„Voorspelling
van weer in 40
jaar nauwelijks
verbeterd..."
ÉHÉSsSÉi
Prof. Schmidt weg bij KNMI:
ZATERDAG 19 NOVEMBER 1977
Men heeft Suriname wel eens 'een kind met een waterhoofd
en een horrelvoet' genoemd. Dat waterhoofd is het gigan
tische ambtenarenapparaat, het korps der landsdiena
ren' en de horrelvoet is 's lands economie, de schamele
produktiviteit, het on-beheer van zijn natuurlijke rijk
dommen.
Zo'n kind kun je niet onverzorgd de
wijze wereld insturen. Toen Ne
derland en Suriname twee jaar
geleden de koloniale banden
verbraken, ging dat dan ook ge
paard met een royaal plan voor
ontwikkelingssamenwerking:
Nederland verplichtte zich Suri
name met een bedrag van 2,7
miljard gulden bij te staan gedu
rende tien jaar in het streven naar
„verwerving van zelfstandigheid
en welvwart" en, mooi gefor
muleerd, „de mobilisatie demo
bilisatie van het eigene".
geen indruk maken. Want
goedkeuring betekent nog geen
uitvoering.
land zijn vaak meer geïnteres
seerd in infrastructurele bouw
en constructiewerken en dienst
verleningsactiviteiten zoals han
del enz. Het spreekt vanzelf dat er
hier van een ongewenste toe
stand spra'ke is
„Zelfstandigheid en welvaart": een
meting vorig jaar bracht aan het
licht dat er in Suriname een
werkloosheid is van 17.500 op een
beroepsbevolking van 117.500,
Op 25 november viert Suriname de
tweede verjaardag van de repu
bliek. Hoe staat het er dan mee?
Zijn zelfstandigheid en welvaart
al in zicht of gaat het land swin
gend af op een nul-lijn, bereikt als
over acht jaar de pot met ontwik
kelingsgeld leeg is?
Wie in Suriname roncfkijkt, wordt
pessimistisch, want afgezien van
de activiteiten in het westelijk
deel van Suriname, is vrijwel
niets ZICHTBAAR van enige
ontwikkeling naar zelfstandig
heid.
Weliswaar liet kort voor de par
lementsverkiezing van 31 ok
tober de toen regerende Natio
nale Partij Kombinatie een lange
lijst publiceren van projecten, die
door de Commissie Ontwik
kelingssamenwerking Neder-
land-Suriname (CONS) zijn
goedgekeurd, maar die kon ook
De projectvoorbereiding en pro-
duktuitvoering laat veel te wen
sen over, mopperde de CONS in
juli van dit jaar: produktie of pro-
duktievergroting van rijst, pal
molie, visserij, veeteelt, energie,
bauxiet, aluinaarde, houtskool,
groente, fruit - het is allemaal
nog van papier.
„Geconstateerd moet worden" al
dus de CONS, "hat het particulier
initiatiefin de produktieve sector
veelal verstek laat gaan. De on
dernemers in binnen- en buiten-
circa 15 procent dus. Maar, zo
wordt gewaarschuwd, dat is een
vals beeld, want er is in Suriname
een groot aantal verborgen
werklozen, weggestopt in loze,
overbodige baantjes bij over
heidsdiensten. Terwijl in de jaren
1973-1974 een grote uittocht van
Surinamers naar Nederland
gaande was, was er toch nog bij
het leger der landsdienaren een
enorme groei.
In zijn balans van een jaar ontwik
kelingssamenwerking merkte
minister Pronk vorig jaar op: Er
Paramaribo,gezienvanuitdelucht
is weinig animo bij de jongeren
voor het leren van een technisch
vak of handwerk. Het fel
begeerde Mulo-getuigschrift zien
velen helaas nog steeds als een
einddoel en tevens garantie voor
het in aanmerking komen voor
een „soft job". Dit nationale mis
verstand zou door gerichte voor
lichting weggenomen moeten
werden".
Het is vriendelijk gezegd: dit na
tionale misverstand", want be
doeld wordt „dit nationaal man
keren". Er is in Suriname nauw
elijks bereidheid om de handen
uit de mouwen te steken. Begin
dit jaar bevestigde minister
Pronk, in antwoord op Kamerv
ragen dat Suriname in het
buitenland arbeidskrachten
wierf voor seizoensarbeid op een
palmoliebedrijf. „Ondanks de
grote werkloosheid in Suriname,
vooral ook onder ongeschoolden,
konden de noodzakelijke ar
beidskrachten niet in Surina
me worden aangetrokken".
