Ben WNoordwijk weten van niets ZATERDAG 1 OKTOBER 197' Het is niet denkbeeldig dat in de nabije toekomst op twintig kilometer voor de kust van Noordwijk een kunstmatig eiland wordt aangelegd waar aardgastankers met een capaciteit van 125.000 m3 hun lading kwijt kunnen. Vanaf het eiland zou het gas dan via een pijpleiding door zee naar de vaste wal worden gevoerd. In dit geval is een eventueel aanlan- dingspunt gepland ten noordoosten van Noordwijkerhout tussen de Noraweg en de Langevelderslag. De gasleiding met een diameter van een meter zou vervolgens onder de duinen door worden getrokken om uiteindelijk aansluiting te krijgen op het bestaande net in het zuidelijke deel van de Haarlemmermeer, vanwaar het gas uiteindelijk wordt ge transporteerd naar de eindlocatie, de Maasvlakte. Door Herman van Amsterdam Een aardgaseiland twintig ki lometer uit de kust van Niordwijk is een van de in to taal vijf locaties die worden genoemd in het rapport dat de projektgroep LMG-terminal in opdracht van verkeer en waterstaat maakte. Uit gangspunt van de studie was om na te gaan of het wenselijk en mogelijk is na 1980, als zich wellicht structurele voor zieningsproblemen met olie zouden gaan voordoen, Ne derland per zeetanker van vloeibaar gas te voorzien. En zo ja, waar dan op de aan voer- route een over- en opslag plaats (terminal) zou kunnen komen, in ieder geval binnen een straal van vijftig kilome ter van de Maasvlakte. Bij de beoordeling zijn kosten- veiligheids- en milieuaspec ten de belangrijkste criteria geweest. Er is niet alleen gekeken naar mogelijkheden voor een ter minal buitengaats. Een loca tie aan land is eveneens on derwerp van studie geweest. In het rapport scoort de Maasvlakte veruit de meeste punten. De Interdepartemen tale Commissie voor Noord- zeeaangelegenheden (ICONA), waarin topamb tenaren van alle betrokken ministeries zitting hebben, buigt zich momenteel over het uitgebrachte rapport en zal de regering, die uiteinde lijk de beslissing over het al dan niet aanleggen van een LNG-terminal moet nemen adviseren. Voorstudie Door TNO Delft is een omvang rijke voorstudie gemaakt van de civiel- en gastechnische aspecten van het project. Een aardgaseiland voor de kust zou een oppervlakte van on geveer tachtig hectare moe ten hebben. Er zijn drie types ontworpen. Allereerst een eiland waarin een volledige haven is opgenomen. De kos ten daarvan liggen weliswaar aan de hoge kant maar daar staat tegenover dat wel wordt bereikt „dat aan alle redelij kerwijs te stellen eisen, zoals bereikbaarheid, bedrijfsze kerheid en veilige ligging van schepen zonder voorbehoud kan worden voldaan". Een andere mogelijkheid is een eiland van het strekdam-type. Daar is geen haven in opge nomen. Voor de tankers wor den aan de oostzijde van het eiland (waar ze beschut liggen tegen golven en wind uit wes telijke richting) aanlegplaat sen gemaakt. Het eiland is dan een stuk kleiner. De kos ten aanzienlijk minder. Een derde buitengaatse moge lijkheid is het zgn. Single Buoy Mooring (SBM)-sys- teem, dat al op diverse we reldzeeën wordt toegepast. Het is een omvangrijke in de zeebodem verankerde drij vende boei, die flexibel is verbonden met een op de zeebodem gelegde aanvoer- leiding. Schepen kunnen op de boei worden aangesloten en hun lading lossen. Besparing De technische ontwerpgroep van TNO oordeelt dat een dergelijk systeem als alter natief voor een te bouwen ei land een geweldige financiële besparing kan opleveren. Maar concludeert deson danks dat een SBM-systeem voor de aanvoer van LNG (Liquified Natural Gas) naar Nederland om een aantal re denen weinig reëel moet worden geacht. Wind-, golf en stroomomstandigheden zouden een hoog percentage niet-werkbare omstandighe den tot gevolg hebben. Daar naast speelt nog het gevaar voor aanvaring. De locaties zijn ook beschouwd op nautische aspecten. Als ei sen worden onder meer ge steld dat de terminal zo min mogelijk hinder mag opleve ren voor het overige scheep vaartverkeer en dat de situa tie op korte afstand van de terminal zo dient te zijn dat benadering en binnenlopen alsmede het weer vertrekken' van de terminal, veilig is uit te voeren. Van belang is daarbij de afstand tot ondiepten en het verkeersbeeld van de ove rige scheepvaart. Uit het oog punt van planologie was het bij de beoordeling belangrijk alvast rekening te houden met toekomstige scheep vaartgeulen en ankerplaatsen voor de Nederlandse kust en het feit dat door de aanleg van een LNG-terminal rondom' het kunstmatige eiland in de toekomst bepaalde activitei ten, zoals de aónleg van an dere eilanden, niet meer mo gelijk zullen zijn. Capaciteit Ir.dien voor een aardgaseiland (de