aj ikfjc c
MOTHERS
INVENTION
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1977
EXTRA
PAGINA 27
Tweeëneenhalf jaar geleden -
„Keetje Tippel'' en „Rooie
Sien" hadden de bioscoop al
bereikt. „Max Havelaar" moest
nog komen - zei acteur Peter
Faber: „Ik zie in de speelfilm
nu niet meteen mijn grote wal
halla. Film is een deel van mijn
vak, óók aardig om te doen,
meer niet".
Peter zag toen nog steeds meer in
het Amsterdamse Werktheater,
omdat (weer die stem uit het
verleden): „Twaalf heel ver
schillende mensenen dan
toch met elkaar goeie dingen
proberen te maken, het span
nend te vinden om te voelen dat
je wakker blijft door constant
bezig te zijn, je richten op zo'n
groep en te werken met al het-
gene dat je zelf in huis hebt".
Maar, Peter Faber liet zich daarna
toch inzetten voor weer nieuwe
Nederlandse filmproddukties:
„Alle dagen feest", Soldaat van
Oranje" en (volgend jaar fe
bruari in première) „Dr. Vlim-
men". Hij was ook te zien in
„Een brug te ver" en sinds sep-
tepiber j.ï. is hij de vaste pre
sentator van de NOS-film-
rubriek op televisie „Cinevi-
sie Bovendien werkt hij mo
menteel zo'n beetje als regis
seur met de cabaretgroep Don
Quishocking die een nieuw
programma (titel: „Iets ver
keerds gegeten", weet u dan
ook alvast) in voorbereiding
heeft.
Leerzaam
Je zou daarom toch veronder
stellen dat het met Peter Faber
anders gelopen is dan dat hij
zelf gedacht heeft. Ondanks dat
hij nu nog zegt dat bijvoorbeeld
„Soldaat van Oranje" en „Een
brug te ver" voor hem „uitjes"
waren. Faber. „Heel leerzaam,
want behalve dat ik geen to
neelschool heb gehad, ben ik
oók nooit op de filmacademie
geweest
En het Werkteater?
Peter grijnst. „Ik heb beslist de
komende anderhalf, twee jaar
geen vaste verbintenis met het
Werkteater te willen hebben.
De dingen die er op mijn weg
kwamen waren eigenlijk alle
maal zó leuk, zó intensief om te
doen, dat het er wel van móest
komen. Eerlijk gezegd had ik al
na de „Max Havelaar" zin om
een jaar niets te doen.
Nou ja, nietsIk bedoel, geen
verplichtingen hebben, zelf
vrijuit een beetje te kunnen ex
perimenteren, buikspreken te
leren, een góochelnummer te
doen, of een acrobatieknum-
mer. Nog steeds vind ik optre
den in het theater, direct met
mensen in de nabijheid, de
sterkste uitwerking geven. De
laatste twee jaar maakte ik
niettemin een - zeg maar - or
ganische ontwikkeling door.
Binnen de werkwijze van het
Werkteater was ik te aangepast
geworden, te uitgekristalli
seerd.
Ik ging rekening houden met wat
de anderen wilden en ik had
zelf niet meer dat fanatieke om
voorbij een bepaalde grens te
komen. Tijdens de opnamen
voor „Soldaat van Oranje"
ontmoette ik voor het eerst van
mijn leven Guus Hennes. Die
man deed zijn werk op een ma
nier dat je eerst dacht: dat is
helemaal niks bijzonders.
Maar, heel goed naar hem kij
kend werd me duidelijk dat die
Hermus wel vollédig bezig was,
zonder dat bekende los-
van-de-aardc-gcdoc dat som
mige acteurs zo nodig vinden,
daarentegen wel met volledige
inzet om zijn beroep goed uit te
oefenen.
Kijk, bij het Werkteater raakte ik
die volledigheid op de duur
kwijt. Dus heb ik nu maar de
ruimte genomen om uit te zoe
ken wat en hoe ik het zelf wil".