En geconstateerd werd toen ook:
„Naast het tekort aan onge
schoolde arbeidskrachten zal
zich in toenemende mate het
probleem voordoen dat de voor
de ontwikkeling van Suriname
noodzakelijke geschoolde arbeid
niet aan te trekken is in het land
zelf'.
Tel uit je winst
Het moet aan het ontbreken van de
juiste gezindheid van het inwo
ner zijn van een ontwikkelings
land (velen vinden dat maar een
inferieure status) te wijten zijn,
dat er zo weinig projecten in de
produktieve sector van de grond
komen.
Toch is het noodzakelijk dat er met
die projecten eindelijk vaart ge
maakt wordt. Als een soort stok
achter de deur heeft de CONS
deze zomer de bepaling uitge
vaardigd dat er geen infra
structurele projecten (vooral we
genaanleg, bruggenbouw) meer
behandeld zullen worden, zolang
de goedgekeurde produktieve en
sociaal-educatieve projecten
geen werkelijkheid worden.
Voorbeeld van zo'n produktief
project is het Landbouw Ont
wikkelingsplan Commewijne,
waarvoor Nederland bereid is
honderd miljoen gulden te geven
- een vitaal project, waar al jaren
over gepraat wordt, maar dat
slechts blijft verkeren in het sta
dium van voorbereidende studie.
„Het management ontbreekt
ons", zegt ir. G. Hindorie, die in
de werkgroep landbouw van de
CONS zit, „alle agrarische projec
ten stuitten op het gebrek aan
kwaliteit bij de voorbereiding en
de uitvoering. Er zit niets anders
op dan dat we dié kwali
teit maar gaan importeren".
Zoals ook in West-Suriname ge
beurd is. Daar, in het gebied van
Bakhuisgeoergte tot aan de
grensrivier Corantijn, dendert
Suriname wel van activiteit. In
dat tot 1970 onontgonnen gebied
is een grote aannemerscombina
tie exact op schema bij de aanleg
van een 72 kilometer lange
spoorlijn, waarover in de toe
komst bauxiet uit het Bakhuis
gebergte naar de in aanbouw
zijnde havenstad Apoera ver
voerd zal worden. Ook in West-
Suriname wordt de bouw van een
stuwdam in de Kabaleborivier en
een waterkrachtcentrale voorbe
reid.
Het ontwerp van de spoorweg
dwars door het oerwoud werd in
1970 in handen gegeven van het
Nederlandse ingenieursbureau
Nedeco (een combinatie van Ne
derlandse ingenieursbureaux,
die hun vernuft naar vele landen
ter wereld exporteren). Nedeco
heeft ook het toezicht op het
werk, dat wordt uitgevoerd door
een combinatie van de Ameri
kaanse Morrison en Knudsen
(Emkay), drie Surinaamse aan
nemers en de Nederlandse
Heidemij-dochter Lareco.
Het staat vast dat het werk precies
op tijd, in mei 1979, zal worden
opgeleverd. De uitvoering vindt
op uiterst efficier.te wijze plaats:
door geïmporteerd management.
„Dit pioniersproject", schreef de
Surinaamse minister van op
bouw, drs. Michael Cambridge
onlangs, „van het onafhankelijke
Suriname heeft mede de funktie
en pretentie, waar mogelijk mo
del te staan voor ons nationale
ontwikkeling en in elk geval voor
menig programma of project van
kleiner of groter allure in bin
nen- en buitenland".
Waarmee eigenlijk toegegeven
wordt dat Suriname met spoed
moet overgaan tot verdere import
van bollebozen en harde werkers,
die zich uiteraard goed zullen la
ten betalen. Maar dat laatste is
geen belemmering: geld zat
toch?
ProfessorSchmidt
Er bestaan in deze wereld
nogal wat onzekerheden.
Niets I ij kt echter zo
onberekenbaar als het
weer. En géén
gespreksonderwerp heeft
de eeuwen zo lang
getrotseerd.
Als het weer tegenvalt of
de voorspelling er naast
zit. dan dient het KNMI.
het Koninklijk Nederlands
Meteorologisch Instituut,
dat al meer dan 100 jaar
aan weer doet. als
bliksemafleider voor talloze
schimpscheuten De
weermannen in De Bilt
hebben het weer gedaan
Het gebouw van het KNMI
ligt verscholen in het
lommer langs de drukke
rijksweg
Utrecht-Amersfoort. Boven
de bomen steekt een soort
van waarnemingstorentje
uit en viermaal per dag
ziet de passant er een
luchtballon omhoog
stijgen.
