Lévi Weemoedt:
de Botlek
ondersteboven
Leo: boeiend
Afrika-boek
Hartverscheurende gedichten
„ARBEID
MAAKT
ZIEK"
Boekwerk over
handej- en
wandel van het
komische duo Burton
Huilebalkerij
voor dieren
vrienden
Onder de huidige Nederlandse dichters is er wellicht
niemand zó duidelijk in een traditie te plaatsen, compleet
met keurig geregistreerde en in de literatuurgeschiedenis
bijgezette voorgangers als de opmerkelijke Lévi Wee
moedt, wiens Geduldig Lijden onlangs verscheen bij de
Erven Thomas Rap.
Weemoedt is een romanticus, niet
in de zin van 'candlelight-poë-
ten', maar zoals Heine dat was, en
in Nederland, de onsterfelijke
Piet Paaltjens, wiens Snikken en
Grimlachjes 110 jaar geleden ver
schenen te Schiedam; het feit dat
Weemoedt in Vlaardingen woont
en evenals Paaltjens in Leiden
heeft gestudeerd is misschien
een trait d'union tussen beide
dichters, die voor Weemoedt
weinig goeds voorspelt. Paaltjens
en Weemoedt lijden onuitspre
kelijk: deze gemoedsbeweging is
sedert de Romantiek een must
voor dichters. Maar wat hen on
derscheidt van andere, min-
begaafde lijders, is dat hun hart
verscheurende ellende voor hen
zelf een eigenschap is waar de
spot mee wordt gedreven, iets
waarover men met een zure
glimlach de schouders ophaalt,
schijnbaar berustend in het feit
'dat het toch nooit meer goed
komt'.
Paaltjens decor was het negen
tiende eeuwse Leiden; in Wee-
moedts beslagen brillenglazen
weerspiegelt zich de Botlek on
dersteboven. Paaltjens kreeg het
te kwaad als hij een studentenor
kest hoorde-Weemoedt is in zo
verre twintigste eeuws, dat de
waldhoorn op Sempre is vervan
gen door de yogalessen vóór het
slapen gaan door Dr. Rama Pol
derman in de late NOS-uitzen-
ding.
Even ontspannen vóór het slapen
gaan. Ademhalingsoefeningen
rond middernacht met Dr. Lévi
Weemoedt',
Rudie Kagie: "Arbeid, maakt ziek",
de relatie werken-gezondheid. Uit
geverij Het Wereldvenster, Baarn.
163 blz.f21£0.
In het Amsterdamse veiligheids
instituut staat in de hal "een soort
knipperbol" opgesteld. Elke vier
seconden flitst een groen lampje
aan, ten teken dat er weer ergens op
Nederlandse bodem een arbeids-
ongeluk is gebeurd. Elke 57 secon
den meldt een geel lichtje dat zich
ergens op vaderlandse grond een
ernstig bedrijfsongeval heeft -vol
trokken. En iedere elf uur en zeven
minuten tenslotte laat een rood
lampje weten dat onze economie
weer een dode heeft geëist".
Over (de dreiging van) deze onge
vallen schrijft Rudie Kagie in zijn
boek. Uiterst helder en overzichte
lijk laat hij de verschillende geva
ren waaraan de arbeider in het ar
beidsproces is blootgesteld de revue
passeren. Van onveilige machines
en lawaai tot chemicaliën waarvan
de-uitwerking op het -menselijk li
chaam niet of nauwelijks bekend is.
Een beschouwende opsomming, die
door zijn overzichtelijkheid en hel
dere betrokkenheid zijn uitwerking
op de lezers niet zal missen.
Jammer is alleen, dat het enige
Leidse voorval dat Kagie noemt
niet geheel zorgvuldig is. Volgens
Kagie zouden de omwonenden van
de firma Bleys aan de Narmstraat
last hebben van hoofdpijn en
duizeligheid. Maar het enige pro
bleem dat ten aanzien van deze op
slagplaats speelt - en dat is op zich
zelf al ernstig genoeg - is het risico
van een brand, die rampzalige ge--
volgen voor de buurt zou kunnen
hebben
Hierdoor zou twijfel kunnen wor
den gewekt aan de juistheid van het
door Kagie gebruikte materiaal.
Het lijkt mij echter dal aan deze ene
"slip of the pen" niet een dergelijke
vergaande conclusie moet worden
verbonden.
Met "arbeid maakt ziek" heeft Ka
gie een boek geschreven dat zich
laat lezen als een detective, waarin
de moordenaar steeds weer weet te
ontsnappen. De lezer blijft hierdoor
met een wee gevoel in de
maagstreek achter, beseffend dat
hij wel eens het volgende slachtoffer
kan zijn.
