Scholieren houden "droom" expositie Flipperkast geen dood apparaat. V ierrittenkaart: het "geheime biljet" van de NS VAKI A Tips voor deze rubriek kunt U elke morgen tot 10.00 uur aan mij kwijt, tel. 071-144941, toestel 38. U mag ook schrijven. Hoofdonderwijzer Van Roon bij een expositie-bord: "Dromen hebben hun wortels in de werkelijk heid...". Het zou me niets verwonderen als de 170 leerlingen van de prot. chr. Kastanje-basisschool in Leiderdorp nu vaak 's nachts dromen over dromen. Want met dat onderwerp zijn ze in de afgelopen weken talloze ma len geconfronteerd. Een voortvloeisel uit de Boekenweek die dit jaar als thema had "Wie je droomt ben je zelf'. Alle zes klassen hebben zich, onder leiding van hun leraren en ook met medewerking van de ouders, in het dromen verdiept. De resul taten daarvan zullen op 24 no vember te zien zijn op een ten toonstelling. Bovendien komt er, van de hand van de leerlingen, een speciale uitgave van de schoolkrant, een droomkrant. Betere kijk In het uitdiepen van kinderdromen ziet de schoolleiding een moge lijkheid om leerlingen wat beter te leren kennen, wat makkelijker te doorgronden. Hoofdonderwijzer Van Roon: "Als kinderen in de klas spontaan hun droom vertellen of materiaal ma ken waarmee ze een droom uit beelden krijg je als onderwijzer in korte tijd een betere kijk op het doen en laten van je leerlingen. Aan de andere kant is het voor de leerlingen een bevrijding dat ze met klasgenootjes onder elkaar wat droomervaringen kwijt kun nen. Ze hoeven ze niet langer ver stopt te houden. Daardoor wor den ze wat meer zichzelf'. "Door die dromen aan te horen sig naleer je bijvoorbeeld ook of thuis problemen zijn of hoe ze aankijken tegen het onderwijs systeem. Met name de dromen van de wat hogere klassen geven daar een aardige indicatie van. Als leraren hechten wij daar toch wel waarde aan, zonodig treffen we interne maatregelen. Dromen hebben nu eenmaal wortels in de werkelijkheid. Als zou blijken dat we tekortschieten dan zou- De fotoserie in het Ne derlandse handboek voor flipperaars laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Achter een "bak" staat een in spor tieve snit gestoken twin tiger, de voeten iets uit elkaar, de speelkast vierkant in de gladde flanken gevat. Actie. De ijzeren kogel wordt weg geschoten en begint, on dersteund door flik kerlicht en belgerinkel aan een gevarieerde zwerftocht over een schreeuwerig circuit. Het sein voor de flipperaar om zich in aangepaste beweging te zetten. Het bovenlichaam helt naar voren om over te schakelen op een robotach tig geschokschouder, dat via de handen wordt overge bracht op de flipperkast. Vervolgens zakt het hoofd van de flipperaar langzaam met de kin tot op de borst, ten te ken dat het spel is aangeland in een fase waarin de rond dolende bal onder in het speelveld op het punt staat het (onherroepelijke) onder spit te delven. Nog een laatste kreet van de man achter de bak, een laatste por in de flanken van de flipperkast en dan is het voor even voorbij. De speler maakt op de plaats rust, tot de volgende bal zijn opwach ting maakt. Stijlvol flipperen volgens het boekje. Zo hoeft het niet, maar mag het wel tijdens de open Leidse flipperkam- pioenschappen die op 21 no vember worden gehouden in het Vrijetijdscentrum aan de Breestraat. Een initiatief van staflid Erik Schottelnb- reier. Hij rekent op zo'n hon derd inschrijvers, die drie prijzen moeten verdelen: één voor de hoogste score, één den er zeker interne maatregelen op volgen". De ouders zijn ook bij het project betrokken. Bijna iedereen heeft meegedaan, 99 procent. Hen is in de eerste plaats "opgedragen" thuis met het kind een boek te lezen. De schoolleiding heeft die boeken verstrekt. Ze gaan bijna allemaal over het thema dromen. In de eigen schoolbibliotheek was daar maar een gering aantal exemplaren van aanwezig. Daarom zijn boe ken geleend van scholen en bi bliotheken uit de omgeving. Verzoekje nummer twee aan de ouders betrof het samen met de leerling(e) uitbeelden of onder woorden brengen van een fami- liedroom. Bijvoorbeeld in de vorm van een gedicht, een teken strip, een collage, een voorwerp, etc. Die droomwerkstukken, er zijn er al wat van klaar, zijn 24 november in de school te bezich tigen. Dromen: "bevrijdend om erover te vertellen...". voor de laagste en tenslotte de stijlprijs, voor wie