Succes voor uniek uitzend bureau s nog niet op ZATEKDAG 27 AUGUSTUS 19' Ruim tachtig gehandicapten uit Arnhem en omgeving zijn door bemiddeling van het SUG A-uitzend bureau weer aan een „normale" baan geholpen - in Gelder land, maar ook bijvoorbeeld bij Samson in Alphen aan den Rijn. Werkgevers, die een gehandicapte in dienst nemen, aanvankelijk als uitzendkracht, later in vast dienstverband waren o.a. de provincie, enkele ge meenten, het bankwezen, particuliere onderwijsinstel ling, uitvaartmaatschappij, ontwikkelingsmaatschap pij etc. Enkele Suga-j 18-jarig meisje met nierklachten (een „sponsnier") was al enkele malen afgekeurd voor een administratieve functie in overheids dienst, maar kon via SUGA worden geplaatst bij een gemeente lijke dienst Bouw en Woningtoezicht; betonijzervlechter met een WAO-uitkering werd via SUGA be middeld als assistent op het laboratorium van een ziekenhuis, ondanks zijn beperkingen als gevolg van schedelletsel; 21-jarig meisje met veel psycho-somatische klachten, en enkele keren afgekeurd bij sollicitaties, werd geplaatst bij een ziekenhuis als assistente op de laboratoriumcentrale; een 44-jarige dame, ex-psychiatrisch patiënte, werkt nu als bejaar denhelpster bij een bejaardencentrum; een 28-jarige timmerman, wegens rugklachten ongeschikt voor zijn beroep, met gedeeltelijke wao-uitkering, is geplaatst als con cierge bij een scholengemeenschap; een bouwkundige met een spieraandoening, bij een bedrijfskeu- ring afgekeurd, werd via SUGA geplaatst in een leidinggevende functie bij een uitgeversmaatschappij in het westen des lands. „Van de 13 miljoen Neder landers hebben ruim 90.000 een of andere handicap. De meest in het.oog lopende zijn de 40.000 rolstoelge bruikers. Bij de overige ca tegorieën is hun handicap meestal niet onmiddellijk zichtbaar. Daardoor worden ze ook vaak niet geloofd, als ze vertellen dat ze gehandi capt zijn. Juist om die groepen weer aan een baan in de „gewone" maatschap pij te helpen, is onze stichting opgericht". De stichting „Uitzendbureau Ge handicapten Arnhem", kortweg SUGA, heeft net het eerste lus trum achter de rug. Volgens tel lingen van SUGA-secretaris J. Klip, in het dagelijks leven directeur-coordinator stichting Revalidatie Gelderland - heeft dit unieke uitzendbureau nu ruim 80 gehandicaptem een baan in het bedrijfsleven en bij de overheid bezorgd. „Een bescheiden suc ces", aldus secretaris Klip, „al moet wel worden bedacht dat de conjunctuur een weinig floris sant beeld vertoont, en er nog steeds sprake is van een afne mende werkgelegenheid, ook voor niet-gehandicapten". Hoe werkt het Arnhemse uitzend bureau, en hoe reageren deelne mers en werkgevers? SUGA-secretaris Klip: „Wij weten uit ervaring dat een gehandicapte meestal erg moeilijk aan een baan kwam. Aan de andere kant bete kent arbeid voor een gehandi capte veel meer dan alleen maar inkomen: hij of zij heeft het ge voel weer mee te draaien in de maatschappij, kan weer sociale contacten leggen, hetgeen frus- tratieverminderend werkt. Toch stuitte een gehandicapte bij het zoeken naar een baan op veel drempels: pensioenuitsluitingen, het niet of moeilijk toegankelijk zijn van gebouwen, hogere ver zekeringspremies, en een „afwe rende" instelling bij het al in dienst zijnde personeel bij werk gevers. Daarnaast is er een te wensen overlatende doorstro ming vanuit sociale werkplaat sen naar het vrije bedrijf. Het was duidelijk dat ook op het gebied van de arbeid de samenleving voor gehandicapten, „ontoegan kelijk" was. Omdat mentaliteits verandering een moeizaam pro ces is, werd besloten het initiatief te nemen tot het oprichten van een stichting, waardoor bijzon- dere faciliteiten beschikbaar zouden komen, waarmee gehan dicapten gemakkelijker over de „drempels" in het bedrijfsleven zouden komen". Drempel vertegenwoordigers van gemeen telijke sociale dienst, stichting Revalidatie Gelderland, bedrijfs leven, werknemersorganisaties, stichting Maatschappelijk Wel zijn, stichting „Het Dorp" te Arn hem, de Johanna-stichting, so ciaal werkvoorzieningsschap