„Salaris" van Tunesische modinettes paar tientjes per week... TERDAC, 25 FEBRUARI 1978 EXTRA PAGINA 19 „Ik had gehoopt dat ik hier 'n echt vak zou leren. Tot m'n vijftiende jaar heb ik eerst de basisschool gedaan, en daarna nog 'n paar jaar voort gezet onderwijs. Toen ik hier kon komen werken, heb ik die kans natuurlijk maar al te graag aangegrepen. Maar 't viel me toch tegen. De om gang met m'n vriendinnen op het op het atelier is wel leuk. Maar in die maanden dat ik hier werk, heb ik maar achter twee verschillende apparaten gezeten - aan de rest mocht ik niet vanwege het produktiep- roces. Nu kan ik nog niet zelf standig m'n kleding maken, als ik straks ben getrouwd". Donker-ogige Souad, 'n melk- chocoladekleurig meisje uit het Tunesische dorpje Akouda nabij de havenstad Sousse, doet haar verhaal in een lichtglooiend heuvel landschap van opgestapelde corsetten, bh's, gagnés en andere kledingstukken die tot het gangbaar assortiment „damesondermode" mogen worden gerekend. Ze werkt daar in het grote atelier van Iduna s.a., een dochter van het oer-Hollandse bedrijf Iduna uit Uden. In totaal hebben nu 22 Neder landse ondernemingen zich de afgelopen jaren in Tunesie gevestigd, waaronder 16 con fectiebedrijven. Totale inves tering: ruim 16 miljoen gul den; aantal arbeidsplaatsen tot nu toe: 1700, maar dat moet nog groeien tot 3025. (Terzijde: Tunesie heeft 5,7 miljoen inwoners, was een Frans protectoraat maar is sedert 1956 een onafhan kelijke republiek, telt slechts een - socialistische' - partij, terwijl minstens een op de drie mannen werkloos is; de trek naar het buitenland (gastarbeid) is groot, en een gezinsinkomen van 250 a 300 gulden per maand is al be hoorlijk hoog). Souad, in een melodieus meng sel van Frans met wat Ara bisch, wil alleen praten in de lunchpauze zonder het spiedend oog van de Neder landse directeur. Wijzend naar de kort tevoren nog oor verdovend ratelende ma chines die door tientallen collega-meisjes worden be diend, zegt ze: „Ik heb ge hoord dat voor ditzelfde werk in Nederland soms wel 200 dinar (ruim 1000 gulden, Th de J.) per maand wordt be taald. Dat is toch wel iets om over na te'denken, want in feite worden wij gebruikt omdat we arm zijn, en met weinig tevreden. M'n ouders hadden aanvankelijk liever niet dat ik dit deed: meisjes horen thuis, is het oude uit gangspunt. Maar vader heeft niet altijd werk, dus..." Bewerkingen daar verhaal staat model voor wat ook andere modinettes bij de Nederlandse vestigin gen in Tunesie vertellen. Voor veertig gulden of wat meer per week werken Souad, Saida, Nadia, Zaineb, Fatma en al die talloze andere Tune sische meisjes zonder erg veel enthousiasme maar ook niet met tegenzin aan de kledings tukken die we hier in trend gevoelig Nederland snel af dragen. De stof uit Holland gaat al dan niet geknipt naar de Tunesi sche ateliers, daar volgt het patroonsnijden, zomen, stan sen en wat al niet, tot ze na al die verschillende bewerkin gen en handelingen worden samengevoegd tot broeken, jassen, overhemden en on dergoed. Bovendien worden in enkele Nederlandse fab rieken in Tunesie de breiwerkzaamheden verricht, nodig voor het vervaardigen van tricot-ondergoed. Per vliegtuig (overhemden) of als „hangend vervoer" (jassen - per auto en schip) maken de kant en klare confectiegoede- ren dan de reis terug. „Loon- veredeling" heet dit proces officieel. En bedrijven als Timpa in Tholen, Macintosh in Stein, Vilenzo in Tilburg, Jansen en de Wit in Schijndel, Iduna in Uden, Tweka in Geldrop, Marathon in En schede, Van Puyenbroek in Tilburg, Trenco in Breda, gebr. Abelings uit Am sterdam en Saskia in Tilburg vinden het een prima sys teem. Al heten hun doch terondernemingen in het warme land van president Bourguiba anders en dragen daar exotische namen als Ca- sampa, Kavira, Bondia, Kef- tex, La Marsa, Marathon Olfa, Macmenzel, Trencodesign. Slechts de directeur is 'n Ne derlander, het overige per soneel wordt ter plaat se aangetrokken. M<g>dl®(jfeln)(9)§(!