Slechts happen en slikken
Goede
slechte
,,punk"
Stampwerk past niet bij Cohen
„ONGEORGANISEERDE"
JAZZ PAKT GOED UIT
Mengelberg's uitvoering van Beethoven:
Crosby en
Nash houden
fans aan
het lijntje
GELUKKIGE KEUZE UIT
WERK VAN ROXY MUSIC
GRAMMOFOONPLATEN
ALTIJD VOORDELIGER
DONDERDAG 29 DECEMBER 1977
Concertgebouworkest O.l.v.
Willem Mengelberg, „De ne
gen symfonieën van Beetho
ven"
De negen symfonieën van
Beethoven onder leiding van
Willem Mengelberg op de
plaat negenmaal een uitvoe
ring die begint met twee
duidelijk hoorbare driftige
tikken van de dirigeerstok op
de lessenaar in de trant van
„iedereen opletten, nu heb
ik het voor het zeggen".
Geen zichzelf respecterend pro
fessioneel orkest ter wereld
zou nu nog zo'n houding pik
ken. En laat nu niemand zeg
gen dat Mengelberg op een
volkomen logische wijze een
exponent van zijn tijd was.
Ook in zijn tijd was hij een
buitenbeentje, qua mentali
teit en qua artisticiteit.
Mengelberg was in de inter
nationale orkestwereld be
rucht om zijn eindeloze toe
spraken. Yehudi Menuhin
vertelt in zijn onlangs in een
Nederlandse vertaling ver
schenen autobiografie op een
aanschouwelijke manier hoe
orkestmusici zich ergerden
en verveelden wanneer Men
gelberg tijdens een van zijn
repetities als gastdirigent op
zijn schoolmeesterachtige
manier stond te vertellen hoe
goed hij Beethoven, Brahms
enzovoort - alsof hij met die
mensen gedineerd had -
kende en hoe de onderhavige
muziek diende te wor
den uitgevoerd.
Bernard Shore, violist in het
BBC Symphony Orchestra
van voor de oorlog, wijdt in
zijn boek „The Orchestra
Speaks" enkele bladzijden
aan Mengelbergs eerste repe
titie met dit orkest. Mengel
berg besteedde alleen al twin
tig minuten aan het stemmen,
terwijl hij als een Boeddha
voor het orkest zat en als een
kapitein ter zee minieme na-
vigatiewijzigingen or
donneerde.
terij, met groot ontzag over
Mengelbergs vermogen om
de kleinste details hoorbaar te
maken. Als hij dirigeerde
luisterde hij bij wijze van
spreken met de oren van
iemand die op de achterste rij
van de zaal zat. Het is die
duidelijkheid, die articulatie
waarin elk nootje een onder
deel van een perfecte organi
satie vormt, die we ook in de
kort geleden door Philips
herperste opnamen van
Beethovens symfonieën met
het Concertgebouworkest
onder Mengelberg kunnen
beluisteren.
Maar hebben die uitvoeringen
ons nog werkelijk iets te zeg
gen? Kunnen we er omheen
dat Mengelbergs „vertaling"
van Beethoven - ondanks de
heldere, doeltreffende manier
waarop die gerealiseerd is -
volstrekt achterhaald is en
dat deze wijze van interprete
ren, ook gezien tegen het licht
van zijn tijd, eigenlijk een
vreemde uitwas van de laat-
romantische dirigenten-
cultus was?
Leg de historische opnamen
van zijn grote tijdgenoten
Toscanini, Furtwangler, Wal
ter en Klemperer er naast. De
een is in zijn persoonlijke op
vatting vrijer dan de ander,
maar niemand anders springt
zo vrij met het notenbeeld om
als Mengelberg. Afgaande op
verklaringen van tijdgenoten
was alleen Mahler in zijn ma
nier van dirigeren Mengelbe
rgs evenknie als het om het
opbouwen van „eigen" in
terpretaties ging.
Uitzonderlijk
publiceerd is vrijwel alles
gewijd aan zijn carriere (in
clusief het pijnlijke einde
daarvan door zijn gedrag in de
oorlog) en zijn verdiensten
voor het Nederlandse mu
ziekleven. Terecht dat laatste,
want voor de verbreiding van
een bepaald deel van het toen
tertijd nieuwe repertoire
(vooral Mahler en Richard
Strauss) is zijn inbreng heel
belangrijk geweest en iede
reen die zijn oude opnamen
hoort kan vaststellen dat wat
het Concertgebouworkest
onder zijn leiding presteerde
uitzonderlijk was. Maar een
stijlkritische studie over
Mengelbergs zo persoonlijke
interpretatiekunst is nooit
verschenen. We kunnen er nu
afstand van nemen en vast
stellen dat achter zijn wijze
van musiceren definitief een
punt is gezet. Er zijn pagina's
te vullen met notities over de
plaatsen in Beethovens sym
fonieën waarop Mengelberg
de eenheid binnen die wer
ken verstoort door abrupte
versnellingen of vertragin
gen, door vreemde accenten
of door ritmische vertekenin
gen.
