Robert Mitchum Ik heb nu eenmaal de reputatie Bijna 140 films gemaakt: 'Just for fun ATERDAG 22 OKTOBER 1977 EXTRA PAGINA 25 "Ik geloof dat Amsterdam zo'n drugcentrum heeft kunnen worden omdat de politie er te lang is uitgegaan van het idee: als we de zaak maar negeren gaat het vanzelf wel over. Maar toen kwamen er scheuringen in de Chinese triaden, botsingen tussen de oude en de jonge ge neratie, en de maatschappe lijke druk op een stad als Am sterdam die niet aan geweld gewend was, dwong de politie wel tot ingrijpen en het oprol len van gokhuizen en dealers. „Je kreeg toen een soort verhui zing naar Londen en daar is de politie heel anders, omdat En geland altijd al echte gangsters heeft gehad. Ik herinner me: ik was een keer in de flat van Christine Keeler, je weet wel, de dame die het met minister Profumo hield, en ik zag daar twee knapen die hasj zaten te roken, een ander snoof cocaïne, de hele handel. Nou, daar zaten ook twee jongens van Scotland Yard bij en ik, Amerikaanse square, die ik ben, vroeg hoe kan dat nou? Zeiden ze: Ach, die jongens zijn op het ogenblik toch buiten dienst. Ik knipperde wel met mijn ogen, maar het schijnt daar heel gewoon te zijn dat de politie zich actief in het milieu mengt. „Ze gaan er daar van uit datje op goeie voet moet komen met de triaden, zoals ze dat ook met de Westindische onderwereld en met de Mafia hebben gedaan - onderling knokken die niet meer omdat ze allemaal hun ei gen terrein bestrijken en elkaar gevonden hebben. Zo heb je er veel Chinese restaurants met een Siciliaanse partner; het is in Londen in die onderwereld een heleboel handen op een buik. Triaden .Maar ze hebben de oorlog tegen de drugs daar natuurlijk ook niet gewonnen. Daar is meer voor nodig. Zoals een Engelse politieman eens tegen me zei: drugslachtoffers zouden be schermd moeten worden door de anti-slavernijconventies van de Verenigde Naties, want dat spul maakt tenslotte slaven van die mensen. Met zo'n wet zou den ze op een veel praktischer manier kunnen werken. „In Amsterdam en Hongkong hebben we bij het maken van „The Amsterdam Kill" samen gewerkt met de triaden. Dat was helemaal geen probleem, want de ouderen hadden toen net die moeilijkheden met de jonge gangsters die er echt een oorlog van wilden maken en dat konden ze in zo'n grote stad uiteraard niet hebben. Dus hadden ze er belang bij om met ons mee te doen. Het ging om hun image, weetjewei, de han del onder elkaar houden en geen kabaal maken. „Bij die film is het me trouwens weer eens gebleken hoe moei lijk het is voor Westerlingen is om in dezelfde sfeer te denken als Chinezen. Zo'n opvatting van pats, iemand zijn hoofd af hakken, dat kennen wij toch niet zo. Terwijl het daar .kijk, je wordt er een Gelukkige Schildpad of een Blijde Hond door, en ze bewijzen je eigenlijk een dienst door je kop er af te slaan, want je hebt tenslotte nog een stuk of zesentwintig reïncarnaties en daar moet je toch ook eens doorheen. „Maar persoonlijk sta ik volsla gen paf van dat Chinese den ken, ik snap er niks van, ik hou me erbuiten. Toen ik in Japan een film maakte heb ik net vol doende van hun filosofie ge leerd om te zeggen: daar kom je niet door. Kijk, ik ben opge voed met de opvatting datje op een praktische manier je brood moet verdienen en bij hen is het alleen maar de ziel die telt. En dan zijn de Chinezen nog on toegankelijker dan de Japan ners, het kan ze allemaal geen donder schelen. Ze weten dat ze een lotsbestemming hebben, dat zij de mensen van de toe komst zijn. En wie zal zeggen dat het niet zo is? Verder niks „Laat mij nou maar in films spe len en verder niks. Ik bedoel, ik doe alles waar ik plezier in heb, waar ik lichamelijk toe in staat ben en. waar ik geld voor krijg. De rest is flauwe kul. In Rome zei een journaliste eens tegen me dat ik een „grande artista" was. Jawel, op de Via Condotti door tweeduizend mensen aangeraakt en uit je kleren ge tild te worden - dan ben je een „grande artista". Weet je wat het is? Ik ben bang voor men sen, tenminste voor massa's die je aanstaren en