INCRID CRAMER
1. 'Dames en heren, staat u allen
klaar?
Ga zitten met de handen in het haar.
Van voor naar achter, doen we nog
een keer.
Zit dan mistroostig bij de pakken
2. 'Grijp tien maal in vertwijfling
naar het hoofd,
Zwoeg met de borstkast, dat uw
adem wordt geroofd.
En: mocht u nog van plan zijn te
gaan skiën:
Zak dan droefgeestig zes maal door
de knieën'.
3. 'Snik smart'lijk. nu, het lin
kerbeen gestrekt;
De rechter blijft wanhopig in de
nek.
Nu óp, en hurk neerslachtig op de
grond:
Blaas dertig droeve winden uit uw
kont'.
4. 'De laatste oef ning doen we op
een stoel.
Het bunglend koord beschouwt u
nu als doel:
Veer óp, maar houd uw evenwicht
aldus!
Steek hals en hoofd in één keer
door de lus
5. 'Maak hól de rug en houd het
touw gestrekt.
't Is tijd dat u naar Dromenland ver
trekt.
Zwaai uit en spring ontspannen op
de grond.
Blaas nu de laatste adem uit uw
mond.
Draai om, en doe ditzelfde nog een
keer,
Dit was het dan, tot volgend maal
Deze nauwgezette instructies vor
men een waardige pendant van.
'De Zelfmoordenaar' Van
Paaltjens. En ook de spoorwegen
vormen een band tussen Wee
moedt en zijn Leidse voorzaat:
Paaltjens 'Aan Rika' begint met
de onsterfelijke strofe.
Slechts éénmaal heb ik u gezien
Gij waart
Gezeten in een sneltrein die den
trein
Waar ik mee reed, passeerde in
volle vaart.
De kennismaking kón niet korter
zijn'.
terwijl Weemoedt (in 'Broodje leed
speciaal') in de trein door euforie
lijkt te worden overmand. Maar.
'een lied welt in de krop: zal ik gaan
vragen
of ik heel even op de bank zou mo
gen staan?
Maar dan zie 'k voor een overweg
jouw wagen
En vliegt de rest van 't broodje op
de spoorwegbaan'
Ik ben zelden zo tevreden geweest
met een bundel als met Geduldig
Lijden: alle pretentieus gestoei
met de vorm, is hier achterwege
gebleven, domweg omdat 'het zo
al erg genoeg is'. Weemoedts 'de
cor' is de Botlek, en het smarte
lijk besef nooit tot 't lustig werk
volk te behoren kan niet geheeld
worden door het besef dat de
dichter zo'n mooie academische
opleiding heeft mogen volgen:
Drie duizend boeken en een hond
Was al wat mij te wachten stond
als ik wat droef naar huis toe kwam:
'Hoe ging het baas, met uw tenta-
'Het is volbracht, Fik, zo ik dacht.'
'Amen Baas, driewerf amen'!
In talloze gedaantes mengt de
enigszins sinistere Weemoedt
zich onder de bevolking: meteen
draaiorgel, als voetballer, win
naar van een kleurwedstrijd,
badgast en begrafenisonderne
mer ('Daar hobbelt eenzaam
Weemoedts sombere Tra-
bant/'Kleine begrafenissen door
het hele land') -maar uiteraard
blijven al deze pogingen tot con
tact vruchteloos. Dat ook de
liefde geen uitweg biedt, moest
na Paaltjens ook Weemoedt erva
ren, zoals blijkt uit het rondweg
voortreffelijke gedicht' Een héle
goeie':
Ik droomde wel zo'n treurige
paskwil
je zei: 'Ik hou zo van je. Eén april.'
Dat deze bundel door iedere vriend
van het ware, schone en goede zo
snel mogelijk moet worden aan
geschaft, 'is na het bovenstaande
een overbodige opmerking: deze
Zwaan van de Botlek verdient
een plaats in ieders huisgezin!
PAUL MARIJNIS
Dat de stormachtige huwelijks-
perikelen van het acteurs
echtpaar Elizabeth Taylor-
Richard Burton voor menig
een aardig leesvoer zijn, zal
door mij niet worden ont
kend. Tenslotte zijn er weinig
van deze kleurrijke romances
te vinden in deze tijd, zodat
dit komisch duo het waard is
om in stand te worden ge
houden.
Maar om nu een boekwerk van
192 bladzijden aan een gede
tailleerde beschrijving van dit
springerige huwelijk te
wijden, gaat een beetje te ver.
