Er komt geen oorlog dacht de CIA MIXONS memoires DEEL 9 DONDERDAG 11 MEI 1978 Na de Oktober-oorlog van 1973 realiseerden Kissinger, Sadat en Nixon een ommezwaai in de Ameri kaans-Egyptische ver houdingen Kissinger werd Sadats „beste vriend" en Nixon viel in 1973 een zeer hartelijk welkom ten deel Het Amerikaanse Midden-Oosten-beleid onder de presidenten Kennedy en Johnson was er in de eerste plaats op gericht Israël met de levering van wapens en geld in staat te stellen zichzelf te verdedigen tegen mogelijke vijanden. )p 25 september 1969 kwam Golda Meir naar Washington voor een staatsbezoek. Naar Israëlische maatstaven was zij een „havik", en een aanhanger van de harde lijn die er tegen was om ook maar een centimeter af te staan van het bezette gebied dat Israël bij de oorlog van 1967 had gewonnen. 3ij het staatsbanket voor haar gaf zij uitdrukking aan haar bezorgd heid omtrent onze acties voor dé tente met dé Sovjet-Unie. Ik ver telde haar dat we ons geen illusies maakten over hun motieven. Ik zei: „Onze Gouden Regel voor de internationale diplomatie is: Doe tegen anderen zoals zij tegen jou doe»". „Plus tien procent", voegde Henry Kissinger er snel aan toe. Mevrouw Meir glimlachte. „Zolang u de zaken zo aanpakt, maken wij ons geen zorgen", zei zij. In december 1969 hield Bill Rogers, de minister van buitenlandse za ken, een toespraak waarin hij uit eenzette wat later bekend was als het „plan Rogers" voor vrede in het Midden-Oosten. Dit plan was gebaseerd op het principe van te ruggave van het bezette Arabi sche gebied in ruil voor Arabi sche verzekeringen van Israëls territoriale onschendbaarheid. Puur praktisch gesproken bete kende de passage over teruggave van bezette gebieden dat het plan-Rogers absoluut geen kans maakte om door Israël te worden aanvaard. Tijdens de lente van 1970 werd er sporadisch maar verbitterd ge vochten tussen Israël en Egypte en Syrië. Begin juni stuurde Ro gers me een memorandum waarin hij een Amerikaans vre desinitiatief voorstelde en op 25 juni kondigde hij aan dat wij de partijen zouden aanmoedigen "op te houden met schieten en te beginnen met praten" Op 7 augustus werd er een wankel staakt-het-vuren afgekondigd. Het was een belangrijk succes voor Rogers en Joseph Sisco, zijn onderminister. Ook al werd het staakt-het-vuren al bijna voor de inkt droog was door Egypte ge schonden, het erkende voor het eerst de Verenigde Staten als de eerlijke bemiddelaar, geaccep teerd door beide partijen. Begin september 1970 werden de extremistische Palestijnse guer- rilleros steeds actiever. Eén groep van hen kaapte vier burger vliegtuigen en blies die op na de honderden passagiers, overwe gend Amerikanen, dagenlang te hebben gegijzeld. Het zag er naar uit dat een ernstige krachtmeting onvermijdelijk zou worden, dus ik besloot mijn eerdere opdracht in te trekken en meer militaire hulp en meer Phantom straalja gers naar Israël te sturen. Op 15 september brak er een enor me crisis in Jordanië uit. De extre mistische Palestijnse leiders, ge- ruggesteund door Syrische wa pens en hulp, hadden de Pales tijnse vluchtelingen die in Jorda nië woonden opgehitst en dreig den nu een burgeroorlog uit te lokken tegen het regime van Hoessein. Toen Kissinger mij op de hoogte bracht van dit nieuws, zei hij: „Het ziet er naar uit dat de Russen de Syriërs opstoken cn de Syriërs de Palestijnen. En de Pa- lestijnen hebben niet veel moediging nodig". De volgende ochtend belde Kissin ger met het nieuws dat er een bur geroorlog was uitgebroken in Jor danië. Palestijnse rebellentroe pen streden tegen het leger Hoessein en Syrische tanks ston den gereed langs de grens. Die middag praatte ik met een tal journalisten en ik vertelde hun dat we mogelijk tussenbeide den moeten komen als Syrische tanks of troepen of Iraakse schappen van de Arabische Liga die reeds in Jordanië waren gele gerd iets zouden