Veelzeggender is echter de con
statering dat bij deze hang
naar uitersten van een diri
gent voor de luisteraar als ac
tieve deelnemer aan het mu
zikale proces eigenlijk niets
meer valt in te vullen. Niets
wordt aan de verbeelding
overgelaten.
Bij Mengelberg is het slechts
happen en slikken. In de con
certzaal kan zo'n vorm van
wat onze Oosterburen „ube-
rinterpretieren" noemen wel
eens heel opwindend zijn,
maar via een nu eenmaal voor
herhaalde beluistering be
stemde grammofoonplaat
maakt bij een dergelijke op
dringerige wijze van musice
ren de verbazing snel plaats
voor irritatie.
Niettemin is het hoogst interes
sant eens te horen hoe Men
gelberg zijn luisteraars in zijn
ban wist te brengen. Dat hij
dat vermogen bezat hebben
ook zijn tegenstanders altijd
toegegeven.
Acht van de negen symfonieën
van Beethoven onder Men
gelberg zijn al eerder door
Philips op afzonderlijke pla
ten in omloop gebracht. Dat
zijn stuk voor stuk door de
AVRO tussen 14 april en 2 mei
1940 gemaakte live-opnamen
uit het Concertgebouw. De
derde symfonie (de Eroica) is
nu echter voor het eerst in
Mengelbergs uitvoering in
Nederland verkrijgbaar,
doordat Philips kort geleden
de beschikking kreeg over
een Duitse studio-opname
van Telefunken, eveneens uit
1940. De kwaliteit van de
AVRO-registraties is overi
gens duidelijk beter dan die
van de Duitse opname.
A.v.d.V.
3. Earth, wind and fire: "All 'n
All"
4. Billy en Bobby Alessi: "All
for a reason"
5. G. T. Walls: "Rhythm and
Booze"
6. Feike Asma: "Jubileum-con
cert"
7. Kamahl: "Love is a beautiful
song"
8. David Castle: "Castle in the
sky"
9. Johnny "Guitar" Watson:
"Funk beyond the call of duty"
Medewerkers:
Willem Bruining
Bart Jungman
Ad van Kaam
Bram van Leeuwen
Aad van der Ven
Crosby en Nash: "Live"
Je moet af en toe wat van je la
ten horen, wil je tenminste
niet geruisloos uit het zicht
verdwijnen. Maar wat doe je
als je toevallig weinig inspira
tie hebt of misschien eigenlijk
al een beetje uitgespeeld
bent? Nou, dan haal je ge
woon die paar oude banden,
die nog ergens in het archief
moeten liggen (waar ook
weer, o ja, daar onder dat stof)
naar boven en klaar is Kees,
daar rolt weer een splin
ternieuwe elpee van de per-
Zo ongeveer zal het met de
nieuwe (nou ja) langspeler
van Crosby en Nash wel ge
gaan zijn, het materiaal dat
gebruikt is wijst tenminste
overduidelijk in die richting.
Uitsluitend nummers uit een
glorieus verleden. Déja Vu
bijvoorbeeld, zo'n jaar of ze
ven oud. Immigration Man,
weliswaar wat recenter, maar
toch ook niet bepaald vers
van de pers. Net als Simple
Man en Foolish Man (ja, ja, de
heren kennen wel een paar
mensen) trouwens.
Ze kunnen mij niet wijsmaken,
dat het illustere duo eind 1977
het publiek nog steeds met
deze oudjes opscheept. Voor
zover het onafscheidelijke
tweetal überhaupt nog op
treedt, want erg veel informa
tie over de country-rock-hoek
waait er niet over van de an
dere kant van de oceaan. Wat
dat betreft overstemt punk en
new wave het zaakje volledig.
Maar goed, die Live-elpee, al
kunnen we daar erg kort over
zijn. Gewoon, best lekker om
naar te luisteren. Wat dat be
treft niks nieuws onder de
zon, want Crosby en Nash
hebben hun sporen in de mu
ziek natuurlijk allang ver
diend. Nadere uitleg behoeft
het niet, temeer omdat er uit
sluitend bekende nummers
in het vinyl gedrukt zijn.
