De grens tussen zachte en harde G EEN VOGEL MOET Z'N El SNEL KWIJT ZATERDAG G MEI 1978 i EXTRA PAGINA 17 Dat de Moerdijkbrug een nood zaak was wisten de Neder landers al in het jaar 1711. Stadhouder Johan Willem Friso moest toen van een veldtocht in de zuidelijke Nederlanden naar Den Haag terugkeren om een erfenis te regelen. Bij zijn overtocht over het Hollandsch Diep -in een zware storm- sloeg de boot met het rijtuig om en de stadhouder verdronk... Minder bekend is het feit dat in het begin van deze eeuw de mi nister van waterstaat, dr. C Lely, bijna hetzelfde lot bescho ren was geweest. In die tijd was er nog steeds geen brug. maar werd de oeververbinding on derhouden met veerponten. Bij het inwijden van zo'n nieuwe pont raakte de minister door een ongelukje te water. Een leuk detail is. dat de bewindsman na zijn redding met een nat pak naar een nabijgelegen hotel letje werd vervoerd, dat de naam ..Waterloo" droeg... De MoerdijkbrugSchakel in de grote Europese noord-zuidver binding van Stockholm naar Lissabon. Flessehals in de E 10, onoverkomelijk knooppunt op de route van de Randstad naar Brabant en LimburgMaar ook een spreekwoordelijke grens tussen „Holland"en het zuiden, tussen zachte en harde G. tussen carnaval vieren en doen alsof Op 12 december 1936 werd de pre cies één kilometer lange ver- keersbrug - tien overspannin gen van elk honderd meter-of ficieel en feestelijk opengesteld. De grootste brug van Europa was hij op dat moment, de trots van de Nederlandse ingenieurs Zegen Er rust een soort zegen op de Moerdijkbrug. Het ding is na melijk niet kapot te krijgen. Niet door de Duitsers, die de brug bij hun overhaaste aftocht in 1944 met dynamiet bewerk ten De constructie werd gedeel telijk vernield en de brug on bruikbaarmaar nog geen jaar later konden er weer auto's van Brabant naar Zuid-Holland. Ook niet door de huidige water staatkundigendie samen met verkeerswetenschappers heb ben uitgedokterd dat. de brug niet meer voldoet. Er is inmid dels een nieuwe Moerdijkbrug, maar de oude overspanningen worden stuk voor stuk dank baar elders gebruikt. Zes ervan kregen Keizersveer als bestemming: Twee aan twee naast elkaar vormen ze daar drie overspanningen, samen een brede brug vormend in de weg Vianen-Gorinchem-Breda over de Bergsche Maas. De ove rige brugdelen zijn van de Moerdijk naar Spijkenisse ver voerd, waar ze zullen dienen om de talrijke in Rotterdam werkzame eilandbewoners van Voome Putten van hun dage lijkse file-ergernis af te helpen Alles bij elkaar alweer een kar wei om trots op te zijn: Het om zichtig vervangen - deel voor deel - van de oude Moerdijkbrug door een nieuwe. Een brede, met twee maal drie rijstroken. Plus een tweetal stroken voor langzaam verkeer Als die er in de tijd van Johan Willem Friso waren geweest zou het er in ons land wel eens heel anders hebben kunnen uit- Door Mark Glotzbach Een niet aflatend streven naar gewichtsvermindering. Dat deed de vogels tenslotte de zwaartekracht overwinnen. Gewichtsbesparingen in alle uitingen van het vogel-zijn, dus ook bij de voortplanting Een zwangerzwaar vogel wijfje is nimmer te zien. De gang van het bevruchte ei door het moederlichaam naai de buitenwereld duurt een etmaal. Tijdens die tocht ontwikkelt het zich in de eileider van een blaasje tot een echt ei. Zo wordt zelfs in die ene hele dag de gewicht- soverlast voor de moeder tot het uiterste beperkt. En er komt geen volgend ei los van de eierstok alvorens het voor gaande is gelegd. Gehoor gevend aan de aan drang der hormonen, tot wier vorming het voorjaarslicht prikkelde, gaan de vogels nu hun nesten bijna gereed zijn over tot de daad. De eieren die daarvan het gevolg zijn ver schillen evenveel van elkaar als de vogelsoorten die ze leg gen, in een aantal per legsel vorm, afmeting en tekening. De kolibri heeft met zijn een kwart gram wegende, erwt- grote eitjes de kleinste. Het struisvogelei, anderhalve kilo zwaar en vijftien centimeter lang, staat daar tegenover. De Madagascarstruis, toen hij nog leefde de grootste aller vogels, legde eieren van drie decimeter lengte en een ge wicht van een kleine tien kilo. Priktol De eieren van nestvliedende vogels zijn doorgaans groter dan die van andere soorten. Het jong moet er voltooider uitkomen wil het meteen op eigen benen kunnen staan. Uilen leggen vrijwel kogel ronde eieren, aalscholvers haast zuiver ovale. Bij