ZATERDAG 21 JANUARI 1978 4E2£E3aS V(M 5®"§@ s)lUI<Qjg£nfD<§ïlfD Door Paul de Tombe Bosveld: 'Ais ik stop heb ik eindelijk eens meer tijd voor mijn kinderen' Eenzelfde gedragslijn volgde hij ten opzichte van de trainers, bij wie hij speelde. Een paar extre men. Fadhronc als de man die hem, op zijn eerste dag al bij SC Enschede, bedacht met de bij naam Charly (van Chaplin) "om mijn manier van lopen, mijn maat 46, mijn kromme benen". Kessler als het symbool van strengheid, bij wie geen grap mogelijk was "die man kende alleen het woord discipline". Westhof als de oefenmeester bij wie hij het verst kon gaan. "We hebben hem een keer vastgepakt, zijn broek uitge trokken en zijn hele zaakje inge smeerd met sneeuw. Dat was misschien een beetje teveel het uiterste". Consequenties had de baldadige actie niet, al besefte Bosveld wel dat zoiets niet meer zou kunnen. Zeker niet bij zijn huidige coach Henk Wullems, een man met wie hij wegloopt. "Alles doe ik met hem. We kaarten, we gaan bij el kaar op visite, maar toch heb ik respect voor hem. Hij heeft iets. Zeggen dat je je te pletter moet lopen, dat kan de grootste boerenlu', daar hoef je geen trainer voor te zijn. Het gaat om de oefenstof, of de man tussen zijn spelers kan staan, maar op het beslissende moment toch bo ven ze uit kan reiken. Dat heeft Wullems. Daarom is zijn aan blijven voor mij zo'n belangrijk punt. Daarmee staat of valt of ik bij Vitefcse blijf' den bang en denken, ik doe het niet meer. Zo gaat alle inventivi teit eruit, je hoort alleen nog maar praten over loopvermogen. Als gezegd wordt dat Ajax of PSV daarop kampioen zijn geworden, denkt iedere trainen als ik nou maar loopvermogen in mijn ploeg heb, dan komt het wel goed. Dus zijn er bij van wie de spelers zich te pletter moeten lo pen. Zijn ze moe dan wordt er niet gezegd: "neem rust", maar "neem een injectie". Eenmaal in de drie weken geven zulke oefenmeesters dan ook nog eens een partijtje. Zó "maak" je nooit van zijn leven voetballers". Dravers "Er komen dan ook steeds minder echte voetballers en steeds meer dravers. Wij hebben ook zo'n jon gen in de ploeg. Een talent, maar het typerende is dat zijn sterkste punt zijn loopvermogen is. Zó is hij nou eenmaal geschoold. Tien meter blijft hij me voor op de 100 meter, maar ik doe wel drie keer zoveel met de bal. Natuurlijk, ik ben blij dat er zulke spelers om me heen lopen, maar ik ben ook blij dat ik anders ben. De spel bepaler moet tenslotte toch voor de beslissende pass zorgen. Als je alleen maar 22 dravers op het veld hebt staan, valt er nooit een goal. Dan gaan de mensen zeggen ik zie toch alleen maar draven, ik kan zondag beter naar atletiek gaan kijken. w@öfi®ff®in) ff® f®l®v@® fica §mi©D ARNHEM - De reactie was even ongenuanceerd als veel zeggend. Juist op het moment dat hij het onderwerp "stoppen" had aangeroerd, stapte de zoveelste klant zijn sigarenzaak binnen. Een wat oudere man al, die aan één fragment van het gesprek voldoende had om zijn oordeel te vellen. "Wat? Ophouden met voetballen en trainer worden? Ben je daar nou wéér over bezig. Datkan niet, ben je belazerd. Jij blijft gewoon spelen. Trainer word je maar op je vijfenzestigste". Henk Bosveld, al sinds mensenheugenis voorzien van de bijnaam Charly, die zó bij hem past dat aiieen zijn vrouw hem nog anders kent, keek de man vanachter de toonbank met gemengde gevoelens aan. Haalde zijn schouders op toen de deur weer was dichtgeslagen. Grijnsde breed: "Zo gaat het nou telkens. De mensen weigeren gewoon te geloven dat ik op wil houden. Ze nemen het eenvoudig niet aan, praten erover heen en proberen me ervan te overtuigen dat Vitesse me niet kan