Herrijzenis van de oude bruine schuiter Alle drieënveertig illegale nummers van Trouw Een botter moet je als mens behandelen" WÊ GEEST VAN ONVERZETTELIJKHEID ZATERDAG 6 MEI 1978 EXTRA PAGINA 19 Rooie Gerrit: woedend op kille technici "Geloof het of niet, of vraag het anders aan Jouke persoon lijk, maar zo'n schip praat terug, geeft antwoord. Dat kan van alles zijn, het piepen van het helmhout, het zachte gekraak van de inhouten of zomaar het watergeklots in de bun. Een botter moet je ook als mens behandelen, vindt Jouke. Je moet hem prijzen als-ie wil lopen. Maar je moet ook niet aarze len hem met een eindje touw op z'n falie te geven wanneer hij dat niet wil doen. "Kuren hebben ze allemaal", zegt Jouke, de één wat minder dan de ander, maar hou ze in de gaten". Jouke Volgers, zo schrijft Theo Leeuwenburgh in "Het Bruine Schuiten Boek", is een van die bruine-schuiten- schippers die nog tot het oude ras behoren. Het onverzet telijke vissersgeslacht dat eens de oude botters bevolkte en dat door wijlen Zuiderzee schilder Jos Lussenburg veelvuldig werd gepor tretteerd: "De verweerde koppen, de eeltige handen aangevreten door het zout en die eigenaardig gevormde benen, die ervoor schenen te zijn gemaakt om een plot selinge gier van de botter te kunnen opvangen". In zijn rijk geillustreerde boek noemt Leeuwenburgh er nog meer. Jaap Mol, die op de wal maar niet kon aarden, Louk Stroek en Jan van Peet Aaltje, de heraut van de botter en de propagandist van het bot- tervolk. "Waag het niet tegen hem op te merken dat een Marker botter minder mooi is dan bijvoorbeeld een Bun schoten Hij zal je persoonlijk aan de grootschoot kielhalen, niet overdwars, maar in de lengterichting van het schip" schrijft Leeuwenburgh. 'Het Bruine Schuiten Boek' gaat overigens niet over dat oude ras van bruine-schui- tenschippers, maar over een nieuwe generatie. Een gene ratie die nog net op tijd oog had voor de schoonheid van de bruine schuiten. De bot ters, klippers, tjalken, aken, loggers, Hagenaars en andere zeilende bedrijfsvaartuigen, die de laatste jaren langzaam maar zeker herrezen zijn op eenheid. Een verlengstuk van de natuur", schrijft Leeuwenburgh. "Hij vaart ook graag 's nachts. Zo mid den in de nacht aan de helm stok, ver van wal, leer je eigenlijk pas echt wat rust is. Je kunt overdag bijna ner gens meer varen, waar je geen verkeersgeluid hoort. Dat la waai dringt overal door. Maar 's nachts, zo na tweeén valt dat weg. Dat is een heel rare gewaarwording. En dan tegen de ochtend begint het weer aan te zwellen. Dan is het net of je weer een andere wereld binnenzeilt. Die mensen die zo over de droogmaking van de Markerwaard drammen, zouden zoiets eens moeten meemaken, zegt Gerrit. Dan zouden ze die plannen wel in slikken. Het is toch een grof schandaal, dat zo'n laatste stiltegebied en zo'n brok prachtig water ook al weer moeten worden opgeofferd door die welvaartsmaniak ken? Strontrace Rooie Gerrit deed trouwens ook mee aan de Strontrace van Workum naar Warmond en terug. Vloeibare koeienmest vervoeren per tjalk en klipper naar de bollenstreken in Noord- en Zuid-Holland. Zeilend en jagend, zoals dat vroeger in alle rust ge schiedde en tegenwoordig in wedstrijdverband in ere wordt gehouden. Een log boek over deze race, van de hand van Rooie Gerrit, is eveneens in het bruine-schui- tenboek opgenomen. Een logboek van een nieuwe ge neratie Een generatie, die blijkens het lyrisch geschre ven bruine-schuitenboek, een oude relatie heeft heront- dekt.' Want wie op deze sche pen vaart", schrijft Leeuwen burgh, "ervaart weer iets van die schoonheid en bewondert het vakmanschap waarmee dit alles is gemaakt. Wie mee vaart op de bruine schuiten van weleer, ontdekt opnieuw de oervorm van de relatie tus sen mens en natuur". WIM WIRTZ (Het Bruine Schuiten Boek, Theo Leeuwenburgh. Uitg. P. N. van Kampen, Baarn. Prijs 39.50). Jouke Volgers, telg van het oude ras. die grote, afgesloten plas die vroeger nog een open Zuider- Sloopregeling