Gekke toestand
Peter Faber's kwajongensgezicht
komt weer vol tot leven als hij
zegt: „Zeker de eerste en
tweede uitzendingdat was
me een gekke toestand! Be
halve dat ik de zinnen die ik
wilde zeggen niet kon onthou
den, vond ik het presenteren
voor televisie in z'n algemeen
een rarrtp. Tot vóór de camera's
bleef ik in dubio: moet ik me
nou met iets of iemand identifi
ceren. of probeer ik gewoon
mezelf te zijn? Ja. klopt, het re
sultaat was een soort vrolijke
onbeholpenheid. Joh, ik had
plankenkoorts! Nog nooit ge
had! Maar dit! Ik geloof dat het
verschrikkelijk moeilijke van
televisie is datje geen rustpunt
kunt vinden".
Peter Faber, 34 jaar, ooit ama
teurtoneelspeler en mime-ar-
tiest, nu voor het grote pu
bliek in het kleine Nederland
„een ster". Is dat niet griezelig,
inééns al die aandacht?
„Natuurlijk. Als iemand in dit
landje een paar aardige dingen
voor film of televisie doet, dan
krijgt hij of zij plotseling een
publiciteit die in geen enkele
verhouding tot de geleverde
prestatie staat".
Zullen we dit interview dan nu
maar stoppen?
Faben „Het is minder de schuld
van de journalisten dan van de
genen die met vooral film in
Nederland bezig zijn en over
die film oordelen. Het is name
lijk nogal dwaas dat iedere
nieuwe Nederlandse film met
een waas van bijzonderheid
wordt omgeven. Net alsof het
om een meubelmakerij gaat die
eens in de zoveel jaar een zit
hoek voor de koningin mag
maken en verder in de tus
sentijd niets produceert".
Geen illusie
„Mede daarom heb ik ook niet in
het minst de illusie om in Ne
derland filmster te worden.
Buitenland? Ach, Richard At-
tenbourough, de regisseur van
„Een brug te ver", zei me dat ik
maar eens in het buitenland
moest komen kijken. Zo van:
als je zin hebt moet je beslist
eens langs komen".
„Ik zie wel. Toevallig heb ik nu
enkele rollen leuk gespeeld
maar, door de voorbije periode
ben ik steeds minder gaan be
grijpen wat ik zelf precies wil.
En wat ik kan. Het zou fijn zijn
als ik in de tijd die ik nu zelf kan
indelen ervaring zou kunnen
krijgen in het schrijven van
scenario s en in het doen van
regies. Je ziet zo vaak dat er
Nederlandse films worden ge
maakt op basis van »n feite eer:
mager scenario, maar dat zo'n
wezenlijk mankement door de
medewerkers aan die film in
hun prod uktied room niet
wordt onderkend".
Dr. Vlimmen
Ook het geval bij „Dr. Vlim-
Peter Faben „Moeilijk om een
antwoord te geven, als je zelf de
hoofdrol speelt en als die film
ook nog niet kant en klaar in de
bioscoop is. Wél heb ik tijdens
de nasynchronisatie een won
derlijke ervaring gehad. Voor
de éérste keer overkwam het
me, dat ik naar mezelf zat te
kijken en het gevoel kreeg:
krijg nou het lazerus, krijg nou
het heen en weer, wie is dat, die
dr. Vlimmen, ben ik dat? Er
wordt zo vaak gezegd dat die en
die en Peter Faber ook gewoon
z'n naturel speelt. Zowel „ge
woon" als „naturel" zijn twee
heel gevaarlijke woorden. Ze
hebben beide tegenwoordig
iets denigrerends gekregen,
maar tenslotte betekenen „ge
woon" en „naturel" dat iets na
tuurlijk gebeurt en natuurlijk is
tenslotte op de eerste plaats een
variatie die van binnenuit komt
en waaraan - als het goed is -
weinig of niets toegevoegd be
hoeft te worden".
Televisie
Heeft Peter Faber naast het pre
senteren van „Cinevisie" mis
schien ook nog andere televi
sieplannen?
„Als acteur kies ik eerder voor
speelfilm. Maar als filmer, als
regis
jhet me geen
uitmaken. Ik moet zeggen dat
er uit de televisiehoek ook
nauwelijks aanbiedingen zijn.
Ja. voor reclamespots! Nou. als
ik in de goot lig, niet eerder. De
dingen waar ik voor gevraagd
wordt moeten te maken heb
ben met wat ik dan onder werk
Versta. En, als ik de eerstko
mende tijd nérgens voor ge
vraagd word dan is het ook
goed. Ik wil op dit moment
niets anders dan fris tegen de
dingen aankijken. Als ik het
niet doe, doet misschien hele
maal niemand het".
