Demanen-tour van de Voyagers. DONDERDAG 13 OKTOBER 1977 PAGINA 29 5-3-79 9-7-78 In bijgaande vier tekeningen is aangegeven, hoe de Voyagers langs de planeten Jupiter en Saturnus zullen razen en in het voorbijgaan nog wat manen zullen "meepikken". In de tekeningen staat centraal de planeet als een bolletje dat aan de ene zijde door de zon is verlicht en aan de nachtzijde donker is gemaakt. Daar omheen zijn de als doorlo pende cirkels getekende banen van een aantal manen weerge geven. De baan van de Voya gers is aangeduid als een dik kere streepjeslijn met aan het begin en einde een richting pijl. In de maan-banen zijn de manen als dikkere stippen aangeduid op het moment van de dichtstbijzijnde passage door de Voyagers met onder hun naam een getal dat duidt op de kortste benaderingsaf stand door de ruimtesondes in kilometers. Per tekening zijn de afstanden van de maanbanen op schaal gegeven. De schalen voor de tekeningen van Jupiter en Sa turnus verschillen echter. De buitencirkels, resp. voor Cal- listo en Titan bedragen in wer kelijkheid een straal van 1881,8 en voor Titan 1223 maal duizend kilometer straal van uit de moederplaneten. Linksboven in elke tekening een letter-cijfer-combinatie die be tekent dat het om de Voyager I en II gaat (V-I en V-II) en over de passage van Jupiter (J) of Saturnus (S). Rechtsboven in elke tekening een datum, die de passage van de planeet aangeeft. In de tekening vindt u voorts telkens de letter P, die duidt op het periapsis, het punt in de sonde-baan waar de planeet het dichtst wordt benaderd. De richting van de zon (en bijge volg ook ongeveer van de aarde) is met een pijl door de buitenste cirkel aangegeven. De Grand Tour van de ruimtesondes Voyager I en II, is sinds enkele weken op weg zijn naar de buitenplaneten Jupiter, Saturnus en eventueel Uranus, Neptunus en heel misschien ook Pluto. Zij zullen tijdens hun jaren lange vlucht over miljarden kilometers bij deze plane ten ook langs verschillende van hun manen trekken en daarvan foto's maken en ander soort gegevens verza melen. Dit is niet het hoofddoel van de missie maar wel een plezierige bijkomstigheid. In totaal zullen vijf manen van Jupiter en zes van Saturnus onder de loep worden genomen, in enkele gevallen van relatief zeer nabij. De passage van die manen (en dus ook van de planeten) vindt pas plaats in 1979,1980 en 1981, zodat de technici van het vluchtleidingscentrum in het Jet Propulsion Laboratory in Pasadena (Californië) alle gelegenheid hebben door koerscorrecties optimale resultaten van deze meest gecompliceerde onbemande ruimte-missie te oogsten. Voordat we verder op details van de missies ingaan, moet één merkwaardigheid wor den vermeld. De eerst gelan ceerde Voyager (20 augustus j.l.) zal de grote planeten pas later bereiken dan de laatst gelanceerde (3 september) door het volgen van een iets andere koers. Derhalve is de op 3 september gelanceerde Voyager met het vlucht nummer 1 voorzien, de eerst gelanceerde van het vlucht nummer 2. Dat is in afwijking van het gebruikelijke sys teem, dat de nummering ge schiedt naar de chronologie van de lancering. Voyager-1 werd nu dus twee weken later gelanceerd dan de Voyager-2. Eric Burgess, medewerker van het Engelse wetenschappe lijke tijdschrift New Scientist,, heeft onlangs een uitvoerige beschouwing in dit tijdschrift gepubliceerd over beide Voyager-missies, waar aan de meeste gegevens voor dit artikel zijn ontleend. Hierin vermeldt hij, dat onge veer 85 geleerden hebben bij gedragen aan de weten schappelijke outillage van de twee ruimtevoertuigen, die een grote reeks weten schappelijke observaties zullen uitvoeren. Voor de leek zijn de foto-experimenten het meest aantrekkelijk. Zij wor den uitgevoerd door twee camera's, die gemonteerd zijn op een uit de sonde uitste kende arm, zodat het ge zichtsveld niet verstoord wordt door de grote schotel- vormige antenne voor de doorzending van alle gege vens naar de aarde. Een van de