Lester David en Jhan Robbins
van de New York Times heb
ben de stap echter toch ge
waagd en een danig omvang
rijke publikatie gewijd aan dit
"stormaehtigste huwelijk van
deze eeuw", zoals zij de knip
perlichtverhouding van de
twee filmgrootheden kwalifi
ceren. Dat het boek is over
spoeld met citaten van Sha
kespeare, Burtons geliefde
toneelschrijver, is tot daar-
aantoe. Dat deze echter te pas
en te onpas worden gebruikt
om ze te projecteren op de
handel en wandel
Burton mag overdreven
den genoemd.
Verder valt het veelvuldig cite
ren van de Amerikaanse rod
deltante Hedda Hopper de le
zer op. Wanneer men een
boek aanbeveelt als zijnde vol
"nieuwe onthullingen", dan
mag je je toch wel afvragen
wat er in vredesnaam nieuw is
aan de oude, bekende roddel
verhaaltjes van deze vrouwe
lijke Henk van der Meyden.
Wie nieuwe ontboezemingen
zoekt komt dus bij de heren
David en Robbins bedrogen
uit. Wie een genuanceerde
kijk op Burton en Taylor ver
wacht zal ook vergeefs zoe
ken.
De slechte schrijfstijl in deze
half documentaire/half fan
tasie maakt het al evenmin
aantrekkelijk bijna twin
tig gulden voor dit werk neer
te tellen. De zeventien foto's,
waarop men Taylor van aan
trekkelijke jongedame tot
vadsige diva ziet afglijden,
kunnen dat niet goedmaken.
'Elizabeth Taylor Richard
Burton auteurs: Lester Da
vid en Jhan Robbins; uitge
verij: Tiebosch bv Am
sterdam; 19,50.
ANNEMIEK RUYGROK
DINSDAG 14 FEBRUARI 1978
De geest van Heinrich Heine waart
door Nederland, en heeft o.a. ge
stalte gekregen in het maandagse
VPRO-radioforum waar de dich
ter Komrij („Bedaar, bedaar, het
is maar poëzie") zijn kunstbroe
der Spaan („Drank dreef droef
heid weg, dees' nacht"), en de
schrijfster Mensje van Keulen
(„Allemaal tranen") hun
maximes afvuren op een altijd
even dankbaar publiek.
Mensje van Keulen heeft zich nu
ook tot de poëzie gewend om haar
hartekreten gestalte te geven,
mogelijk in de hoop dat de wel
uiterst larmoyante onderwerpen
die haar kwellen, in een gedicht
beter gestalte vinden dan in een
kort verhaal. Dat is een grove
miskenning van de poëzie, of van
haar eigen kunnen, want haar bij
Thomas Rap verschenen bundel
Lotgevallen is echt een beetje te
veel van het goede.
Lotgevallen bevat elf ballades die
veel te veel doen denken aan de
gedichten die Simon Carmiggelt
(onder het pseudoniem Karei
Bralleput) publiceerde, maar zijn
onmiskenbare stekeligheid is
hier verworden tot een vaag ge
kerm. Dat komt waarschijnlijk
niet in de laatste plaats door de
onderwerpskeuze, die de schrijf
ster doet kennen als een dieren-
ivriend!
Dierenvrienden moeten geen bal
lades schrijven, evenmin als ve
getariërs, thuiswevers en pacifis
ten - een poëet als Huub Ooster
huis is wel de voornaamste
vormgever van het tranerige ge
balk dat wordt voorgebracht als
een gedicht een opbouwende,
vermanende, kortom ethische
strekking heeft: er zijn kennelijk
nog altijd mensen die menen dat
kunst vanzelf ontstaat als het
maar goed wordt bedoeld, en als
er maar „een opbouwend, c.q.
vroom gevoel" in wordt ver
werkt.
Het zou weliswaar veel te veel ge
zegd zijn om Mensje van Keulen
met deze hansworst op één lijn te
stellen, maar zo heel erg verschilt
„Lotgevallen" nu ook weer niet
van Oosterhuis" melodramati
sche lierzanger.
Ik vind het ronduit jammer dat de
Erven Thomas Rap de schrijfster
niet van publicatie hebben weer
houden! De boer die zijn paard
aan de slager verkoopt krijgt
vroeging, de oude huisarts ont
vangt De Dood op zijn spreekuur,
en de ongelukkige poes die door
slechte mensen is mishandeld
slaapt in onder orgeltonen die
Beets niet zouden hebben mis
staan. En een gedicht, of ballade
(„of allebei, of geen van beide")
als Slotscène is hooguit een va-
riant op bralleputterige gedich
ten als De Toneelspeelster, of De
Ster.