Toen die Zuiderzee werd afge sloten, verdwenen veel van de bruine schuiten. De eiken spanten hadden geen toe komst meer en moesten plaats maken voor staal en ijzer. De echte houten trans portschepen stierven een ge wisse dood, alleen de vissers schuiten bleven nog een tijdje overeind. Aan het eind van de jaren zestig werd dat proces versneld door een zg. sloop regeling. Een flinke sanering van de verouderde bin- nenvaart-armade - om wille van 's lands economie - werd in gang gezet. Oude schippers werden verlokt om hun te kleine, houten schepen voor een sloopfooi in te leveren en plaats te maken voor de gro tere, sterkere en vooral doelmatiger schuiten. Die ontwikkeling zette door Maar nog net op tijd stond er een nieuwe generatie voor de deur. Een generatie van indi vidualisten, die weer brood zagen in de oude zeilvaart, in het spel van wind en water. In Het Bruine Schuiten Boek" wordt die generatie uitvoerig beschreven. Zoals tekenleraar Peter Dor- leijn, die volledig gebiolo geerd raakte door het nog schamele restant van het eer tijds bloeiende visserijbedrijf in Spakenburg. Hij tekende en aquarelleerde het bin nenhalen van de netten, de werkzaamheden op de scheepstimmerwerf en kocht - bezeten als hij was - ergens een halfgezonken Marker botter om die vervolgens in oude luister te herstellen. Deze MK 63 is inmiddels weer in de vaart en wordt - met schipper - verhuurd aan ge zelschappen. Velen zijn Dorleijn gevolgd. Schipper G. H. Protengen bijvoorbeeld, in Muiden beter bekend als Rooie Gerrit, die als stuurman van de grote vaart een oude tjalk op het IJsselmeer verkoos boven een oceaanstomer op de we reldzeeën. Deze Gerrit, zo schrijft Leeuwenburgh, wordt nog rooier dan-ie al is wanneer hij woedend zijn mening geeft over de kille technici die de Markerwaard willen droogleggen. 'Zo'n Oudhollands zeilschip, dat tegen de golven opbokst, dat beschouwt hij als een Een volledig gerestaureerde klipper met volle zeilen, stampend op woeste water van het IJsselmeer Kop van een illegale Trouw Wie in de oorlog illegaal werk deed, wist dat hij of zij het leven daarbij op het spel zette. Bezig zijn met spionage, pilotenhulp, sabotage, liquidaties, het verstoppen van onderduikers, het vereist grote moed, maar in de meeste gevallen gold: 'men was er zelf bij', men had overzicht op zijn handelin gen. En hoe minder men wist van andermans activiteiten, hoe be ter. Veel gecompliceerder was, zo be zien, het werk van de illegale pers in de oorlogsjaren. Hier miste men veelal het overzicht: de een schreef teksten, een ander deed het zetwerk, elders werd weer gedrukt, dan namen tientallen de verspreiding op zich 2odat dui zenden konden lezen. Een proces van ontplooiing, waarin de kwetsbaarheid alsmaar toenam. Men mag veronderstellen dat van de illegale werkers, zij die de on dergrondse pers verzorgden, tot de koelbloedigsten behoorden. In deel 7 van 'Het Koninkrijk er Nederlanden in de Tweede We reldoorlog' noemt dr. L. de Jong de illegale pers 'een middel tot bezieling'. 'Elk nummer,' schrijft hij, 'van elk illegaal blad wekte tot voortge zette strijd op, maar hield boven dien door zijn verschijnen elke illegale werknemer voor, dat er talloze andere Nederlanders wa ren die zich óók tegen de bezetter keerden en bereid waren daarbij grote risico's te lopen.' Razernij Meer dan sabotage-acties of aan slagen door ondergrondse wer kers moet die illegale pers de Duitse bezetter tot razernij ge bracht hebben: haar stem was niet tot zwijgen te brengen. Op 9 augustus 1944 vielen 23 mede werkers van de illegale pers voor een vuurpeloton, dat niet kon verhinderen dat onmiddellijk daarna tóch weer het blad ver spreid werd waarvoor zij hadden gewerkt. De voorpagina bevatte het bericht van hun dood. En men kon lezen: 'Geslagen zijn wij, verslagen niet. Hun werk, ons werk, gaat door. De Duitscher denkt dat werk door terreur en intimidatie te breken. Vandaar de hardheid van dat vonnis. Maar wij zullen blij ven hameren