investeringskosten lopen uiteen van 1,4 tot 2,9 miljard gulden) voor de kust wordt gekozen zal, waar die ook komt, cr steeds via een zeeg asleiding een rechtstreekse verbinding met de Maasvlakte tot stand worden gebracht. Om de capaciteit van de terminal op te voeren kan vanaf het eiland een tweede leiding worden aan gelegd, maar een ander lan- dingspunt. Er zijn vier gebie den geselecteerd die daarvoor in aanmerking komen. Hoge ogen gooit het al eerder genoemde gebied ten noord oosten van Noordwijkerhout. Dan het opgespoten strand van Hoek van Holland, de Maasvlakte en tenslotte de kop van Goeree. Als maatsta ven hebben onder meer ge golden de mogelijkheid om vanaf de landingsplaats een tracé te ontwerpen naar het bestaande transportnet van de Nederlandse Gasunie en het niet kunnen optreden van kusterosie (uitholling van het duin door stromend water). Het achterland zou niet mo gen bestaan uit stedelijke be bouwing of kassengebied en bij voorkeur zou de gaslei ding geen waterwingebied mogen doorsnijden. Bij het onderzoek van TNO is uitgegaan van een jaarlijkse invoer naar Nederland van tien miljoen kubieke meter LNG met tankschepen die elk 125.000 m3 (vijf opslagtanks van 25.000 m3) kunnen ver voeren. Dat zou betekenen dat tachtig keer per jaar een tanker zijn lading bij de ter minal lost. Er is een ruwe schatting gemaakt van een kans op een kritieke aanva ring of stranding van de tan ker. Als uitgangspunt is ge nomen het bevaren van de route bij daglicht, goed zicht (meer dan 1500 meter), windkracht kleiner dan 7 (harde wind) en een gemid delde verkeersintensiteit. De kans op een kritieke aanva ring is gesteld op een keer in de 525 jaar, een stranding zou een maal in de 565 jaar voor komen. Een alternatief buitengaats afmeersysteem, de zgn. Single Buoy Mooring. Via een flexibele leiding kan de aardgastanker worden aangesloten op een in zee ver anker deboei waaraan een aanvoerleiding is verbonden. Veel goedkoper dan de aan leg van een eiland maar desondanks weinig punten scorend omdat hoofdzakelijk onder zeer gunstige weersomstandigheden gelost kan worden. Ook de gevolgen van een der gelijke aanvaring of stranding zijn globaal berekend. Er is vanuit gegaan dat er 25.000 m3 LNG vrij komt. De door verdamping ontstane gas wolk zal in geval van deflagra- tie (explosie met gering dru- keffect) tot 2 km van de plaats explosie ernstige instor tingen tot gevolg hebben. Be zweken ramen en deuren zouden tot op 4 km afstand voorkomen en lichte be schadigingen tot 8 km. In ge val van detonatie (explosie met groot drukeffect) ver dubbelen de schadeafstan- den. Zou detonatie binnen een straal van tien kilometer kust plaatsvinden, dan dat vele duizenden doden tot gevolg hebben. De kans op detonatie, is zeer gering en kan bijna worden uitgesloten. Er zijn zelfs deskundigen die de mogelijkheid van detona tie van een methaanwolk be strijden. Echter, zolang dat niet is bewezen zal, zo con cludeert de projectgorep LNG-terminal, de risico evaluatie van de situering van een terminal op de vaste wal in een ander daglicht komen te staan. Een andere conclusie van de projectgroep; het creëren van een terminal op een kunst matig eiland voor de kust zal zowel ernst als frequentie van het ergst denkbare ongeval aanzienlijk beperken. Het ri sico voor de bevolking wordt dan bijna geheel geëlimi neerd. De kans dat een gastanker op de kust strandt wordt groter naarmate het eiland dichter bij de kust ligt of naarmate de route langs onze kust langer wordt. Wat dat betreft komt de locatie voor Noordwijk (20 km uit de kust) het ongun stigst uit de bus. De overige locaties liggen een stuk ver der in zee. Er in theorie van uitgaande dat de keuze zou vallen op een vaste wal ter minal, zou het risico van overlijden ten gevolge van een ongeluk met het LNG- systeem voor de bevolking op of nabij de Maasvlakte te ver gelijken zijn met het over stromingsrisico voor de be volking achter de Delta-dijk. De constructie van de terminal zal ter plaatse de stroming verstoren en daardoor de golfbeweging op de kust in de r sturen, wat van negatieve invloed zal zijn op het kli maat. De werkgroep voorziet dan een verandering in fre quentie van voorkomen van mist en lage bewolking. Bij de keuze van een plaats wordt ook rekening gehouden met visserij belangen. De bedrijvigheid op en rond de terminal wordt gezien als e aanzienlijke verstoring een stuk Noordzee-rust- ..gebied. Van horizonvervui ling zal, in het geval Noordwijk, geen sprake zijn, zo is de verwachting, omdat terminal twintig kilome ter in zee vanaf het strand "slechts bij erg helder v Een nadere studie over de nega tieve milieu-effecten is nog niet afgerond. Nodig? Rapport