het 't bontst maakt achter de bak. Het wedstrijdmateriaal is be schikbaar gesteld door Leidenaar Hein Link. Driekwart van alle flip- perapparaten in Leidse ho recabedrijven zijn zijn eigendom en worden oOk door hem onderhouden op basis van een fifty-fifty over eenkomst met café-eigena ren. De helft van wat in de apparaten verdwijnt is voor hem. Zijn werkplaats heeft hij op de Kalvermarkt. In tegenstelling tot Schottelnbreier, die het flipperkampioenschap meer beschouwt als "een geintje" ziet Link het flipperen in Leiden tot een serieuze sport uitgroeien. "Er komt wel de gelijk behendigheid en spe linzicht aan te pas", zegt hij. "Het is geen kwestie van laat die bal maar rollen. Je moet er echt mee om kunnen gaan. Dan is de score gegarandeerd hoger dan normaal. Intelligentie heeft er ook niets mee te maken. In Amerika heeft men de proef op de som genomen met studenten. Die speelden twee weken lang tegen ongeschoolden. En nauwelijks een verschil in score". Link is voorstander van het wat steviger flipperwerk, wat wil zeggen dat hij "lij felijk" contact met de bak als normaal beschouwt. Hij zegt: "Bij diverse Leidse ca féhouders is de flipperkast zo licht afgesteld dat 'ie bij het minste of geringste stootje al op tilt (het ap paraat valt dan nog voor het einde van het spel uit) springt. Waar blijft dan de gein van het spel?". "Ik stel ze zo af dat tilt zolang mogelijk uitblijft. Dan kan er tenminste wat meer onge straft met de bak gestoeid worden. Dat is juist het spe lelement. Een flipperap- paraat is geen dood ding. Zo kan je nog eens wat aan je stijl schaven. Laat die jon gens maar wat springen en wringen achter de kast. Het flipperen als sport is er mee gediend". De eerste Leidse flipperkam- pioenschappen krijgen, als het evenement aanslaat, volgend jaar een vervolg- En dan wordt het waar schijnlijk wat grootser aan gepakt. Erik Schottelnbreier en Hein Link (rechts) bereiden zich voor op de open Leidse kampioenschappen flipperen Bij de Spoorwegen hebben ze tegenwoordig heel wat meer dan zomaar kaartjes-voor-de-trein. Je hebt al een hele tijd geleden Avondretours en Weekeindretours gekregen. Dat zijn een soort militaire tarieven voor burgers. Toen is de Gezinskaart gekomen, en de Meermanskaart, en niet te vergeten het Kriskrasabonnement en de Tienertoerkaart. V.'at een gemakzó van de trein in de bus. Je hebt je kaartje al op zak HET knappe van deze moderne kaartvariant is, dat ze er namen aan hebben gegeven die geweldig makkelijk in het geheugen lig gen, en die op duidelijke begrip pen lijken te slaan. Zeg tegen iemand die van zijn leven nog nooit in een trein heeft geze ten: „Meermanskaart", en hij zal begrijpend knikken: „Ja, na tuurlijk, Meermanskaart". Alsof z'n moeder daar vroeger al zegel tjes op placht te sparen. Door L. Bakker De naam is hem al bijvoorbaat be kend, maar weet hij veel wat dat voor een treinkaartje is? Hoeveel kilometer je met z'n hoevelen moet reizen om er wat aan te heb ben? Datje er voor 's ochtends 9 uur door de week de trein niet mee in mag? Dat je er eerst een geldig NS-legitimatiebewijs met foto voor moet hebben? Nu valt dat met die Meermanskaart allemaal nog wel mee. Ook al ga je als totaal onwetenden naar het station, dan redt je het nog wel, mits je tenminste geen grote haast hebt. Maar neein nu eens een kaart met een welhaast nog bekendere naam. De Nationale Vierrit- tenkaart. Nou, dat is toch een naam die het zelf al zegt, he. Wat is de Nationale Vierrit- tenkaart? Dat is een kaart waar je vier ritten op mag maken in het hele land. Met de trein Neeee. - Met de tram of met de bus. Lees maar in het spoorboekje: „Nationale Vierrittenkaart. Koop bij uw spoorkaartje een Natio nale Vierrittenkaart. U kunt er in vrijwel elke stad in Nederland gebruik van maken voor de plaatselijke bus of tram. Reuze handig. Vier ritten 2,60. Voor „Pas 65" half geld! Dus 1,30". Dus met andere woorden: Je koopt bij vertrek meteen zo'n kaart, en dan kun je bij aankomst in een andere stad zeer voordelig en zonder gedoe met kaartjes kopen in het openbaar vervoer stappen. Goed idee, denk je, als je d'r zelf nooit gebruik van maakt. En als iemand het later nog eens aan je vraagt, zegje: „Nationale Vierrit tenkaart, ja natuurlijk, die ken ik. Reuze handig als je met de trein reist". Maar nou maak je d'r wel gebruik van. Dat doet bijvoorbeeld me