vogel- wijfjes die in verhouding tot hun gestalte grote eieren ter wereld moeten brengen, werkt een langwerpige vorm mee aan een vlotte door tocht naar buiten. Ook de alk is in de loop der evolutie tot een uitgekiend ei gekomen. Het is priktolvor- mig. De wijfjesalk deponeert het zomaar op een rotsrichel hoog boven zee. Toch kan het voor het eerst de buitenlucht in. Voor het zover is gebeurt de noodzakelijke gasuitwis- seling door de eierschaal heen. Deze krijgt al wijdere porieën naar mate de kleine bewoner er kalk uit gebruikt voor zijn skelet. De schaal laat zuurstof en koolzuurgas door en staat waterdamp af. Alles gaat naar wens zolang de temperatuur op peil blijft, wat de taak is van de broedende oudervogel. De luchtkamer aan de stompe eikant is bij de aan- en afvoer van de gassen een belangrijk tussenstation Veel broedende vogels krijgen al doende broedplekken op hun buik. Kale plekken die sterk doorbloed zijn en het maximum aan warmte afge ven aan het legsel. Vogels die grote eieren leggen en geen of nauwelijks een nest bouwen volstaan met een legsel van een ei. Twee eieren is voor hun al veel. Een groter legsel zou niet warm te houden zijn aangezien de warmte-isolatie van een degelijke vogel wieg ontbreekt. Als er eieren verloren gaan vul len de meeste vogels het legsel weer aan. Beginnen duiven meteen te broeden na het eerste ei, gewoon is dat de voor dit werk aanwezige oudervogel pas op het com plete legsel plaatsneemt met dit doel. Vele soorten brengen elk jaar de jongen uit meer dere broedsels groot. Er zijn vogels die de uitputtingsdood kunnen sterven door eieren weg te nemen en ze aldus tot bij-leggen te dwingen. Bij be kwame leggers als kippen heeft dit evenwel samen met een zorgvuldige teeltkeuze geleid tot het huidige uitge buite legvermogen. Bedrog Het is makkelijk vogels kun steieren van allerlei soort, van stenen tot gloeilampen, te la ten bebroeden in plaats van het echte, verwijderde ei. Ze letten kennelijk meer op de ligging van het nest en die van het legsel daarin dan op de eieren zelf. Naar eieren die buiten het nest zijn terecht gekomen wordt niet meer omgekeken Vogels met kleine legsels zijn uiteraard moeilijker te bedriegen. Een pasgeboren purperreiger ziet men eerder voor een reptiel dan een vogel aan. Toch vertonen de eieren van een bepaalde soort zoveel in dividuele verschillen dat een vogel best zijn eigen legsel eraan zou kunnen herkennen, zou men zeggen. Maar het is moeilijk om de uiterlijke kenmerken in je op te nemen van iets waar je de hele dag op zit natuurlijk. En in de legtijd met elke dag een ei, bij grote vogels om de paar dagen, zelfs weken, vergt het voedselzoe- ken zeker teveel tijd om eigen ei eens zorgvuldig te bekijken. L)e koekoek, die zijn eieren door waardvogels laat uitbroeden, buit dit gemis aan kennis on barmhartig uit en legt een grofweg op het waardvogelei gelijkend exemplaar in het pleegnest zonder dat het be drog wordt gemerkt. Het koekoeksei is na een broedtijd van tien en een halve dag ook het eerste dat uitkomt. Het jong heeft dan nog ruimschoots de tijd om de waardvogeleieren het nest uit te gooien en alle zorg voor zich op te eisen. Het kuiken van een koningsai- batros ziet het daglicht pas na een verblijf van tachtig dagen in het ei. Het boor- en breek werk om uit het ei te geraken duurt bij de kleine soorten een paar uur. Jongen van grote vogels kunnen er dagen over doen. Het kuiken dat zich aan het bevrijden is rust na de eerste grote doorbraak eerst een tijdje in foetushou ding uit. Dan rekt het zich uit, de brokstukken van de schaal van zich schuddend. De drempel is overschreden. Het beestje ziet er afstotelijk uit. Nat en kleverig, met veren- plukken die meer op haarslierten lijken en die de bleke stoppelhuid maar ten dele bedekken. Het is het vo geltje overduidelijk aan te zien dat zijn zeer verre voor ouders reptielen waren. Er lijkt een pasgeboren sauriër omhoog te gluren, alsof het honderdtachtigmiljoen jaar geleden was. Met het drogen van de eiwitres- ten wordt het kuiken steeds meer vogel. Al kruipend door het nest schuurt het jong de beschermende vliesjes af die de veren er zo haarachtig lie ten uitzien en weldra is het in een echt donskuiken veran derd. Zo lief voor de buiten staander. Zo n tiran voor zijn ouders. De ontwikkeling van een kip- pekuiken in drie weken, van links naar rechts. Eerste dag: de