missen. Nu maak je dan nog een getemperde reactie mee. je had ze moeten horen nadat het voor het eerst in de krant had gestaan. Het leek wel of ik aan de portemonnaie van iedereen was gekomen Mocht zijn besluit toch negatief uitpakken, dan is Bosveld er "blind van overtuigd", dat er in het elftal een gat valt dat maar heel moeilijk op te vullen is. Een tweede regelende vaderfiguur zal niet zo snel te vinden zijn. "Ik ontken niet dat ik domineer, maar wat wil je ook. Ik ben aan voerder, ik zit in de spelersraad en bovendien regelen mijn vrouw en ik veel zaken. Dat leiderschap is gewoon gegroeid. Omdat ik. anders dan de meesten, vlakbij de club woon, kwamen ze vaak als vanzelf bij mij terecht als er wat moest gebeuren. Dan moest je snel beslissingen nemen, ook voor anderen. Pakken die goed uit, dan gaan ze je automatisch als leider zien. De spelers komen nu ook eerst bij mij met hun problemen en ik heb er een paai' geholpen bij de con tract-besprekingen. Zo is dat leiderschap me een beetje opge drongen en heb ik het zelf een beetje gepakt. Ook door de ge makzucht van de anderen. Die dachten, hy knapt het wel op. Bosveld en zijn vrouw regelen het Sinterklaas-feest wel. Nou had ik natuurlijk de relaties, maar toch zat daar nog veel werk aan. Cadeautjes kopen, alles inpak ken, een rijmpje maken, een Sin terklaas bestellen en niemand die eraan dacht om odk eens wat te doen. Als ik inderdaad stop. zal dat gat niet gemakkelijk op te vullen zijn. Ik denk dat ze dan zeggen: verrek, nooit geweten dat daar zoveel uren inzaten". Charly Bosveld voelt zich op dit moment dan ook „de ombuds man van Vitesse" „En niet alleen daardoor, ook door alles wat erom heen hangt. De supporters die hier komen, de openingen waarvoor ik word gevraagd. Ik denk dat ik het heel wat rustiger krijg als ik stop". Telefoontjes van alle kanten. Vi tesse had me nodig, ik kon niet weg, ik mocht niet weg. Of ik niet goed bij m'n hoofd was om zoiets voor te stellen. Er werd zelfs een actie gestart: Charly moet blijven, trek hem over de streep. Ik heb er dan wel nooit meer wat van gehoord, maar het heeft me toch wel gestreeld." De supporters-woorden hadden zelfs zoveel invloed dat de beslis sing voor Bosveld steeds moei lijker werd. Aanvankelijk stelde hij die middag in Arnhem dat het "voor 99 procent zeker" was dat hij zou stoppen. Dat hij voor 1 februari zijn keuze zou bepalen uit de drie aanbiedingen om trainer te worden. Met een ama teurclub uit Velp ("daar kom ik eigenlijk vandaan") was hij fi nancieel zelfs al helemaal rond. Alleen zijn handtekening ont brak nog aan liet contract, maar die had Bosveld enkel nog niet uit de pen willen laten vloeien omdat nij Vitesse de eerste keus gunde. Die vereniging had hem vervolgens de functie van hulp trainer aangeboden, maar wilde eigenlijk het liefst dat hij bleef spelen. Een wens die zijn fans nadien dagelijks in zijn zaak kwamen ventileren met de hard nekkigheid van kinderen wier kostbaarste stukje "speelgoed verloren dreigde te gaan. Prikacties De prikacties hadden hem gevleid en later die middag moest hij be kennen dat zijn besluit toch niet meer zo definitief was. Als aan bepaalde voorwaarden zou worden voldaan, wilde hij er nog eens over denken één seizoen aan zijn al achttien jaar lange prof voetbal-carrière toe te voegen. Centraal stond dat trainer Henk Wullpms ziin contract diende te verlengen, wat inmiddels is ge beurd. "Had hij afgehaakt, dan was ik ook gestopt", zo bracht Bosveld zijn speciale relatie met die oefen- meester onder woorden. "Nu hij blijft, wil ik het overwegen. Ten minste, als Vitesse er wat tegen over wil stellen. Als ze me dan zo'n topper