Teleurstellend
Op dat KNMI is van enige
zelfgenoegzaamheid over
de wijze waarop het weer
voorspeld wordt, geen
sprake.
„Het is nog steeds één van
de moeilijkste problemen,
waarmee we hier te
kampen hebben. De
vooruitgang op het gebied
van het voorspellen van
het weer, is misschien
zelfs wel teleurstellend
geweest. Ondanks de
wetenschappelijke
vooruitgang, die er
gemaakt is. Die
vooruitgang ligt echter
eerder op het terrein van
de waarneming dan op dat
van de voorspelling De
grote vooruitgang is veel
sterker geweest in het
begrijpen van wat er in de
atmosfeer gebeurt dan in
het voorspellen van wat er
zal gebeuren. Dat is nog
altijd het moeilijkste punt
in de meteorologie. Zo'n
atmosfeer is dan ook een
verschrikkelijk
gecompliceerd iets".
Prof. dr. F. H. Schmidt,
directeur van de
hoofdafdeling
wetenschappelijk
onderzoek van het KNMI,
lijkt te berusten in het feit
dat er gedurende zijn
veertigjarige loopbaan als
meteoroloog op het gebied
van de weersvoorspelling
nauwelijks enige
vooruitgang is geboekt.
Dezer dagen nam hij
afscheid van het KNMI,
waar hij vier decennia, dag
in dag uit, met het weer
bezig was.
Zonder veel spijt.
„Er zijn nog zoveel andere
dingen te doen, zoals
astronomie, literatuur,
geschiedenis, reizen".
Op het weer zal het vertrek
van prof. Schmidt in elk
geval geen invloed hebben.
In de wetenschappelijke
ontwikkeling van het
meteorologisch onderzoek
heeft prof. Schmidt
daarentegen wel degelijk
een belangrijk aandeel
gehad.
Er is in die veertig jaar
natuurlijk wel het een en
ander veranderd in de
meteorologie. In de
herinnering van prof.
Schmidt werd er vroeger
veel meer naar de lucht
gekeken dan nu het geval
is en men hechtte meer
waarde aan de
voorspellende betekenis
van wolken dan thans
In die jaren werden tijdens
de meteorologische
vluchten die dagelijks
vanaf Soestcrberg werden
uitgevoerd op een hoogte
van vijf kilometer geigevens
verzameld over druk.
temperatuur en
vochtigheid De toenmalige
hoofddirecteur van het
KNMI, prof Van
Everdingen, keek dan even
in de ingekraste lijnen en
beoordeelde -
waarschijnlijk uit de
steilheid van het verloop
of de atmosfeer stabiel
was of niet.
„Ik heb nooit begrepen
hoe", zegt prof. Schmidt.
Technieken
Hij constateert nu op
vrijwel ieder onderdeel van
de meteorologie het
toegenomen doordringen
in de fysica, hetgeen onder
meer tot U'ting komt in de
groeiende objectivering van
de voorspelmethodieken.
de verfijning van bepaalde
meettechnieken en het
laboratoriumonderzoek.
Radiosondes, radar,
weersatellieten en
computers deden hun
intrede
Straling en turbulentie,
horizontale bewegingen,
stabiliteit, verdamping van
condensatie, bewolking en
de daaruit vallende
neerslag, alle onderdeel
uitmakend van de
atmosfeer, werden steeds
dieper bestudeerd.
Zal men in de toekomst in
staat zijn het weer beter te
voorspellen dan nu het
geval is?
Prof. Schmidt: „Ik
verwacht dat het geleidelijk
aan zeker beter zal
worden. Maar dat proces
zal langzamer gaan dan
door Jan Kees Kokke
men bij de introductie van
al die nieuwe technieken
mogelijk gedacht heeft
Wat dat betreft zijn we wat
al te optimistisch
geweest"
Is het weer gedurende de
veertigjarige loopbaan van
de heer Schmidt als
meteoroloog veranderd?
„Nee, nee. Er zijn
natuurlijk wel fluctuaties,
maar het weer verandert
niet over zo'n periode.
Door het toegenomen
gebruik van fossiele
brandstoffen is het
koolzuurgehalte in de lucht
wel wat toegenomen. Dat
heeft een zeer geringe
stijging van de temperatuur
tot gevolg gehad. Maar die
invloed is maar heel klein".
Hoe komt het dan dat zo'n
ouderwetse, koude winter
maar steeds uitblijft?