en de gemeenschappelijke medis che dienst. Over de SUGA- taktiek om gehandicapten over soms hoge drempels te helpen, zegt secretaris Klip: „Voorop staat de overtuiging dat als de ge handicapte maar eenmaal z'n baan heeft en meedraait, hij ook de kans heeft zich te bewijzen. Om dat te bewerkstelligen neemt de stichting gehandicapten het eerste jaar zelf in dienst, en plaatst ze dan op uitzendbasis bij het bedrijf of bij de overheidsin stantie waar een vacature is. Via ons eigen SUGA-loonbureau, ondergebracht in „Het Dorp" (waar eveneens gehandicapten- werken) worden de loonkosten berekend. De werkgever betaalt 'n toeslag van 3 procent op het loon, en daar draait SUGA van. Doelstelling van SUGA is van zelfsprekend te komen tot een normaal rechtstreeks dienstver band met het inlenend bedrijf. En naarmate zo'n bedrijf ei-varing opdoet met een gehandicapte uitzendkracht, wordt inderdaad in een belangrijk aantal gevallen zo'n vast dienstverband bereikt - dit alles op basis van normale lo nen en salarissen. We gaan er van uit dat een gehandicapte wordt betaald naar zijn functie en op leiding". Lift Volgens SUÓA-secretaris Klip zijn de reacties bij gehandicapten en bij de bedrijven die gebruik ma ken van dit uitzendbureau vrij wel allemaal positief. „In hooguit Door Theo de Jong 5 a 6 procent van de bemidde- lingsgevallen klikt het niet. Maar dat heb je ook bij niet- gehandicapten, daar ligt het ver loop zelfs op 9 procent. Het ziek teverzuim van gehandicapten is, in tegenstelling tot wat veel wordt gedacht, ook lager dan het gemiddelde: waarschijnlijk om dat men zo gemotiveerd is. En ook de werkgevers zijn tevreden. Wat de aanpassing van gebouwen betreft sommige bedrijven zijn wel in redelijke mate toeganke lijk, in andere gevallen kan dat zonder grote investeringen wor den gerealiseerd. En mocht een werkgever zeggen: „Ik wil wel een gehandicapte in dienst ne men, maar er is geen lift", dan zeggen wij als stichting des noods - „Wij betalen die lift". Gezien die gunstige ervaringen wil de Stichting Uitzendbureau Ge handicapten de activiteiten uit breiden. Als alleen al in en rond Arnhem een kleine 100 wao'ers, rolstoelgebruikers en andere ge handicapten aan een baan gphol- pen konden worden, dan moet dat landelijk zeker enkele dui zenden functies kunnen opleve ren - al past enige terughou dendheid vanwege de toene mende werkloosheid. Er is cjan ook enthousiast gewerkt aan het oprichten v,an een landelijke stichting, waarin de uitzendfor- mule van SUGA, in samenwer king met de Gewestelijke Ar beidsbureaus en begeleid door provinciale commissies, als een nieuw arbeidsmarktpolitiek in strument kan worden gehanteerd Beleid en verantwoordelijkheid komen in handen van een be stuurscollege, gevormd door uit bouw van de huidige SUGA, waarin zitting hebben: gehandi capten, revalidatieinstellingen, georganiseerd bedrijfsleven (werkgevers en werknemers), overheidsinstellingen (Sociale Zaken, gemeentebesturen etc), instellingen op het gebied van maatschappelijke dienstverle ning en organisaties voor de maatschappelijke gezondheids zorg. Geen voortuitgang Wie mocht denken dat zo'n stich ting na het Arnhemse succes er nu snel komt, vergist zich. Er is nauwelijks vooruitgang, niette genstaande het s.treven van het' kabinet om minstens 5 procent gehandicapten op te nemen in het totale Nederlandse arbeids plaatsenbestand - een beleids voornemen dat ook nog eens is neergelegd in het recent gesloten formatie-akkoord. SUGA-secretaris Klip: „Op het mi nisterie van Sociale Zaken is in middels de gedachte ontwikkeld om een - veel breder opgezette - landelijke organisatie voor moei lijk te plaatsen personen in het leven te roepen. Daarbij baseert men zich op het advies van de Raad voor de Arbeidsmarkt. Daarin werd een integrale aanpak voorgesteld voor middel van een pakket nieuw te treffen, of uit bouw van bestaande, regelingen. In die nieuwe landelijke organi satie zou, naast andere afdelin gen, ook een dienst moeten wor den ingebouwd die met name de belangen van de gehandicapten