> g©[nlfeg1fD© <gl?®®Qtf ©tfö is)l®®Dlf m ïyini®§Diooo Zijn de Hollandse kledingfabrikanten die bij ons vanwege de arbeidskosten wegtrekken en snel hun ateliers overbrengen naar lage-lonenlanden zoals Tunesie om aldaar voor 'n paar tientjes per week modinettes van 15a 18jaarintehuren,nuwel of niet neo-kolonialistisch bezig? Worden de Tunesische meisjes goed geschoold - waardoor ze later nog wat aan hun nieuwe vak hebben; draagt dat baantje bij tot hun emancipatie, of zijn ze louter en alleen het verlengstuk van de naaimachines die ze bedienen - en brengt zelfs het weinige geld dat ze krijgen geen geluk maar juist spanningen in het gezin, ooit uitsluitend aangewe zen op het inkomen van de vader? Een reportage uit Tunesie - waar steeds meer Ne derlandse confectiebedrijven groeien en bloeien. Zaineb, een vriendelijke ex- scholiere, werkzaam bij Trenco in het stadje La Goulette: „Thuis zijn er nogal eens problemen. Want vol gens de traditie hoort m'n va der het huishoudgeld te ver dienen, bijgestaan door m'n broers. Hij zorgt ook voor de verdeling van het geld, en geeft het uit aan voedsel, kle ding en huisraad. Nu ik als meisje een baan heb, kwamen er spanningen. Eigenlijk mo gen meisjes niet werken - in z'n hart is m'n vader tegen mijn baan, maar verstandelijk zegt hij ,ja". En nu 't toch oogluikend wordt toegestaan, mag mijn salaris niet echt „meetellen" bij het gezin sinkomen, vanwege de familie-eer. Ik geef 't nu maar aan m'n moeder, waarbij ik ook een paar dinar als zakgeld mag houden. M'n moeder steekt mijn geld in de bruidsschat, want er is veel nodig om al die verschillende dingen te kopen" Omdat directeur Hans Gijse- lings afwezig is, slaagt Zaineb erin, haar ervaringen in het kort te vertellen. Maar dan eist bandleider Trabei Sadok weer de aandacht van de ver slaggever op, en vertelt trots dat de hemelsblauwe Trenco-herenoverhemden slechts 35 minuten maaktijd per stuk vereisten, en dat de 70 meisjes gezamenlijk 1000 overhemden per dag ver vaardigen. De werkzaamhe den moeten overigens wel de zegen van boven hebben, want het luidruchtige atelier is gevestigd in een voorma lige moskee - een gebedshuis dat minstens een paai- hon derd jaar oud moet zijn. Prikklok Heel anders is het gesteld bij La Marsa in le Kram, waar direc teur H. J. Kruger de scepter zwaait over 235 meisjes die aan regenjassen en jacks naaien - onder meer voor C. en A. Daar is de fabriek gloednieuw, omdat het be drijf nog slechts anderhalf jaar draait. Men kent er zelfs al het mo derne gerief van een prikklok, die in het Arabische levens patroon - zonder haast wat vreemd aandoet. Kruger zegt dat er in zijn fabriek best „leuke modefoto's mogen worden gemaakt" tegen de achtergrond van de razends nel producerende meisjes. Maar verder is hij nogal zwijgzaam over de arbeidssi tuatie. „Onze relatie met de vakbpnd is prima. En wrijvingen met het personeel - ach, waar heb je die niet?" Hij legt er de nadruk op dat de confectiefabrieken ook posi tieve uitwerking hebben op de situatie ter plaatse. Kru ger „We hebben meisjes met 'n goede en met minder goede schoolopleidingen in dienst - uit welvarende maar ook uit arme gezinnen. Die leren hier met elkaar samenwerken". Nadia, een bedeesd pratend meisje, zet daar vraagtekens bij: „We kennen hier in Tune sie het verschil tussen lage en hogere families. (Dat verschil speelt kennelijk in sociaal op zicht een