Prof. dr. Van Staden en de diplomatie ZATERDAG 7 JANUARI 1978 Dit artikel werd geschreven door Hans van Gelder. Hij is inspraakcoör dinator voor de Projectgroep voor de binnenstad, die een structuur plan voor de Leidse binnenstad mee helpt voorbereiden. In dat artikel geeft Hans van Gelder zijn persoonlijke visie op de inspraak zoals, die tot dusver heeft plaatsgevonden Dat gebeurt aan de vooravond van de voortgezette discussie in de Leidse gemeenteraad over dit onderwerp. De raad zal maandag moeten kiezen voor een definitieve schets, waarin in de gewenste ontwikkelingen voor de komende jaren wor den vastgelegd. Door de Projectgroep is daarvoor een model aangebo den. Een schets die tot stand kwam nadat er in eerste instantie vijf ontwikkelingsschetsen waren gemaakt en iedere Leidenaar gelegen heid heeft gehad om daarover zijn mening te geven. LEIDEN - De pogingen van allerlei belangengroepen om plannen en beleidsbeslissingen te beïnvloeden is geen verschijnsel van vandaag of gisteren. Lobbyen is in het bedrijfsleven bijvoorbeeld geen ongewoon verschijnsel. De beïnvloeding kan gebeuren door rechtstreekse beïnvloeding van raadsleden, het mobiliseren van de pu blieke opinie via affiches en andere publicaties, de rol die de pers speelt en de recepties en etentjes, die worden georganiseerd om de andere partij milder te stemmen. Om maar een paar voorbeelden te noemen. De procedure, die de Projektgroep voor de Binnenstad nu volgt bij het maken van een structuurplan voor de binnenstad (dat binnen enkele maanden gereed moet zijn) kan gezien worden als een poging om dit systeem te door breken: Ieder die met de bin nenstad te maken heeft of er be lang in stelt, wordt gevraagd om met ideeën en suggesties te ko men, om het werk van de project groep kritisch te begeleiden en van commentaar te voorzien. Het betekent dat de voorbereidingen een meer open(baar) karakter hebben. Vandaar de naam: "Open-plan-procedure". Belangen in die binnenstad, die soms met elkaar in strijd zijn, worden daardoor veel duidelijker zichtbaar. Ook wanneer die be langen tegen elkaar worden af gewogen gebeurt dat in de volle openbaarheid. De gemeenteraad neemt tijdens de voorbereidin gen van het plan op belangrijker onderdelen beslissingen. Zij be paalt of, en op welke basis, de projectgroep met haar werk kan doorgaan. Zo komt het structuurplan stap voor stap naderbij en wordt de projectgroep op de voortgang van haar werkzaamheden gecon troleerd. In het voorstel - of eigenlijk: het advies - van de projektgroep dat aan zo'n gemeenteraadsbeslis sing voorafgaat wordt duidelijk vermeld: - welke groepen kommentaar hebben geleverd; - de inhoud van deze kommenta- ren; - hoe de projectgroep deze resulta ten heeft verwerkt; - de visie van de projectgroep zelf. Behalve dat de nieuwe procedure, althans naar de indruk van de projektgroep, de kwaliteit van de plannen doet toenemen (ook in Leiden blijkt dat verrassend) komen er veel meer belan gengroepen dan voorheen aan bod. Het ligt voor de hand dat vooral de groepen die gewend waren hun zaken op de "oude manier" te regelen (dus min of meer achter gesloten deuren), nu meer moeite hebben met de ge wijzigde gang van zaken. Dat heeft soms tot gevolg dat men uit een zeker wantrouwen niet zo gauw met gegevens voor de dag komt, de eigen visie wat verhuld naar voren brengt en ook dat de argumenten minder duidelijk op tafel komen. Dit om enige speel ruimte en onderhandelingsmar ges voor de toekomst veilig te stellén. Wel verklaarbaar, maar daardoor raken de belangente genstellingen enigszins onderge sneeuwd en wordt het voor de projectgroep moeilijker een goed plan te maken. Met name een gevestigde belan gengroep als de Leidse Rijksuni versiteit lijkt wat onwennig met het verschijnsel dat de universi teit, hoe belangrijk ook voor de stad, door de projektgroep op één lijn wordt gezet met andere groe pen (buurtcomité's, win keliersverenigingen, adviesra den, actiegroepen e.d.). Men reageerde in de afgelopen in spraakronde pas 14 dagen na slui ting van de termijn en dan nog in zeer algemene zin. Ook de economische belan gengroepen (Kamer van Koop