zo goed mogelijk zou dienen te behartigen. Dat overleg van SUGA-bestuur met beleidsamb tenaren van Sociale Zaken duurt intussen nu al ruim twee jaar, en heeft nog vrijwel niets tastbaars opgeleverd. Via deze krant zou ik dan ook aan het adres van minister Boersma een duidelijk pleidooi willen richten om eindelijk eens met die nieuwe organisatie voor moeilijk plaatsbare personen van start te gaan. We vergaderen regelmatig en lang, maar concrete maatrege len blijven tot op heden uit. Om dat wij allemaal met vrijwilligers werken, dreigt ons enthousiasme ook te verminderen. We overwe gen dan ook sterk via bevriende Tweede-Kamerleden in het par lement vragen te laten stellen over deze langlopende zaak. Want als de schattingen kloppen, zitten we straks in Nederland met een miljoen gehandicapten. Om van deze grote groep zoveel mo gelijk mensen aan een baan te helpen, moet er 'nu eindelijk in Den Haag wat gaan gebeuren". Lelystad tien jaar. De teenybopper onder de Nederlandse steden, dus. Je kunt het hem wel aanzien ook: een beetje brutale jongen die graag bluft maar, eenmaal in het hart gekeken, best ook ingetogen kan zijn. De bluf is aanwezig in de twee witte gebouwen van de rijksdienst voor de IJsselmeerpolders die, door hun hoogte en architectonische lef de macht van de Administratie aanduiden en aanpalende bouwwerken tot dwergen maken. De ingetogenheid vindt men ondermeer terug in het vele groen dat van Lelystad ongeveer een „parkstad" maakt, waardoor het niet eenvoudig is bij de overburen op tafel te kijken. Een „maakstad" is het ook, daar in Oostelijk Flevoland, die immense, door voornamelijk rechte wegen doorsneden polder van 54.000 hektaren, op zich al „maakwerk" van mensenhoofden en - handen. In dit aan het water ontrukte brok Nederland groeit niets organisch, zelfs de bossen (zo'n 6000 ha.) zijn door de mens, die grote bemoeial met de natuur, ingeplant. Organisch gegroeid is Lelystad al evenmin: het is een volstrekt aan de tekentafel ontworpen stad die nu 26.000 inwoners telt en die in 2000 - dat magische jaar - 100.000 mensen moet herbergen. Je moet er maar willen wonen, in zo'n voorgebakken omgeving. Demissionair staatsecretaris Michel van Huiten heeft er geen moeite mee. Hij is al sinds 1968 Lelystedeling en heeft eens gezegd: „De mensen die hier wonen vinden het geweldig". Dat kan best wezen, maar de buitenstaander die oude stadskernen is gewend lonkt vergeefs naar een scheefgegroeid poortje, een verweerde kerktoren, een met kinderhoofdjes gedekt bruggetje. Prefabbruin Op 31 augustus gaat landdrost Han Lammers er het sociaal-cultureel en sportcentrum Agora openen. Een vermetel gebouw met een te benutten oppervlakte van 9800 vierkante meter dat veertien miljoen gulden heeft gekost. In de horeca-afdeling is een zogenaamd „bruin" cafe ingepast - ook al is het „prefab-bruin", je zou het kunnen zien als heimwee naar die kroeg op de hoek van de gracht waar de dorpel is uitgesleten door de voetstappen van de jongens uit de buurt. Maar weg willen ze er niet meer, die 26.000, voorzover ze zich althans door leeftijd bewust zijn van hun Door H.J. Oolbekkink omgeving. Veel Amsterdammers zijn het, die de kans kregen aan de hoofdstedelijke woningnoodmisere te ontsnappen en hun oude stad toch op maar vijftig kilometer afstand weten. Er zijn er die al vanaf begin oktober 1967 in Lelystad wonen en straks, als de feestweken losbarsten, met trots kunnen terugzien op hun pioniersbestaan van destijds in die vlakke, de blik nergens remmende, polder. Weekend-huwelijk Er is ook iemand die al veel langer dan die tien jaar betrokken is geweest bij Lelystad. Het is Willem Mekkering (58), polderwerker. Op 29 juni 1957 werd Oostelijk Flevoland „droog" verklaard. Het ging toen om een 54.00 hektaren Willem Mekkering. dan twintig jaar polderwerken. grote zandvlakte die met riet en moerasandijvie was begroeid en je had een bepaald visionaire geest nodig om je in die on-Nederlandse wildernis bebouwing voor te stellen. Voor Mekkering kan dat echter niet zo moeilijk geweest