op de gewetens van het Nederlandsche volk en dat volk den weg der gerechtigheid blijven wijzen.' Dat blad heette 'Trouw' en het ver schijnt, nu bovengronds, als dag blad nog steeds. Bij uitgeverij J.H. Kok in Kampen is een zwaar boekwerk gepubliceerd dat alle 43 illegale nummers van Trouw bevat. Vastbesloten In een voorwoord schrijft H. Otte- vanger (hij gebruikte destijds de schuilnaam Huib Groningen over de illegale kranten: "Haast met eerbied kijk ik ernaar. Voor mij leven ze en spreken ze. Het zijn dierbare verhalen die ik hoor Ze zeggen mij, wie hen schreef Zij herinneren mij aan koerier ster, zetters en drukkers. Aan die vastbesloten groepjes van ver spreiders, overal weggedoken in het zwaar beproefde en bezette Nederland. Aan die ganse keten van contacten en schuiladressen, zonder hun hulp waren deze ver zetsbladen nimmer onder de mensen gekomen.' Trouw is ontstaan uit een conflict, een groep christelijke medewer kers van het illegale blad Vrij Ne derland vond dat de signatuur daarvan te links was geworden. Op 30 januari 1943 werd bij mej. G.H.J. van der Molen in Aarden- hout het nieuwe blad Trouw op gericht; aanwezig waren Jan Schouten, J.A.H.J.S. Bruins Slot en E. van Ruller. De mensen, die Trouw gingen maken, waren veelal uit de Anti-Revolutionaire Partij afkomstig. Hoeveel exemplaren er van Trouw in de haast tweeëneenhalf jaar van zijn illegaal bestaan zijn ver schenen, is niet vast te stellen. Bekend is wel dat alleen al de TWEEDE IAARGANG drukkerij J.C. Kat in Hillegom minstens 1.185.000 exemplaren heeft vervaardigd. In januari 1945 verschenen Trouw-bulletins da gelijks in een oplage van 350.000. Het blad had zestig regionale en plaatselijke edities, soms gesten cild, maar ook gedrukt: koeriers reisden met het zetsel door het land. Steeds weer waren mensen bereid om voor een kleine oplage in de eigen woonplaats hun leven op het spel te zetten. Ongeveer 120 medewerkers van Trouw hebben hun werk met de dood moeten bekopen. Noodzaak De heruitgave van de illegale Trouw-nummers is ingeleid door de journalist Dick Hou waart. Hij schrijft: 'Men moet - ook bijna 35 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog - vaststellen dat de Trouw-mensen (samen met ille gale werknemers van andere ille gale bladen) tot de weinigen be hoorden, die het karakter van de oorlog doorzagen. En niet pas aan het einde, toen de dageraad van de bevrijding gloorde, toen meer dan 120.000 joodse landgenoten waren weggevoerd, tienduizen den andere Nederlanders in sla vernij in Duitsland werkten en onze economische en maat schappelijke overlevingskansen tot bijkans nul waren gedaald. Nee, vanaf het allereerste begin zijn het vooral de mannen en de vrouwen van de illegale pers ge weest, die de bevolking trachtten te doordringen van de noodzaak van strijd en verzet.' Trouw ademt een geest van onver zettelijkheid. Van een brok Cal vinistisch graniet. Er valt over niets en met niemand te mar chanderen. De zaken staan, zoals niet ongebruikelijk in AR en ge reformeerde kringen, recht over eind. Steil, principieel, Oranjege zind, vaderlandslievend, over- zoenlijk.' De verzameling illegale Trouw- nummers is ook voor de genera tie, die de bezetting niet heeft meegemaakt, een van de meest oorspronkelijke documenten om kennis te nemen van die toenma lige samenleving in ontbinding. En met de heruitgave wordt alsnog voldaan aan een oproep in het nummer van 30 april 1943. 'Doorgeven!' staat er boven: 'Het drukken en verspreiden van dit blad gaat gepaard met grote ge varen voor hen, die zich voor dit werk geven. Het minste, dat wij nu van onze lezers mogen ver wachten, is dat zij dit werk zo rendabel mogelijk maken. Daarom mag men een exemplaar na lezing niet vernietigen, maar moet men het doorgeven aan an deren. Ieder exemplaar moet stukgelezen worden. Dat is de enige geoorloofde wijze van ver nietiging.' (TROUW een ondergrondse krant. Uitg. J.H. Kok, Kampen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 19