handel, Stichting Leidse Bin nenstad, Leids City Centrum) leggen niet gemakkelijk hun kaarten op tafel: vergeleken met de andere commentaren heeft de economische sector in deze fase van de plannen nogal afwachtend en terughoudend gereageerd, waarbij de argumentatie nogal summier was en veelal verwij zingen naar onlangs verschenen economische nota's bevatte. Dit betekent echter niet, dat de projectgroep geheel in het duis ter tast over de plannen van het bedrijfsleven op de langere ter mijn: Er wordt duidelijk gekozen voor de 2e schets (kantorenaan- pak van het Schuttersveld) en ook de door Stichting en Kamer uitgebrachte nota's geven de projectgroep een behoorlijk houvast. De resultaten van het distributieplanologisch onder zoek zullen verdere aankno pingspunten moeten verschaffen met betrekking tot het te volgen beleid. Hoewel het moment eigenlijk nog te vroeg is voor een algehele beoordeling van de in Leiden ge volgde procedure, valt er toch een redelijke mate van instem ming te bespeuren met de wijze waarop de projectgroep nu bezig is. Als men de discussies in de gemeenteraad van 19 december jl. althans als graadmeter aan neemt, dan staan tegenover een algemene waardering ook enige reserves: De laatste schets, die is gemaakt op grond van de in spraakresultaten, wordt gekwali ficeerd als "grootste gemene de ler", "hutspot" en "wereldv reemd". Toch is het de vraag of deze onvrede regelrecht te ma ken heeft met de kwaliteit van plan en procedure. Misschien moeten de motieven eerder ge zocht worden in het ontbreken van een economische nota, te meer daar het juist leden van de Commissie voor Economische Aangelegenheden zijn geweest (Van Duyn, Bleijie) die zich nogal kritisch hebben uitgelaten. Aan een toekomstvisie van het ge meentebestuur op de economi sche situatie van Leiden, en met name van de binnenstad, bestaat, ook bij de projectgroep, al ge- ruimte tijd een grote behoefte. Het lijkt echter allerminst een gemakkelijke opgave, gezien de ingewikkeldheid van de materie (kantorenontwikkeling, werk gelegenheid) en de noodzaak om de problemen van Leiden te zien tegen de achtergrond van ont wikkelingen in de regio en de omliggende grote steden: Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Leiden is namelijk in sterke mate afhankelijk van de ontwikkelin gen in de grote steden. Echter, naarmate de procedure voor het structuurplan vordert, dreigt het gevaar dat de economi sche problematiek steeds verder in het gedrang komt. Misschien ook, dat daaruit de vele discus sies te verklaren zijn over kanto ren, Schiphollijn, werkgelegen heid e.d., die de laatste tijd in in formatieve bijeenkomsten en raadscommissies gevoerd zijn. In deze discussies kwam steeds de vraag om kwantificering, cijfer matige prognoses, het "hard" maken van de verwachte ont wikkelingen naar voren. Hieraan heeft de projectgroep, hoewel het niet direct op haar weg lag, enigszins gehoor gege ven bij het uitbrengen van een derde nota. De kritiek in de raad richtte zich vooral ook op het feit, dat juist die groepen die in de afgelopen maanden flink in beweging ge komen zijn en gebruik hebben gemaakt van de inspraakmoge lijkheden, hun visie grotendeels hebben teruggevonden in de nieuwe schets. "Vanzelfsprekend", ben ik, vanuit de binnenstadswinkel, geneigd te zeggen. Het heeft de project groep immers vanaf het begin steeds voor ogen gestaan om de inspraak het volle pond te geven. Het bovenstaande zie ik dan ook meer als een bevestiging van de gevolgde werkwijze, dan als kri tiek erop. Het is mogelijk dat de oorzaak van de bescheiden rol van economi sche belangengrepen en rijks universiteit gelegen is in het feit dat men niet vertrouwd is met de nieuwe procedures. Anders gezegd is ook de wijze waarop het inspraakproces in de buurten is gestart een illustratie daarvan: Met name Noord Vest, Pancras Oost en Maredorp staan het eerste half jaar sceptisch te genover de inspraakprocedure, beschouwen de inspraak als een zoveelste manipulatietruc van de gemeente ("verdeel en heers") en zien de inspraakcoördinator als vertegenwoordiger van dit be leid. Hij wordt dan ook stelselma