camera's heeft een groot- hoek-lenzensysteem, de an dere is bestemd voor klein- hoek opnamen, en bestrijkt dus een kleiner gebied waarin meer details te ontwaren zijn. In die laatste camera van het type, dat ook gebruikt werd voor de Mariner-10 tijdens de vluchten naar Mercurius aan het andere "uiteinde" van de planeten-reeks, zijn inmid dels talloze elektronische, verbeteringen aangebracht, zodat hiervan bijzonder gede tailleerde beelden te ver wachten zijn. Ook de groot hoek-camera van een geheel nieuw type belooft uitste kende beelden, die dank zij een vernuftig filtersysteem ook in kleur kunnen worden uitgevoerd. Instrumenten Verder zijn er instrumenten aan boord, die de temperaturen kunnen meten op ver schillende diepten in de at mosferen van de planeten en enkele manen, en voorts de samenstelling van die at mosferen op diverse diepten. In het bijzonder zal worden gezocht naar de aanwezigheid van waterstof en helium. Zeer belangrijk zijn de metingen van temperatuur en lucht- druk op het oppervlak van Ju- piter en Saturnus, voor zover die tenminste een vast opper vlak hebben. Van Jupiter be twijfelt men dat in hoge mate, mede op grond van de metin gen' van de ruimtesondes Pionier-10 en 11, die enige tijd geleden langs Jupiter trokken en nu op weg zijn naar Saturnus. Veel belang hechten de weten schapsbeoefenaren aan de wetenschap, of Saturnus een magnetisch veld heeft en aan de nadere karakteristieken van het magnetisch veld van Jupiter, benevens aan het al of niet aanwezig zijn van een soort Van Allen-gordels, een relatief dichte massa van ge laden deeltjes, zoals deze de aarde omgeven. Ook voor me tingen op dit terrein voeren de Voyagers verfijnde in strumenten mee. Belangrijk .Een belangrijk aspect van de voyagers is, dat de in strumenten voor waarnemin gen en verbindingen met de aarde niet voorzien zijn van de gebruikelijke zonnecellen voor de energievoorziening. De afstand naar de zon zal tij dens de hoogtepunten van de missie te groot zijn om deze energiebron te gebruiken. Bij het eerste doel, Jupiter, is de zonnestraling nog maar 4 procent van die welke wij op aarde ontvangen, bij Nep tunus nog maar nauwelijks 0,11 procent. Dat dwong er toe, kernenergie te gebrui ken. Die wordt geleverd door thermo-elektrische generato ren, werkende op een radio actieve krachtbron aan het uiteinde van een lange poot, die uit de Voyagers steekt. Dit laatste om te voorkomen, dat de instrumenten in de sonde door de radio-actieve straling worden gehinderd. Dit vliegende laboratorium, dat nog veel meer instrumenten voor andere metingen bij zich heeft dan die wij noemden, zal in duplo vooral Jupiter en Saturnus en hun manen be studeren. De Voyager-1, gelanceerd op 3 september j.l., zal Jupiter passeren op slechts 350.000 kilometer afstand. Dat lijkt veel, maar kosmisch gezien is het een peuleschilletje: min der nog dan de kortste af stand tussen aarde en maan, die 357.000 km bedraagt. Op het moment van de passage staat Jupiter op een afstand van ongeveer een miljard ki s de Voyager-sonde, die in de afgelopen maanden is weggestuurd door Amerika naar de buitenplaneten i het zojinestelsel. De schotel bovenop is de hoofdantennedie voor terugzending van foto's en meetresultaten ir de aarde moet zorg dragen. lometer van de aarde. We kunnen dus Jupiter pak weg drieduizend maal beter be studeren met de Voyager dan vanaf de aarde... De Jupi- ter-passage vindt plaats om 12.49 uur GMT. Iets soortgelijks valt te zeggen, in nog sterkere mate, van de passage van Saturnus om 01.00 GMT op 12 november 1980. Die passage vindt plaats op 197.300 km afstand. GMT staand voor Greenwich Mean Time, en dat tijdstip is onafhankelijk van de waar nemingsplaats op aarde of het al of niet gelden van een zo mertijd ter plaats, hetgeen overigens in november niet waarschijnlijk is. In dit artikel houden wij ons aan GMT in de tijdstippen, om een uni forme tijdsaanduiding te ver krijgen. De Voyager-2, gelanceerd op 20 