Daarop is wel kritiek. Waarom
komen de heren niet met echt
iets nieuws?. Met dit soort
LP's kan je toch de fans niet
aan het lijntje houden.
AvK
Kwartet Chris McGregor:
„Blue for Mongezi" (Ogun)
Mongezi Feza was een Zuid-
Afrikaans trompettist die in
het begin van de jaren zestig
de twijfelachtige atmosfeer
van zijn vaderland verruilde
voor Engeland en daar een
leidinggevende figuur in de
geïmproviseerde muziek
werd. Samen met een hand
vol andere Zuid-Afrikaanse
ballingen als Chris McGregor
en Dudu Pukwana vormde
hij „The Blue Notes", de
„Brotherhood of Breath" en
Skrewdriver: "Skrewdriver"
(Chiswick)
Radio Stars: "Songs for swin
ging lovers" (Chiswick)
Tyla Gang: „Yachtless" (Be-
serkley)
Earthquake: "Leveled" (Be-
serkley)
De steeds sterker wordende
greep van de commercie op
De groep Roxy Music kan dan
wel zo langzamerhand als
verleden tijd worden be
schouwd, dat is voor de pla
tenmaatschappij geen belet
sel om nog een aantal elpees
van de groep op de markt te
brengen.
Verscheen anderhalf jaar gele
den de live-elpee "Viva Roxy
Music", nu komt Polydor
zoals te verwachten was met
„Greatest Hits". Best een lof
waardige zaak want de En
gelse formatie heeft in haar
vijfjarig bestaan een belang
rijke stempel gedrukt op de
popmuziek.
Cr is een gelukkige keuze ge
maakt uit het omvangrijke
oeuvre. Niet alleen een selec
tie van de hits "Virginia
Plain", "Do the strand" en
"Love is the drug", maar ook
uitschieters op langspeelpla
ten. Dat maakt dit „Greatest
Hits"-album extra interes
sant.
B.J.
ADVERTENTIE
de punk en new wave beeft
zijn goede en slechte kanten.
Om met dat laatste te begin
nen: de punkers (om ze zo
maar eens te noemen) worden
geprovoceerd zich zo a-so
ciaal mogelijk te gedragen om
maar te beantwoorden aan
hun imago. Hoe onhan
delbaarder hoe beter.
Daar tegenover staat dan weer
wel dat er veel platen in dit
nieuwe genre worden uitge
bracht. De drempel naar be
kendheid is voor jonge be
ginnende groepen betrekke
lijk laag. Dat daarbij ook
schijven van volstrekt inca
pabele groepen op de markt
komen moet op de koop toe
worden genomen.
Een groep in die laatste catego
rie is Skrewdriver. Vier En
gelse skinheads die eerst in
alle anonimiteit muziek van
de Rolling Stones speelden
onder de veelzeggende naam
Tumbling Dice. Met de op
komst van de punk wijzigde
de groep de steven, al valt de
invloed van de Stones nog
steeds duidelijk te horen.
De grap van hun pas uitge
brachte elpee is dat hij net als
een single op 45 toeren moet
worden gedraaid. Die hogere
snelheid kan de middel
matigheid echter niet ver
hullen. De eerste kant is he
lemaal niet om aan te horen.
Kant twee is iets aardiger,
maar het opnemen van Pete
Townsends "Wqn 't get fooled
again" geeft genoeg aan, hoe
Skrewdriver teruggrijpt op
de zestiger jaren.
Skrewdriver: eerst anonieme Stones-vertolkers
punkers
Radio Stars
Veel leuker is "Songs for swin
ging lovers" van Radio Stars.
Afwisselende, sprankelende
punk, vakkundige musici en
(voor de verandering) ver
staanbare teksten. Dat zijn
voor de ware punk misschien
maar bijkomstigheden, maar
voor een leuke plaat is het
nooit weg.
Ook bij deze langspeler ver
dient de tweede kant bo
venop te liggen. Heel grappig
is „Buy Chiswick Records",
opgedragen aan hun platen
maatschappij.
Let ook op de hoes: het lijkt een
verliefd wandelend paartje in
het maanlicht, maar bij nader
bestudering is het minder
romantisch, ze hebben zich
opgehangen aan de tak boven
hen. Een knap staaltje van
zieke humor.
In Amerika houdt het label Be-
serkley zich bezig met het
uitbrengen van platen van
nog onbekende groepen. Van
Tyla Gang, die een tijdje ge
leden nog in Paradiso was,
verscheen de elpee
"Yachtless".