dooier hangt in het eiwit. Iets links van het midden be vindt zich het lichtere vlekje van de kiemschyf. Derde dag: het hart, het vlekje rechts- midden, klopt al. Het embryo is nog niet dat van een gewer veld dier. Zesde dag: de don kere vlek in de centrale ronde plek is het oog in de zeer grote kop. Tiende dag: duidelijk is het voedende aderenstelsel te zien. Elfde dag: het jong wordt herkenbaar. Het reageert ai op schokken. Der tiende dag: de dooierzak wordt kleiner en kleiner. De tenen van het jong worden zichtbaar. Zestiende dag: de donsveren zijn verschenen, elk als een haar in een vliesje gehuld. Twintigste dag: het kuiken is vrijwel gereed voor de wereld. Opvallend zijn de grote poten van de echte nestvl ieder. Illustratie uit ..Vogels op vrijersvoeten'" van Hans Dossen bach, uitge verij W. Gaade NV Den Haag. graden Celsius, zet het op nieuw aan de gang. Het ei moet alles bevatten wat de vogel in wording nodig heeft. Geen maandenlang verblijf in een koesterende, voedende baarmoeder voor de geveder den. Wie wil vliegen moet gauw van zijn ballast af. En een ei is snel gelegd. Reptielenstaart Op de derde dag begint in het ei een nieuw vogelhart te klop pen. Het embryo is iets wor machtigs, troebelrood en glasachtig. Tussen reptielen en vogels in hun ei is de eerste dagen nauwelijks onder scheid. Na een dag of vier wordt de grote keuze ge maakt en de reptielenstaart van de vogelfoetus verdwijnt dan snel. De kop daarentegen zou buitensporige afmetin gen aannemen ware het niet dat dit zo hoort bij ongeboren leven. Snavel nog anus zijn er in dat stadium. Het vogeltje onttrekt door middel van een dicht aderenstelsel zijn voedsel aan de dooierzak. Ook het eiwit is meestal ge heel opgebruikt wanneer het kuiken zich naar buiten breekt, het helle en schelle- leven in. Gebruikelijk is dat vogels hun eieren vroeg in de ochtend leggen en de jongen achten dat gewoonlijk eveneens het beste tijdstip om het ei te verlaten. Tegen die tijd, nog in het ei, piepen ze al. Het antwoord van de ouders is hun eerste contact met de buitenwereld. Zich zelf be vrijden moeten zij echter ge heel op eigen kracht volbren gen. Daartoe hebben zij een speciaal werktuig, de eitand ter beschikking gekregen. Een kalkuitsteeksel op de bo vensnavel (sommige vogels hebben er ook een op de on dersnavel) dat er na bewezen diensten afvalt. De vogeltjes boren met de eitand gaatjes in de eischaal. Al draaiend om de lengte-as maken zij een meer of minder ronde rij van doorboringen bij het stompe eind van het ei. Het strekken van de nek laat de poort o- penspringen. Buitenlucht Met het tot stand komen van het eerste gaatje ademt het jong er, in beweging gebracht door het opvliegend ouderlijf, nooit afrollen: de tolvorm staat slechts een nauw draai- cirkeltje toe. Zijn grondkleur krijgt het ei van een stof die de gal vervaar digt. De camouflerende vlek ken en stippenpatronen ont staan dankzij kleine bloedingen in de eileider vlak voor het leggen. In het geslachtsrijpe wijfje zijn alle eieren die zij in haar hele leven zal leggen reeds in aan leg te vinden. In de paartijd zwellen de voor dat seizoen benodigde ei-beginselen (fo- likels) op. Zij kunnen dan worden bevrucht. Wanneer dat is gebeurd neemt de dag reis door de eileider een aan vang. De dooier groeit en krijgt beschuttende lagen eiwit om zich heen. Twee rekbare vliezen houden de boel bijelkaar. Uit de wanden van de eileider komt kalk die zich om de weke inhoud in de gewenste eivorm verhardt. De dooier drijft redelijk schokvrij in het eiwit binnen de beschermende schaal,ver ankerd aan de van pool tot pool lopende „hagelsnoeren" Daarmee is het ei klaar om de moeder te verlaten. Uitermate goed gevonden is het middel dat de kiem altijd zo dicht mogelijk bij de bron van broedwarmte doet zijn. Op de grote eigeeldooier drijft een heel kleine die lichter is, zo wel van kleur als van soorte lijk gewicht. Dat is de kiem- schijf waar de samensmelting van zaadcel en eicel is ge schied en dus een nieuwe vo gel bezig is te ontstaan. Mocht het ei omrollen dan komt de „witte dooier" toch weer bo vendrijven om de benodigde warmte te ontvangen. De groei van de vrucht begint met de eerste paar honderd celdelingen al in de moeder vogel. Het leggen onder breekt dit proces. Het broe den. waarbij een temperatuur wordt ontwikkeld van veertig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 17