aan je pluk ken; daar word ik panisch van. „Maar op de set voel ik me lekker. Filmen is er voor zorgen dat het makkelijk lijkt, zoals wat een acrobaat doet. Verder zien ze maar. We hebben bijvoorbeeld net in Londen „The big sleep' gemaakt én dat had best leuk kunnen worden, maar ze heb- t ben een film van twaalf weken in een schema van acht weken Met een bulldozer legt Robert Mitchum (60) de kassen van een middelgrote tuinderij in Utrecht plat en met een automobiel schiet hij dwars door een woonboot in een Amsterdamse gracht het water in. Op een leeftijd die anderen noopt tot bezinning op het aanstaande pensioen legt Mitch" - nog steeds stram, breedgeschouderd, zij het brildragend - een groepje Chinese heroïnehandelaars neer. Het gebeurt in „The Amsterdam Kill", een avonturenwerkje van een gering geloofwaardigheidsgehalte, dat echter opgebeurd wordt door de niet te miskennen aanwezigheid vait Mitchum met zijn luie oogopslag, binnensmondse hu mor en bijna lome vechtlust. Hij heeft nu 137 films gemaakt (de laatste is Raymond Chandlers „The big sleep"), maar wil dat nog steeds geen carriere noemen: ,Jt's fun, just fun"Hij was een paar dagen in Nederland om de wereldpremiere van „The Amsterdam Kill" op te sieren en onderwierp zich met charme en gratie aan de rondedans van het pu- bliciteitsgewoel; een ingetogen man die na een aan vankelijk afwachtende houding breed uithaalde over drugs, gangsters en films. Door Henk Oolbekkink geperst, dus dat was niet leuk meer. Trouwens, bij „The Am sterdam Kill" hadden we een regisseur, best een aardige jon gen, maar hij was wel stereofo- nisch doof. Als ik twintig minu ten met hem over het script had zitten praten, vroeg hij: Oh ja, is jouw belasting ook weer hoger geworden? Dat is vreemd wer ken, hoor. Ego „Dan maak ik toch liever een film als „Heaven knows, mr. Alli son", dat was een geweldige er varing. Zeker door Debbie Reynolds. Dat was werken. Als zij bij wijze van spreken op dit ogenblik in Zwitserland zat en ik hier, dan konden we zo een film maken, met haar kan ik dat door de telefoon. En met Char lie Laughton ook, dat was zo'n prachtige, attente, scherpzin nige man. Het is jammer dat hij maar zo weinig geregisseerd heeft, want daar was hij een meester in - hij wist wie je was, wat je kon en hoe je het kon. „Want de meeste regisseurs gaan ervan uit dat je als acteur een enorm ego hebt en dat heb ik toevallig niet, ik ben de mak kelijkste man om mee te wer ken die je je kunt voorstellen. Alleen kan ik niet tegen filmau teurs, ik bedoel van die jongens die schrijver, regisseur, produ cer, weet ik veel wat nog meer zijn: die hebben pas een ego. Nee, laat mij maar rustig mijn gang gaan, ook al speel ik in- rotzooi. Sarah Miles zei eens tegen me: ik heb bij deze film veel van je geleerd, Bob - jij komt binnen, je doet je werk gewoon, ook als je weet dat het een slechte film is. En Johnny Huston zei- als ze dat willen, jongen, kunnen we ook slechte films maken, dan geven we ze die toch gewoon? Wat zul je nou pretenties heb ben? Nee, het enige waar ik op sta is dat ik met plezier werk, anders heeft het geen zin om het te doen. „Nietwaar, ze betalen je vijfent wintigduizend dollar per dag om zes grappen te vertellen, Marylou in haar billen te knijpen, je krijgt een gratis lunch en je wordt nog met de auto weer thuisgebracht - daar kan toch niks tegen op? Dat is net als een ouwe snol die ervan houdt om naar bed te gaan. Voor haar werk maakt ze vlug gertjes, maar daarnaast doet ze het ook nog wel voor de loh En wat doe je als filmacteur an ders? Meisjes „Ik werk in Londen en hoor dat het op Park Lane en Piccadilly Circus sterft van de hoeren. Ik kijken, niks te zien. Ik geef een party en huur vier snollen om de asbakken te legen en de bor rels'in te schenken en op een gegeven moment zeg ik: hee, hoe komt het dat jullie mij op straat nooit aanspreken? Zegt er eentje: oh, nee, dearie, dat zouden wij nooit doen, jij bent net een van de meis jes. Die had het door. „Want wat zul je je druk maken? Ik heb al vroeg ontdekt dat als je