té doen zijn partij kori meeslepen; en hij voelde er nietj; voor dat zijn partij hem naar bene den zou halen. De laatste keer dat ik Eisenhower zag was twee dagen voor zijn dood. Het greep me aan dat dit waar schijnlijk de laatste keer was dat ik hem levend zag. Ik zei: "Generaal, ik wil dat u weet hoe alle vrije volkeren van Europa en miljoenen anderen in de wereld! voorgoed bij u in het krijt staan vanwege de leiding die u hebt ge geven in oorlog en vrede. U kunt er altijd zeer trots op zijn dat niemancl in de geschiedenis meer heeft ge daan om Amerika en de wereld een betere en veiliger plaats te maken ojn in te leven". drammende politicus of de volko men partijman van weleer. Boven alles wenste Johnson ge liefd te zijn - niet alleen de goedkeu ring van alle Amerikanen te ver werven maar ook de toewijding. Veel van zijn overdreven retoriek en een groot deel van zijn bin nenlands beleid kwamen voort uit deze honger naar goedkeuring. Johnson zou zich meer hebben moeten laten leiden door zijn gema tigd behoudende instinct. Ik geloof dat Johnson dit pas later heeft in gezien, want ik kan me niet herin neren dat hij me ooit heeft gevraagd een van zijn programma's voor een Great Society door te zetten. De haat in de aanvallen op John sons Vietnambeleid wordt gety peerd door die afschuwelijke, on doordachte slogan van de antioor- logs-demonstranten: „Hey, hey, LBJ, how many kids did you kill today?" (He, He. LBJ, hoeveel jon gens heb je vandaag gedood?) Eerst frustreerde het hem, daarna kwam de desillusie en uiteindelijk ver woestte het hem. Net als Herbert Hoover had hij het ongeluk dat hij op het verkeerde moment president was. In vredes tijd zou hij een groot president hebben kunnen zijn, maar de com binatie van oorlog thuis en in het buitenland bleek voor hem teveel Dagboek LBJ vertelde volgens Bobby Ba ker dat President Nixon waar schijnlijk de beste President aller tijden was. Of hij dat echt meende of niet doet niet ter zake. Hij ver keert in een van die emotionele buien die hij wel vaker heeft. Hij wil McGovern onder geen voor waarde, maar vindt natuurlijk dat hij zijn partij niet in de steek kan- laten. In de presidentscampagne van 1972 hoorde ik dat Johnson George McGovern niet zou steunen als die de kandidaat zou worden. Na de conventie (waarop de Democraten McGovern tot hun kandidaat be noemden) belde ik Johnson en stelde ik hem de vraag zonder om wegen. „Laat me u een brief voorle zen, meneer de President," zei Johnson, en ik hoorde hem met wat papieren ritselen. „Dit is het stan daard-antwoord dat ik de Demo craten stuur die me schrijven over wat ze moeten doen nu ze zo onge lukkig zijn met McGovern. Daarin staat dat ik door dik en dun het Democratische koppel zal steunen gezien de eer die ik meer dan veer tig jaar van mijn partij heb geno ten. Maar ik vervolg dan - en dat zal niemand ontgaan - dat ik altijd op het standpunt heb gestaan dat het een gewetenskwestie is wat iede reen individueel doet in een presi dentsverkiezing en dat ik me ook niet ga bemoeien met die beslis sing. Wat vindt u daarvan?" por te geven of door elkaar te rammelen. „Ik kan slechts zeggen dat ik zeer dankbaar ben, meneer de Presi dent," antwoordde ik. Een paar weken later liet Johnson Billy Graham, de evangelist, me wat adviezen voor de campagne overbrengen: „Negeer McGovern en zoek de mensen op. Maar blijf boven de campagne staan, net als ik met Goldwater deed. Ga naar sportwedstrijden en fabrieken. En maak u geen zorgen. De mensen van McGovern verslaan zich zelf wel." Billy zei dat Johnson alleen maar had gelachen toen hij de affaire met de afluisterapparaten in Watergate ter sprake had gebracht en had ge zegd: „God, dat zal hem niet de minste pijn doen." Ik twijfelde er niet aan of George McGovern was de makkelijkste te genkandidaat. De moeilijkste zou de man zijn die had bezworen dat hij zich niet kandidaat zou stellen: Ted K Ik herinner me