Een opvallende plaat, waarbij
vooral het componeerwerk
van zanger, gitarist en band
leider Sean Tyla in het oog
springt.
Ook zijn teksten zijn met name
in "Sweet Sally" en "Whizz
Kid" van hoge kwaliteit en
eens te meer een bevestiging
van het vermoeden dat de
new wave in de Verenigde
Staten eigenlijk interessanter
is dan de punk-beweging in
Engeland.
Deze stelling wordt eigenlijk
meteen weer ontzenuwd met
de elpee "Leveled" van
Earthquake. Het gevaar met
al die nieuwe groepen bestaat
datje ten onrechte met etiket
ten als new wave en punk gaat
werken. Zo'n groep als
Earthquake verschilt name
lijk in wezen weinig van
hard-rockbands als Nazareth
en heeft zeker niets r
brengen. Aan e
Emma van de Engelse forma
tie Hot Chocolate wordt wer
kelijk niets wezenlijk extra's
toegevoegd.
andere vooruitstrevende en
sembles, die op een aanste
kelijke manier uitblonken in
ongeorganiseerdheid. Niet in
het minst dankzij Feza.
Een van de weinige dingen die
ik me van Mongezi Feza weet
te herinneren is een concert
met de tien-mans „Brother
hood of Breath" tijdens de
Groningse Jazzmarathon in
het voorjaar van 1975. Feza
had een zichtbaar teveel aan
drinkbare en rookbare ge
notsmiddelen naar binnen
gewerkt en was de draad van
het gebeuren dan ook finaal
kwijt. Als hij moest soleren
liep hij de zaal in om een siga
ret te bietsen en als een ander
aan de beurt was snelde hij
naar de dichtstbijzijnde mic
rofoon, hield de beker van
zijn trompet er tegenaan en
blies een serie oorverdovende
tonen de zaal in, terwijl de rest
van de Brotherhood onver
stoorbaar doorspeelde, alsof
het de gewoonste zaak van
de wereld was.
Diezelfde ongeorganiseerdheid
is ook te horen op de Ogun
dubbel-LP „Blue Notes for
Mongezi" van het kwartet van
Chris McGregor, een registra
tie van een drie-en-een-half
uur durend non-stop herden
kingsconcert. Herden
kingsconcert ja, want een
week daarvoor - op 14 de
cember 1975 - overleed Mon
gezi Feza, dertig jaar jong.
Bijna anderhalf uur van deze
collectieve klaagzang geven
een redelijke indruk hoe zeer
het viertal de dood van Feza
aangegrepen heeft. Er wordt
vrijwel continu gesoleerd met
weliswaar wisselende inten-
siteit, maar toch zo indrin
gend dat het te denken geeft.
Collectieve improvisaties die
de ene keer niet meer zyn dan
een optelsom van vier solis
ten en daar de andere keer
weer ver bovenuit stijgèn.
Een aandachteisend gebeuren
dus, dat van tijd tot tijd ver
frissend onderbroken wordt
door motiefjes, ontleend aan
de Zuid-Afrikaanse „Towns-
hip"-muziek. Of door half ge
zongen, half gesproken
klaagliederen van met name
bassist Johnny Dyani en
slagwerker Louis Moholo. En
wat te denken van het aandeel
van altist Dudu Pukwana,
die als een duveltje uit een
doosje op de meest onver
wachte momenten met de
onwaarschijnlijkste invallen
komt. Zoals een bizarre
„Yellow rose of Texas", mid
den in een verstilde passage.
Kortom muziek zoals Feza die
eigenlijk zijn hele leven ge
maakt heeft. En dat is mis
schien wel het aantrekkelijk
ste aan deze plaat.
Het overlijden van Mongezi
Feza heeft ook min of meer
zijn stempel gedrukt op een
andere Ogun-plaat „Oh! for
the edge" van Elton Dean's
groep „Ninesense". Want alle
muzikanten van dit negen
mans collectief hebben ieder
op hun eigen manier gewerkt
met deze opmerkelijke trom
pettist. En wat meer is, de
muziek op die plaat heeft op
vallend veel weg van de op
Feza steunende „Brother
hood of Breath". Veel rom
melige collectieven dus, maar
daarentegen ook een niet ge
ringe serie uitstekende solo's.
Van Dean bijvoorbeeld op alt
en sopraansax, van Allan
Skidmore op tenor en
Keith Tippett op piano.