nogal belangrijke rol in het leven van alledag, zo blijkt uit haar woorden, Th. de J.). In de fabriek moet dan soms een meisje van een ge goede familie een opdracht aannemen van een meisje uit een lager geplaatst gezin. Dat veroorzaakt wel strubbelin gen, ja", zo zegt ze ze. Bruidschat Öok Nadia's moeder spaart voor haar dochters geld vooi de bruidsschat. Want tot op heden is dat systeem in Tune sie wijd en zijd verbreid. Een bruidsschat bestaat uit kle den (karpetten), aardewerk, linnengoed, dekens en kle ren. Aanvankelijk kostte een bruidsschat gemiddeld duizend tot vijfduizend gul- deruMaar nu er zoveel meis jes zijn gaan werken en een eigen inkomen hebben, slaat ook hier de inflatie toe en worden er bedragen genoemd van tien- tot zelfs twin tigduizend gulden. De inhoud van zo n bruidsschat wordt dan ook aan ons moderne tijdsgewricht aangepast en is uitgebreid met keukengerei, aparte zomer- en winterkle- ding en soms ook met meubilair. Een ding is hetzelfde gebleven: na hun trouwdag stoppen de meisjes allemaal (vrijwillig) met werken, omdat zij hun gezin (en met name het ver zorgen van man en kinderen) 't allerbelangrijkste vinden. Ze trekken dan traditiege trouw bij hun schoonmoeder in. Maar ook hierin lijkt verande ring te komen, want de roep om een „eigen huis", (ge woonlijk voor een jong echt paar pas na veel huwelijks jaren weggelegd), wordt nu al bij het sluiten van het huwe lijk gehoord. Selectie Is het dus werkelijk zo, dat de Nederlandse confectionairs, op zoek naar goedkope ar beidskrachten, niet uit sluitend heil en zegen uit het moederland hebben meege bracht? Directeur J. Kroon (36, ge trouwd, twee kinderen) en belast met de leiding van twee MacMenzelvestigingen, met in totaal 500 meisjes in dienst, wijst die veronderstelling af: „Wij maken herenpantalons, onder meer voor C en A. Maar wij selecteren beslist niet al leen meisjes uit goede mi lieus, omdat ze beter Frans zouden spreken, hetgeen prettiger is in het contact met ons, Europeanen. Wij maken die keuze niet, het arbeids bureau zoekt de meisjes uit en vertelt ons altijd „op sociale •indicatie" te werken; ook dochters van arme gezinnen krijgen een kans. De basis- beloning is voor ieder meisje gelijk. En dat verwijt dat ze het „hele" vak van naaister niet zouden leren is klets koek. Overal in de con- fectiewereld krijgt het per soneel slechts een of twee handelingen te verrichten. Het duurt minstens drie maanden alvorens de meisjes een machine hebben leren bedienen. Je kunt die kinde ren dan toch niet alles laten doen. dat gebeurt ook niet in Marokko, Korea of andere confectielanden. Dan zou toch het tempo en daarmee de produktie veel te laag liggen? Want confectiewerk is niet eenvoudig. Voor het vervaar digen van een broek zijn al twintig verschillende hande lingen nodig. Trouwens, voor klachten hebben we een on dernemingsraad, en die werkt goed. Ik heb niet de indruk dat de meisjes, ook als ze geerv vakbondslid zijn, gene heb ben om ook maar iets niet aan de orde te durven stellen. En wat de klachten betreft dat wij niet genoeg Tunesiers in schakelen: bij onze twee ves tigingen met 500 per soneelsleden zitten slechts drie Europeanen: de be drijfsleider, een mecanicien en ik." Overwerk Saida, een van de 350 meisjes die bij de MacMenzelvesti- ging in Menzel-Bourguiba werkt, heeft op dit alles 'n wat andere visie. Zich even ont trekkend aan de controle van secretaresse Aoui Didi Salha, zegi ze: „Het is wel fijn om steeds met je vriendinnen te werken, en bovendien ver dien je er meer mee, dan vroeger met tapijtknopen. Maar er zijn ook nadelen: we werken lang, 45 a 48 uur, vaak met overwerk op zaterdag. En je kunt dus niet meer op be zoek bij