tig van buurtvergaderingen ge weerd en haalt een eervolle ver melding op de Muurkrant. Op een wat samenzweerderige toon wordt hem te verstaan gegeven zich niet te bemoeien met de stra tegie die de binnenstadsbuurten (afzonderlijk of gezamenlijk) Men ervaart dit kennelijk als con trole op de werkwijze van de co mités. Toch is dit laatste een be langrijke toetssteen voor de pro jectgroep: de mate waarin een buurtgroep er in slaagt de zaken naar de buurt te vertalen (via buurtvergaderingen, huis-aan- huiskrantjes, handtekenin- genakties e.d.) en samen met de achterban een standpunt te for muleren. Daaraan ontleent de buurtgroep immers haar man daat: het namens de buurt spre ken. De indruk bestaat, dat de buurtcomités daar goed in ge slaagd zijn: de meningsvorming in de buurten heeft vooral in de tweede inspraakronde een be hoorlijk aantal commentaren op geleverd: Bovendien hebben bijna alle wijken gereageerd, uit voerig, en op een hoog peil, alleen Pancras West en Haver en Gort ontbraken. Daarom is het niet zo verwonderlijk dat in de nieuwe schets de visie van de binnenstadswijken zo duidelijk doorklinkt en dat de be tekenis van de woonfunctie zo breed wordt uitgemeten („woon- functie-fetisjisme", zoals Bleijie het in de Raad uitdrukte). Om het nog eens samen te vatten: juist die groep die kwalitatief goede inspraakprodukten heb ben afgeleverd, hebben hun in spanningen gehonoreerd gezien in de nieuwe schets: naast de in breng van de buurtgroepen wa ren er veel bruikbare ideeën en suggesties van individuele bur gers, van de Werkgroep Mi lieubeheer, gemeente-ambtena ren, werkgroepen van politieke partijen, wijkdienst van de Poli tie, waarbij de inbreng van rela tief „zwaardere groepen (Kamer van Koophandel, Stichting Leidse Binnenstad, Leids City Centrum en Rijksuniversiteit) eigenlijk nogal mager afstak. Nee, dan was bijvoorbeeld het verhaal van de Doezastraat- winkeliers inhoudelijk rijker. Zij brachten tenminste hun mening duidelijk naar voren en leverden er de argumenten bij. Uit het bovenstaande blijkt, dat er een verband is tussen de aktivi- teiten die worden ontplooid en uitgeoefende invloed, hetgeen ook tot uitdrukking komt in de rol die de politieke partijen in het geheel spelen: De partijen die al in een vroeg stadium met de „binnenstad" aan de slag zijn ge gaan (PvdA en PPR, en in een la ter stadium SGP/GPV, PSP en WD en pas daarna CDA en CPN) hebben als het ware een ken nisvoorsprong genomen, het geen onder meer blijkt uit het be toog dat de verschillende spre kers in de gemeenteraadsverga dering van 19 december j.l. heb ben gehouden. Toch kan men over het resultaat van deze vergadering in het al gemeen tevreden zijn. In elk ge val binnen de projectgroep werd zeer positief geoordeeld over de genuanceerde standpuntbepa ling over en weer. Het is niet ge waagd om te stellen dat door het open karakter van de procedure de partijen thans meer dan vroeger begrip hebben voor el- kaars standpunt. Daarmee wordt de discussie als het ware naar een hoger niveau getild. Tevens is de binnenstadsproblematiek cen traal komen te staan, worden de discussies zakelijk gevoerd en is men algemeen genegen om de voorbereiding van het structuur plan alle voorrang te geven. In zo'n gespreksklimaat is het min der verwonderlijk dat de PPR de mogelijkheden van kantoren op het Schuttersveld reëel onder ogen ziet en de PvdA de nood zaak van parkeergarages naar vo ren brengt dingen die je enige tijd geleden nauwelijks voor mo gelijk hield. Daarmee lijkt dan toch eindelijk de overeenstemming (consensus- vorming) vorm te krijgen, die voor de vaststelling vah het struc tuurplan en de verdere aanpak van de binnenstad zo belangrijk Hans van Gelder echt afstand van kunt nemen komt mogelijk de objectiviteit in het geding. Daar ben ik het wel een beetje mee eens maar daar staat tegenover dat je als tijdgenoot de sfeer beter kunt aanvoelen dan iemand die de geschiedenis moet reconstrue- We zitten met Van Staden in de kamer van een collega aan de Hugo de Grootstraat. Hij heeft alvast een aantal wetenswaar dige dingen op papier gezet. Resterende vragen worden ge volgd