'Eerst soep en zeep; pas dan de zorg voor hun zieleheil' ZATERDAG 1 OKTOBER 1977 EXTRA PAGINA "Het roerloze water in de vijver was bedekt met een dikke laag groene, slijmerige materie. Aan de overkant van de vijver was deze korst door een zig-zag-spoor doorbroken. Daar had een vrouw haar drinkbeker gevuld. Elders zag men eveneens een wak in de groene massa: daar was een vrouw bezig een bad te nemen. Nog iets verderop zag men een vrouw de was doen. Ze sloeg het in de zon schitterende groene schuim uit elk kledingstuk alvorens dit droog te slaan op een platte steen. Erger nog: Eva den Hartog ontwaarde op dat zelfde mo ment de gehurkte gestalte van een man, vlak naast een boom aan de overkant van de vijver. Hij deed geen enkele poging om te verbergen wat hij aan het doen was. De man gebruikte de dorpsvijver als toilet. Hetgeen minder ver ontrustend zou zijn geweest als hij niet overduidelijk door acute bloederige dysenterie werd gekweld. 'Uit zijn van pijn samengetrokken lichaam stroomden zieke uitwerpselen, waarvan de ziektekiemen onher roepelijk via het grondwater in de dorpsvijver terecht zouden komen". ALPHEN AAN DEN RIJN - Bovenstaande scène staat beschreven in „Geen tijd voor bidden", het levens verhaal van de Alphense Eva den Hartog, tot voor kort majoor bij 't Leger des Heils, dat zojuist in de Ne derlandse vertaling in de boekhandel is verschenen. De koele gedetailleerde be schrijving van zo'n enkel beeld geeft, wellicht beter dan de harde cijfers over honger, ziekte en dood, de schrijnende ellende van Bangladesj aan. Ellende waar de Alphense jaren lang middenin heeft gestaan en waarvan zij zich niet meer los kan maken. „Soms", zo schreef ze in haar dag boek, "word ik zo treurig van dit alles, dat ik het liefst zo snel mo gelijk weg zou willen gaan, maar het is niet mogelijk je aan de wer kelijkheid van dit lijden te ont trekken". En laten „Ook al ga ik nu naar huis terug, ik voel steeds sterker dat ik in feite in Nederland niet meer thuishoor. Mijn hart ligt in de ontwikkelingslanden". Door Christa van Hees ,Jn ons rijke westen leiden wij allemaal een vervalst en verkeerd leven zolang het grootste gedeelte van de mensheid niets dan ellende en wanhoop kent Op dit moment is Eva den Hartog in Nederland, in haar huisje in Alp- hen aan den Rijn. Een thuisbasis in een westerse wereld waarin ze zich nog nauwelijks thuis kan voelen. „Ik geloof dat de westerse wereld leeft op een eiland van luxe en weelde in een grote zee van hon ger en ellende. En gaat het dan nu in Bangladesj misschien iets be ter, dan gaat het in andere landen weer slechter. Miljoenen kinderen worden op straat geboren, worden op straat gevoed, leven op straat, sterven op straatWe zullen dan ook ■méér de slappe houding van de christenen moeten vrezen, dan de kracht van communisme, so cialisme en kapitalisme Ik heb dat al eerder betoogd, men vond het schokkend. Ik zeg dat niet om te schokken, ik wil er iets positiefs mee bereiken". Doe-het-zelver Wie het levensverhaal van Eva den Hartog leest, opgetekend door de Engelse schrijver Henry Maule, vindt daarin een vrouw die beter dan menig ander, de ellende van die derde wereld kan verwoor den. Harder, nuchter, zakelijk Een vrouw die zich, zeker als het om onderdrukten of noodlij denden gaat, de kaas niet van het brood laat eten. Kolonel Stanley Hill van het Leger des Heils zegt van haar„Ze is op haar best als ze moeilijkheden of gevaren op haar eigen manier te gemoet kan treden. Als ze een maal in moeilijkheden verkeert, functioneert ze perfect. Eva den Hartog, nu 54, meldde zich op 19-jarige leeftijd aan als heilsoldate. In 1947 mocht ze naai de officiersopleiding in Parijs, waar ze al spoedig ziek werd. Zes weken voor het einde van de op leiding was ze zover beter dat ze naar Parijs terug kon en daar slaagde. die zonder hun hulp als vliegen zouden sterven. Soms vroeg zij zich vertwijfeld af wat er van het christendom te recht moest komen: "Ik word er doodmoe van. En ik vraag me op recht af of de huidige christenen overtuigend genoeg zijn om het hart en geweten van alle volkeren te kunnen beroeren". Wantoestanden Maar ook de autoriteiten in Bang ladesj en de rijke bovenlaag ont kwamen niet aan haar scherpe kritiek. Vele malen stelde zij te genover de autoriteiten de wan toestanden aan de kaak. "Er is van buitenaf ontzettend veel hulp het land binnengestroomd, maar deze is over het algemeen mislukt omdat de mensen alleen zichzelf kunnen helpen. Dit land heeft dringend behoefte aan een leider waar de mensen echt op kunnen vertrouwen...' Ik vrees dat we ons werk hier zullen moeten staken, niet omdat ze ons niet nodig hebben, maar wél om dat er geen enkele samenwerking is tussen ons en de plaatselijke doktoren. Ik ben diep teleurge steld, want ik zie hoe de massa moet lijden. De mentaliteit van dit volk zal sterk moeten veranderen wil er ooit redding zijn. Er is in dit land meer dan genoeg mankracht aanwezig, maar ze laten hun medemens hier rustig omkomen". Vervalst De hulpacties in Bangladesj zijn op gang gekomen en beginnen hun eerste vruchten af te werpen. Maar, vindt Eva den Hartog, als de westerse wereld denkt dat het daarmee gedaan is, vergist zij