ondernemen te gen Hoessein. Toen de avondbla den verschenen, kondigden de koppen aan: „Nixon waarschuwt de Roden: Blijf weg". De volgende dag kregen we een no ta van het Kremlin waarin stond dat de Russen niet van plan wa ren tussenbeide te komen in Jor danië, daarbij erop aandringend dat wij dat ook niet zouden doen en suggererend dat wij anderen - oftewel Israël - zouden afraden te interveniëren. Op 3 februari 1973 maakte ik de eer ste van een aantal soorgelijke aan tekeningen. DAGBOEK Ik sprak met Henry over de nood zaak om iets aan het Midden Oos ten te doen. Zoals ik Bob Haldeman had ge zegd, dacht ik dat Henry nu ter neergeslagen was omdat hij be sefte dat hij had deelgenomen aan wellicht de drie grote ge beurtenissen van na de oorlog - de detente met de Sowjet-Unie, de toenadering tot China, de vrede in Vietnam - en dat al het andere daarbij zou verbleken. Het Midden Oosten wil hij juist niet aanpakken, ik denk van wege de enorme druk die hij zal krijgen van de joodse groepen in dit land. Op zaterdag 6 oktober 1973 kregen we een telegram van Ken Kea ting, onze ambassadeur in Tel Aviv, die berichtte dat Golda Meir hem zojuist had Syrië en Egypte aftelden oorlog. Israël stond op het punt op twee fronten te worden aange vallen: door de Syriërs vanuit het noorden op de Golan Hoogvlak te, en door de Egyptenaren van uit het zuiden in het Sinaï-schie- reiland. Het nieuws van de op handen zijn de aanval op Israël verraste ons volkomen. Nog maar de dag tevo ren had de CIA gerapporteerd dat een oorlog in het Midden-Oosten onwaarschijnlijk was, daarbij de massale en ongewone troepenbe wegingen die onlangs hadden plaatsgevonden in Egypte af doend als jaarlijkse manoeuvres. Net zo hadden zij de dramatische verhoging in de Syrische mili taire activiteiten uitgelegd als een voorzorgsmaatregel nu de Israëli ërs onlangs drie Syrische straalja gers hadden neergeschoten. Ik was teleurgesteld door de tekort komingen van onze eigen inlich tingendienst en ik was verbijs terd door het fiasco van de Israëli sche dienst. Die behoorde tot de beste ter wereld en ook die was overrompeld. Het was Yom Kippoer - de Grote Verzoendag- de heiligste dag van het joodse jaar, en de meeste Is raëliërs, onder wie veel militai ren, zouden de dag thuis bij hun gezinnen doorbrengen of in ge bed in de synagoge. Het was juist de dag waarop Israël het minst klaar stond om zichzelf te verdedi gen. In de laatste paar uur voor de strijd echt ontbrandde, zocht Kissinger contact met de Israëliërs, de Egyptenaren en de Russen om te zien of de oorlog nog kon worden voorkomen. Maar het was te laat. Om acht uur die morgen vielen de Syriërs Israël in het noorden aan en de Egyptenaren in het zuiden. Wij hadden direct na het begin van de strijd de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in speciale zitting bijeen geroepen, maar er bestond aan beide zijden weinig belangstelling voor discussies over een staakt-het-vuren. De Russen hadden er bezwaar te gen dat wij de Veiligheidsraad hadden bijeengeroepen: zij dach ten kennelijk dat de Arabieren de oorlog op het slagveld zouden winnen als zij genoeg tijd zouden krijgen om hun winst uit het be gin te consolideren. De Fransen en de Britten - ook leden van de Veiligheidsraad - wilden zich bui ten de zaak houden: zij deelden onze uniek nauwe banden met Is raël niet en zij wisten dat bij deze confrontatie de Arabische olie op het spel stond, k overlegde met Kissinger en zei hem de Israëliërs te laten weten dat wij al hun verliezen zouden vervangen, en vroeg hem de logis tieke steun daarvoor te verzor gen. Bijna elk uur informeerde ik bij Kis singer hoe het met onze bevoorra- ding van Israël stond. De rappor ten waren niet gunstig. „Zeg Schlesinger (de minister van defensie) de zaak te bespoedi gen", zei ik tegen Kissinger. Dp vrijdagavond 12 oktober kwam Haig binnen om te spreken over de