Die laatste is samen met zyr
vrouw Julie Tippett-Driscoll
de initiatiefnemer geweesl
van „Ovary Lodge", een
viermans gezelschap dat zich
bezighield met wat wij in Ne
derland „instant composing'
zouden noemen. Van d€
eerste tot en met de laatste
noot puur improviseren dus,
en dat kan de ene keer goed,
de andere keer fout uitpak
ken. Op de Ogun-LP „Ovary
Lodge" is het resultaat in
ieder geval uitstekend. De
samenhang tussen het ato
nale spel van Keith Tippett en
de ultrahoge vocalen van zijn
vrouw is constant van het al
lerhoogste niveau, slag
werkfenomeen Frank Perry -
de man die zich pleegt schuil
te houden in een uit honder
den delen opgebouwd per
cussiehuisje - vult zeer funk-
tioneel aan en bassist Harry
Miller is de onverstoorbare
basis. Een plaat voor de
liefhebbers van de Europese
versie van actuele geïmprovi
seerde muziek die het onge
twijfeld zal spijten dat deze
groep niet meer bestaat.
Ogun wordt overigens
geimporteerd door het pla-
tenhuisje „Bertus",
Nieuwe Binnenweg 179,
Rotterdam.
Diverse jazz-artiesten: „Es
quire Metropolitan Opera
House Jam Session" (Fes
tival)
„Esquire Metropolitan Opera
Housë Jam Session" heet het
dubbelalbum dat onlangs op
Festival werd uitgebracht
met als ondertitel „The His
torical Jam "Session". Nou ja,
historisch. Een jamsession
was het in ieder geval wel en
dat is maar al te goed te ho-
In de jaren veertig was „Es
quire" een populair Ameri
kaans tijdschrift dat jaarlijks
haar lezers hun favoriete mu
zikanten liet kiezen en daar
prompt een concert mee or
ganiseerde. Die eerste en-
quete vond plaats in 1943 en
het gevolg was dat op 18 ja
nuari van het volgende jaar
grootheden als Louis Arm
strong, Coleman Hawkins,
Lionel Hampton, Art Tatum,
Billie Holiday, Jack Teagar-
den en ga zo maar door, ge-
zamenlijk op een podium
stonden. Wat de verwachtin
gen van zo'n gigantenparade
waren is niet bekend, maar
het resultaat is duidelijk,
Louis Armstrong die Roy
Eldridge zijn solo's laat spe
len, Billie Holiday die haar
„Billie's Blues" op smeuïge
wijze van commentaar hoort
voorzien en Jack Teagarden
die tegen beter weten in gaat
zingen. Kortom een legioen
giganten dat nu eens niet se
rieus muziek maakt, maar
gewoon eens een avondje aan
het dollen is geslagen. Ook
wel leuk.
W.B.
Leonard Cohen: "Death of a la
dies man"(CBS)Wie de in
1975 uitgebrachte elpee met
de grootste hits van Leonard
Cohen vergelijkt met zijn
nieuwste elpee "Death of a
ladies man" komt tot de con
clusie dat er een wereld van
verschil ligt tussen beide pla
ten.
Niet dat de stem van Cohen veel
veranderd is. Nee, daarin is
nauwelijks een verschil te
ontdekken. Het is een stem
die, als je het negatief wilt
beoordelen, een wat verveeld,
eentonig geluid kan worden
genoemd. Maar in die wat
trage presentatie schuilt ook
veel boeiends. Niet in de
laatstöplaats door de meestal
interessante teksten.
Nee, wat veranderd is, is de
wijze waarop de liedjes in
strumentaal worden omlijst,
de wijze waarop ze zijn ge
toonzet. "Paper-thin hotel" is
daarvan een duidelijk voor
beeld. Duidelijk is hier de in
vloed van Phil Spector merk
baar, die een belangrijk
stempel op de elpee heeft ge
drukt. Een ander nummer
met duidelijk Spector-in-
vloeden is "Don't go home
with your hard-on".
Twee nummers op de plaat ko
men nog het dichtst bij de tijd
dat Cohen zijn wereld
vermaarde "Suzanne" com
poneerde. Dat zijn de titel
song "Death of a ladies man"
en "Memories". De laatste
vind ik persoonlijk de beste
compositie van de elpee.
Maar alles bij elkaar vind ik
het toch teveel stampwerk En
dat past lang zo goed niet by
de stem van Leonard Cohen,
als een fraaie orchestrale ach
tergrond. Om nog maar niet te
spreken van de af en toe
weinig muzikale bijdragen
van de vrouwelijke backing
group
B.v.L.