neer A. D. K. die mij schrijft. Hier volgt zijn brief „Dagelijks heen en weer reizend tussen (en in) verschillende ste den, blijkt mij dat er verschillen zijn per stad in het gebruik van die kaart. De NS zijn zuinig met informatie, en zetten het niet op papier. Het personeel van de di verse vervoerbedrijven is zelden goed geïnformeerd. In Den Haag mag je overstappen met deze kaart, in Rotterdam daarentegen niet, doch daar mag je hem ge bruiken als 2-zonekaart zonder overstapbevoegdheid. Hoe ligt dat elders. U zult mij en anderen zeer gerieven als u eens een ta belletje publiceert waarin de mo gelijkheden per (grotere) ge meente zijn aangegeven." Ik ga eens op een station snuffelen of die meneer K. echt geen infor matie over het hoofd ziet die daar door de NS is neergelegd. En zie, daar ligt een dun bedrukt, blaadje papier, waar boven staat „Nationale 4-rittenkaart". Het blaadje blijkt echter slechts al leen het laatste nieuws over de kaart te verstrekken: de prijs is verhoogd tot 3 gulden ofwel 1,50 voor „Pas 65"-ers, en je kunt hem voortaan afstempelen in de stempelautomaten van bussen en trams in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam, maar niet in andere plaatsen, want daar past hij er niet in of ze hebben geen auto maat. Je mag er nu zelfs mee in de metro's van Rotterdam en Am sterdam. Maar in deze steden kun je met je mooie kaart ook voor een onaagename verrassing ko men te staan Het vervoer is er namelijk verdeeld in stadzones. Hoe verder je moet, hoe meer zo nes. En elke zone is een knip in je Nationale Vierrittenkaart. Zo zijn die vier ritten gauw op. En bo vendien duurder dan normale rit ten. Het NS-nieuwsbericht deelt daarover laconiek mee: „Voor reizen in twee of meer zones kan het voordeliger zijn een kaartje bij de bestuurder te kopen". Ingewikkeld Ook bij mij, als niet-kaarthouder, begint nu toch het vermoeden te rijzen dat het allemaal een beetje ingewikkelder ligt dan dat „reuze handig" uit het spoorboekje. Ik verzoek daarom de Spoorwegen mij zo'n tabelletje te verstrekken als waar meneer K. om vraagt. In antwoord ontvang ik een papier dat wordt aangeduid als „een overzicht van de gebruiksmoge lijkheden van de Nationale Vierrittenkaart". Ook het papier vermeldt weer het verhaal van de zonetarieven in Amsterdam en Rotterdam, maar het waarschuwt er totaal niet voor dat je daar bij het reizen door veel zones te duur uit bent met je kaart. Inplaats daarvan vertelt het wel een nog veel ingewikkelder verhaal. Er blijken namelijk ook nog oude Nationale Vierrittenkaarten on der de mensen te zitten. Die blijven tot 1 januari 1978 gelden. Met die oude kaarten mag je ech ter volstrekt niet in de metro van Rotterdam. Boven de grond mag je er daarentegen weer wel op door de Maasstad reizen, doch niet verder dan twee zones. Maar hoe dat nou gaat met die Na tionale Vierrittenkaart als je in Den Bosch komt of in Utrecht, of in Arnhem op de trolleybus stapt, daar word je niets wijzer over. In het „de gebruikersmogelijk heden" staat slechts dit: „Zoals op de Nationale Vierrittenkaart is afgedrukt, zijn de ter plaatse geldende voorwaarden bepalend voor het gebruik. Deze - wat vage - aanduiding heeft met name be gemeente aantal stempels overstap bevoegdheid maximale geldigheidsduur Amsterdam één per zone, max. drie ja 1 uur (1 en 2 zones) 2 uur (alle zones) Rotterdam één per zone ja idem Den Haag één ja 1 uur overige gemeenten een informeren bij bestuurder 1 uur resp. bij geen overstaprecht duur van de rit trekking op het eventuele over- staprecht. Enkele locale vervoer sbedrijven kennen dit recht niet, waardoor voor elke rit opnieuw betaald moet worden. De ruimte op de kaart laat niet toe om deze uitzonderingen in extenso af te drukken. De reiziger doet er ver standig aan zich hierover vooraf door de bestuurder te laten in formeren. Wat vaag 't Is natuurlijk aardig dat ze het zelf ook allemaal „wat vaag" noemen, maar ze weten kennelijk ook he lemaal niet hoe dat nu per plaats zit, bij de NS. Mij kunnen ze het in elk geval niet vertellen. Ze volstaan met een klein tabel letje, waarop weer eens Rot terdam, Den Haag en Am sterdam staan. Ook daar staat niet op aangegeven waar uw tariefvoordeel overgaat in een strop. En voor de rest van het land geldt: afwachten maar hoe ver de bus u meeneemt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 4