laatste Russische boodschap die op het Witte Huis was afgele verd. Daarin stond dat zij hadden gehoord dat we Israël bevoorraad den met bommen, raketten, vlieg tuigen en tanks. Ze zeiden dat ze voorts geruchten hadden gehoord dat er 150 Amerikaanse luchtmachtpiloten verkleed als toeristen naar Israël onder weg waren. Er werden geen dreige menten geuit, maar de toon en de bedoeling van de boodschap wa ren wel degelijk dreigend. Na tuurlijk werd er met geen woord gerept van de massale Russische luchtbrug, die toen naar schat ting dagelijks 700 ton aan wapens en munitie afleverde aan Syrië en Egypte. Deze boodschap was te vroeg. Onze luchtbrug naar Israël was op dat moment nog niet begonnen, maar de volgende dag, zaterdag 13 oktober om half vier 's mid dags vertrokken 30 C-130 tran sportvliegtuigen naar Israël. Op dinsdag was het zover dat we dagelijks duizend ton overvlo gen. In de volgende paar weken waren er meer dan 550 Ameri kaanse zendingen, een operatie die groter was dan de luchtbrug naar Berlijn van 1948-1949. Ik gaf voorts opdracht nog 10 Phantom straaljagers aan Israël af te leve- De Israëliërs waren inmiddels al be gonnen het verloop van de oorlog in hun eentje om te buigen, en met onze injectie van nieuwe voorraden waren zij in staat hele maal door te stoten tot de buiten wijken van Damascus en ze had den bijna de Egyptische troepen omsingeld in de Sinaï. Om kwart voor negen op donder dagavond 18 oktober vernamen we dat de Russen een voorstel aan de Veiligheidsraad wilden voorleggen voor een gezamen lijke resolutie overeen bestand in het Midden-Oosten. De combina tie van Israëlische successen en onze militaire luchtbrug waren te veel gebleken voor de Arabieren en hun Russische verzorgers, die nu een resolutie voorstelden dat gebaseerd was op de drie princi pes van een bestand ter plaatse, onmiddellijke terugtrekking van de Israëliërs tot op de grenzen zo als beschreven in resolutie 242 - met andere woorden tot de gren zen van voor 1967 - en het begin van beraadslagingen overeen vre desovereenkomst. Deze voorwaarden weerspiegelden de gebruikelijk Russische opvat ting dat de Israëliërs het gebied zouden moeten opgeven dat zij hadden gewonnen bij de oorlog van 1967 voor er besprekingen over vrede konden beginnen. Die eis was volstrekt onwerkelijk, aangezien de Israëliërs dit gebied niet alleen beschouwden als hun inbreng bij onderhandelingen, maar ook als onmisbaar voor hun nationale veiligheid onder de hui dige omstandigheden. Op 19 oktober kwam er een brief van Breznjev. Hij zei dat de toe stand in het Midden-Oosten steeds gevaarlijker werd. Hij op perde de mogelijkheid dat Kissin ger naar Moskou zou komen voor directe besprekingen. We hadden een kritiek punt in de oorlog bereikt. De Israëliërs ver sloegen nu de Arabieren op het slagveld, en binnen de volgende paar dagen zouden de Russen moeten bslissen wat zij daar aan zouden doen. 's Middags stuurde ik het Congres een verzoek voor 2,2 miljard dollar aan noodhulp voor Israël. Op 17 oktober had de Organisatie van Arabische Olie Exporterende Landen besloten de produktie van ruwe olie te ver minderen. Binnen een paar da gen na mijn verzoek om hulp aan Israël hadden Aboe Dhabi, Libië, Saoedi-Arabië, Algerije en Koe weit een totaal olie-embargo op gelegd aan de Verenigde Staten. In Moskou stelden Kissinger en Breznjev op zondag 21 oktober het onderwerp vooreen staak het vuren overeenkomst op. Zowel de Arabieren als de Israëliërs ac cepteerden de voorwaarden en op maandag 22 oktober werd het bestand van kracht. Binnen en kele uren echter beschuldigden de Israëliërs de Egyptenaren er van dat zij het bestand schonden en zij gingen weer in de aanval en voltooiden de omsingeling van het 20.000 man sterk toe Egypti sche derde leger op de oostelijke oever van het Suezkanaal. Om elf uur 's ochtends op 23 okto ber kreeg ik over de „hot line" tussen