Maar och, misschien zijn er andere
dierenvrienden in den lande die
deze kruising tussen „cand-
lelighf'-poézie en de werken van Z1
W. G. van der Hulst diep, fijn of rn
edel vinden. De overweging dat ^j(
men in die kringen eerder de be
doeling dan het resultaat telt zal P1
daarbij stellig haar nut afwerpen, rn
PAUL MARIJNIS
Op het laatste moment moet Jaap Harten, in 1930 in Blari-
cum geboren maar al decennia woonachtig in Den Haag,
de inhoud van zijn nieuwe verhalenbundel „De groeten
aan Truman Capote" hebben gewijzigd. Immers, in de
aanbiedingsfolder van de uitgever is er nog sprake van
een beschrijving van een ontmoeting met de toneel
schrijver Albee in 1976, van een verhaal „Militaire dienst"
en van een Russisch getint verhaal „De heer met het
hondje".
i deze folder genoemde bijna zeventig bladzijden van de
Nog r
titels komen niet in de bundel
voor. Ze hebben plaats moeten
maken voor een driedelig mid
denstuk in de bundel, notities uit
de dagboeken van de actrice
Mien de la Parra, van haar zuster
Mabel van Luyk en haar zoon
Ronald. De homofiele relaties
van laatstgenoemde ontwrichten
het levenspatroon van Mabel, ge
scheiden vrouw van een staal-
magnaat, maar geven aan de ac
trice de aanleiding om met veel
zwier te bewijzen dat zij als ac
trice, publiek idool, ook „anders"
is dan de in haar ogen burgerlijke
Mabel.
Het is niet moeilijk om in Mien de la
Parra elementen uit het leven van
Fien de la Mar te herkennen. Har
ten, bij uitstek een observator,
weet met verfijnde pen het milieu
om „de la Parra" heen te be
schrijven en daarmee dat van het
begin de jaren zestig. Kleding
kopen van modekoning Max
Heymans was „in", Annie M. G.
Schmidt werd verplichte lectuur
voor het uitgaande publiek en
door de jongeren (zoals Ronald in
deze korte trilogie van Harten)
werd Elvis Presley in plakboeken
vastgelegd en werd de jong ge
storven filmster James Dean in
houding en haardracht blin
delings geïmiteerd.
notities uit de drie dagboeken
omvatten de helft van de verha
lenbundel. Het zijn bijna mono
logen, zo nu en dan uitwisselbaar
omdat Harten nauwelijks stijl
verschillen aanbrengt in de ver
schillende dagboeken. Je hoort
ze al voorgelezen door Albert
Mol. Diens uitdrukking „wat zien
ik" komt terug in de uitroep van
Mien de la Parra „En wat zie je-
dan?".
Harten beschrijft wat mensen uit
het wat snobistische en artistieke
deel van de samenleving in de ja
ren zestig zagen: veel fondant,
„Pension Hommeles" en soms
een terugzien naar de poezie van
Hans Lodeizen. Dat laatste feit
slaat echter meer op Harten zelf,
dan op de door hem beschreven
personages. Het laatste verhaal
van de bundel, „Ballade van de
liftboy", sluit af met de strofe van
Hans Lodeizen: „er is een lift in
mij vol mensen die langzaam
van boven naar beneden gaat,
vol levens, vol herinneringen
een zware lift vol ellende en ple-
Harten geeft zijn bewondering voor
en zijn verwantzijn aan Lodcize-
nexpliciet toe, waar hij deze re
gels als motto ziet voor zichzelf.
Hij begeleidt „passagiers van
hemel naar hel en vice versa" met
humor, bewogenheid en een
scherp observatievermogen. Als
Mabel in een van de dagboeknoti
ties schrijft: „Ik heb altijd een
goed oog voor details gehad" is
het een verklaring van het gedrag
van Harten zelf. In deze opmer
king herhaal ik mijn visie op het
uitwisselbare van Hartens per
sonages. In allen is hij vertegen
woordigd.
Dat geldt minder voor de overige
verhalen uit de bundel: het ver
slag van een vraaggesprek met
zijn jeugdiool Zarah Leander
(een hoogstandje als literaire re
portage); een pastiche op Other
Voices, Other Rooms van Tru
man Capote (Nooncity is Moon-
city geworden), maar wel weer
voor Tederheden (het levensver
haal van een revuegirl). Jaap Har
ten, de veelzijdige dichter en pro-
zaist, heeft zich minder dan in de
door mij bewonderde roman „De
Getatoeeerde Lorelei" politiek
geengageerd opgesteld.