augustus j.l., passeert Jupiter het dichtste op 9 september 1979 om 23.00 uur GMT op een afstand van 714.000 km. Die grotere afstand is nodig voor een goede koers naar de volgende buitenplaneet Sa turnus en vervolgens naar de planeten Uranus en Nep tunus. Saturnus moet op 27 augustus 1981 het dichtst worden benaderd om 13.00 uur GMT. 1992 W®fc»rni3<êlhii3i[p; vs-(ri) IN AF. ofagD© O-.O fy. (tets zullen deze planeten 30 ja nuari en ergens in 1992 wor den gepasseerd en in het gun stigste geval Pluto in 1998. Bij Jupiter worden zowel door de Voyager-1 als de 2 enkele manen in ogenschouw geno men, beide keren vier maar niet dezelfde. Bij de eerste passage zijn dat Amalthea, Io, Ganymedes en Callisto, bij de tweede passage Callisto, Ga nymedes, Europa en Almat- hea. Bij Saturnus zijn dat er vijf en zes, namelijk Titan, Mimas, Dione, Enceladus en Rhea bij de eerste passage en Titan, Rhea, Tethys, Enceladus, Mimas en Dione bij de tweede. Dat zijn overigens lang niet alle satellieten van de grote plane ten. Jupiter heeft voor zover bekend veertien manen en Saturnus elf. Over de baan, die de Voyagers zullen volgen langs de ver dere planeten Uranus en Nep tunus en eventueel Pluto is nog betrekkelijk weinig nauwkeurig te vermelden. Veel hangt daarbij af van de invloeden, die Jupiter en Sa turnus op de banen zullen uitoefenen. In theorie is dat allemaal wel te berekenen, maar in de praktijk zullen deze reuzenplaneten toch nog wel iets andere dan de ver wachte invloeden uitoefenen. Zeker is dat het geval met de manen van deze planeten, waarvan in vele gevallen de nauwkeurige omvang en hun massa niet bekend zijn. Er valt derhalve weinig te zeg gen over de mogelijkheid, dat een of beide Voyagers ook manen van Uranus (vijf in ge tal) en Neptunus in ogen schouw zullen nemen. Het is overigens al mooi genoeg, dat de vluchten langs Jupiter en Saturnus zo in detail be kend zijn, dat het bekijken van elf manen van deze stel sels kan worden verwezen lijkt. Bij die manen zijn en kele bijzondere exemplaren. Drie manen De eerste passage van Jupiter brengt de Voyager op betrek kelijk korte afstand van de drie manen Io, Ganymedes en Callisto. Io wordt gepasseerd op slechts 22.000 km afstand, voor de beide andere ge noemde satellieten is dat 115.000, d.w.z. een goed kwart van de afstand aarde-maan. Zij behoren tot de grote ma nen van de planeet. De diame ter van Io bedraagt slechts 3800 km, die van Ganyrriedes 5600 km en van Callisto 5200 km. Deze manen waren de eerste, die ontdekt werden in 1610 door Galilei. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld bij de bepaling van de lichtsnel heid en daardoor van de af metingen van het heelal. De Deense astronoom Ole Roemer ontdekte in de zeven tiende eeuw dat verduistering van een Jupiter-maan door bedekking van de maanschijf door Jupiter zelf ongeveer 1000 seconden eerder plaatsvond wanneer de aarde dezelfde kant van de zon staat dan wanneer de zon tussen maan en Jupiter in stond. Die ongeveer 1000 seconden ver schil was de weg, die het licht moest afleggen om de aard baan te doorkruisen, en die baan was inmiddels vrij goed Dekend. Atmosfeer ian Ganymedes is bekend, dat deze maan een (ijle) atmosfeer heeft. Men is er erg benieuwd naar, hoe de maan deze at mosfeer kan vasthouden. De aantrekkingskracht van onze eigen maan, die veel groter is, is nog te gering om een gas vormig omhulsel vast te hou den. In het geval van Gany medes kan dat zijn, doordat het hemellichaam iets van een magnetisch veld heeft of doordat de atmosfeer uit veel zwaardere gassen is samen gesteld dan b.v. de aardse. jrevolg van deze ijle atmosfeer is, dat de details van het op pervlak van de maan in de te nemen foto's minder sterk zullen zijn dan bij de opna men van de andere manen. Jatuurlijk zal de aandacht van "camera's en meetinstrumen ten in de buurt van Jupiter, dus ook tijdens het passeren van de manen, voornamelijk gericht zijn op de planeet zelf, maar het instrumentarium