door een minutenlange monoloog. Expressieve ogen en korte handgebaren begelei den zijn woorden. Prof. van Staden is sinds 1971 aan de universiteit in Leiden verbon den, nadat hij daarvoor ruim drie jaar aan de Amsterdamse universiteit werkzaam was. Hij promoveerde in 1974 in de hoofdstad op een proefschrift „Een trouwe bontgenoot: Ne derland en het Atlantisch bondgenootschap 1960-1971". Als lid van de Adviescommis sie inzake vraagstukken van ontwapening en internationale vrede en veiligheid (voor het ministerie van buitenlande za ken) is hij nu betrokken bij de discussie over de neutronen bom. Een imponerende staat van dienst die nu dus wordt ge volgd door een hoogleraar schap. Over het vak diplomatieke ge schiedenis zegt hij: „In het al gemeen gesproken gaat het om de geschiedenis van de betrek kingen tussen staten, zoals die worden onderhouden door re geringen of vertegenwoordi gers van regeringen (diploma ten). De nadruk valt daarbij op het element van besprekingen en onderhandelingen. Wat dat laatste betreft onderscheidt de diplomatieke geschiedenis zich duidelijk van de militaire of krijgsgeschiedenis. Maar het begrip diplomatie heeft inmid- Door Bart Jungman dels wel een zodanig ruime be tekenis gekregen dat ook het dreigen met militair geweld daaronder kan vallen. Denk bijvoorbeeld maar eens aan de neutronenbom". Voor Van Staden begint de di plomatieke geschiedenis met het Congres van Wenen in 1815 aan het einde van de Napo leontische tijd. "Het ligt voor de hand om 1648 als startpunt te nemen. Met het einde van de Tachtigjarige en Dertigjarige Oorlog kwam toen een Euro pees statensysteem tot stand. Maar met de beperkte tijd die er voor de keuzevak is uitgetrok ken, is het niet mogelijk dat grondig te doen. Dat red je niet". De zin van de beoefening van dit vak ligt volgens prof. Van Sta den in de behoefte om zo pre cies mogelijk te weten hoe mensen in het verleden hebben geleefd en gewerkt, oorlogen met elkaar hebben gevoerd en vrede met elkaar hebben geslo ten. „In de tweede plaats zijn veel hedendaagse problemen en situaties niet te begrijpen als men zich niet verdiept in de vraag hoe deze situaties zijn ontstaan en zich hebben ont wikkeld. Denk aan de betrek kingen tussen Oost en West. Om die te kunnen inschatten moet je zaken als de Koude Oorlog, de historische ver klaarbare angst van de Sov jet-Unie voor Duitsland, de in terventie van het Westen in de ■Russische burgeroorlog etc. in je studie betrekken". De colleges van prof. Van Staden zullen vooral dienen ter onder steuning van het onderwijs in de vakken internationaal recht en internationale betrekkin gen. Van Staden merkt op dat, de studenten die deze vakken als doctoraal-specialisatie kie zen in veel gevallen een ge brekkige kennis hebben van de moderne wereldgeschiedenis. „Het is toch droevig om te moe ten constateren dat tegen woordig veel studenten de na men van mensen als Acheson en Litvinov (beiden oud-minis ters van buitenlandse zaken van respectievelijk de VS en de Sovjet-Unie, red.) niet kennen. Een aanklacht tegen het mid delbaar onderwas", zo besluit prof. Van Staden. LEIDEN - Begin vorige maand werd dr. Alfred Van Staden (35) aan de Leidse universiteit be noemd tot bijzonder hoogle raar in de diplomatieke ge schiedenis. Een unieke zaak want het is in tegenstelling tot veel andere landen voor het eerst dat dit vak aan een Ne derlandse universiteit wordt gedoceerd. Van Staden legt uit hoe dat komt: „Sommige men sen vinden het vak te traditio neel en te ouderwets. Alleen maar bronnenonderzoek, maar ik zie het veel breder. Je kunt praten met nog levende men sen die een belangrijke rol speelden in de recente ge schiedenis, al bestaat daarbij natuurlijk wel het gevaar dat ze hun eigen rol gaan heroïseren. Ook maken een aantal historici bezwaar tegen het doceren van eigentijdse geschiedenis. Je mist nog het nodige per spectief. Omdat je er nog niet Prof. Van Staden: „Diploma tie heeft inmiddels een zodanig ruime betekenis gekregen dat ook het dreigen met militair ge weld daaronder kan vallen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1978 | | pagina 19