W&M?
Wm i
Velvet Underground, bijvoorbeeld). Verder was het
met name de muziek van pianist Thelonius Monk,
van allesblazer Rahsaan Roland Kirk en de legenda
rische saxofonist John Coltrane die de ontwerpers
tot verhoogde inventiviteit aanspoorden.
De muziek die er gemaakt wordt is belangrijker dan de
veroorzakers van die muziek. Die gedachte vatte
steeds sterker post bij de ontwerpers en het mooiste
voorbeeld daarvan kan gegeven worden met de ver
toning van de hoezen van de negen Beatle-elpees die
tussen 1963 en 1968 uitkwamen. De eerste plaat van
het kwartet uit Liverpool bracht nog vrolijk en net
vier jongeheertjes op de hoes, in slagorde gefoto
grafeerd in het trapportaal van hun platenmaat
schappij. De derde elpee laat al een vervaging zien.
vijf portretjes van ieder der vier Beatles, geen gezich
ten meer om de pure herkenning van die gezichten,
maar als onderdeel van een meer grafisch aantrek
kelijk beeld. De „grote verandering" voltrekt zich op
de hoes van plaat nummer zes, „Rubber Soul", Lach
spiegelgezichten, „uitgerekte" belettering, de eerste
„psychedelische" hoes. Op de hoezen van de elpees
zeven en acht („Revolver" en „Sgt. Pepper's Lonely
Haert Club Band" zijn de Beatles nog slechts te vin
den tussen tal van andere - vreemdsoortige figuren -
en op nummer negen. „White Album", zijn ze com
pleet van de hoes verdwenen, is er een niets op de
hoes.
Sferen
Met de Rolling Stones, Jimi Hendrix, Pink Floyd,
Frank Zappa en - later - Santana, werden de hoezen
tot wat ze nu vaak zijn: aanduidingen van sferen, van
emoties en eventueel boodschappen die er binnenin
de verpakking te vinden zijn.
Na een chronologisch overzicht van deze ontwikke
ling, gaat het „Album Cover Album" over tot com
bineren en deduceren. Collecties van vaak gebruikte
illustratie-thema's, zoals de auto, de dood en de res
tanten die er na het versterven overblijven, de insec
tenwereld (gezien door een enorm vergrootglas), de
horror- en SF-strips, het bovennatuurlijke en - hoe
kan het anders - de vrouw. Wat dat laatste thema
betreft, dan niet de puur rondborstige afbeeldingen
die er tegenwoordig voor zorgen dat platen met
dreinende hammondorgelmuziek, of suikerzoete
saxofoonfröbeltjes toch goed verkocht worden. Nee,
daar is het „Album Cover Album" artistiek te serieus
voor. Wel is bijvoorbeeld het merkwaardige blote
damesleger dat vele gezichtsuitdrukkingen toont
voor de Jimi Hendrix-alpee „Electric Ladyland" op
genomen en ook de romantische dames die toch
keihard uitdagen van Roxy Music.
Nederlands
Tussen de zeshonderdenzoveel hoesafbeeldingen zijn
er zowaar ook nog enkele uit Nederland te vinden
De hoes die Herman Willem Baas voor de elpee
„Kayak" van de gelijknamige groep ontwierp en
hoezen van het BV Haast-label van het Willem
Breuker Collectief, om reden van het afwijkende ma
teriaal (jute) of de afwijkende vorm (driehoek)
Het „Album Cover Album" doet veel kijken, weer
kijken en nog een kijken. Het enige dat het totale
plezier soms verstoort zijn de pagina's waarop zes
tien hoezen (inplaats van meestal negen zes, of vier)
zijn afgedrukt. Dan lijkt het hoezenboek op een post
zegelalbum.
*,Album Cover Album", samengesteld door Storm
Thorgerson en Roger Dean, in Nederland via uitge
verij Becht verkrijgbaar voor 27,50)
Zonder het te weten heeft u misschien een vroeg werk
van de Amerikaanse popkunstenaar Andy Warhol in
de kast staan. Of een fraaie repro van de Ameri
kaanse meester-fotograaf Joel Brodsky.