iets goed leert te doen je er niet beter door wordt, je krijgt alleen maar meer te doen om dat ze zeggen: die werkt snel, laten we hem nog een paar sce nes geven. En ik ben toch al een snelle werker, dus ben ik eigenlijk nog goedkoop voor de studio en dat weten ze ver domde goed. Zoals ze ook we ten dat ik alleen maar een repu tatie als harde drinker heb. Ben je gek, dan houd je het toch geen vijfendertig jaar vol? Het is alleen zo: als ik een keertje met de jongens zit te drinken doen zij het in ploegendienst; zij knappen na acht uur af, maar ik moet vierentwintig uur doorgaan - dan krijg je de naam Juan Carlos „Terwijl ik een gewone jongen ben die toevallig een keer op het Witte Huis mocht komen eten met Gerrie Ford en koning Juan-Carlos van Spanje. Dat was mooi, Juan-Carlos moest een speech houden die in het Engels voor hem was opge schreven. Hij zegt tegen me: ik ben zo zenuwachtig. Ik vraag: waarom? Hij steekt een vinger naar me uit en zegt: omdat u ér bij zit. Ha, alsof ik kritiek zou leveren op zijn voordracht. „Da's trouwens toch gek, hoor - ben je op het Witte Huis ge vraagd, zeggen allerlei mensen: wat moet die schooier daar? Naast Betty Ford zitten? Wie is hij dan wel? Tijdens een huis concert bij de Perzische am bassadeur in Londen moest ik hem vertellen van wie de mu ziek was, dat wist die man nou eenmaal niet. Na afloop vraagt de vrouw van de Duitse ambas sadeur, zo'n, nou ja, grote tie ten, je weet wel, die vraagt wat moet die man hier? En vervol gens de pest in hebben dat ik wist dat een bepaald stuk van Mozart was - dat hoorde niet. ,Het is dat idee van de zwerver, de clown, die daar niet thuishoort. Me neus, ik ben Bob Mitchum en ik hoor daar wel thuis. Maar ja, dat moet je steeds bewijzen. Niet in de kroeg, hoor, al vertellen ze die verhalen graag in Hollywood van de he-man die almaar in het cafe uitgedaagd wordt. Dat soort situaties heb ik maar twee keer in mijn leven gehad. „De eerste keer was in het leger, een zwaargewichtbokser die vijfde op de ranglijst van Ame rika stond. Hij zocht ruzie met me, veegde eerst een kolonel opzij, weigerde twee keer een rechtstreeks bevel op te volgen en wou mij te grazen nemen. Ik zei: luister, maat, de regels van de markies van Queensberry zijn er niet bij, en toen heb ik hem het ziekenhuis ingeslagen. „De tweede keer zat ik met mijn vrouw ergens te eten, komt er een vent naar onze tafel die een stuk toiletpapier met stront erop neerlegt en zegt hee, zet daar je handtekening eens op. Met mijn vrouw erbij. Nou, ik heb hem een vork in zijn keel geramd. Later vroeg ik aan de sheriff of hij nog een aanklacht had ingediend. Zegt de sheriff: nou, hij kan nog niet praten, want die vork zit nog in zijn keel. Ik bedoel, dat is dan twee keer in mijn hele leven en toch heb je de reputatie dat je een knokker bent. Het- zal me een zorg zijn. Pistolero's ,Wat ik veel belangrijker vind is dat ik me overal thuis voel en erg goed alleen kan zijn. Mijn grootmoeder was een Black- foot Indiaanse en als ik in Mexico kom zeggen ze: Hee, Indios caron, dat zien ze aan me. En ach, ik ken er alle pis tolero's, ik word er meteen geaccepteerd; het is een land waar ik me veilig voel en dat kunnen niet veel gringo's zeg gen. „Maar de gekste stad van de we reld blijft natuurlijk Londen. Dat is het helemaal voor me. In Soho, daar heb je de echte gangsters, van die jongens met sombere, lijkwitte gezichten - nou, geen cent kon ik aan ze kwijt in de kroeg. Jaja, je kan wel zeggen dat Bob Mitchum de gast van de onderwereld van Londen is. Van de hele wereld eigenlijk - alweer die reputatie. „Dat vind ik nou fijn, van de week ga ik naar Londen om even met de koningin te kletsen en dan terug naar Amerika. We zijn net verhuisd van een huis van drieduizend vierkante meter naar een huis van duizend vierkante meter omdat de kin deren toch het huis uit zijn, dus wat moetje met zo'n kast? Maar ik kan daar lang niet al mijn spullen kwijt, dus wat doe je het eerst? Je bouwt er weer een stuk aan".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 25