familieleden thuis, daarvoor ontbreekt de tijd. Meisjes die, net als ik, een voortgezette schoolopleiding hebben, krijgen meestal de baan. Wie uit een arm gezin komt en alleen maar lagere school heeft of minder, valt af. Want we moeten eerst ver schillende tests afleggen. De gene die niet intelligent of handig genoeg is, wordt in de proeftijd ontslagen. Gemid deld valt er die eerste we ken wel 'n kwart af." Directeur Van. Dijk van Iduna over de situatie in zijn bedrijf in Akonda: „Ik kan weinig over dit soort dingen zeggen, deze klachten lijken mij flauwekul toe. Maar ik zit hier nog pas 'n paar maanden en heb dus weinig Tunesische ervaring." Bandleidsters Truud van Puyenbroek, eigena resse van het gelijknamige Tilburgse textielimperium dat op vele miljoenen wordt getaxeerd, heeft wel een duidelijke mening. Haar Tu nesische dochteronderne ming (80 meisjes) staat in het plattelandsdorpje Le Kef en wordt binnenkort tot zeer grote omvang uitgebreid. Ze wil zelfs enkele Tunesische meisjes naar Holland halen om hier eerst het vak te leren. Als „bandleidsters" - aan voersters van 'n groep - kun nen ze die ervaring in Le Kef op de nieuwe meisjes over brengen. Mevrouw Van Puyenbroek: „Waarom toch al dat gezeur? We betalen onze meisjes sala rissen volgens de officiële voorschriften van de Con federation de Textile, met voor elk dienstjaar een kleine opslag. We keren zelfs 'n der tiende maand uit; en 20 pro cent daarvan geldt als een soort premie. We houden alles bij aan de hand van onze kaartsystemen. Inderdaad, wat u zegt klopt bij ziekte worden de eerste vier a acht dagen, al naar gelang de bere keningswijze, niet uitbetaald. Maar dat is wettelijk, dat geldt in heel Tunesie. En laten we eerlijk zijn, tenslotte is het toch ook zo dat de meisjes, die eerst geen droog brood te eten hadden, nu aardig verdienen en dank zij ons nieuwe kle ding kunnen kopen. Vaak zijn onze meisjes zelfs kostwin- ster voor het hele gezin, dan doen we toch goed werk?" Emanciperen Haar oordeel lijkt te worden ge deeld door de heer C. H. N. van Baarda, Harer M^jesteits ambassadeur in Tunesie. In zijn ambassadekantoor, aan de Place d'Afrique in de hoofdstad Tunis gevestigd op een etage van de oliefirma Shell, zegt hij bij een Hol lands kopje koffie: „Je moet deze zaak van twee kanten bekijken. Nederlandse be drijven komen nu eenmaal niet naar Tunesie voor het mooie weer of om aan ken nisoverdracht te doen. Ze vestigen zich hier in de eerste plaats om winst te maken en zodoende met deze winst hun nauwelijks renderende of zelfs verliesgevende be drijven in Nederland nog aan de gang te houden en om daar zo min mogelijk behoeven te ontslaan. Aan de andere kant ze scheppen hier in Tunesie vele honderden arbeidsplaat sen. Daarmee krijgen al die meisjes kans zich zelfstandi ger op te stellen, en om te emanciperen. Door hun werk horen ze bij de sociale elite van hun dorp. En ze werken bij fabrieken met veel beter sanitair dan thuis." Ambassadeur Van Baarda waarschuwt er voor om Hol landse normen op te leggen aan leden van de Tunesische samenleving, die heel andere maatstaven hanteren. „Traditioneel moesten de meisjes bij moeder thuis zit ten, om onder vaders gezag het huishouden te doen. Nu treden ze meer naar buiten, nemen deel aan het sociale le ven, verdienen geld om kleer tjes en cosmetica te kopen en om hun bruidsschat samen te stellen, en kunnen ze met een betere bruidsschat op 'n mo derner manier het huwelijk beginnen. Aan al die verhalen over sociale spanningen in het gezin en verlies aan oudejlijk gezag til ik niet zo zwaar. Want moeten we anders die meisjes dan maar liever dom houden?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 19