Prof. Schmidt: „Dat is
maar schijn. In 1963
hebben we bijvoorbeeld
een winter gehad die nog
nooit zo streng is geweest.
Het is niet zo dat strenge
winters niet meer
voorkomen. Maar ze
komen nu eenmaal niet zo
vaak voor We hebben in
en na de oorlog een aantal
strenge winters vlak na
elkaar gehad: 1942, 1943,
1944. 1947 en 1956. Maar
ze komen beslist weer
terug, die koude winters.
Of ze dit jaar al
terugkomen? Dat is niet te
zeggen Dat kan niemand-
voorspellen. We proberen
wel voorspellingen op
langere termijn te maken.
Zo hebben we een tijdje
lang maandverwachtingen
opgemaakt, maar de
resultaten bleken niet zo
best. zodat we er maar
mee gestopt zijn. Laat
staan dat het nu al
mogelijk is het weer voor
een langere periode te
voorspellen.
Weekvoorspellingen, ja dat
gaat nu redelijk goed.
Maar verder kijken we wel
uit, voordat we iets met
een schijn van zekerheid
kunnen zeggen Het kén
ook niet eigenlijk. Het
geheugen van de
atmosfeer gaat met zo ver.
Dat is uitgesloten
Beukenootjes
Hoe denkt hij over andere
methoden om het weer te
voorspellen, zoals
bijvoorbeeld aan de hand
van de hoeveelheid
beukenootjes. die zou
aangeven of er een strenge
of een koude winter komt9
Prof. Schmidt: „Onzin. Als
er veel beukenootjes
liggen, komt dat omdat de
afgelopen zomer mooi is
geweest, maar niet omdat
er een strenge winter komt
en de eekhoorns veel eten
nodig hebben. Maar er zijn
wel van die weerregeltjes
aan de hand waarvan je
het weer op korte termijn
kunt bepalen Een halo.
dat is een kring om de zon
of de maan. geeft
bijvoorbeeld een redelijke
kans op neerslag in de
komende 24 uur En het
versje: „Morgenrood, mooi
weer aan boord;
avondrood, water in de
sloot" klopt globaal ook
wel. Maar dat zijn regels,
die natuurkundig te
verklaren zijn".
„Vissers en boeren kunnen
door ervaring wel een
zekere kijk hebben op het
weer. Dat geldt dan voor
een klein gebied. Bij de
meteorologie is dat heel
anders, die bestrijkt de
hele aarde".
Nederland is een klein
land Is de
weersvoorspelling daardoor
niet eenvoudiger9
„In het geheel niet",
antwoordt prof. Schmidt.
„We moeten juist veel
nauwkeuriger zijn. Als je je
honderd kilometer vergist
zit je al over de grens of
in zee. Trouwens zo'n
overgangsgebied van zee
naar land maakt het
meteorologisch toch al
moeilijker".
Kan de mens het weer
beïnvloeden?
Prof. Schmidt: „Een heel
klein beetje. Met behulp
van chemicaliën is het
bijvoorbeeld mogelijk een
bepaald soort wolken
dusdanig te beïnvloeden
dat er neerslag uitvalt.
Theoretisch zou men nog
wel verder kunnen gaan.
Maar nu al wordt er kritiek
op dit soort methoden
uitgeoefend. Men
waarschuwt voor de
gevolgen voor de
gezondheid Op kleine
schaal kunnen dit soort
experimenten echter nog
niet veel gevaar".
Wat zijn de moeilijkste
tijden voor het KNMI?
„Ik heb altijd het gevoel
dat in de zomer de
verwachtingen moeilijker te
maken zijn dan in de
winter. Dat is ook wel te
verklaren, omdat in de
zomer de
luchtdrukverschillen kleine
zijn".
Wat vindt prof Schmidt
zelf het prettigste weer?
„Ik geniet het meest van
de lente of van een mooie
herfstdag. Ik hou ook erg
veel van sneeuw en vorst.
Waar ik een ontzettende
hekel aan heb, dat is
storm. Afschuwelijk is dat.
Dat gehuil van de wind om
het huis".
Achter hetzelfde bureau
waaraan prof. Schmidt nu
zijn laatste uren
doorbrengt op het KNMI is
eens veel gedacht over de
wind. Dat deed Buys
Ballot, de eerste directeur
van het KNMI.
Die bedacht de stelling,
zoals wij hem tijdens de
aardrijkskundeles leerden:
„De wind stroomt van een
hogedrukgebied naar een
lagedrukgebied, met een
afwijking naar rechts op
het noordelijk halfrond en
een afwijking naar links op
het zuidelijk halfrond".