Washington en Moskou een dringende boodschaD van Breznjev. De bewoording en wa ren koel en hard. Breznjev be schuldigde de Israëliërs ervan dat zij het bestand hadden ge broken. Hij drong erop aan dat de Verenigde Staten beslissende stappen zouden ondernemen om een eind te maken aan de schen dingen. Ik drong er bij Breznjev op aan bij de Egyptenaren het zelfde te doen. Op 24 oktober werd het tweede be stand voor het Midden-Oosten van kracht. Maar er waren alar merende nieuwe spionagerap- porten: we ontvingen de informa tie dat zeven Russische divisies, 50.000 man sterk, en met inbegrip van landingsvaartuigen en heli koptermoederschepen zich nu op de Middellandse Zee bevonden. Om negen uur die avond kwam er weer een boodschap van Breznjev. Hij beweerde dat de Is raëlische strijdkrachten vochten tegen Egyptische troepen op de oostelijke oever van het Suez kanaal. Een uur later kwam er nog een boodschap van Breznjev. Het was misschien wel de ernstigste bedreiging van de Amerikaans- Russische verhouding sinds de Cubaanse raketten-crisis van elf jaar daarvoor. Breznjev drong er op aan dat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie elk onmiddel lijk militaire eenheden naar het gebied zouden sturen. Hij vroeg om per omgaande te antwoorden en verklaarde dat de Russen een zijdige actie zouden overwegen als wij niet instemden met de door hem voorgestelde geza menlijke actie. In de tussentijd waren Kissinger en mijn andere topadviseurs voor nationale veiligheid om elf uur bij elkaar gekomen. Unaniem beva len zij aan dat wij alle conventio nele en nucleaire troepen zouden alarmeren, 's Ochtends vroeg flit ste de opdracht naar Amerikaan se bases, installaties en marine eenheden thuis en over de we reld. Toen we zeker wisten dat de Rus sen wel iets zouden hebben ge merkt van het alarm, stuurde ik Breznjev een brief. Die eindigde met de woorden: „U moet even wel weten dat wij onder geen voorwaarde een eenzijdige actie kunnen aanvaarden. Zoals ik eerder al opmerkte zou een der gelijke actie onoverzienbare ge volgen hebben die niet in het be lang zijn van onze twee landen en die een eind zouden maken aan alles wat we met zoveel moeite hebben bereikt." Terwijl we op antwoord van Breznjev wachtten, hield Kis singer een persconferentie. Een journalist merkte op: „Zo als u weet wil een van de geruchten van vanmorgen dat het Ameri kaanse alarm wel eens evenzee kan zijn ingegeven door binnen landse omstandigheden als doo de diplomatieke noodzaak het Midden-Oosten." Kissinger was uit het veld geslagen door de vijandige en sceptische sfeer in de zaal en hij antwoordde ijzig: „Het is symptomatisch voor wat er in ons land gebeurt dat zelfs maar de mogelijkheid kan worden geopperd dat de Ver enigde Staten hun troepen zou den alarmeren om binnenlandse redenen." Terwijl Kissinger deze vragen pa reerde, kwam er een boodschap van Breznjev. Hij kondigde aan dat de Sovjet-Unie 70 indivi duele „waarnemers" naar het Midden-Oosten zou zenden. Dat was heel wat anders dan het militaire contingent dat hij in zijn vorige brief had vermeld. Op even rustige toon antwoordde ik op zijn boodschap, maar maakte goed duidelijk dat ik ertegen was om zelfs maar onafhankelijke waarnemers te sturen. Ik vatte het Russische gedrag tij dens de Midden-Oosten-crisis niet op als een voorbeeld dat de detente was mislukt, maar als een illustratie van de beperkingen daarvan -beperkingen waarvan ik me altijd scherp bewust was geweest. Ik zei tijdens een ont moeting met de leiders van de twee partijen in het Congres op 25 oktober. „Ik heb nooit gezegd dat de Russen 'lieve jongens' zijn Wat ik wel altijd heb gezegd, is dat we het niet tot onnodige con frontaties met hen moeten laten komen." mg maal te gast bij Sadat 4 Mevrouw Meir Zolang u de zaken zo aanpakt, maken wij ons geen zorgen'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 27