vinden en me zo nodig hebben, dan moet dat ook worden uitge drukt. Niet omdat de oude lui nu opeens geld ruikt, daar heb ik nog nooit over gepraat. Ik wil alleen niet dat het mis gaat met de an dere zaken, waarvan ik ook later nog moet eten. Als Vitesse me zo ver financieel tegemoet wil ko men dat ik naast mijn schoon vader een extra kracht kan aan trekken voor de winkel, dan wil ik overwegen om nog een jaar te voetballen". Opmerkelijk gegeven eigenlijk. Zes jaar geleden werd Bosveld afgeschreven bij Sparta als „te oud". Nu hij inmiddels 36 jaar is wordt hij te jong geacht om te stoppen, moet hij „nog minstens twee jaar" meekunnen. De opvallende kentering heefl veel te maken met de veranderingen in de wereld van het profvoetbal en met zijn mentaliteit. Bosveld is nog van de oude stempel, be hoort tot die kleine categorie spelers (Van Hanegem, André, Bond) die weigeren hun „eigen ik" prijs te geven, die zichzelf ge bleven zijn door alle ontwikke lingen heen. De laatste schilder achtige figuren, met een oor spronkelijkheid die te sporadisch wordt aangetroffen in de verkilde wereld van het „computer- voetbal". Nu de toekomst weg gelegd dreigt te zijn voor de „au tomatische" opdracht-uitvoer ders, wordt de roep om die vrij buiters steeds groter, omdat al leen in hen nog de afwijking van het alledaagse kan worden terug gevonden. Zowel op het veld als daarbuiten. Eigen manier Niet één keer die middag viel na een felle uitspraak het angstige „zet dat er maar niet in", een zin netje dat tegenwoordig op veel spelers-lippen bestorven ligt. Zijn ongekuiste, vaak gespierde taal was bestemd voor iedereen. Ook op het veld weigerde Bos veld steevast concessies te doen. Hij liet zich niet programmeren, interpreteerde opdrachten op zijn eigen manier. "Ik voerde ze nooit uit. Tenminste, niet zo precies, want ik ben nu eenmaal geen voetballer van de doorsnee-handelingen. Ik ben de man van de aparte acties. Op belangrijke momenten, waarop anderen zenuwachtig zouden worden, voel ik me juist happy. Hoe drukker en hoe gek ker, des te beter. Ik ben een pu- bliekspeler. In het veld staat bij mij het publiek centraal. Dat moet terugkomen, dat is de hoofdzaak en dat gebeurt niet met dat ingewikkelde spel van Jantje bij Jantje en Klaasje bij Klaasje. Je moet er schijt aan hebben wie er tegenover je staat. Zo voetballen we in de thuiswedstrijden met Vitesse, zó proberen we ook uit te spelen. Vrij-uit. Dat kom je nog maar weinig tegen, zoals je ook die creativiteit nog maar zo weinig tegenkomt. Ik stam nog uit een tijd dat je je de aparte din gen mocht en kon aanleren. Te genwoordig gaat dat niet meer, wordt alle initiatief onderdrukt. We beleven de triomf van de middelmatigheid". "Dat is de schuld van de trainers, die zo gemakkelijk de straat op worden geschopt, dat ze geen ruimte meer openlaten voor speelsheid. Ze willen alleen zo ef ficiënt mogelijk voetbal zien. Wat krijg je dan als iemand het toch in zijn hart haalt zijn tegenstander sen bal door de benen te spelen? Geschreeuw uit de dug-out: nog één keer en je kan komen zitten. Nou trek ik me daar geen moer van aan, maar 98 van de 100 wor- Ze zijn er veel te weinig, die spel makers. Bikkelen en vliegen is het motto, zo kweek je tegenzin bij die jonge knapen". "Het is te merken aan de gezellig heid. Die is er veel minder dan vijftien jaar geleden, dat zal iede reen moeten beamen. Bij Vitesse is die er nog wel, we zitten zelfs na een uitwedstrijd langer dan onze tegenstanders in de kantine. Het is onze manier van afreageren. Dat moet toch kunnen, dat pilsje pakken? We werken allemaal keihard, tonen karakter en kun nen veel van elkaar hebben. Die