Geen engagement
Hij concentreerde zich meer op het
leven en schijn-leven van men
sen. Van politiek of maat
schappelijk engagement is ook
nauwelijks sprake bi} Rudolt
Geel (Amsterdam, 1941) in zijn
roman „Een gedoodverfde win
naar". Eerder het ontbreken van
dit engagement is het thema van
het boek. Immers, in de jaren zes
tig, waarin maatschappelijk met
provo en de Maagdenhuisbezet
ting, met het loswoelen van ge
vestigde waarden, blijven de
hoofdpersonages feitelijk buiten
schot. De vader van de ik-1'iguur
was een vakbondsleider, doelwit
van cabaretiers (waar andere per
sonen als Roel van Duijn, Lou de
Jong, Wim Kan, Koos Vorrink,
Willem Drees en Joost de
Draaijer wel bij naam en toenaam
worden genoemd, is het ontbre
ken van de naam van deze vak
bondsleider een denkfout). Want
weinigen zijn in Nederland het-
doelwit van cabaretiers.
De vakbondsman in kwestie is aan
het begin van de roman overle
den; zijn zoon gaat op zoek naar
diens verleden en ontdekt dat
deze „gedoodverfde winnaar"
door de consumptiedwang is in
gehaald en daardoor op een zij
spoor van welke revolutionaire
ontwikkeling dan ook is komen
te staan, („de meiboom ingewis
seld voor de open haard"). Maar
ook de zoon, geschiedenisleraar
zonder aanstelling, part-time
werkzaam bij een krant, maar
kennelijk tevens schrijver („ter
wijl ik dit schrijf" lezen we op
bladzijde 74 en eerder: „Nu ik dit
opschrijf', blz. 58) zag de provo
beweging meer op het televi
siescherm dan in de stad. Zijn
vriend Hugo, politicoloog, bezig
met een proefschrift over provo,
was in de jaren zestig nog een van
de studentenleiders, maar is nu
ingekapseld in een „absoluut
veilig bestaan".
Evenals Harten toont ook Geel zich
een goed observator en be
schrijver van weer een ander mi
lieu uit de jaren zestig, waarin de
vastgelopen samenleving even
trilde
WIM HAZEU
Harten: De groeten aan Truman
Capote. Querido, Am
sterdam, 1977, 151 blz., 19,90.
bylwyydltudolf Geel: Een ge
doodverfde winnaar. Bezige Bij,
Amsterdam,
1977,172 blz., 21,90
Prachtige kleurenfoto's van flora en fauna in Afrika vormen de basis
waaromheen de Wassenaarse schrijfster Nick Funke-Bordewijk haai
verhalen over de verschillende bezoeken aan dit steeds meer in
'openbaarheid' tredende werelddeel heeft geweven. Nick Funke heeft
immers toe bijgedragen dat door haar reisbeschrijvingen van landen al:
Kenia en Zambia de 'buitenwereld' een beter inzicht heeft gekregen
de ondoordringbare wereld die Afrika heet.
Zij begint haar boek, dat ze kortweg 'Leo' heeft genoemd en dat voorafgel
gaan wordt door een voorwoord van Prins Bernhard met een verslag vaJ
een bezoek, dat ze bracht aan de schrijfster van 'Born Free', 'Livinl
Free', en 'Forever Free', een trilogie welke z'n weg vond over de werelcf
naar honderd duizenden enthousiaste lezers en lezeressen.
Interessant zijn de beschrijvingen van de diverse ontmoetingen, die dfj
schrijfster en haar man hadden met George Adamson. Ook wordt ceiT
belangrijke passage gevormd door de beschrijving van het bezoek, dal
de schrijfster bracht aan het echtpaar van de televisieserie 'Luipaard oj
Schoot' Armand en Michaela Dennis in aanwezigheid van Georgi
Adamson.
De schrijfster die in staat gesteld werd tijdens haar reizen presided
Kaunda van Zambia te interviewen en die zelf geinterviewd werd do<|
de Televisie-Lusaka in Zambia, heeft met haar boek bewezen, dat r
ook op een grote afstand van Afrika kan genieten.
Het aandachtig doorlezen van het boek 'Leo' geeft een haast identield
gebondenheid, die Nick Funke-Bordewijk moet hebben ondervondei
toen zij de diverse Afrikaanse landen bezocht en die bezoeken vervor
gens in diverse reisverslagen vastlegde.
BERT KOEKEBAKKE'"