hoe Hoover tekeer ging Niet meedoen aan de verkiezing was voor Kennedy waarschijnlijk toch de beste strategie, maar hij had vermoedelijk ook geen keus na het feest bij Chappaquiddick van juli 1969, toen zijn auto van een brug was gereden en een jonge vrouw in de auto was verdronken. Kennedy had zendtijd voor de televisie ge kregen om zijn versie van de ge beurtenissen te geven. Velen oor deelden dat dit verhaal vol gaten en tegenspraken zat. Ik dacht almaar, dat als het iemand anders was overkomen dan een Kennedy, de media en het publiek hem niet de kans zouden hebben gegeven het politiek te overleven. Maar persoonlijk had ik diep me delijden met Ted Kennedy. Toen ik hem een paar dagen later in de re geringskamer zag, schrok ik van zijn bleke en geschokte uiterlijk. Ik praatte daarna een paar minuten met hem in het Ovale Kantoor en trachtte hem ervan te overtuigen dat hij moest besluiten deze trage die te boven te komen en door te- gaan met zijn leven. In de politiek is het mogelijkje op recht persoonlijk zorgen te maken over iemand en hem toch koel ob jectief te beschouwen als tegen stander. Zelfs nu ik echt mede lijden met Ted Kennedy had. zag ik - net als hij ongetwijfeld - yvat voor verstrekkende politieke gevolgen deze persoonlijke tragedie had. Ik wist dat Chappaquiddick op korte termijn Kennedy's rol als leider van de oppositie tegen het beleid van de regering zou ondermijnen. Het was duidelijk dat de ware toe dracht van die avond in Chap paquiddick niet boven wat was ge komen en ik verdacht de pers ervan dat die niet erg z'n best zou doen om de waarheid te onthullen. Daarom gaf ik John Ehrliehman opdracht iemand voor ons de zaak te laten uitzoeken en de ware feiten op te sporen. „Laat geen minuut verlo ren gaan," zei ik. „Denk je in hun positie in als iets dergelijks ons was overkomen." Maar onze prive-onderzoeker slaagde er niet in iets te ontdekken behalve geruchten. Opiniepeilingen toonden dat de meeste mensen niet geloofden dat Kennedy de waarheid vertelde over Chappaquiddick; maar zij toonden ook aan dat do kiezers in Mas sachusetts vonden dat hij niet uit de Senaat hoefde te verdwijnen Het jaar erop gaven zij hem een ge weldig vertrouwensvotum door hem met 63 procent te herkiezen voor de Senaat. Zelfs met Chappaquiddick als handicap zou Teddy Kennedy toch veruit de sterkste Democratische kandidaat zijn geweest in 1972. Robert Kennedy zag een aantal van zijn activistische plannen als minis ter van justitie gedwarsboomd door de invloed van de directeur van de FBI. J. Edgar Hoover, op het minis terie van justitie. Het gevolg ervan was een periode van gespannen verhoudingen. Ik herinner me dat ik bij Hoover thuis was tijdens een bezoek aan Washington in 1961 en hem tekeer hoorde gaan over „die gluiperige kleine klootzak," die nu eenmaal zijn baas was en een broer van de president. Nooit in al die jaren dat ik hem heb gekend heb ik Hoover echtereen onvertogen woord horen zeggen over John Kennedy of een andere president onder wie hij had gediend. Mijn gedachten gaan terug naar het gezicht van Hubert Humphrey toen hij toekeek hoe McGovern de De mocratische conventie van 1972 toesprak nadat hij tot kandidaat was gekozen. Humphrey was een eerbiedwaardige en vindingrijke tegenstander. Hij was niet bang om zijn vaderlandsliefde te tonen, zijn gevoelens of zijn gebreken. Als hij het in 1976 opnieuw zou proberen, zou hij misschien dicht bij zijn doel komen, maar ik wist dat hg het nooit zou halen. Zijn tijd was nu voorbij - net zoals mijn tijd voorbij zou zijn geweest als ik in 1968 van hem had verloren. Ik bezat zeer weinig gegevens om McGovern persoonlijk te beoorde len. Ik kende slechts zijn uitspra ken over de belangrijkste kwesties - en dut was genoeg. Ik vond het van vitaal belang voor de toekomst van het land dat zijn radicale ideeen het in november met zouden redden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 13