Zonder het te weten...want wie een grammofoonplaat
koopt, bekijkt de hoes meestal met een half oog en
heeft die nieuwe plaat eenmaal een vast plekje in de
discotheek gekregen, dan is het „snelle totaal" van
de hoes voortaan nog slecht goed als opzoekhulpje.
Om te onderkennen dat er vooral het laatste jaar veelal
fantastisch veel zorg aan platenhoezen besteed
wordt, dat die hoes veel meer is geworden dan ge
woon een verpakkingsvorm vorm met een leuk pren
tje er op en een beetje tekst, is er misschien wel een
speciaal boek nodig. Een boek dat de spectaculaire,
treffende, artistiek opvallende, trend-vernieuwende
en andere hoezen die op welke manier dan ook iets
bijzonders hebben eens letterlijk en figuurlijk op een
rijtje zet.
Zo'n hoezenboek is er nu. Het „Album Cover Album",
een Engelse uitgave, samengesteld door Storm
Thorgerson (die in 1968 samen met Aubrey Powell
het inmiddels wereldberoemde ontwerpers-col
lectief Hipgnosis startte) en Roger Dean, een beel
dend kunstenaar en grafisch ontwerper die twee jaar
geleden de uitgeverij „Dragon s Dream" begon ten
einde eigen werk (architectonische tekeningen en
ontwerpen voor platenhoezen) te kunnen publice-
Een plaatje van een boek. Door de technische verzor
ging en door de selectie die er is gemaakt uit het
nauwelijks te schatten aantal hoezen die er in de loop
der jaren om platen „gejast" zijn. Ruim zeshonderd
afbeeldingen (in vol-kleur) zijn verdeeld over de vol
gende categorieën: de eerste jaren na de Tweede We
reldoorlog, jazz, het psychedelische tijdperk, de
laatste ontwikkelingen, afwijkende maten, samen
hang en overeenkomst, typografische allerhande en
„list en bedrog".
Hedendaags
Dat de nadruk is komen te liggen op hoezen die zijn
ontworpen voor de hedendaagse pop(ulaire) muziek,
is niet zo verwonderlijk. In de tijd dat opnamen van
Sinatra, Crosby, Doris Day, Peggy Lee, Frankie
Laine en vult u verder maar aan, het publiek naar de
platenwinkels deed hollen, was dat zingende man
netje of vrouwtje zo belangrijk dat een fraaie beelte
nis van hem of haar op de hoes niet mocht ontbreken.
Meestal een portret waarop de ster zich zo voordelig
mogelijk aan zijn fans kon meedelen. Voor ontwer
pers - zo die er toen al waren - die iets anders wilden,
was er nauwelijks ruimte. Zie de negen hoezen voor
Presley-alpees die op een der eerste pagina's van het
boek zijn afgebeeld. Negen verschillende hoezen,
maar in feite negen maal hetzelfde plaatje,
n de jaren vijftig bracht de jazz ook in de hoesontwer-
pen verandering. Afgezien van de commerciële
noodzaak om voor goedverkopende jazztoppers van
toen (zoals Dave Brubeck) nog steeds de oude me
thode van de ster-mooi-op-de-hoes te hanteren, wa
ren er tal van jazz-uitingen die - of door de soort
muziek (Miles Davis), óf door het feit dat er muziek
werd gemaakt door groepen van musici zonder een
algemeen bewonderd opperhoofd - de hoesont-
werpers en meer vrijheid én meer inspiratie geven.
Zo duikt in 1958 Andy Warhol als hoes-kunstenaar op,
met tekeningen voor platen van de Amerikaanse gi
tarist Kenny Burrell. Een begin van 'n nu nog steeds
voortdurende samenwerking tussen Warhol, pla
tenmaatschappijen en muziekmakers (Lou Reed.
kjoel Brodshij fotografeerde in New York straatacrobaten
oor "Strange Days" van The Doors.
Andy Warhol tekende in 1958 dezehoes voor gitarist Kenny
Burrell.
"iy
Een wonderlijke wereld. De hoes voor "Welcome to my
nightmare van Alice Cooper.
Een eekhoorn als elektrisch scheerapparaat sierde een
plaat van The Mothers of Invention.
WEASELS RIPPtD
(MVFUSH/T