is zo gebouwd, dat er nog ruime aandacht voor de satellieten overblijft. Jupiter zal door de Voyager I worden gepasseerd op 350.000 km afstand, onge veer de kleinste afstand aarde-maan. Dat gebeurt op 5 maart 1979 om 12.49 uur GMT. Voor de tweede Voyager is dat 714.000 km op 9 september 1979 om 23.00 GMT. Na de passage van Jupiter gaan de Voyagers door naar Satur nus, waar ook weer interes sante ontmoetingen met ma nen op het programma staan. Eerst aan t>bd Het meest interessante komt bij Saturnus het eerst aan bod. Bij de nadering van de ge ringde planeet wordt de rela tief zeer grote maan Titan (doorsnede 4950 km, meer dan onze eigen maan Luna die een diameter heeft van 3476 km een fractie groter dan de kleinste planeet Mer curius, die een diameter heeft van 4880 km) op een afstand van slechts 7000 km gepas seerd of misschien zelfs iets minder. Dat is het geval met de Voyager I. ivitan is een van de zeer weinige plaatsen in het zonnestelsel, waarvan vermoed wordt dat er tekenen van leven zijn, namelijk de aarde (een zeker heid), de atmosfeer van Jupi ter (pre. Biotisch met de vor ming van "bouwstenen" voor het leven), Jupiter-maan Ga nymedes en de Saturnus- maan Titan, terwijl de planeet Mars een goede kanshebber blijft ondanks de teleurstel lende onderzoekingen van de Viking-sondes die ter plaatse een onderzoek hebben inge steld. Titan, de maan die door de Voyagers dichter benaderd wordt dan enige van de an dere satellieten der reuzen planeten, heeft een voor leven onontbeerlijk geachte at mosfeer, waarschijnlijk be staande uit o.a. methaangas. De Voyagers zullen geen te kenen van leven kunnen vin den, maar wel metingen ver richten, die de mogelijkheid van leven kunnen aantonen. Men is daarom bijzonder geïnteresseerd in deze zeer nauwe passage, alleen overi gens door de Voyager I want nummer II gaat op 353.000 km langs deze maan. Voorts wor den nog meer manen van Sa turnus onder de loep geno men, maar de hoofdaandacht van de Voyagers zal gericht blijven op de planeet en zijn ringenstelsel, waarover op grond van waarnemingen vanaf de aarde nog veel te weinig bekend is. Ringstelsel Dit laatste geldt in het bijzonder het merkwaardige rin genstelsel, dat tot voor kort uniek werd geacht maar nu blijkt een evenknie te hebben in de volgende planeet die door Voyagers bezocht wordt: Uranus. Het rin-' genstelsel van Saturnus wordt binnenkort onderzocht door de Pioniers, die door de NASA langs Jupiter zijn ge schoten en nu onderweg zijn naar Saturnus, om daar een hoogstandje van een passage tussen de planeet en zijn rin gen door weg te' geven, een soort kosmisch ringsteken van allure. Dat laatste zullen de Voyagers niet doen. Zij blijven op veel grotere afstand van de pla neet en zien de ringen alleen terzijde. dat is de prijs, die door de NASA betaald moet wor den voor de voortzetting van de Voyagervlucht langs Ura nus, Neptunus en heel mis schien de buitenplaneet Pluto. De passage van Uranus blijkt bijzonder interessant te wor den omdat dan voor het eerst kan worden vastgesteld of ook deze planeet een onlangs waargenomen ringenstelsel heeft. Die ringen zouden zich dan in een merkwaardige po sitie bevinden, namelijk bijna loodrecht op het vlak waarin Uranus met de andere plane ten om de zon cirkelt. Al met al een bijzonder interes sante missie vanuit Amerika, die nog vele jaren zal vergen tot Neptunus in 1992 en wel licht Pluto in 1998 wordt ge passeerd. De deskundigen hopen daarna nog dertig jaar lang de Voyagers te kunnen volgen op hun vlucht buiten het zonnestelsel in de inter stellaire ruimte. Uiteindelijk moet het toch het doel van de ruimtevaart zijn, ook de wereldruimte buiten het eigen zonnestelsel te ver- kennen.niet alleen het relatief kleine wereldje van de zand korreltjes die om dat ene van de miljarden maal miljarden sterren, de zon wentelen. We zijn, ruim twintig jaar na de eerste Spoetnik, aardig op weg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 29