zich. "Wij leiden in ons rijke westen al lemaal een vervalst en verkeerd leven zolang het grootste ge deelte van de mensheid niets dan ellende en wanhoop kent. Ik ben elke keer weer geschokt als ik de mensen bij het zien van tra gische televisiebeelden uit lan den van het Verre Oosten hoor zeggen: "Zet af dat ding, ik wil die ellende niet zien". Wie zich af wendt weigert mens te zijn". Geen tijd om te bidden. Het ver haal van Eva den Hartog" door Henry Maule is een uitgave van Holkema Warendorf Bussum. Prijs f 17,90. In 1953 stapte Eva den Hartog het Leger uit om een verpleegster sopleiding te vólgen, waarna ze opnieuw in hel; Leger zou kunnen terugkeren. In 1957 was fiet zover en kreeg ze van de legerleiding- het verzoek naar de Belgische Kongo te gaan. Na een opleiding tropische genees kunde vloog Eva den Hartog eind maart 1958 naar de Belgische Kongo waar ze in Kinshasa de leiding van een moderne poli kliniek voor de armen zou krijgen. Ze zou er, onderbroken door enkele verlof perioden twaalf jaar blijven Niet voorbereid Eva den Hartog beleefde in de Bel gische Kongo historische Mo menten: op 30 juni 1960 werd Belgisch Kongo onafhankelijk. De vreugde daarover verstomde al snel toen kort daarna bloedige rellen uitbraken. Eva den Hartog leefde in Kongo vele jaren in voortdurende angst. Een gesprek met een roomskatho- lieke missionaris in de Kongo maakte zoveel indruk op haar dat zij zich zijn woorden vele jaren later nog herinnert: „Wij hebben - deze mensen niet naar behoren op de toekomst voorbereid. In het leven van een christen moet klaarblijkelijk méér gebeuren dan het houden van preken of het dragen van priestergewaden, of heilsuniforme.ikoms word ik zo treurig van dit alles, dat ik het liefst weg zou willen gaan, maar het is niet mogelijkje aan de werkelijkheid van dit In de nacht van 12 op 13 november 1970 werd Oost-Pakistan getrof fen door een wervelstorm die met een snelheid van 240 kilometer per uur over het land raasde en een reusachtige vloedgolf over het land sloeg. Die ramp kostte een miljoen mensen het leven en de hulpverlening kwam niet of ternauwernood op gang. De in West-Pakistan zetelende cen trale regering leek zich weinig gelegen te laten liggen aan het lot van de getroffen slachtoffers: er was geen rampenplan en de cor- ruptie vierde hoogtij... Begin 1971 verklaarde Oost-Pakis tan zich eenzijdig onafhankelijk en noemde zich Bangladesj. Een burgeroorlog was het gevolg en binnen de kortste keren telde het land zo'n acht miljoen vluchte lingen. Toen Eva den Hartog er - samen met de 27-jarige verpleegster Sally Birnie - op 18 juni 1971 ar riveerde vond ze het lijden van de mensen in het vluchtelin genkamp zó ongehoord en schokkend, dat ze betwijfelde of ze er ooit woorden voor zou kun nen vinden. Toen zij voor het eerst uitkeek over het vluchtelingenkamp zonk de moed haar in de schoenen. "Voor zover haar oog kon zien was er een stinkend moeras van plat getreden modder waarin ontel bare bruine lichamen lagen en za ten. De meesten waren al te ver heen om haar aanwezigheid op te merken". Eind september 1971 keerde Eva den Hartog voor korte tijd naar Nederland terug, waar ze inmid dels tot een nationaal bekende fi guur was uitgegroeid. Ze maakte zonder aarzelep gebruik van haar nieuwe "status". Bij elke gelegenheid riep ze mensen op geld, voedsel, medicijnen en verbandmiddelen bijeen te bren gen voor de miljoenen mensen Eva den Hartog: „We zullen mé moeten vrezen, dan de kracht lisme Kolonel Stanley Hill daarover „Ze was een geboren doe-het-zelver. Het ófficierschap bij het Leger des Heils was voor haar een voorwaarde. Ze wilde altijd de beste zijn in het werk dat ze deed". In die beginjaren werd Eva den Hartog geteisterd door ziekte. Tegenstanders geloofden dan ook dat ze nooit echt genezen zou en nooit werkelijk van enig nut voor het Leger zou kunnen zijn. r de slappe houding van de Christenen in communisme, socialisme en kapita- Er moet meer gebeuren dan het bouwen van kerken en dan te po gen die peperdure gebouwen vol te krijgen met een lofzingende gemeente. Nee, we hadden ons geheel aan het ellendige lot van deze mensen moeten wijden. We hadden niet zoveel geld mogen uitgeven voor het bouwen van kerken. We hadden dat geld moe ten gebruiken om hun lichame Als Eva later werd geconfronteerd met kritiek op het feit dat ze niet constant met de bijbel in de hand liep - "geen tijd voor bidden" - liet ze weten: "Iets dergelijks kan ik niet doen in een land waar zo veel leed heerst. Mijn plicht is het om de mensen eerst soep en zeep en pas dan de zorg voor hun zieleheil te geven". In 1967 maakte Eva den Hartog tij dens een ziekteverlof een toernee door Amerika, Canada en Enge land om er geld bijeen te brengen voor het zendingswerk. In 1968 keerde zij, voor de laatste maal, terug naar de Kongo. Dit keer als majoor. Ze zou er tot 1970 blijven. Bij haar terugkeer in Nederland werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Haar twaalf jaar in de Kongo noemde Eva den Hartog later "de geluk kigste tijd van mijn leven". lijk en geestelijk welzijn te be vorderen. Mijns inziens hebben we gefaald".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 23