zijn, want hij had toen al ruim tien jaar ervaring met polders. „Voor de oorlog had ik al van alles gedaan. Zie je, ik moest met mijn veertiende gaan werken, want op de ambachtsschool lukte het niet omdat ik links ben en je daar alles rechts moest doen. Zo ging dat in die tijd.Nou, ik heb in een winkel gewerkt, ik ben brandstoffenhandelaar geweest, noem maar op. In 1946 kon ik bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders komen". Willem Mekkering is in de stad Groningen geboren, heeft een gezin in Emmen en ziet dat gezin alleen in de weekeinden en vakanties. Zo gaat dat al 31 jaar. Want de polderjongens van Verkeer en Waterstaat huizen gedurende de werkweek in een kamp in Lelystad-Haven. Daar staan barakken die in de loop der jaren flink door het weer zijn aangetast; eenvoudige onderkomens voor buitenwerkers die het verzorgde bestaan van, zeg, een fabrieksarbeider niet aankunnen omdat ze, binnen muren gevangen, gek zouden worden. Daarom leiden ze liever een, in maatschappelijk opzicht, soort half-bestaan waarin alleen op zaterdag en zondag plaats is voor vrouw en kinderen. Buiten Een hard bestaan? Mekkering: „Ach, het is wel eens zwaar, maar dat werken buiten, dat telt, he. Je hebt wel eens de pest in, je wilt wel eens weglopen, maar dat doe je ook niet zogauw, want waar kan ik op mijn leeftijd nog terecht"? Willem Mekkering (na de oorlog, in de Noordoostpolder, stond hij sloten te graven met de spade) is nu opzichter bij drainage en riolering van Lelystad. Elke ochtend fietst hij de zes kilometer van het kamp naar de stad en controleert of het stedelijk gevoeg in juiste banen wordt geleid. Vanuit restaurant De Meerkoet, waar we praten, kijkt hij uit op wat hij allemaal heeft zien komen: aangename eengezinswoningen en een volmaakt gescheiden verkeerssysteem. „Waar dat nou staat had je een vlakte van opgespoten zand dat een meter dik lag. Dat zand kwam uit het IJsselmeer waar ze wel tot dertig, veertig meter diep hebben weggezogen. Maar het idee dat het hier vroeger water was, ach, dat doet me niks, ik ben tenslotte geen Hij heeft 31 jaar van zijn leven voornamelijk doorgebracht in een mannenmaatschappij. Moeilijk? „Het is wel eens moeilijk, maar je hebt het niet voor het zeggen altijd. Nou gaat het nog, want vroeger zat je met acht of tien man op een kamer in een barak en nu delen we een zitkamer met vier man en een slaapkamer met z'n tweeen. Alleen, ontspanning heb je niet veel. In het begin kregen we elke week een film of een toneel- of cabaretuitvoering, maar dat is er niet meer. Nou heb je de televisie, je kan eens wat biljarten of lezen of vissen". Een mooi lied In vele streekromans is het leven van de polderwerker bezongen als een hard maar rechtschapen bestaan waarin liefde voor de natuur een ruim aandeel had. Willem Mekkering is, in zijn lange jaren op het vlakke land, geen amateurornitoloog geworden. Als ik de rijke vogelschat van Flevoland ter tafel breng zegt hij alleen maar: „Er zitten hier veel fazanten. Als ik er eentje zou meenemen ben ik strafbaar, maar het kapitaal komt ze hier bij hopen doodschieten". Heeft hij er nooit behoefte aan om er eens helemaal uit te zijn, die onoverzienbare polder te ontvluchten? „Nou, met vakantie ga ik niet naar het buitenland of zo. Je bent al altijd weg, dus je bent blij dat je thuis bent en daar is trouwens altijd wel genoeg te doen. En je kinderen wil je wel weer eens zien. Hun opvoeding is toch al voor het grootste deel op mijn vrouw neergekomen". Twintig jaar werkt Mekkering nu in Oostelijk Flevoland. Het kost hem drieeneenhalf uur om in het weekend van Lelystad naar Emmen te komen. Maar wonen in Lelystad wil hij niet. Kan hij niet. De huizen zijn hem te duur. De cassetterecorder in het restaurant laat „De Zuiderzeeballade" horen. „Ja", zegt Willem Mekkering, „dat vind ik een mooi liedje Een minuut later stapt hij weer op de fiets en pedaleert met geoefende tred weg in de lichte nevel. Lelystad heeft de feestmuts nog niet op.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1977 | | pagina 21