waardering voor de ander is er over het algemeen niet meer. Een tegenstander probeert je vanaf de eerste minuut de grond in te bo ren. Wat sommige jongens alle maal uitkramenZe katten, zuigen, en zeiken, zonder één moment te tonen dat ze je waar deren. Het is een tendens die je terug ziet in de maatschappij De mensen kunnen niks meer van elkaar hebben, willen je voor het minste of geringste op je bek slaan". Grappen Hijzelf toonde zich die middag heel anders, had een grap, voor elke klant die bij hem binnenkwam. Minder voor sigaretten of siga ren. meer om kaartjes te kopen voor Vitesse-Ajax. Hij deed er snoep en desgevraagd een hand tekening bij voor de kinderen die zich aan de toonbank vervoegden en werd het praten over voetbal en "Vites" nooit zat. Zijn siga renwinkel aan de Hommelseweg, vlak bij het terrein van de club, bleek dan ook dienst te doen als opvangcentrum en klachtenbu reau voor supporters. Hij voelde het bepaald niet als een zware belasting dat hij daardoor nooit de gelegenheid kreeg af stand te nemen van zijn sport. "Af en toe word ik er weieens dood ziek van steeds hetzelfde te moe ten vertellen, maar er blijven leuke dingen bij. Bijvoorbeeld dat mensen me na een goede wedstrijd wat komen brengen. Bloemen, koekjes, dat streelt me en dat moet ook. want als dat me niks meer zou doen, zou het niet best zijn. Ik heb nog altijd liever het applaus dan de kritiek". Hij heeft het nodig, al moet hij af en toe kunnen dollen om zich af te reageren. Tijdens de training en in de wedstrijd. "Maar ik ga er echt niet heen met de vooropge zette bedoeling de show te ma ken. Dat komt vanzelf. Een kwes tie van ad rem reageren op situa ties. Daarbij zal ik er zelf wel aan hebben meegewerkt dat er van mij meer wordt gepikt. Als de mensen "Charly, Charly" roepen, zwaai ik altijd even. En dan niet naar de hoofdtribune, daar zit de kouwe kak. Nee, ik loop naar die echte supporters toe. De jongens die je steunen waar je ook gaat. Die n.oet je bespelen". Moeilijk De voetballer die slechts tweemaal Oranje haalde („Tegen België en Oostenrijk en verder was ik een keer of zes reserve. Meer ruet, omdat ik nooit "bij een topclub speelde"), bleef besluitvorming desondanks ontzettend moeilijk vinden." Het blijft een moeilijke beslissing. Nu kan ik nog op ni veau afscheid nemen Met opge heven hoofd, want ik heb mijn beloftes bij Vitesse waarge maakt. Ik heb ze meegeholpen de eredivisie te bereiken, ik help mee ze daarvoor te behouden. En als ik trainer word bij die ama teurclub blijf ik toch bezig in mijn sport, maar dan hou ik wel meer tijd over. Voor mijn zaak, mijn twee kleine kinderen. Waarom zou ik dan het risico ne men dal ik straks een afgang be leef? Dat kan, want er zit bij Vi tesse echt niet meer in dan nu, met dit materiaal. De club wil wel kopen, maar daarvoor is geen geld. Dus moeten we met de zelfde spelers doorgaan, terwijl de tegenstanders zich niet meer op ons zullen verkijken, zoals in dit seizoen". „Er staat tegenover dat ik het graag doe. Dat ik als speler die het van voetballen moet hebben langer meekan dan de jongens die louter op inzet en karakter spelen. En het is al een beetje minder defini tief dat ik stop. Nu Wullems blijft en als Vitesse voor compensatie voor mijn zaak wil zorgen, ga ik me nogmaals beraden. Daarbij zal meespelen dat iedereen maar steeds roept dat ik moet blijven. Dat oefent ook invloed uit, want het blijft me strelen. Al weet ik ook wat die man, die me nu wil tegen houden, straks zal roepen als ik drie keer slecht heb gespeeld: „Die ouwe Bosveld moet er zo snel mogelijk uitgedonderd wor den".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 25