Locatie III voor de kust van Noordwijk. Vanaf het eiland zijn twee pijpleidingen getekend. Een gaat er richting Maasvlakte, de ander verdwijnt ter hoogte van de Langevelderslag in Noordwijkerhout in de duinen om aansluiting te krijgen op het bestaande net van de Haarlemmermeer De werkgroep Veiligheid en Milieu van de projectgroep LNG stelde een rapport sa men over de milieueffecten van een terminal in zee. Tan kers die het eiland aandoen zullen (bij een aanvoer van 20 miljoen m3 LNG) zorgen voor een jaarlijkse verontreiniging van de Noordzee met tachtig ton niet-afbreekbare organi sche stoffen. Een sterke ver ontreiniging zal ook uitgaan van de lozing van met chloor behandeld koud water, dat vrijkomt bij het verdam pingsproces van LNG. Wethouder Ven Duijn: "Bedenkelijke Het Noordwijkse college van B W blijkt op geen enkele wijze te zijn ingelicht over de omvangrijke studie naar de wenselijkheid en mogelijkheden van de aanleg van een aardgaseiland voor de kust. De eerste schrikreactie van de wethouder van openbare werken C. van Duijn: "Voor ons is dit totaal nieuw. De eerste keer dat we er van horen. Op zijn zachtst gezegd is het natuurlijk een beden kelijke zaak dat men ons, als een van de betrokkenen, omtrent zo'n belangrijk projekt volkomen in het ongewisse laat. Het minste wat men had kunnen doen is ons laten weten dat een dergelijk onderzoek gaande is, ook al verkeren de plannen nog in zo'n pril stadium. Het is nu zaak zo snel mogelijk aan de weet te komen wat Noordwijk eventueel boven het hoofd hangt. Of gaat men er van uit dat ons oordeel niet belangrijk is?" Naast de elders in dit verhaal aangegeven gevolgen van een aardgas- eiland voor de Noordwijkse kust, zou in een voorkomend geval ook nog een bestuurlijk aspect om de hoek komen kijken. In het rapport wordt namelijk ook gefilosofeerd over de meest wense lijke bestuursvorm van het eiland. De werkgroep komt tot de conclusie dat wenselijk zou zijn het aardgaseiland bestuurlijk in te delen bij een gemeente. Als voorwaarde zou daarbij onder meer moeten gelden dat de betrokken gemeente niet ite ver van het eiland ligt verwijderd. Het aanleggen van eiland voor de kust, eventueel dus voor Noordwijk, hangt nauw samen met de vraag of Nederland dat gas nu wel zo nodig heeft. Volgens de pro jectgroep beschikte ons land per 1 januari 1976 over 1840 miljard m3. Veruit de grootste moot (1555 miljard m3) vormt het Gronings veld en de voor onze kust (continentale plat) aangeboorde hoeveelheden beslaan 235 miljard m3.' En dan is er nog een "kleine" portie (50 miljard m3) invoer- gas uit Noorwegen. ■Voor de toekomst verwacht men dat aan niet-bewezen re serves nog zo'n 600 miljard m3 uit de Nederlandse bodem kan worden gehaald. Bij el kaar voldoende om in ieder geval tot het jaar 2000 de bin nen- en buitenlandse afzet van gas te verzekeren. De projectgroep LNG -terminal komt tot de conclusie dat, re kening houdend met een te verwachten potentiële te kort-situatie aan energie in Europa in de tweede helft van de jaren tachtig, een LNG- i aanvoerproject een belang rijke toevoeging zou beteke nen aan de voor Nederland beschikbare gashoeveelheid. Brok Zo'n brok energie achter de hand zou ook nodig zijn om enigszins opgewassen te zijn tegen het huidige produktie- beleid van de oli'e-over- schotlanden. Dit laatste richt zich, zo staat in het rapport, steeds meer op geleidelijker uitputting van Europese olievoorraden "teneinde tot een voor deze aanbodlandei\ optimale afstemming van de produktie op de algemene economische ontwikkeling te komen. Een dergelijke ont wikkeling vereist dat alle voorzieningsmogelijkheden voor energie moeten worden geëxploiteerd en aangewend wanneer zich daartoe gele genheden voordoen". Met andere woorden: in en buiten Nederland zal een actief in koop- en exploitatiebeleid moeten worden gevoerd. De projectgroep komt op grond van economische en energie- politieke overwegingen (o.m. langer behoud van flexibili teit van eigen gasvoorzienin- gen, mogelijk werkgelegen heidseffect voor de scheep vaart) en uit het oogpunt van milieu tot de slotsom dat.aan- voer van LNG 'overwegend' als een goede zaak moet wor den aangemerkt en daarom realisering verdient. Het veiligheidsaspect zal bij de uiteindelijke beslissing echter een punt van overwe ging moeten blijven". De werkgroep economie heeft het LNG-project vergeleken met de alternatieve aanvoer van olie. De zgn. kosten-baten analyse valt uit in het voor deel van LNG. Ook teeen el- Kaar afgewogen door deze werkgroep zijn een vaste wal-locatie (Maasvlakte) en een eiland voor de kust. De keuze valt op een eiland.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 29